De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 8 maart pagina 2

8 maart 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 715 JSS, i* van Europa, dat ons voor medeplichtig houdt aan hunne dwaasheden, hetgeen volstrekt niet waar is. »In korte woorden, lezers: dit duurt nu reeds twintig jaren, maar men moet weten ?wat men wil. In deze wereld zijn tusschen de volken slechts twee toestanden mogelijk, die van oorlog en die van vrede. «Willen wij den vrede bewaren of willen wij den oorlog verklaren? Dat is de vraag. Willen wij in vrede blijven, dan zijn al onze woo'rden nutteloos; willen wij den oorlog verklaren, dan is ons geheele gedrag on zinnig." Saint-Genest vleit zijne landgenooten klaar blijkelijk niet, maar zijn verstandige woorden kunnen in de gegeven omstandigheden van zeer groot nut zijn. Te meer omdat hij niet alleen staat, en omdat zoowel van Fransche als van Duitsche zijde wordt1 erkend, dat betreurenswaardige fouten zijn begaan. Op den dag nadat de echt-Bismarcksche maatregel der verscherping van den pasdwang was genomen, hield de rijkskanselier Von Caprivi eene redevoering, die niet min der echt-Bismarcksch was. Het heeft er in derdaad veel van, of men in Duitschland het schip van staat weder in den ouden koers wil sturen. Aan de orde was een door de regeering ingediend ontwerp tot het verleenen van dienstpremiën aan officieren. Dit werd door de linkerzijde bestreden en door de rechterzijde verdedigd; terwijl ten slotte een compromis werd aangenomen, dat door den heer Windthorst was voorgesteld en waarbij aan de regeering ongeveer drie vierden werd toegestaan van hetgeen zij had gevraagd. De leider der Duitschvrijzinnigen, Eugen Richter, had bij deze gelegenheid eene kalme en zaakrijke rede gehouden. Nadat de beslissing reeds was ge vallen, wendde de minister zich plotseling tegen de Duitsch-vrijzinnigen, verweet hun, dat zij slechts konden afbreken en nooit mede wilden opbouwen, dat hij noch hun steun, noch zelfs hun goedkeuring begeerde, en dat hij zich eigenlijk nooit recht op zijn gemak gevoelde, wanneer de heer Richter en de zijnen het met hem eens waren, omdat hij dan begreep, dat hij het wel niet aan het rechte eind zou hebben. Kortom, de Duitschvrijzinnigen werden, zooals in den goeden tijd van vorst Bismarck, voor vijanden des rijks verklaard, met welke de regeering niets te maken wilde hebben. Er bestond voor dezen plotselingen aanval geen rechtstreeksche aanleiding. De heer Von Caprivi was niet driftig of opgewonden, zoo als zijn voorganger soms kon zijn, als deze in toornige, kort afgebroken, bijna hakkelende zinnetjes zijn anathema over de een of andere partij uitsprak. Integendeel, de rijkskanselier sprak, als gewoonlijk, goed en in weidoordachten vorm, in net afgeronde zinnen, maar scherp, met eene commando-stem, »alsof hij te paard zat" zooals ooggetuigen zeiden. Het was duidelijk, dat men hier te doen had dan de anderen, en van de velen, die dat hadden opgemerkt, wist natuurlijk niemand 't beter dan Clémence. 't Is niet noodig te zeggen, dat Clémence Farréeen bekende persoonlijkheid was, evenmin als 't betoog behoeft, dat bij meer dan n lid der zeevarende bevolking het denkbeeld opkwam, dat zij een geschikt meisje voor hem zou zijn, misschien ook wel eens een geschikte vrouw zou kunnen wor den. Zij had dan ook successievelijk met verschillende aanbidders »verkeeriiig gehad", maar tot een huwelijk was het nooit gekomen. Of die heeren der schepping niet voldeden aan de eischen, die zij meende aan den man harer keuze te kunnen stellen, en of zij hun daarom na eenige maanden van nadere kennismaking de bons gaf; of dat haar innerlijke bekoorlijkheden geen gelijken tred , hielden met de uiterlijke, en de heeren het raadzamer achtten, zich niet aan een verbindtenis voor het leven te wagen, moge hier onbeslist blijven. Maar zeker is het, dat Clémence nooit lang achtereen, overtuigd scheen te zijn van de waarheid van het woord : »Es ist nicht gut allein zu sein/' En nu had haar beeld zich weer vastgezet voor een paar jonge oogen, wér had zij een licht ontvankelijk hart sterker doen kloppen. Dat waren de oogen en het hart van den tweeden luitenant Van Baarle. Verliefd zijn, of zich verbeelden verliefd te wezen, is op zich zelf reeds een bezigheid en helpt, vooral in een kleine plaats, vele uren korten, die men, zonder dat hulpmiddel, met de ziel onder den arm zou doorbrengen. »I1 faut chercher son plaisir on on Ie trouve'", zei Van Baarle, praatte zich zelf voor dat hij verliefd was, en vond dat voor het tegen woordige een zeer aangename tijdpasseering. »'n Eeuwig knappe meid, die Clémence ! en die oogen, die diepe blauwe oogen ! Als ze je daarmee aankijkt, kerel, waarachtig, dan voel je jezelf niet meer!" En Van Baarle liet zich kalm voortwiegen door zijn zoete droomen en begon zachtjes aan tot de overtuiging te geraken dat zijn liefde de ware liefde was. Hoe hij tot die overtuiging kwam ? Ja, met eene kunstmatige, zorgvuldig voorbereide verontwaardiging. Men wist trouwens sedert eenige dagen, dat zoo iets moest komen. De agrariërs en de protectionisten waren angstig geworden en wendden de blikken veel te veel naar de zijde van Friedrichsruh. Voor concessiën aan de rechterzijde scheen het oogenblik niet gekomen; mogelijk zou een afstraf fing van de linkerzijde hetzelfde doel doen bereiken. Inderdaad is dit in zoover het ge val geweest, dat de rechterzijde hare vreugde onverholen te kennen gaf, en de stellige ver wachting uitsprak, dat voortaan de oude koers weer zou worden gevolgd. Evenals de heer Von Bismarck werkt de heer Von Caprivi in den laatsten tijd weder met schrikbeelden. Doch hij wijst niet op een dreigenden buitenlandschcn oorlog, maar op de veldwinnende macht der sociaal-democratie. Zoo zouden onder anderen de onderofficierspremiën dienst moeten doen om de uitbreiding der sociaal democratie togen te gaan ! Terecht werd van de linkerzijde opgemerkt, dat tle heer Von Caprivi door zulke overdreven voor stellingen meer kwaad dan goed deed. Zal de heer Von Caprivi den ouden koers blijven volgen? Zal men een régime Bismarck zonder Bismarck verkrijgen, eene toenemende spanning in de buitenlandsche en binnenlandsche verhoudingen ? De hemel beware ons daarvoor. Maar het heeft er wel iets van. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Tooneelgezelschap v. Lier: Thermidor. Op Zaterdag 24 Januari werd te Parijs door de Comédie Frangaise voor het eerst vertoond een nieuw drama van Sardou, waarvan reeds lang ver teld was, dat het iets zeer bijzonders zou zijn. Het droeg den naam Thermidor, speelde tijdens de revolutie, even voor en na den val van Robespierre, en was voornamelijk geschreven om Coquelin een succes-rol te bezorgen, zooals Sardou met Védora, La Tosca, Théodora en Cléopatre voor Sarah Bernhardt deed In ons nommer van l Februari hebben wij den inhoud verteld, en ook vermeld dat bij de tweede voorstelling het publiek zooveel blijken van afkeu ring gaf, dat de regeering moest bevelen de vertooningen te staken. Sardou heeft namelijk niet geschroomd met forsche trekken al de ellende te schetsen, die geleden werd door de moordzucht van Robes pierre en zyn aanhangers. Het waren destijds niet meer de aristocraten, de verdrukkers, die door het razende volk naar het schavot werden begeleid, als een oi'i'er voor het leed in Frankrijk onder de laatste koningen geleden, het waren ongelukkige onschuldigen, grijsaards, vrouwen en kinderen uit het volk, die door het Schrikbewind bij karren vol naar de slachtbank werden gestuurd. Parijs was een moordhol geworden; geen vreem deling kon er zich wagen ; kloosterlingen, artisten en burgers, allen die niet mededen bij het brullen van de Marseillaine en het dansen van de Carmagnole werden, gevat en gedood. Zelts, zooals Martial lluc/on, de hoofdpersoon van Thermidor, uitroept, zelfs de bloedverwanten van hen. <Mo voor Frankrijk streden en hun vrouwen, verloofden dat valt moeilijk te zeggen. Wat er gespro ken werd als Clénieuce en hij elkaar «toe vallig" ontmoetten, officieel konden die ontmoetingen uit den aard der zaak niet genoemd worden dat wist men niet en zal men waarschijnlijk wel niet Ie weten komen. Maar het vermoeden is misschien gewettigd, dat Clémence niet onge voelig was voor de huldigingen van een of ficier en daaraan eenige meer practischc denkbeelden vastknoopte, waarvan de uit voering door haar persoonlijkheid vergemak kelijkt zou worden. Hoe het zij, er begonnen zich bij van Baarle ernstige verschijnselen voor te doen. Men zag hem alleen, niet een peinzend gelaat, dooi' de stad dwalen; men kon hem over het witte strand zien drentelen, starend over de nimmer rustende golven, waarin hij misschien een beeld zag van de onrust in zijn borst. Hij vermeed de sociëteit, de onontbeerlijke, en beantwoordde met een gedwongen glim lach de belangstellende navragen van zijn meer intieme kennissen omtrent het «voor werp zijner min". i/H ij loopt tegen de lamp aan, let eens op wat ik je zeg", sprak de eerste luitenant Werthers en strekte gemakkelijk zijn beenen op de haard plaat uit, toen op een laten avond, en petit comité, op de soos, de zaak ('lémence, die natuurlijk voor niemand een geheim was, ter tafel werd gebracht. »Och wat, hij zal toch zoo stom niet zijn ! Verbeeldt je, een loodsmcisje!" »Ja, wacht 't maar eens af. Wil ik je eens wat zeggen, de kerel is verliefd en ze pro voceert hem. Clémence heeft groote plannen en ze houdt hem aan 't lijntje, maar. .. altijd distantie bewaren, snap j'cm. Ze pro voceert hem, mijn kop er af, als "t niet waar is, en als hij niet oppast, vliegt hij erin. Je moet mij de meisjes maar loeren kennen, jelui jonge broekjes, ik ben er een van de garde en ik zeg je, dat Clémence bl ... goed weet wat ze wil. Geef mij nog een halve !" Zoo sprak de garde met diepe overtuiging maar Farrédacht er anders over. (Slot volgt). en kinderen waren niet veilig! Men streed voor de eer van de Republiek, en als men terugkwam zond tot loon zijner daden het Schrikbewind wat men het liefste had naar het schavot. De straten van Parijs waren gedrenkt met bloed, het schavot was reeds voor de derde maal ver plaatst, omdat de grond weigerde meer bloed op te nemen, de ossen, die voor de triumfkar van het beeld der Vrijheid gespannen waren, weiger den voort te gaan en bleven met verwilderde oogen en opgetrokken neusgaten de bloedlucht opsnuiven. Dat heeft Sardou geteekend ; wel laat hij het niet vertoonen, maar hy beschreef het met die ijzingwekkende zekerheid, waardoor hij het publiek zoo weet te treffen. Hij laat het vertellen door zijn hoofdpersonen, en geeft aan het verhaal een accompagnement van voorbijrollende karren met veroordeelden, van kloosterlingen, die het Sulre Reyiiia. zingen, terwijl het volk om hen heen de Murseiüaise krijscht. Het moest trell'en, en het deed dit ook, maar anders dan Sardou zich had voorgesteld. Hij had de zwarte zijde der revolutie willen laten zien; de licht ontvlambare republikeinen onder aanvoering van eenige oud communemannen zagen er een beleediging in. j Sardou liet Mnrtial uitroepen: Diit een repuj bliek, dat een revolutie, dat de vrijheid? Maar dat is juist wat wij zoo verafschuwden in het verleSen, wat wij onmogelijk wilden maken in de toekomst! dat is de Bartholomeusnacht, de Dragonnaden, de Inquisitie, de brandstapel dat is niet de republiek, dat is het despotisme. Het is de tyrannie en de ergste van allen het is [ de tyrannie van bet canaille!" i Die tirade, hoe juist ook, was het publiek te ! veel, men begon een rumoer, dat met het verbod van het stuk eindigde. Zooals men weet, is deze zaak in de Fransche Volksvertegenwoordiging ter sprake gebracht en kwamen Jos. Reinach, hoofd-redacteur van de Eéfiublique Franraise en Henry Fouquier tegen het verbod op. Zoo was Tliermidor binnen drie dagen wereldberoemd, en menig schouwburgdirec teur in den vreemde spitste er zich op, het nieu we drama aan een belangstellende menigte voor te zetten. Het deed er niet meer toe of de figuur van Ijübussière, den tooneelspeler die gezegd wordt j door verduistering van papieren vele onschuldigen | het leven gered te hebben, historisch was ; 'liter- ' midor was meer dan een succes-stuk: het was een \ rumoerstuk geworden. Hiervan hebben de h.h. v. Lier een handig maar in. i. niet aanbevelenswaardig gebruik ge maakt. Zij hebben het drama doen reeonstrueeren door een bekend tooneelschrijver, hier te lande, en hun tooneelgezelschap vertoont nu een Thermidor Sardou vrij nagevolgd". De meest pakkende scïmes komen daar in voor, wel niet met de krachtige pen van Sardou geteekend, maar toch geschikt om een denkbeeld te geven van wat te Parijs vertoond is. Waarde bezit deze navolging niet, maar voor de nieuwsgierigen is het v?el aardig te zien, hoe het ongeveer was. Een nadeel is het natuurlijk dat het publiek zich om de politieke imaestie weinig bekommert. Dit alles bekend aannemende, is de vurtooning niet geheel onverdienstelijk. \ Aan monteering en regie is vrij wat zorg be- j steed, zooals vooral in het eerste en in het laatste bedrijf bleek. In het derde bedrijf wordt de val van Robespierre door de iiguranten wel wat heel kalm opgenomen, in het tweede bedrijf hoort men het zingen der nonnen m. i. te lang. Mevr. Potharst en de heeren Potharst en Veltman spelen do hoofdrollen. Ik zou den heer C. Lageman wel eens wat meer op den voorgrond ge.bracht willen zien. Fu. SCHULDIG." Het nieuwe drama van RICH.VBD Vos/. In het Deutsche Volkstheater" te Weenen is op '20 Februari van Richard Vosz een drama ge speeld, dat ofschoon op een oud gegeven, een onschuldig veroordeelde, berustend, uitstekend van behandeling schijnt te zijn en een groot succes heelt gehad. Stijl en voorvallen zijn realistischcenvoudig, en niet realistisch grof; alles maakt den indruk van waarheid, en daardoor een zeer krachtigen indruk. De rechters zijn hier niet, zooals in andere justitie-drama's, hartelooze idioten, maar fatsoenlijke menschen met verstand en ge voel ; de grond der dwaling is zoo waarschijnlijk mogelijk gemaakt. De handeling is de volgende: Wij bevinden ons in eene groote stad van Noord-Duitschland. De tijd der handeling is de tegenwoordige. Het tooncel stelt het binnenste van ecu paleis van justitie voor. Do president van het hof deelt den gevangenis-directeur mede, dat een man, die reeds twintig jaren wegens moord in gevangenschap heeft doorgebracht, on schuldig is. De ongelukkige wordt kortweg num mer ,'i7'' genoemd. Zijn burgerlijke naam was Thomas Lehr, nu is hij nog slechts een nummer. De ware moordenaar heeft, doodziek, zijne schuld aan een priester gebiecht; de geestelijke heeft den president van bet hof geroepen en in tegen woordigheid van dezen don zieke, een millioiiair, die uit Californiüis gekomen, William Smith ge naamd, zijne bekentenis laten herhalen. De ge vangenis-directeur vindt de vroeselijke onthulling alleen lastig'' en vreest dat die nare couranten'' het geval tot een ..sensatie-historie" zullen op werken. De president is menschelijker van op vatting. Hij heelt indertijd, als ambtenaar van het openbaar ministerie, juist de veroonleeling van no. .'i7 moeten vragen. Ilij is nu door de ontdekking geheel ontdaan : ook de griffier die de bekentenis van den beweerden Californiër heeft moeten opteekenen, is zeer door het geval getroffen. Men roept een oppasser van de gevangenis; hij moet inlichtingen geven omtrent No. .'i7. O, dat i= ..tegenwoordig'' zijn bedaardste nummer. Het is wel niet altijd zoo geweest. In de eerste jaren van zijn gevangenschap was de man wild en kwaad aardig; hij heeft beproefd te vluchten, maar dit is hem niet gelukt; toen heeft hij beproefd zich met een glasscherf, die hij op de binnenplaats der gevangenis gevonden had, de aderen open te snijden, om een einde te maken aan zijn leven, maar hij is gelukkig nog bijtijds gered, Met het verloop der jaren is hij nu stil en gedwee geworden; hy gaat zelfs voor stompzinnig door. No. 37 wordt nu zelf gehaald. Het is niet meer dan de schaduw van een mensch. Zeer moeielyk gelukt het, iets uit hem te krijgen. Hij is geheel apathiek. Enkele malen schijnt het, alsof zijn denkkracht weer zou ontwaken, wanneer de pre sident hem niet als No. 37, maar met zijn naam, Lehr, aanspreekt. Zelfs eenmaal fonkelt het als een bliksemstraal in zijn oog; de president heeft hem naar zijn vrouw en kinderen gevraagd. Maar spoedig vervalt hij weer in volkomen onverschil ligheid. Hij wil naar zijn cel terug; hij wil rust hebben; ze heeft hem duur genoeg gekost. Langzamerhand toch gelukt het, Lehr tot spre ken te brongen. Intussclien heeft men, zooals te begrijpen is, voel zorg gedragen voor den zieken William Srnitb. De dokter heeft medegedeeld, dat de zieke weer tot bewustzijn gekomen is, de crisis is voorloopig overmeesterd, er is voor het oogenblik geen gevaar, en zelfs maakt hij geen bezwaar tegen het overbrengen van Smith uit het prachtig h<>;el waar deze is afgestapt, naar de ge vangenis. Inderdaad verschijnt Smith, op eene verpleeg ster en zijn kamerdienaar leunend. Ilij wil zijne bekentenis herroepen; Lehr wordt met hem ge confronteerd; ontzetting grijpt den kranke aan, als hij den geest van zijn verraden vriend, uit het graf opgestegen, voor zich meent te zien. Nu kan hij niet meer loochenen. Thans oerst vernemen wij de toedracht der feiten, die tot den moord geleid hebben en Lehr sinds twintig jaren in den kerker doen versmachten. Thomas Lehr en zijn beste vriend Wilhelm Schmidt waren tegelijk in dienst bij do handelslirma lliiuslcr ur.d otin. Lehr als klerk, Schmidt als kantoorknecht. Lehr was pas even twintig, toen hij trouwde. Zijne vrouw, Martha, schoon als de morgeuzon, beminde hem trouw en innig; zij was nog veel jonger. Uit hun huwelijk ont sproten twee kinderen, een jongen en een meisje, Karl en Julie. Schmidt was een huichelaar en deugniet i hij viel de mooie Martha lastig, die hem met kracht de waarheid zeide. Uit wrok besloot Schmidt zich op het echtpaar te wreken; zorgvuldig echter verborg hij zijn ware gevoelens, bleet Lehr'» vriend, sn wou diens geheele vertrouwen. Op een avond kwam de jonge patroon, een vivcur, op het kantoor, om geld te krijgen. De kautoorkuecht Schmidt, die al lang met het plan had rond geloopen om eens bij gelegenheid een diepen greep in de kas te doen, en dan naar Amerika te gaan, vond thans de gelegenheid gun stig. Daar staat de jonge man voor de open brandkast; hier ligt een pistool, dat Lehr opzijn vriends raad gekocht heeft, met het oog op een uitstapje naar buiten. In het kantoor is niemand, geen enkele getuige . .. In het volgend oogenblik knalt een schot; de jonge Ilausler valt, in het hoofd doodelijk getrof fen, neer; Schmidt pakt uit de kast bijeen al wat hij kan. Daar komt Lehr, om het pistool dat hij vergeten heeft te halen; i'hmidt heeft maar even tijd om zich te verschuilen; Lehr ziet door de open deur, die van zijn bureau naar dat van den patroon voert, het lijk van den jongen man. Ver schrikt ijlt hij er op toe en wil het van den grond opheffen, waarbij hij zich met bloed be zoedelt. Bij den verborgen moordenaar is intusschen eene helsche gedachte opgekomen ; alsof hij zóó van buiten kwam, treedt nij op Lehr, die nog met den doode bezig is, toe, en roept hem toe: Thomas, wat heb je gedaan!" Xog vóórdat Lohr zich rekenschap heeft kunnen geven van het voorgevallene, heeft Schmidt hem uit do open brandkast geld in den zak gestopt, en raadt em dringend, te vluchten, Dan maakt Schmidt zelf alarm ; hij wijst Lehr als den moor denaar aan, en men neemt dezen in arrest. De aanleiding tot de misdaad is spoedig ge vonden; het moet jaloezie zijn; de jonge Hausler had. Schmidt had het zelf herhaaldelijk aan Lehr verteld, het de mooie Martha lastig ge maakt. Lehr was zeer prikkelbaar en had van zijn vijandschap jegens don jongen patroon ook tegenover andere heeren van het kantoor geen geheim gemaakt. Het proces duurde niet lang; Schmidt was de voornaamste getuige a charge, en Lehr kon niets doen dan zijn onschuld verzekeren; hij kon zelfs geen ander noemen, die de misdaad kon bedreven hebben. Hij werd schuldig verklaard en tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Schmidt intusschen verliet Europa. In Californi werd bij millionnair en twintig jaar later dreef zijn verlangen hem naar zijn vaderland, naar de plaats^ waar de misdaad bedreven was, en waar hem eindelijk de Xemesis bereikte. Met zijne bekentenis, na de confrontatie met Lehr. dien hij sinds lang dood waande, sluit de eerste acte. # * * Het tweede bedrijf doet ons zien, hoe het in tusschen met bet gezin van den onschuldig ver oordeelde gegaan is Dit is het verschil met vroegere justitiedrama's, waar met het rechtvaardigen van den beschuldigde gewoonlijk alles weer in orde was, terwijl hier eerst het drama recht begint. Vijf jaar lang hoeft Martha haren man geregeld de hartelijkste brieven geschreven; nog steeds was zij door trouwe liefde aan hem verbonden. Toen hielden de brieven op; waarom? De arme vrouw was der wanhoop nabij. Zij had geen brood meer voor hare kinderen. In den hoogsten nood nam zij de hulp aan van den handelsagent Kramer, die de altoos nog zeer mooie vrouw met alle middelen trachtte te winnen, l.'it schaamte durfde Martha nu haren man niet meer schrijven. Zij haatte Kramer, maar kon zich niet meer aan zijne klau wen ontworstelen. Onder het bewustzijn harer schuld verloor de arme vrouw langzamerhand alle moreele kracht, alle weerstandsvermogen. De beide kinderen, die op school moesten hooren dat hun vader een moordenaar was, en zat", zijn verbitterd, norsch en onhandelbaar geworden. Hun karakters zijn door Vosz meesterlijk geteekend. Karl is een degelijk werkman; hij is sociaal-demokraat geworden. Julie is even mooi als hare moeder was; beide zijn tusschen goed en kwaad geslingerd. De hun aangeboren goede eigenschap pen strijden met den invloed van gebrek, verne dering en de in twijfelachtig gezelschap verkregen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl