De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 8 maart pagina 4

8 maart 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 715 t,. van Israels, vyt van Jacob Maris, en verder o. a. werken van Diaz, Millet, Dupré, Breton, Lewis Brown, Kenner, Mesdag, Blommers, Bosboom, Mauve, Neuhujjs. Veel van deze werken zyn door de tentoon stelling van Fransche kunst indertyd in de Haagsche academie gehouden, en van de exp sitie van Franschen ea Hollanders in Arti" in 1885, niet onbekend. Een ander Haagsch kabinet wordt Dinsdag a.s. door Frederik Muller & Co. in de Brakke Grond verkocht. Men vindt in den catalogus de namen , van de Bock, Bosboom, Gabriel, Isaac laraëls (zijn gezicht op den Dam bij avond dat vóór drie jaar in Arti" was), Kever, Jacob Maris, Matthijs Maris, Willem Maris, Mauve, Neuhuys, Rochussen, Wijsmuller, de Zwart, Bastert, Blommers, Breitner, Jozef Israëls, Mesdag, Ter Meulen, Oldewelt, Oyens, van der Weele en Weissenbrucb. Een betere veiling dus dan die van oude kunst die de firma Muller deze week hield. 4 Mrt. '91. V. DE PLANT IN DE KUNST. De Fransche Union des Arts décoratifs denkt in, het voorjaar eene belangrijke tentoonstelling te orgaciseeren, namelijk van de plant, voor zoo ver zij der kunst tot model gediend heeft, en van de kunsten die zich de plant tot model gekozen hebben. Men kent het verhaal van Vitruvius, als zou Caltimachus het fraaie Corintiscbe kapiteel te danken hebben aan een wilde berenklauw, (acanthos) die op het graf van een jong meisje om een aarden vaas gegroeid was. Verzonnen of waar, de anecdote kan dienst doen om de groote rol, door de plant in alle decoratief gespeeld, te symboliseeren. De plant is het begin der ornamentatie. In den beginne kinderachtig en ele mentair, een rechte stengel met een kleine massa (bloem of vrucht) in top, en twee blaadjes, staande of omgebogen, er naast, wordt de copie der plant langzamerhand, naar den gril of de verbeeldings kracht van den kunstenaar vervormd, gecompli ceerd, ontleed en door een reeks van vertolkingen, steeds vernuftiger, stouter, artistieker, wordt zij voor den bouwmeester, den schilder, den plateelbakker, den wever, beeldhouwer, goudsmid en glasschiider, den wapensmid, schrijnwerker en in legger, als eene grammatica, die hare traditiën, wet ten en regels heeft. Verder: menige plant is, door de veelvuldigheid harer reproductie, door het groot gebruik dat de kunstenaars van een volk of een tijdvak er van maken, er toe gekomen als karakteristiek voor dat tijdvak of dat volk te dienen; zoo is de Egyp tische kunst onafscheidelijk van den lotus, de Assyrische van de madelief, de Perzische vau de anjelier, de Moorsche van het kastanjeblad. In het wonderlijk fijne beeldhouwwerk van de oude Fransche kathedralen herleeft do gansche Hora der velden, de eeuwen doorgezonden door de naïeve kunstenaars wier namen vergeten zijn. In het prospectus zegt de heer Falize, president van de Union des arts décoratifs: De plant is eindeloos in het aanzien harer toepassingen, sierlijk in hare bloem, tijn en grillig in hare wortels, trotsch en krachtig door de soliecle architectuur harer groote boomen, buigzaam en slank in hare lange groene stengels, eindeloos verscheiden in de teekening harer bladen. De zaden, door haar onvoorziene combinaties, leveren geestige grondvulsels; de knollen en bollen geven vaasprofielen; de vruchten leveren hun vormen aan alle producten der menschelijke kunst. De appel, peer, aardbei, artisjok, vijg, ananas, korenaar enz., zijn volmaakte typen, die wij soms hebben gewijzigd, zonder ze ooit volkomer.er te maken. De schors van den boom is een model voor den beeldhouwer, alle harmonieën van kleur vindt men in de bloemen vertegenwoordigd". De tentoonstelling zal zes afdeelingen bevatten: 1. De levende plant. 2. De kunstindustrieën. 3. Eene artistieke tentoonstelling. 4. De arbeid der scholen. 5. Een retrospectieve tentoonstelling. 6. De ge schiedenis van den tuinaanleg. De plantententoonstelling zal geheel onderschei den zijn van de gewone tuinbouwtentoonstellingen; naar zeldzame exemplaren, wonderen van geduld en zorg, zal niet gevraagd worden, integendeel, juist naar de eenvoudige ongewijzigde typen. De tweede afdeeling, die der kunstindus'rieën, zal voorloopig onderverdeeld zijn als volgt: metalen, weefsels, papier, huiden, hout, steen, aarde en glas. Hier zal de commissie, om niet overstelpt te worden, wel moeten schiften, in hoeverre zij enkel het zuiver plantornament of ook combinatie met menschen- of dierenfiguren wil toelaten. Hetzelfde geldt voor de derde afdeeling, expositie van schilder- of beeldhouwkunst, terwijl de vijfde, retrospectieve kunst, zeker uiterst interessant zal zijn. De Union heeft onder hare begunstigers een aantal bezitters van groote kabinetten, die bij vroegere tentoonstellingen veel afstonden en ook nu niet zullen achterblijven. Ken moeilijkheid geeft het stelsel van rangschikking. Men had ge dacht aan chronologische classificatie, of naar stijl, of naar type; maar de taak zou te moeilijk zijn; men zal nu maar de indeeling naar de stof volgen. EEN FAMILIE-KOMAN. Een Orü. Oorspronkelijke roman van Fokko 15-s, schrijver van »Een levensdoel", Amsterdam. L. J. Veen. De test van den titel van dit boel-je bevat een aanmatigend woordje, dat niet ieder-een aanstonds opmerken zal. Het is het woordje »van''. Wij hebben hier een roman, niet »door" (dat wil zeggen ; gemaakt door een zekeren schrijver, ge naamd :) Fokko Bos ; maar een roman »van" (dat wil zeggen: gemaakt door den met roem be kenden schrijver, genaamd :) Fokko Bos. Den schrijver zal deze beminnelijke aanmati ging, die zich overigens alleen in dit industriëele truc-je kenbaar maakt, ongetwijfeld ten goede worden gehouden, ook al rechtvaardigt de inhoud van den roman haar nauwelijks. Ziet hier wat wij lezen in den roman van Fokko Bos : In het eerste hotel van een Geldersen stadje is een beroemd violist uit Italiëafgestapt, ge naamd Signor Majola Hij komt daar nergens aan huis, doch geeft alleen koncerten in 't pupliek. Hij schijnt er niemand te kennen behalve graaf d'Almonte, een edelman, wiens financiën een weinig in de war zijn geraakt, die daarom hier een buitentje heeft gehuurd, om, terwijl hij er zijn laatste twee duizend gulden opmaakt, eens uit te zien of hij zich niet in de een of andere onderneming kan steken. Hierbij zij dadelijk opgemerkt, dat de schrijver het geval van graaf d'Almonte wat nonchalant heeft behandeld. Want voor-eerst, wie, die zijn fortuin wil herstellen, zal op de gedachte komen met zijn laatste twee duizend gulden in den om trek van een kleine Geldersche stad te gaan wonen ; en, ten anderen, is twee duizend gulden een al te kleine som om daarvan een zomer te kunnen leven op een voet als deze graaf doet. Een gehuwde graaf, die nog slechts twee duizend gulden bezit, is bij D a ondenkbaar. Want voor het zoover met zulk een persoon komt, heeft hij reeds een betrekking gezocht of zich op andere wijze uit den nood gered. Althans, dit spreekt van zelf, indien deze een betrekkelijk zoo nor maal mensch is als graaf d'Almonte. Een der door zijn rijkdom aanzienlijkste inge zetenen van het stadje is de bankier Van Tree sen. Juist omstreeks den tijd van Majola's ver blijf daar ter plaatse, heeft hij een groot deftig huis betrokken, en op een avond geeft hij daar een partij. De aristocratie der stad zal daar evenwel niet verschijnen, om reden dat mijnheer Van Treesen een parvenu is en zijn loopbaan begon als eenvoudig kantoorbediende. Daarom stelt de gastheer dubbel op prijs, dat graaf d'Almonte, die zich dat in zijn hoedanigheid van vreemdeling meent te kunnen veroorloven, beloofd heeft van de partij te zullen zijn. Nadat de heer van Treesen, geruimen tijd na de komst van alle overige verwachte gasten, zich reeds het zweet heeft voelen uitbreken bij het idee, dat de hooge gast, op wiens verscbij ning hij de overige genoodigden reeds met de noodige emphase heeft voorbereid, hem wellicht in den steek zal laten en dus zijn p-estige een leelijken slag toebrengen, ziet men eindelijk den graaf binnentredeu. Tot ieders niet geringe ver bazing is hij echter niet alleen, maar leidt hij een vreemdeling in, dien alleen de weinige aan wezigen kennen, welke den vorlgen avond het concert van Signor Maloja hebben bijgewoond. Het is waarlijk de S gnor in eigen persoon. De heer va» Treeseu, die een uitsluitenden eerbied koestert voor den adel en wat met den adel in verband staat, belmndelt hem in 't begin iiiet met de hem toekomende onderscheiding, doch nauwelijks heeft hij van den graaf vernomen, dat Signor Maloja zelfs wel de gast vnn prinsen en vorsten is geweest, en eene betrekking met den befaamden vioolspeler den heer van Treesen vroeg of laat nog wel eens een ridderlintje zoude kunuen bezorgen, of bij verandert als een bind op een boom, overlaadt den vreemdeling met beleefdhe len en weet niet hoe hij den Signor zijn blijdschap over diens tegenwoordigheid maar duidelijk zal maken. Tot zijn verbazing moet hij echter gewaar worden, dat de Signor, in stede van zijn vleierijen met complimenten en loftuitingen over het welslagen der partij te beantwoorden, hein niet alleen met de grootste koel heid bejegent, maar hem zelfs op een in 't oog vallende afsnauweude wijze antwoord geeft. De heer Ter Male is boekhouder bij van Tree sen en ook op de partij genoodigd. LTij is een liefhebber-vioolspeler en zal zich doen hooren. Voor hem is dus de verschijning van den ver maarden virtuoos geene aangename verrassing. Het blijkt al dra dat Ter Male eene hopelooze genegenheid koestert voor Bertha, de dochter des huizes, een lief en elegant jong meisje, die wei nig naar hare ouders aardt, ook vrij is van hun bespottelijke parverins-iierheid en voorden sjofelen boekhouder eene heimelijke wederliefde gevoelt. Om de ontknooping van zijn roman voor te bereiden, doet de schrijver bij herhaling duide lijk uitkomen, dat Ter Male wel een eenigzins dweepend jongmenscb is, die hoog met de kunst loopt, maar dat hij de kunst toch meer als mid del dan als doel beschouwt, als middel om te geraken tot roem, rijkdom, aanzien. Hij be schouwt haar dermate alleen als middel, dat bij ook wel andere middelen te baat zou willen nemen, mits hij zijn doel er slechts door bereike. Signor Majola blijft zoo lang in het stadje, dat al de inwoners zich er over verbazen en zich in vruchtelooze gissingen verdiepen om te weten te komen wat daarvan toch wel de reden mag zijn. De lezer iutusschcn komt al spoedig te weten, wat de celtliriteit zoo lang in het nest van een stadje terughoudt eu hem zijn voorgenomen wereldreizeüdoet uitstellen. De signor toch ont vangt een bezoek van een ouden muziekmeester uit het stadje, dtn heer Hilverding, die hem juist over liet talent en de toekomst vau zijn leerling Ter Male wenscbt te onderhouden. En bij die gelegenheid lekt het uit dat de signor den naam Majola aangenomen heeft, maar eigenlijk heet: Frits Melgers, van geboorte Hollander is en af komstig uit dit stadje zelf'. Verder komt het ge wichtige nieuws aan bet licht, dat Frits de zoon is van een Melgers, die vroeger daar bediende was ten kantore van notaris Halssema, waar hij een belangrijken diefstal zou hebben gepleegd. Indertijd heeft het gezin vau Melgers. in ougeluk en schande gestort, daarom de vlucht moeten nemen en heeft Frits verder zijn opleiding in Italiëgenoten, dat bij voor zijn tweede vaderland gekozen heeft. Hij weet echter, dat niet /ijn vader, maar Van Treesen, die toentertijd bediende was op het zelfde kantoor, den diefstal heeft ge pleegd. En nu is hij hier gekomen met het hei melijk doel de nagedachtenis zijns vaders te wre ken en Van Treesen in het ongeluk te storten. Door verschillende gebeurtenissen heen, waarbij ) een partij ten huize van graaf d'Almonte ea be- j sprekiugen tusschen den graaf en Van Treesen | over een groote op touw te zetten onderneming van heidevelden-ontginning, en liefdesverklaring | tusscheu Ter Male en Bertha, waarbij zij liet eens | worden, doch in hunne omhelzing betrapt worden door Van Treesen, die Ter Male zijn ontslag geeft, enz., vinden wij nu als kulminatiepunt der geschiedenis Majola's grooten tweestrijd. De artist toch is Bertha van Treesen met een hartstochte lijke genegenheid gaan lif-fhebben, hij weet echter dat zij hem niet, doch Ter Male bemint. En wat moet hij nu doen ? Zich wreken en Van Tree sen ten verderve brengen, of hem zijn vermogen daartoe toonen, maar Bertha van hem eisenen als koopprijs van zijn dan niet te volvoeren wraak? Een derde weg schijtit zich niet voor hem op te doen. Toch vindt hij dien derden weg. Hij weet zijn hartstocht voor Bertha te overwinnen, hij huwt haar uit aan Ter Male, zijn wraak bestaat hierin dat hij Van Treesen dwingt Ter Male aan te nemen als zijn schoon zoon en compagnon. Wij noemden dezen roman, die geene hoeda nigheden heeft als eigenlijk letterkundig kunst werk, een familie-roman, omdat hij geschikt is in de huiskamer van hand tot hand te gaan en aan menigeen eenige uren van onderhoudende lectuur zal verschaffen. 2 Mrt. '91. A. T. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Te Stuttgart is een internationale tentoonstel ling van kunstwerken geopend, waarvoor de deel neming, ofschoon het aantal schilderijen niet bij zonder groot is, vooral van de kant der goede schilders zeer is meegevallen. Er zijn gezamen lijk slechts drie honderd zeventig stukken aange nomen, maar alle richtingen zijn er in vertegen woordigd, en vele in hun uitsfekendste exempla ren. Ondanks de tentoonstelling in hunne eigene woonplaats, hebben de kunstenaars uit München toch zeer veel ingezonden; er bevindt zich trou wens menig werk onder, dat bij vroegere tentoonstellingen daar reeds te zien was. Er hebben o. a. geëxposeerd: Defregger, Lcubach (10 portretten: Keieer Wilhelm l, Damespor tret, Liszt, liusch, v. d. 'J'ann, enz.), Fritz August v. Kaulbach (heeren- en damenportretten, landschap), G. Max (Visioenen, Egyp tische koningsdochter. Apen), Uhde (i)e hei/ige nacht, JRmmauayanget's), (ïrützner (Frater Lticas, Zijn hminentic). Uit Düsseldorf zijn de beide Achenhachs met schoone stukken verschenen, ver der C. v. Gebhart, Briïtt, liockelmann, Bochmann, Kröner, Feldmann, Schwa.be en meer anderen. Van Zwitsers zijn vooral te noemen A. Böoklin (Jiiirchilmmd, liucchusfeest), Füssli (Portretten) en Steiger (Familie-concert). Weenen is vooral rijk vertegenwoordigd. Angeli heeft het voortref felijk geslaagde portret van het Wurtemburgsche koningspaar en het niet minder prachtige portret van Stanley ten toon gesteld, L'Allemand zond de beeltenis van graat' Neipperg, Bernatzik twee groote stukken. Van Alt is er lie dom van Como en Holler markt, van Eduard Charlemont de beroemde Page, van Hugo Charlemont twee stillevens. Van de Imitcnlamlsche kunstenaars hebben vooral Bel gische en llollamlsche meesters een zeer opmer kenswaardig aandeel er aan genomen : J. de Vricnt (1)» heilige ('eeuw, Ue laatste dagen tier ]lcüir/e Maagd in Jeruzalem), Jan Verhas (In de duinen), Van Aken (In Itet oude rronwen-genticht), Joors, V.IIove, Clays. Courtens, Bource. Israi'ls (Vrouicen\ ile Haas, Neuhuys, Mesdag, enz. Onder de 33 Fransche stukken boeien vooral Béraud's Adrocalcn in het Paleix i'an Justitie, voorts zonden in: Dagnan Bouvcret (Madonna). Lefèbre (Jltt toilet der bruid), Bouguereau (Mndunna), Carolus Dnran, Duez, Géróme, Deschamps, Aublet, Gervex, Roii, Cazin, Boutet de Mouvel, Paul Dubois, Montenard, Zubcr, enz. Uit Engeland zijn maar weinige stukken gekomen, waarvan het meest beteekenende dat van Leighton, hot portret van den Afrikaansclien reiziger Jiurns zal zijn. Talrijker is Italiëvertegenwoordigd. Men ontmoet er de Venetianen. Ciardi (Op de jacht, Ilerfstzon), Silvio Bolta ( \VindrLuii())l Zezzos, Tito, Milisi, Segantini, Ijaurenti enz. en de Romeinen l'io Joris, Sartorio, Vanutolli, Biseo, Tirahelli, enz. Uit Spanje worden genoemd de beide Bonlliures en de beide Villegas, tüe voortreffelijke schilderijen ge zonden hebben, verder Tiisqaet.s. Barbudo Barbasan. Scrra, enz. Met beeldhouwwerken werden slechts Wurtembergscho kunstenaars toegelaten; er hebben zes Stuttgartcrs on een Tiïbinger beeldhouwer aan deelgenomen. Van de Stuttgarters heeft Donndorf het meeste ten toon gesteld: (r ij the IH llnlic, Karet Jntou ran S'upnarinqcn. (rerinaiiia on een borstbeeld van O-erok. De catalogus der tentoonstelling is mooi geïl lustreerd, en bevat als inleiding een terugblik op de geschiedenis der kunst gedurende de laatste honderd jaren", van de hand van den bekenden aestheticus Prof. Lenicke. Men weet dat onlangs liet denkbeeld i-s opgc- | worpen om aan Griekenland de door Lord Klgiüi geroofde beelden van het Parthenon terug to geven. ' De heer K'r.owlcs tracht in de \ineleenth Cenlnri/ ! aan to toonen, dat zo nergens beter kumicn zijn, dan in Engeland. Het is te betwijfelen, o!' eenige kroonjmvcelen in di: wereld misschien zelfs eenige gekroonde. hoofden met zooveel zorg en nauwkeurigheid worden bewaakt en in orde gehouden als de KJgin Marbles in Londen. Zij zijn geplaatst in ecu zaal van verbazende afmetingen, die alleen door j hen wordt gevuld, en speciaal voor hun ontvangst | is gebouwd; zij kunnen er met gomak worden be- * schouwd, bestudeerd en bewonderd, van uit elk gezichtspunt, ofschoon gohocl buiten liet bereik van eenige, toevallige beschadiging. Al de basrcliefs van de fries der Panathenaëen zijn her metisch onder spiegelglas in vitrines weggeslopen, en de groote standbeelden van de voetstukken behoorlijk weder op voetstukken boven het oog punt geplaatst. De kamer wonlt dag en nacht i op een temperatuur gehouden, hoog genoeg om j alle vocht van de buitenlucht er uit te houden, l zoodat stof en roet tot oen licht lijn poeder j verdroogd worden, dat aan geen enkel doei van liet marnier kan kleven of er op inbïjfen. Dit stof wordt eiken morgen verwijderd, (behalve, natuurlijk, uit de hermetisch iliditgelaktc vitrines), niet door do aanraking van borstels o) doeken, maar door de lucht; een blaasbalg blaast alles weg, met een zacht koeltje. Eenmaal, en slechts een maal in ongeveer drie jaren, worden de mar meren beelden op eene andere wjjze schoonge maakt. Zij worden dan netjes en zorgvuldig, eenige duimen te gelyk, door een bekwaam oppasser met eene fijne spons met lauw water gereinigd, en omiddellijk daarna door denzelfden man met dezelfde spons, die hij uitgewrongen heeft, afge veegd. De hermetisch gesloten vitrines worden eenige voeten te gelijk geopend, en hun inhoud op dezelfde manier behandeld." In Londen verkochten deze week de H.H. Christie, Manson en Woods een aantal schilde rijen van oude kunstenaars en portretten van Sir Josb.ua Reynolds, Romney en andere vroegere Engelsche kunstenaars. De volgenden waren onder de voornaamste stukken: Portret van een oude vrouw, door Rembrandt, 6120 gulden. Een wintergezicht met een dorp op de oevers eener rivier en figuren schaatsenrijdend, door A. van der Neer, 3240 gl. Een boschgezicht met een waterval, door J Ruysdael, 2700 gl. Een Hollandsch riviergezicht, met een huisje, booten en menschen, door A. Cuyp, 3720 gl. Een ijsgezicht, geteekend, gedateerd 1642, door J. van Goyen, 4680 gl. Een riviergezicht, met een watermolen in het midden, geteekend J. Ruysdael, 7200 gl. Het vertrek van koning Karel II op de Schelde, door W. van de Velde, geteekend, gedateerd 1600, 22440 gl. Een tuingezicht, met dood wild, door Jan Weenix, 12600. De inscheping van St. Paulina in de haven van Ostia, (de figuren door T. Lauri) door Claude, 10440 gl. Door het bestuur der afdeeling Prenten en Teekeningen in het Britsch Museum, onder den heer Sydney Colvin, wordt eene tentoonstelling van de schatten dier afdeeling georganiseerd, welke allerbelangrijkst belooft te zullen worden. De tentoonstelling zal van de vijftiende eeuw tot op onzen tijd loopen en in drie sectiën ver deeld zijn: 1. De vroegste kunst en de Re naissance ; de Italiaansche (d. w. z. Venetiaansche, Florentijnsche, Milaneesche, Ferrareesche, Umbrische, L'mbro-Florcntijnsche, Michael-Angelo en zijn volgers, en de school van Fontainebleau), de Hollandscho en Vlaamsche, de Duitsche en de Fransclic scholen, alles XVde en XVIde eeuw; 2. ile XVllde en XVIIl eeuw, op dergelijke wijze ingedeeld, maar dit alles alleen historisch en cronologisch bedoeld, als leidende tot de voornaam ste afdeeling, de 3de : de Engelsche aimarellisten. Onder de Engelsche school zijn ook opgenomen de vreemdelingen die ;n Engeland schilderden, als Holbein en van Dijck; de reeks begint daar met portretten van Sir Peter Lely, Greenhill, Robert White en John Faber; zij gaat voort met Sir odfrey Knellcr, Hichardson en George Virtue. Dan komt Hoganh, met zijn navolger John Collet, en dan twee Kranschen, Mercier en Gravelot, die in rlien zelfden tijd, het midden der achttiende eeuw, te Londen veel werk leverden. Een zelfde figuur diende blijkbaar aan Gravelot en Gainsuorough tot model; beiden zijn door studies daar naar vertegenwoordigd. Van si r Joshua Reynolds zijn er studies in gekleurd krijt: uit zijn tijd vindt men verder de namen Alexandor Cozens, Francis Cotes en Francis Bartolozzi: ook van Angelica Kaufmann, ofschoon toch geen Engelsche, zijn hier mythologische onderwer pen in krijt en bistre. Hierna begint de reeks namen zeo talrijk te worden, dat de vermelding moeielijk wordt. Men vindt er onder de belangrijke stukken van Francis Wheatly, Benjamin West, William Blake, John F'axman. Joh. Downman, Tomking, Ibbetson, Rowlandson, Morland, J. li. Smith, alle interessant en zeer goed. Een gebecle. doos teekeningen is er van James Ward, en verder van oen dozijn kun stenaars tot J. M, W. Turner en Thomas Girton. Voorts nog studies van Lonsdale, Sir T. Lawrence en J. T. Smith, die den heer Colvin als directeur dezer afdeeling van qct Britsch Museum vooraf gir'gDe verzameling, anders m kasten en kisten en portefeuilles geborgen, is nu eens voor het publiek uiteengehangen, eri zal, ondanks hare half ver bleekte glorie, ongetwijfeld de aandacht trekken, die zij zoo bijzonder verdient. De opyrai-ingcn te, Delphi. Uit Athene wordt aan de Vossiwhe Xeitung geschreven: Aan het ge schil over de opgravingen te Delphi schijnt thans een einde gemaakt te worden. De Amerikanen, die in den grond ook weinig kans hadden, om het verlot' te verkrijgen, hebben het nu opgegeven, zoodat de Franschun de opgravingen kunnen be ginnen, zooiira de Fransche Kamer de CM),000 francs toestaat, die reeds door de budgetcommissie ziin toegestaan. Te Athene is aan den Toren der Winden weder een aanzienlijk en goed onderhouden deel (icr Romeinsche Agora blootgelegd. Jammer genoeg ligt nog het grootste deel van het groote plein met zijn omgeving onder een oude moskee begraven, waarin zich thans een bakkerij voor militairen bevindt. Ro'-a Bonhcur heeft te Fontainebleau een groot landschap geschilderd, in den kraditigen toon, ilie haar eigen is: ilc kleur is warm, maar rustig. Een kuilde vormt de stoll'eering. liet stuk is voor Londen bestemd. Door der. bekende plateelschilder den beer Henri Breetvelt te Delft te Dcift zijn vervaardigd en deze weuk afgeleverd een veertiental tegeltableaus, bestemd voor een der nieuwe stoornschepen (de Ardjoeao) der Rotterdamsdie Lloyd, directie de heeren W. Ruys & Co. TOONEEL EN MUZIEK. In het Grand Thëitrc hoeft op 17 Maart de eor»te voorstelling plaats van een Oostenrijksch Opcretten- en Balletgezelschap, dat gedurende ceuigen tijd hier ter stede zal optreden. Dit ge zelschap staat onder directie van den hoerjulius Laska en zal de eerste maal vertooneu Uur arme Jonathan, operette in drie bedrijven van Mi l loc ker. Volgens het programma is het een vrij uit gebreid gezelschap, met een flink koor en een corps de ballot van achttien personen. Er mogen o. i. aardige voorstellingen van dit gezelschap verwacht worden. In langen tijd ver toefde geen Duitsch Operetten-gezekchap binnen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl