Historisch Archief 1877-1940
No. 715
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
levensbeschouwingen. Zy houden van hunne moeder,
maar veroordeelen de betrekking van deze tot
Kramer, dien zij verafschuwen.
Nu volgen de aangrijpende tooneelen, in zeer
verschillend genre, elkander op. Een kabinetstukje
is de ontmoeting tusschen de mooie Julie, en
Berger, een welvarend buitenman, dien Kramer
daar in huis gebracht heeft, met het doel hem
het mooie meisje te verkoopen. De beide jonge
lieden. Berger en Julie, zijn in den grond
fatsoenl\jke karakters; zij leeren elkander liefhebben en
worden in stilte verloofd. De geschiedenis van
deze verloving is eene kleine poëtische parel in
het overigens zoo sombere stuk.
Karl wil zijne moeder van haren beschermer
bevru'den ; zij heeft echter niet de kracht zich van
dezen los te maken; zij is te bang voor hem. Ver
ontwaardigd over deze voortdurende schande, en
door den drank opgewonden, haalt Karl eene bijl,
om met Kramer af te rekenen." Terwijl hij dezen
afwacht, verschijnt de vrijgelaten Lehr in de her
berg, die Martha houdt. Vader en zoon kennen
elkander niet; hunne ontmoeting is een der
treffendste van het drama. Hoe de zoon zijn haat
tegen het bestaande te kennen geeft, hoe hij zijn
plan om zich aan den gehaten man te vergrijpen
verraadt, hoe de vader dan den hem onbekenden
zoon er toe brengt, de bijl weg te werpen en
zjjn misdadig plan op te geven, dat alles heeft
Richard Vosz meesterlijk geteekend.
Daarop volgt de scène der herkenning tusschen
Lehr en Martha; zij is aandoenlijk en treffend.
In het geluk van het wederzien met den man,
dien zij nog steeds innig liefheeft, vergeet Martha
geheel den handelsagent Kramer, en Thomas Lehr,
die van hunne verhouding geen vermoeden heeft,
geniet enkel zijn geluk.
Nu komt Kramer, die zijn avond in slecht ge
zelschap heeft doorgebracht, waggelend aan.
Martha hoort zijn zwaren voetstap en sluit snel
de buitendeur af. Met moeite weet zij haren man
te bewegen eenigen tijd in de kamer te gaan;
dan opent zij de buitendeur. Kramer is boos; hij
behandelt haar op zijn gewone, hondsche manier.
Van scheldwoorden komt hij tot daden; maar
Thomas Lehr, die teruggekomen is en een deel van
den twist heeft vernomen, stort, buiten zich zelf
van woede, op Kramer. De bijl, dien hij Karel
heeft doen wegwerpen, ligt er nog. Lehr neemt
het wapen van den grond op en slaat er den man
die zijn vrouw heeft tot schande gebracht en
getiranniseerd, mee dood. Hij wordt gevangenen,
nu niet meer onschuldig, wegens moord weggeleid.
Het middengedeelte van het stuk is zeer schoon,
en het geheel is zeer aangrijpend. Enkele on
waarschijnlijkheden of slecht gemotiveerde feiten
zijn aan te wijzen ; maar gedurende de handeling
doen zij zich niet al te sterk gevoelen. Het stuk
werd uitstekend vertoond en zal zeker een lang
leven hebben. Curieus is het, dat de
Weencrpolitie in den beginne eenig bezwaar tegen de
opvoering gemaakt heeft. Zij refereerde zich
intusschen aan de censuur van het ministerie en
deze was liberaler van opvatting. Toch is er nog
wel geschrapt in den tekst; natuurlijk allerlei
onschadelijke dingen, terwijl men andere, in
denzelf der geest en krachtiger, heeft laten staan.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
De Hollandsche vertalingen van libretto's van
opera's hebben een zekere beruchtheid verkregen,
vooral in de eerste jaren van bet bestaan van
de Ned. Opera. Er waren vertalingen die zeer
schoon mochten genoemd worden, doch er wa
ren er ook die ieder dichterlijk gemoed de haren
te berge deden rijzen en ook met de klemtonen
werd dikwijls heel slecht rekening gehouden.
Van de vertaling van Lohengrin door J. Leeu
werik, is, wat de klemtonen aangaat, veel goeds
te zeggen. Ik heb geen enkel verkeerd accent
gevonden, doch wel eene te letterlijke vertaling,
waardoor een groot aantal Germanismen zijn
ontstaan Tmumselip ist dia eiile Mag d, is ver
taald door: Droomzalig is de ijdele maagd. Ook
wordt versvroeken vertaald door: versproken.
Het verkeerde accent (volgens onze uitspraak
althans) dat Wagner op 'Brabant heeft gelegd
is verholpen door het te vertalen: dit land. Daar
echter dit land nog al heel dikwijls terugkomt
en ieder nu eenmaal aan Bra.hn.nt gewend is,
ware dit toch allicht even verkieselijk geweest.
Afgescheiden van bovenstaande opmerkingen is
de vertaling over het geheel gemakkelijk te zin
gen en dus bespreek ik thans het muzikale ge
deelte.
De opvoering van Lohengrin door de ved.
Opera is als een proefstuk op een tot dusver
niet betreden gebied te beschouwen, en i* het de
bedoeling om in die richting naast dfl opvoering
van Nederlandsche werken voort te gaan en bij
het aanwerven van nieuwe krachten hiermede
rekening te houden, dan moet dit feit met vreugde
begroet worden.
Er was ernstig gestudeerd en daar eene vol
komen Lohengrin-voorstelli;:g in ons land uiet
geëischt kan worden en ook nog met is voorge
komen, moet mijn oordeel beschouwd worden in
verband met hetgeen er met de bestaande krach
ten bereikt kan worden.
Mfj. van Zanten en de heer Albers staan bij
mij boven aan. Mej. van Zanten gaf eene iu
terpretatie van Ortrud, die vooral in de tweede
acte zeer artistiek genoemd mag worden en die
een schoone tegenstelling vormde bij de
kijfachtige opvatting die eene Duitsche zangeres van
diezelfde rol had. Zij wist vee! kracht van uit
drukking te geven en in het hooge register (deze
partij loopt zeer hoog, zooals men vveety bleef
zij zichzelf meester.
De heer Albers wist aan de partij van
Telramund groot relief te geven en deze rniuder sympa
thieke partij (voor het publiek althans) tot
hoofdpart ii te verheffen. Hij toonde zijne groote be
gaafdheid ook op dit voor hem nieuwe gebied.
De heer Pauweis heeft zich groote inspanning
getroost voor de studie van Loiiengriu. l.'it een
vocaal oogpunt heeft hij veel schoous gegeven,
en van het mezzo-voce zingt-u maakt hij blijk
baar veel studie. De heer Pauwels is echter ge
heel in de Fransche school opgegroeid en moet
zich natuurlijk wat stijl aangaat iiog veel eigen
maken; vooral duidelijker dictie zij hem nog
aanbevolen, bovendien is hij nog te veel de
traditioneele Frausche minnaar. Daar ik echter
iedeien keer vooruitgang brj den heer Pauwels
bespeur, twijfel ik niet of hij zal ook dit weten
te overwinnen.
Van mej. Van de Weghe verwacht ik in dit
opzicht niets. Of zij Valentine, Gretchen, Leonore
of... Elsa zingt en speelt, het is bil haar alles
hetzelfde; zii heeft zich eenige tooneelmatige be
wegingen eigen gemaakt, die altijd op dezelfde
wijze dienst doen, ook in haar zingen heerscht
altijd dezelfde kleur, en met eene vibreerende
larmoyante Elsa kan ik volstrekt geen vrede
hebben.
Mej. Van de Weghe zal dus eerst er naar moeten
streven deze muziek te leeren voelen en begrij
pen, en dan eerst is er beterschap ie wachten.
De heer Arnoldi was als Koning verdienstelijk,
doch bracht niet genoeg afwisseling in de decla
matie ; de heer Pons is te loven dat hij de
partij van Heraut met passende uitdrukking en
met zuiverheid zong.
Het koor was hier en daar haarstriïubmd;
vooral het gedeelte als de Zwanenridder in
aantccht is, benevens het mannenkoor iu de tweede
acte, hadden moeieltjk slechter kunnen gaan. Het
was dan ook eene ware verademing "toen het
koor na deze eerste cacophonie zong: Een won
der. Ik moet echter verklaren dat, als men zoo
iets een wonder noemt, ik een besliste vijand van
wonderen beu.
Het orkest was (hoewel dit werk vooralsnog
boven de krachten van dit orkest is) hier en daar
lang niet kwaad. Het voort-pel leed veel door
een te snel tempo, en het zenuwachtige gebibber
van de violisten heeft mij op sommige plaatsen
bepaald gehinderd. Het voortdurend uitvoeren
van Fransche en Italiaansche mujiek moae dit
een weinig in de hand werken, doch deze heeren
dienen er toch op gewezen te worden dat zoo
iets bij deze muziek geheel misplaatst is.
Ik heb van dit werk de tweede voorstelling
bijgewoond. De eerste was ten benefice van den
heer Pauwels, die bij die gelegenheid weer mocht
ondervinden dat hij een lieveling van het publiek
is. Ik twijfel niet of deze sympathieke hulde zal
den heer Pauwels moed en lust geven op den
ingeslagen weg krachtig voort te gaan.
De heer Henri Tibbe gaf Maandagavond een
concert met medewerking van Sennorita Don a
Linda Diaz (excusez du peu !) en den Belgischen
violist Louis Biermasz. Ik heb slechts het eerste
gedeelte van dit concert bijgewoond, omdat het
reeds half tien was toen de pauze begon en de
Sennorita" mijne zenuwen op schromelijke wijze
in de war had gebracht. Zij droeg eenige parodieën
op Ilaliaausche muziek voor, en die pasten waarlijk
niet ia het kader van een ernstig concert. Alen
verzekerde mij dat Donna Diaz het heusch ern
stig meende, maar ik blijf dit betwijfelen.
De heer Tibbe heeft m. i. een groote fout
begaan, dat hij na de zeer slechte berichten die j
uit 's-Hage van deze dame kwamen, zicli niet '
eerst verzekerd heeft of haar zang wel aan te
hooren was. Wanneer men een vertolkiog hoort l
die een Kaffer of Indiaan misschien in verruk- i
king kan brengen, doch waarbij het geheele pu
bliek de wanhopigste inspanning doet om niet ii. ;
lachen uit te barsten, dan moet ik het betreuren
dat men nog altijd meent dat ons land op deze )
wijze kan geëxploiteerd worden en dat bet zulken i
talenten (?) gelukt invloedrijke aanbevelingen te j
verkrijgen. j
Daar ik reeds meer dergelijke ervaring alhier '
heb opgedaan, acht ik het geschikt eens te waar
schuwen tegen het te spoedig vertrouwen sti-llen
in buitenlaudsche dwaalsterren, die gewoonlijk
een menigte aanbevelingen kunnen toonen, doch
die, als zij zich lieten hooren toevallig zóó slecht ,
bij stem zijn, dat zij alles vergeten zijn wat zij l
bij de beroemdste zangmeesters vaa Europa ge- j
leerd hebben.
Het speet mij voor den heer Tibbe, daar ik
mijn kunstbroeder en stadgenoot gaarne een vol ?
ledig succes had toegewenscht, en al moae men '
ook zeggen dat, bij zoo iets slechts, liet succes
van de anderen nog grooter wonlt, ik acht dit ?
volkomen onjuist! Een en stig kunstenaar moet
alleen in eene hem waardige omgeving optreden, i
De heer Tibbe heeft mij vooral in de Ballade
opus 5J van Chopin voldaan. Zijne goede eigen- i
schappen als pianist kwamen hierin het best voor
den dag eu bij zeer geacheveerde techniek wist l
hij in dit werk veel kleur aan te brengen, wat j
ik in de Sonate van Beethoven (Les ndieux, i
l'absence et Ie retour) miste. In dit werk was de i
pianist nog niet zoo recht op dreef.
De heer Biermas/ is een violist die eveneens
veel belooft. Hoewel hij nog niet geheel tegen !
het zware vioolconcert van Saint-Sae'ns was op
gewassen en een meer bekend concert voor een '.
eerste optreden alhier dankbaarder voor den solist
zou geweest zijn, bleek het toch dat hij over een i
buitengewone techniek beschikt en iu muzikaal l
opz'clit veel sehoons gaf'. Wij hopen dus den
veelbelovenden solist spoedig weer eens te hooren,
en hopen den lieer Tibbe eveneens spoedig iu
andere omgeving nogmaals te zien optreden.
Als ik het voorrecht had, Helmich lleine te
zijn, zou ik vraeen : ..Hebt gif Mad. Albani
dikwijls gehoord'.' Glückliclier Meusch ! Hebt
gij Bellim's Lucia vaak gehoord? UngiücklichiT
mensch.'' Wordt echter de .,Lucia'' door Mad. i
Albani vertolkt, dun kan men zelt's van dit werk ,'
veel genieten. Men zal mij wel toevoegen : Het i
sextet met koor in de tweede acte is als coinpo- :
sitie een meesterstuk. Ik stem dit volmondig toe, i
doch dit genot wordt gewoonlijk bedorven door
op algemeen verlangen die geheele scène te
bisseeren. en de lezer weel hoezeer ik het bisseeren
iu de Opera afkeur. ;
Mevr. Albani (en dit is wonderlijk genoegd
hoorde ik thans voor de eerste maal en ik heb
dus eerst nu liaar sterk ontwikkelde teebniek,
haar omvangrijk, krachtig orgaan en wegsW- l
pende omdraeht kunnen bewonderen. Ik zal niet <
zegden dat er geen vlekjes in haar zang zijn aan l
te wij/en, maar haar temperament, ja hare geheele
persoonlijkheid sleept geheel mede, en dus heb j
ik ditmaal genoten zooals bij ..Lucia" nooit het
geval is geweest; op deze wij,ce voorgedragen !
wil ik dit wei'k gaarne nog eens weer hooren.
De heer Montariol stond Mevr. Albani op zeer
gelukkige wijze ter zijde. Hij zong de drie eerste
acten in het Italiaaosch en de laatste acte (oa
Lucia's dood) in het Fransch.
Daardoor werd veel overeenstemming in het
groote duo in de eerste acte verkregen, want
niets werkt kalmeereüder dan wanneer in eene
opera in verschillende talen gezongen wordt.
Deze zanger was in spel w*l wat ouderwetsch
traditioneel, doch dat eischt deze opera wel een
weinig.
De heer Duthoit (A.sthon) was, hoewel in het
duo in de tweede acte niet al te gelukkig, over
het geheel zeer te prijzen, en hiermee heb ik de
voornaamste bezetting opgenoemd. De heer l>onval,
boewei op jaren zijnde, vergoedt aan routine wat
bij aan stem mist, en den zanger die Gilbert ver
tolkte zag ik gewoonlijk wel de lippen bewegen
(vooral in de eerste acte) docii iet is mij niet
gelukt, veel van hem te hooren.
Dat de fluitbegeleiding in de :!e acte niet altijd
goed samen ging met de zangers, mag men
eigenlijk niet leleveeren, als men weet dat bij de
voorstf-llingen gewoonlijk geen enkele repetitie
met solisten en koor gehouden wordt.
Deze opera is trouwens zoo geheel voor de
hoofdpersonen gecomponeerd, dat dit de hoofdzaak
bliift en uit dit oogpunt beschouwd, kan ik
verklaren zeer veel genoten te hebben.
Heden avond wordt op het abonnements-concert
van het Concertgebouw het violoncel concert van
den heer W. Kes door den heer J. Mossel voor
gedragen. Daar ik dezen avond verhinderd ben
heb ik de repetitie bijgewoond, en geef dus den
indruk hierbij ontvangeu.
Dit werk werd voor het eerst op het muziek
feest te Dordrecht ongeveer vier of vijfjaar ge
leden, uitgevoerd door den heer Bosmans, die er
een zeer groot succes mee behaalde.
Naar ik vernam heeft de heer Kes de com
positie hier en daar omgewerkt en thans werd
ze in dezen vorm door de heer Mossel voor de
eerste maal in het Concertgebouw voorgedragen.
Dit concert getuigt van de groote begaafdiieid
en kennis van den heer Kes. Hoewel niet zoo
modern geschreven als der Taucher, is het toch
op oorspronkelijke wijze behandeld, terwijl het
nergens traditie of sleur verraadt
J)e eerste satz munt uit door klaarheid van
vorm en motieven, de tweede satz grijpt dieper
in, terwijl de iicale door pikante rythmiek en
levendige stemming een effectvol slot vormt.
Voegt men hierbij dat de violoncelpartij zeer
brillant eu zaakkundig geschreven is. en de in
strumentatie den indruk van het werk zeer ver
hoogt, dau mag men dit concert als een ware
aanwinst voor de violoncellitteratuur begroeten.
De heer Mossel heeft blijkbaar met groote
ernst en onvermoeide inspanning dit belangrijke
werk bestudeerd en zoowel technisch als muzi
kaal heeft bij zeer veel sehoons te hooren ge
geven. Het frappeerde mij. dat deze solist in de
cantilene zulk een warme, en toch rustige voor
dracht had. Ik releveer dat bijzonder, omdat
men bij violoncellisten in dit opzicht zoo dik
wijls overdrijving aantreft, en ik voor mij hecht
aan dit laatste nc-g meer dan aan het overwinnen
van een aantal moeielijkheden.
Ik kan dus den heer Mossel gelukwenscheii
met zijn muzikale interpretatie en wensen hem
heden avond een welverdiend en groot succes
toe.
VAX MlLI.HiEX.
Bij de bespreking van de Simfonie van M. H.
van 't Kruys is bij vergissing blijven staan de
eerste f»/>\ in plaats van de eerste satz. Daar
dit de beteekenis van dezen vol/.in onverstaanbaar
maakt, wensch ik dit nog te releveeren.
AANTEEKEXIXGEN. SCHILDERKUNST.
Een Engelsch journalist is Professor iliiliert
Ilerkomer, den iu Kngeland zoo beroemd gewor
den Beierc-chen schilder van geboorte, gaan inter
viewen over wat hij van portretschilderen denkt.
Het eerste essentieeie in de kunst van portret
schilderen", zeidc hij, ..is zich van zijn positie
als de meester van zijn model te verzekeren.
Kigeiilijk gezegd ga ik tegenwoordig nooit meer
naar mijn modellen top. De kecren dat ik dat
gedaan heb, zijn mijn selulderijer. slecht geworden.
In de eerste plaats is het voor mij absoluut noo
dig mijn eigen licht to hebben. Mijn atelier is
zóó verlicht als de praktijk mij geleerd heeft dat
het best is, door Hebt van tv/ce kanten namelijk.
Ik win ronding door mijn model onder het volle
bovenlicht te brengen en maak de zware scha
duwen en harde lijnen weg door bet zijlicht dat
direct op het gezicht valt. (Dat lijkt wél op een
recept van verlichting zooals men bet hij Laires.se
ot zoo vindt, en dan wat gemoderniseerd). Xiefs
is zoo kwaad voor een portretschilder als zijn
model niet te mogen lijden. De schilder behoorde
te kunnen werken in het licht van persoonlijke
sympathie, (bovenlicht, zijlicht en dit licht ook
nog, dat wordt zeer gckompliceerd) liet moet
niet vermeien worden dat portretschilderen bet
meest uitputtende werk ter wereld is, en wanneer
niet alles meewerkt wordt het ondoenlijk. Er is
een merkwaardig verschil ttisschen schilderen naar
mode! eu portretschilderen. liet model is een brok
natuur waarmee men geen noodzakelijke gemeen
schap van gedachten beeft. .Men schildert zijn
man in /oo'n geval, zooals men een rots y.ou
schilderen of ecu boom. Maar in die andere
kvu'.st is degene die poseert alles, do schilder gaat
op in zijn betrekking tot hem. Als ik iemand
schilder bciioi.i' ik voor zoo lang aan dien persoon
en aan niemand anders, liet is een opmerkelijk
phvsiesch tcit dat een oud of zwak man te schil
deren, in wien liet Hebt der levenskracht voort
durend brandende, moet worden gehouden, mij
tot volkomen uitputting brengt. Aan der. anderen
kant vert'rischt mij het schilderen van een aange
naam, opgeruimd en gezond mensch als een
licha-imsoefening in de open lucht. Onlangs ging
iemand dien ik moest, schilderen in een
prentenwinkcl eu keek een honderd en vijftig gra
vures door, om een goede bonding te zoeken.
Eir.delijk vond hij er eene die hem geschikt voor
kwam, en hij stelde mij die voor. /ij deugde
hcelemaal niet, en ik kon hem geen oogenblik
aanzien in een bonding die zoo weinig vooi bom
paste. liet is geheel de zaak \an den schilder en
in geenen deele die van den geschilderde, hieraan
te denken. De schilder moet de beste houding
vinden voor het hoofd en ook voor het lichaam,
en het is noodig dit te doen buiten weten van het
model. Iedereen kan u vertellen dat men iemand
moet schilderen zooals hij ia, maar men verzuimt
er bij te zeggen, op welk moment. Het is dus
billijk dat men eenige moeite neme om het model
op zijn best te behappen. Wacht tot hij een goede
uitdrukking heeft en pak die dan. Zij zal dikwijls
genoeg weerom komen om haar in eene schilderij
te kunnen krijgen. Dit is heel iets anders dan
het beminnelijke afronden van alle hoeken wat
sommige schilders voor goed houden."
Er is in deze opmerkelijke uitlatingen van den
ervaren portrettist een groote tegenspraak. Eerst
moet de schilder volgens hem geheel meester zijn
en daarna heet het dat hij zich geheel moet
overgeven. Eerst vindt hij het bepaald noodig
dat de patiënten in zijn atelier komen pozeeren,
en daarna noemt hij het de voorname taak
van den portretschilder om de karakteristieke
houding en uitdrukking van zijn model te vinden.
Maar zijn atelier-portretten eigenlijk niet altijd
vanzelf gepozeerd. omdat de te schilderen persoon
zich in het atelier nooit zoo op zijn gemak voelt,
en juist daar er om blijft denken dat hij pozeert ?
En zal men juist die intieme eigenaardigheden
van elk mensch, die den psychologischen portret
schilder vooral aangaan, niet alleen dan kunnen
bestudeeren, wanneer men hem kan -waarnemen,
ongestoord in zijn eigen bedrijf, in zijn eigen milieu?
De lieer Ph. Zilcken geeft in het laatste num
mer van l'Art dans les Deux Monden onder zijn
rubriek: Gourrier de Hollande, in precieus Eransch
dat aan Goncourt denken doet, een karakteristiek
van Bauers etswerk.
De zeer jonge schilder, eindigt hij. heeft reeds
een honderdtal platen gemaakt, genoeg om hem
iemand" te doen zijn.
Als Bauer nooit meer iets voortbracht, zou hij
zekerlijk reeds tot de weinige verkorenen
behooren die bestemd zijn door de eeuwen heen te le
ven. Maar laat ons hopen, wijl hij nog jong is;
dat hij veel, veel nog zal maken, tot verlieuging
der onverzauigde geesten, die blijven zoeken naar
wat nieuw is en schoon."
De heer A. Pit te Parijs heeft een Gatalogue
descriptif den eau.i'-fortcs de Phil-ippe Zilcken 111
bet licht gegeven. Er worden tweehonderd en een
nummers in vermeld, landschappen, portretten,
guurstudies. lüoemkrabbels, weergegeven schilde
rijen, enz. Men staat verbaasd, zegt de Art
Moderne, een ottn-re van zulken omvang te zien
volbracht door eeu artiest die nog tot de jongeren
gerekend wordt.
Het is opmerkelijk hoezeer de schilderijen van
Monticolli in aanzien rijx.cn. Een Engelsche
kunstkooper heeft onlangs uit den Haag de Monticelli's
meegenomen die hij krijgen kon, waaronder zeer
mooie; er was vraag naar in Londen. Thans werd
te Parijs uit de collectie-Burty een Monticelli
geveild voor 8000 francs, een zeer hoogen prijs
[ voor een werk van dezen weinig begrepen schilder.
Toen hij nog leefde verdiende hij niet genoeg om
van te eten. Eens klopte hij aan bij een
IIollandsch schilder die toen te Parijs woonde, en
bood hem een zijner schilderijtjes te koop aan.
De schilder zag er niets in en Monticelli ging
gedwee heen. Maar met de deur in zijn band en
naar het werk van den ander ziende zei hij even
met bitterheid: Et ca se vend!
l Heel voor den wind is het Jongkind ook niet
{ gegaan, die nu onlangs stierf. Jongkind had met
j al zijn talent ook maar zelden het noodige. Maar
i hij was nu eigenlijk iemand dien men niet helpen
| kon. Eenjaar of tien geleden toen delleer Jozef
Israëls eens te Parijs was, hoorde deze hoe zijn
i oude kameraad van het atelier-Picot in treurige
omstandigheden was. Met veel moeite vond Israels
het adres van Jongkind uit, hij bezocht hem in
een onmogelijke buurt, dinis des i/iutrtit'n jterdus
! noteerde Goncourt al toon hij hem in 1871 giny
: zien, en vroeg o' hij voor een bepaalde som voor
hem een schilderij wilde schilderen. Jongkind scheen
blij te zijn met de opdracht en beloofde van ja.
De Heer l>raëls heeft nooit meer van Jongkind
geboord.
In de Union I^c/ir/ne ('lult te Xew-York beett
men op het oogenblik eene tentoonstelling van
niet minder dan veertig werken van ('lande Monet
uit verzamelingen in Amerika. Vóór 18HG bad
men aan gene zijde van den Atlantiscben nooit
een Monet gezien. Zijn felle kunst heeft daar dus
wel in korter, tijd weg gemaakt.
In de Burlington Fine Arts Club te Londen is
eene tentoonstelling gearrangeerd, waar de
etskunst der Fransche artisten uit deze eeuw bestu
deerd kan worden. Men vindt er Paul Iluet,
Delacruix, Ingres, met de eenige ets die hij ge
maakt heelt, Théodore Kousseau, die ook maar
n maal in koper heeft gewerkt, Millet, Jules
Jac'juemart. Jules de Goncourt, Daubigny, Corot,
Lalanne. i_!raci[uenioud eu Meissunier vertegen
woordigd.
In de Fine Art Society is ccno tentoonstelling
der teekeningen van K'ate Greenawav, de
origineelen. van bare bewonderenswaardige albums.
; Het groote schilderij van Max Liebermann, dat
hut vorige jaar te I'arijs in den Salon van
Meissonser was tentoongesteld, de vrouw met de geiten
in een Ilollandscb duin. is nu door de Miiüchener
Piiiiu'othuek op een expositie van Liebermann'.s
werken aldaar, aangekocht.
Tot nog toe vond men. behalve te Hamburg,
/eer weinig van den chef d'école dor nieuwen!
! Duitsche schilders ir. Duitsebe verzamelingen.
.Maar zijn in Frankrijk reeds lang gewaardeerde
' levende kunst schijnt liet toch op den duur tegen
Duitsche onbegrijpelijkheid te winnen.
Door de rma C. F. Koos & Co. te Amsterdam
: zal in de maand April de verzameling van een
gedistingeerd Haagsen kunstliefhebber geveild
worden, een collectie zooals er in ons land hoogst
zelden een onder den banier komt. Fr zij-i acht
'?? schilderijen iu van Corot. twee van Daubignv. vut