Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 715
t,.
van Israels, vyt van Jacob Maris, en verder o. a.
werken van Diaz, Millet, Dupré, Breton, Lewis
Brown, Kenner, Mesdag, Blommers, Bosboom,
Mauve, Neuhujjs.
Veel van deze werken zyn door de tentoon
stelling van Fransche kunst indertyd in de Haagsche
academie gehouden, en van de exp sitie van
Franschen ea Hollanders in Arti" in 1885, niet
onbekend.
Een ander Haagsch kabinet wordt Dinsdag a.s.
door Frederik Muller & Co. in de Brakke Grond
verkocht. Men vindt in den catalogus de namen
, van de Bock, Bosboom, Gabriel, Isaac laraëls (zijn
gezicht op den Dam bij avond dat vóór drie jaar
in Arti" was), Kever, Jacob Maris, Matthijs
Maris, Willem Maris, Mauve, Neuhuys, Rochussen,
Wijsmuller, de Zwart, Bastert, Blommers, Breitner,
Jozef Israëls, Mesdag, Ter Meulen, Oldewelt, Oyens,
van der Weele en Weissenbrucb. Een betere
veiling dus dan die van oude kunst die de firma
Muller deze week hield.
4 Mrt. '91.
V.
DE PLANT IN DE KUNST.
De Fransche Union des Arts décoratifs denkt
in, het voorjaar eene belangrijke tentoonstelling
te orgaciseeren, namelijk van de plant, voor zoo
ver zij der kunst tot model gediend heeft, en van
de kunsten die zich de plant tot model gekozen
hebben.
Men kent het verhaal van Vitruvius, als zou
Caltimachus het fraaie Corintiscbe kapiteel te danken
hebben aan een wilde berenklauw, (acanthos) die
op het graf van een jong meisje om een aarden
vaas gegroeid was. Verzonnen of waar, de
anecdote kan dienst doen om de groote rol,
door de plant in alle decoratief gespeeld, te
symboliseeren. De plant is het begin der
ornamentatie. In den beginne kinderachtig en ele
mentair, een rechte stengel met een kleine massa
(bloem of vrucht) in top, en twee blaadjes, staande
of omgebogen, er naast, wordt de copie der plant
langzamerhand, naar den gril of de verbeeldings
kracht van den kunstenaar vervormd, gecompli
ceerd, ontleed en door een reeks van vertolkingen,
steeds vernuftiger, stouter, artistieker, wordt zij
voor den bouwmeester, den schilder, den
plateelbakker, den wever, beeldhouwer, goudsmid en
glasschiider, den wapensmid, schrijnwerker en in
legger, als eene grammatica, die hare traditiën, wet
ten en regels heeft.
Verder: menige plant is, door de veelvuldigheid
harer reproductie, door het groot gebruik dat de
kunstenaars van een volk of een tijdvak er van
maken, er toe gekomen als karakteristiek voor
dat tijdvak of dat volk te dienen; zoo is de Egyp
tische kunst onafscheidelijk van den lotus, de
Assyrische van de madelief, de Perzische vau de
anjelier, de Moorsche van het kastanjeblad. In
het wonderlijk fijne beeldhouwwerk van de oude
Fransche kathedralen herleeft do gansche Hora der
velden, de eeuwen doorgezonden door de naïeve
kunstenaars wier namen vergeten zijn.
In het prospectus zegt de heer Falize, president
van de Union des arts décoratifs:
De plant is eindeloos in het aanzien harer
toepassingen, sierlijk in hare bloem, tijn en grillig
in hare wortels, trotsch en krachtig door de soliecle
architectuur harer groote boomen, buigzaam en
slank in hare lange groene stengels, eindeloos
verscheiden in de teekening harer bladen. De
zaden, door haar onvoorziene combinaties, leveren
geestige grondvulsels; de knollen en bollen geven
vaasprofielen; de vruchten leveren hun vormen
aan alle producten der menschelijke kunst. De
appel, peer, aardbei, artisjok, vijg, ananas,
korenaar enz., zijn volmaakte typen, die wij soms
hebben gewijzigd, zonder ze ooit volkomer.er te
maken. De schors van den boom is een model
voor den beeldhouwer, alle harmonieën van kleur
vindt men in de bloemen vertegenwoordigd".
De tentoonstelling zal zes afdeelingen bevatten:
1. De levende plant. 2. De kunstindustrieën. 3. Eene
artistieke tentoonstelling. 4. De arbeid der scholen.
5. Een retrospectieve tentoonstelling. 6. De ge
schiedenis van den tuinaanleg.
De plantententoonstelling zal geheel onderschei
den zijn van de gewone tuinbouwtentoonstellingen;
naar zeldzame exemplaren, wonderen van geduld
en zorg, zal niet gevraagd worden, integendeel,
juist naar de eenvoudige ongewijzigde typen. De
tweede afdeeling, die der kunstindus'rieën, zal
voorloopig onderverdeeld zijn als volgt: metalen,
weefsels, papier, huiden, hout, steen, aarde en glas.
Hier zal de commissie, om niet overstelpt te worden,
wel moeten schiften, in hoeverre zij enkel het
zuiver plantornament of ook combinatie met
menschen- of dierenfiguren wil toelaten. Hetzelfde geldt
voor de derde afdeeling, expositie van schilder- of
beeldhouwkunst, terwijl de vijfde, retrospectieve
kunst, zeker uiterst interessant zal zijn.
De Union heeft onder hare begunstigers een
aantal bezitters van groote kabinetten, die bij
vroegere tentoonstellingen veel afstonden en ook
nu niet zullen achterblijven. Ken moeilijkheid
geeft het stelsel van rangschikking. Men had ge
dacht aan chronologische classificatie, of naar stijl,
of naar type; maar de taak zou te moeilijk zijn;
men zal nu maar de indeeling naar de stof volgen.
EEN FAMILIE-KOMAN.
Een Orü. Oorspronkelijke roman
van Fokko 15-s, schrijver van
»Een levensdoel", Amsterdam.
L. J. Veen.
De test van den titel van dit boel-je bevat een
aanmatigend woordje, dat niet ieder-een aanstonds
opmerken zal. Het is het woordje »van''. Wij
hebben hier een roman, niet »door" (dat wil
zeggen ; gemaakt door een zekeren schrijver, ge
naamd :) Fokko Bos ; maar een roman »van" (dat
wil zeggen: gemaakt door den met roem be
kenden schrijver, genaamd :) Fokko Bos.
Den schrijver zal deze beminnelijke aanmati
ging, die zich overigens alleen in dit industriëele
truc-je kenbaar maakt, ongetwijfeld ten goede
worden gehouden, ook al rechtvaardigt de inhoud
van den roman haar nauwelijks.
Ziet hier wat wij lezen in den roman van
Fokko Bos :
In het eerste hotel van een Geldersen stadje
is een beroemd violist uit Italiëafgestapt, ge
naamd Signor Majola Hij komt daar nergens
aan huis, doch geeft alleen koncerten in 't
pupliek. Hij schijnt er niemand te kennen behalve
graaf d'Almonte, een edelman, wiens financiën
een weinig in de war zijn geraakt, die daarom
hier een buitentje heeft gehuurd, om, terwijl hij
er zijn laatste twee duizend gulden opmaakt, eens
uit te zien of hij zich niet in de een of andere
onderneming kan steken.
Hierbij zij dadelijk opgemerkt, dat de schrijver
het geval van graaf d'Almonte wat nonchalant
heeft behandeld. Want voor-eerst, wie, die zijn
fortuin wil herstellen, zal op de gedachte komen
met zijn laatste twee duizend gulden in den om
trek van een kleine Geldersche stad te gaan
wonen ; en, ten anderen, is twee duizend gulden
een al te kleine som om daarvan een zomer te
kunnen leven op een voet als deze graaf doet.
Een gehuwde graaf, die nog slechts twee duizend
gulden bezit, is bij D a ondenkbaar. Want voor
het zoover met zulk een persoon komt, heeft hij
reeds een betrekking gezocht of zich op andere
wijze uit den nood gered. Althans, dit spreekt
van zelf, indien deze een betrekkelijk zoo nor
maal mensch is als graaf d'Almonte.
Een der door zijn rijkdom aanzienlijkste inge
zetenen van het stadje is de bankier Van Tree
sen. Juist omstreeks den tijd van Majola's ver
blijf daar ter plaatse, heeft hij een groot deftig
huis betrokken, en op een avond geeft hij daar
een partij. De aristocratie der stad zal daar
evenwel niet verschijnen, om reden dat mijnheer
Van Treesen een parvenu is en zijn loopbaan
begon als eenvoudig kantoorbediende. Daarom
stelt de gastheer dubbel op prijs, dat graaf
d'Almonte, die zich dat in zijn hoedanigheid
van vreemdeling meent te kunnen veroorloven,
beloofd heeft van de partij te zullen zijn.
Nadat de heer van Treesen, geruimen tijd na
de komst van alle overige verwachte gasten,
zich reeds het zweet heeft voelen uitbreken bij
het idee, dat de hooge gast, op wiens verscbij
ning hij de overige genoodigden reeds met de
noodige emphase heeft voorbereid, hem wellicht
in den steek zal laten en dus zijn p-estige een
leelijken slag toebrengen, ziet men eindelijk den
graaf binnentredeu. Tot ieders niet geringe ver
bazing is hij echter niet alleen, maar leidt hij
een vreemdeling in, dien alleen de weinige aan
wezigen kennen, welke den vorlgen avond het
concert van Signor Maloja hebben bijgewoond.
Het is waarlijk de S gnor in eigen persoon. De
heer va» Treeseu, die een uitsluitenden eerbied
koestert voor den adel en wat met den adel in
verband staat, belmndelt hem in 't begin iiiet
met de hem toekomende onderscheiding, doch
nauwelijks heeft hij van den graaf vernomen,
dat Signor Maloja zelfs wel de gast vnn prinsen
en vorsten is geweest, en eene betrekking met
den befaamden vioolspeler den heer van Treesen
vroeg of laat nog wel eens een ridderlintje zoude
kunuen bezorgen, of bij verandert als een bind
op een boom, overlaadt den vreemdeling met
beleefdhe len en weet niet hoe hij den Signor
zijn blijdschap over diens tegenwoordigheid maar
duidelijk zal maken. Tot zijn verbazing moet
hij echter gewaar worden, dat de Signor, in stede
van zijn vleierijen met complimenten en
loftuitingen over het welslagen der partij te
beantwoorden, hein niet alleen met de grootste koel
heid bejegent, maar hem zelfs op een in 't oog
vallende afsnauweude wijze antwoord geeft.
De heer Ter Male is boekhouder bij van Tree
sen en ook op de partij genoodigd. LTij is een
liefhebber-vioolspeler en zal zich doen hooren.
Voor hem is dus de verschijning van den ver
maarden virtuoos geene aangename verrassing.
Het blijkt al dra dat Ter Male eene hopelooze
genegenheid koestert voor Bertha, de dochter des
huizes, een lief en elegant jong meisje, die wei
nig naar hare ouders aardt, ook vrij is van hun
bespottelijke parverins-iierheid en voorden sjofelen
boekhouder eene heimelijke wederliefde gevoelt.
Om de ontknooping van zijn roman voor te
bereiden, doet de schrijver bij herhaling duide
lijk uitkomen, dat Ter Male wel een eenigzins
dweepend jongmenscb is, die hoog met de kunst
loopt, maar dat hij de kunst toch meer als mid
del dan als doel beschouwt, als middel om te
geraken tot roem, rijkdom, aanzien. Hij be
schouwt haar dermate alleen als middel, dat bij
ook wel andere middelen te baat zou willen
nemen, mits hij zijn doel er slechts door
bereike.
Signor Majola blijft zoo lang in het stadje,
dat al de inwoners zich er over verbazen en zich
in vruchtelooze gissingen verdiepen om te weten
te komen wat daarvan toch wel de reden mag
zijn.
De lezer iutusschcn komt al spoedig te weten,
wat de celtliriteit zoo lang in het nest van een
stadje terughoudt eu hem zijn voorgenomen
wereldreizeüdoet uitstellen. De signor toch ont
vangt een bezoek van een ouden muziekmeester
uit het stadje, dtn heer Hilverding, die hem juist
over liet talent en de toekomst vau zijn leerling
Ter Male wenscbt te onderhouden. En bij die
gelegenheid lekt het uit dat de signor den naam
Majola aangenomen heeft, maar eigenlijk heet:
Frits Melgers, van geboorte Hollander is en af
komstig uit dit stadje zelf'. Verder komt het ge
wichtige nieuws aan bet licht, dat Frits de zoon
is van een Melgers, die vroeger daar bediende
was ten kantore van notaris Halssema, waar hij
een belangrijken diefstal zou hebben gepleegd.
Indertijd heeft het gezin vau Melgers. in ougeluk
en schande gestort, daarom de vlucht moeten
nemen en heeft Frits verder zijn opleiding in
Italiëgenoten, dat bij voor zijn tweede vaderland
gekozen heeft. Hij weet echter, dat niet /ijn
vader, maar Van Treesen, die toentertijd bediende
was op het zelfde kantoor, den diefstal heeft ge
pleegd. En nu is hij hier gekomen met het hei
melijk doel de nagedachtenis zijns vaders te wre
ken en Van Treesen in het ongeluk te storten.
Door verschillende gebeurtenissen heen, waarbij )
een partij ten huize van graaf d'Almonte ea be- j
sprekiugen tusschen den graaf en Van Treesen |
over een groote op touw te zetten onderneming
van heidevelden-ontginning, en liefdesverklaring |
tusscheu Ter Male en Bertha, waarbij zij liet eens |
worden, doch in hunne omhelzing betrapt worden
door Van Treesen, die Ter Male zijn ontslag geeft,
enz., vinden wij nu als kulminatiepunt der
geschiedenis Majola's grooten tweestrijd. De artist
toch is Bertha van Treesen met een hartstochte
lijke genegenheid gaan lif-fhebben, hij weet echter
dat zij hem niet, doch Ter Male bemint. En wat
moet hij nu doen ? Zich wreken en Van Tree
sen ten verderve brengen, of hem zijn vermogen
daartoe toonen, maar Bertha van hem eisenen
als koopprijs van zijn dan niet te volvoeren
wraak? Een derde weg schijtit zich niet voor
hem op te doen. Toch vindt hij dien derden
weg. Hij weet zijn hartstocht voor Bertha te
overwinnen, hij huwt haar uit aan Ter Male,
zijn wraak bestaat hierin dat hij Van Treesen
dwingt Ter Male aan te nemen als zijn schoon
zoon en compagnon.
Wij noemden dezen roman, die geene hoeda
nigheden heeft als eigenlijk letterkundig kunst
werk, een familie-roman, omdat hij geschikt is
in de huiskamer van hand tot hand te gaan en
aan menigeen eenige uren van onderhoudende
lectuur zal verschaffen.
2 Mrt. '91.
A. T.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Te Stuttgart is een internationale tentoonstel
ling van kunstwerken geopend, waarvoor de deel
neming, ofschoon het aantal schilderijen niet bij
zonder groot is, vooral van de kant der goede
schilders zeer is meegevallen. Er zijn gezamen
lijk slechts drie honderd zeventig stukken aange
nomen, maar alle richtingen zijn er in vertegen
woordigd, en vele in hun uitsfekendste exempla
ren. Ondanks de tentoonstelling in hunne eigene
woonplaats, hebben de kunstenaars uit München
toch zeer veel ingezonden; er bevindt zich trou
wens menig werk onder, dat bij vroegere
tentoonstellingen daar reeds te zien was. Er
hebben o. a. geëxposeerd: Defregger, Lcubach
(10 portretten: Keieer Wilhelm l, Damespor
tret, Liszt, liusch, v. d. 'J'ann, enz.), Fritz
August v. Kaulbach (heeren- en
damenportretten, landschap), G. Max (Visioenen, Egyp
tische koningsdochter. Apen), Uhde (i)e hei/ige
nacht, JRmmauayanget's), (ïrützner (Frater Lticas,
Zijn hminentic). Uit Düsseldorf zijn de beide
Achenhachs met schoone stukken verschenen, ver
der C. v. Gebhart, Briïtt, liockelmann, Bochmann,
Kröner, Feldmann, Schwa.be en meer anderen.
Van Zwitsers zijn vooral te noemen A. Böoklin
(Jiiirchilmmd, liucchusfeest), Füssli (Portretten)
en Steiger (Familie-concert). Weenen is vooral
rijk vertegenwoordigd. Angeli heeft het voortref
felijk geslaagde portret van het Wurtemburgsche
koningspaar en het niet minder prachtige portret
van Stanley ten toon gesteld, L'Allemand zond
de beeltenis van graat' Neipperg, Bernatzik twee
groote stukken. Van Alt is er lie dom van Como en
Holler markt, van Eduard Charlemont de beroemde
Page, van Hugo Charlemont twee stillevens. Van
de Imitcnlamlsche kunstenaars hebben vooral Bel
gische en llollamlsche meesters een zeer opmer
kenswaardig aandeel er aan genomen : J. de Vricnt
(1)» heilige ('eeuw, Ue laatste dagen tier ]lcüir/e
Maagd in Jeruzalem), Jan Verhas (In de duinen),
Van Aken (In Itet oude rronwen-genticht), Joors,
V.IIove, Clays. Courtens, Bource. Israi'ls (Vrouicen\
ile Haas, Neuhuys, Mesdag, enz. Onder de 33
Fransche stukken boeien vooral Béraud's Adrocalcn
in het Paleix i'an Justitie, voorts zonden in:
Dagnan Bouvcret (Madonna). Lefèbre (Jltt toilet
der bruid), Bouguereau (Mndunna), Carolus
Dnran, Duez, Géróme, Deschamps, Aublet, Gervex,
Roii, Cazin, Boutet de Mouvel, Paul Dubois,
Montenard, Zubcr, enz. Uit Engeland zijn maar
weinige stukken gekomen, waarvan het meest
beteekenende dat van Leighton, hot portret van den
Afrikaansclien reiziger Jiurns zal zijn. Talrijker
is Italiëvertegenwoordigd. Men ontmoet er de
Venetianen. Ciardi (Op de jacht, Ilerfstzon), Silvio
Bolta ( \VindrLuii())l Zezzos, Tito, Milisi,
Segantini, Ijaurenti enz. en de Romeinen l'io Joris,
Sartorio, Vanutolli, Biseo, Tirahelli, enz. Uit
Spanje worden genoemd de beide Bonlliures en de
beide Villegas, tüe voortreffelijke schilderijen ge
zonden hebben, verder Tiisqaet.s. Barbudo
Barbasan. Scrra, enz. Met beeldhouwwerken werden
slechts Wurtembergscho kunstenaars toegelaten;
er hebben zes Stuttgartcrs on een Tiïbinger
beeldhouwer aan deelgenomen. Van de
Stuttgarters heeft Donndorf het meeste ten toon gesteld:
(r ij the IH llnlic, Karet Jntou ran S'upnarinqcn.
(rerinaiiia on een borstbeeld van O-erok.
De catalogus der tentoonstelling is mooi geïl
lustreerd, en bevat als inleiding een terugblik op
de geschiedenis der kunst gedurende de laatste
honderd jaren", van de hand van den bekenden
aestheticus Prof. Lenicke.
Men weet dat onlangs liet denkbeeld i-s opgc- |
worpen om aan Griekenland de door Lord Klgiüi
geroofde beelden van het Parthenon terug to geven. '
De heer K'r.owlcs tracht in de \ineleenth Cenlnri/ !
aan to toonen, dat zo nergens beter kumicn zijn,
dan in Engeland.
Het is te betwijfelen, o!' eenige kroonjmvcelen
in di: wereld misschien zelfs eenige gekroonde.
hoofden met zooveel zorg en nauwkeurigheid
worden bewaakt en in orde gehouden als de KJgin
Marbles in Londen. Zij zijn geplaatst in ecu
zaal van verbazende afmetingen, die alleen door j
hen wordt gevuld, en speciaal voor hun ontvangst |
is gebouwd; zij kunnen er met gomak worden be- *
schouwd, bestudeerd en bewonderd, van uit elk
gezichtspunt, ofschoon gohocl buiten liet bereik
van eenige, toevallige beschadiging. Al de
basrcliefs van de fries der Panathenaëen zijn her
metisch onder spiegelglas in vitrines weggeslopen,
en de groote standbeelden van de voetstukken
behoorlijk weder op voetstukken boven het oog
punt geplaatst. De kamer wonlt dag en nacht i
op een temperatuur gehouden, hoog genoeg om j
alle vocht van de buitenlucht er uit te houden, l
zoodat stof en roet tot oen licht lijn poeder j
verdroogd worden, dat aan geen enkel doei van
liet marnier kan kleven of er op inbïjfen. Dit
stof wordt eiken morgen verwijderd, (behalve,
natuurlijk, uit de hermetisch iliditgelaktc vitrines),
niet door do aanraking van borstels o) doeken,
maar door de lucht; een blaasbalg blaast alles
weg, met een zacht koeltje. Eenmaal, en slechts
een maal in ongeveer drie jaren, worden de mar
meren beelden op eene andere wjjze schoonge
maakt. Zij worden dan netjes en zorgvuldig, eenige
duimen te gelyk, door een bekwaam oppasser
met eene fijne spons met lauw water gereinigd,
en omiddellijk daarna door denzelfden man met
dezelfde spons, die hij uitgewrongen heeft, afge
veegd. De hermetisch gesloten vitrines worden
eenige voeten te gelijk geopend, en hun inhoud
op dezelfde manier behandeld."
In Londen verkochten deze week de H.H.
Christie, Manson en Woods een aantal schilde
rijen van oude kunstenaars en portretten van Sir
Josb.ua Reynolds, Romney en andere vroegere
Engelsche kunstenaars. De volgenden waren onder de
voornaamste stukken: Portret van een oude
vrouw, door Rembrandt, 6120 gulden. Een
wintergezicht met een dorp op de oevers eener rivier
en figuren schaatsenrijdend, door A. van der Neer,
3240 gl. Een boschgezicht met een waterval, door
J Ruysdael, 2700 gl. Een Hollandsch riviergezicht,
met een huisje, booten en menschen, door A. Cuyp,
3720 gl. Een ijsgezicht, geteekend, gedateerd
1642, door J. van Goyen, 4680 gl. Een
riviergezicht, met een watermolen in het midden,
geteekend J. Ruysdael, 7200 gl. Het vertrek van
koning Karel II op de Schelde, door W. van de
Velde, geteekend, gedateerd 1600, 22440 gl.
Een tuingezicht, met dood wild, door Jan Weenix,
12600. De inscheping van St. Paulina in de haven
van Ostia, (de figuren door T. Lauri) door Claude,
10440 gl.
Door het bestuur der afdeeling Prenten en
Teekeningen in het Britsch Museum, onder den heer
Sydney Colvin, wordt eene tentoonstelling van
de schatten dier afdeeling georganiseerd, welke
allerbelangrijkst belooft te zullen worden.
De tentoonstelling zal van de vijftiende eeuw
tot op onzen tijd loopen en in drie sectiën ver
deeld zijn: 1. De vroegste kunst en de Re
naissance ; de Italiaansche (d. w. z. Venetiaansche,
Florentijnsche, Milaneesche, Ferrareesche,
Umbrische, L'mbro-Florcntijnsche, Michael-Angelo en
zijn volgers, en de school van Fontainebleau), de
Hollandscho en Vlaamsche, de Duitsche en de
Fransclic scholen, alles XVde en XVIde eeuw;
2. ile XVllde en XVIIl eeuw, op dergelijke wijze
ingedeeld, maar dit alles alleen historisch en
cronologisch bedoeld, als leidende tot de voornaam
ste afdeeling, de 3de : de Engelsche aimarellisten.
Onder de Engelsche school zijn ook opgenomen
de vreemdelingen die ;n Engeland schilderden, als
Holbein en van Dijck; de reeks begint daar met
portretten van Sir Peter Lely, Greenhill, Robert
White en John Faber; zij gaat voort met Sir
odfrey Knellcr, Hichardson en George Virtue.
Dan komt Hoganh, met zijn navolger John Collet,
en dan twee Kranschen, Mercier en Gravelot, die
in rlien zelfden tijd, het midden der achttiende
eeuw, te Londen veel werk leverden. Een zelfde
figuur diende blijkbaar aan Gravelot en
Gainsuorough tot model; beiden zijn door studies daar
naar vertegenwoordigd.
Van si r Joshua Reynolds zijn er studies in gekleurd
krijt: uit zijn tijd vindt men verder de namen
Alexandor Cozens, Francis Cotes en Francis
Bartolozzi: ook van Angelica Kaufmann, ofschoon toch
geen Engelsche, zijn hier mythologische onderwer
pen in krijt en bistre.
Hierna begint de reeks namen zeo talrijk te
worden, dat de vermelding moeielijk wordt. Men
vindt er onder de belangrijke stukken van Francis
Wheatly, Benjamin West, William Blake, John
F'axman. Joh. Downman, Tomking, Ibbetson,
Rowlandson, Morland, J. li. Smith, alle interessant
en zeer goed. Een gebecle. doos teekeningen is
er van James Ward, en verder van oen dozijn kun
stenaars tot J. M, W. Turner en Thomas Girton.
Voorts nog studies van Lonsdale, Sir T. Lawrence
en J. T. Smith, die den heer Colvin als directeur
dezer afdeeling van qct Britsch Museum
vooraf
gir'gDe verzameling, anders m kasten en kisten en
portefeuilles geborgen, is nu eens voor het publiek
uiteengehangen, eri zal, ondanks hare half ver
bleekte glorie, ongetwijfeld de aandacht trekken,
die zij zoo bijzonder verdient.
De opyrai-ingcn te, Delphi. Uit Athene wordt
aan de Vossiwhe Xeitung geschreven: Aan het ge
schil over de opgravingen te Delphi schijnt thans
een einde gemaakt te worden. De Amerikanen,
die in den grond ook weinig kans hadden, om het
verlot' te verkrijgen, hebben het nu opgegeven,
zoodat de Franschun de opgravingen kunnen be
ginnen, zooiira de Fransche Kamer de CM),000
francs toestaat, die reeds door de budgetcommissie
ziin toegestaan. Te Athene is aan den Toren der
Winden weder een aanzienlijk en goed onderhouden
deel (icr Romeinsche Agora blootgelegd. Jammer
genoeg ligt nog het grootste deel van het groote
plein met zijn omgeving onder een oude moskee
begraven, waarin zich thans een bakkerij voor
militairen bevindt.
Ro'-a Bonhcur heeft te Fontainebleau een groot
landschap geschilderd, in den kraditigen toon,
ilie haar eigen is: ilc kleur is warm, maar rustig.
Een kuilde vormt de stoll'eering. liet stuk is voor
Londen bestemd.
Door der. bekende plateelschilder den beer
Henri Breetvelt te Delft te Dcift zijn vervaardigd
en deze weuk afgeleverd een veertiental
tegeltableaus, bestemd voor een der nieuwe
stoornschepen (de Ardjoeao) der Rotterdamsdie Lloyd,
directie de heeren W. Ruys & Co.
TOONEEL EN MUZIEK.
In het Grand Thëitrc hoeft op 17 Maart de
eor»te voorstelling plaats van een Oostenrijksch
Opcretten- en Balletgezelschap, dat gedurende
ceuigen tijd hier ter stede zal optreden. Dit ge
zelschap staat onder directie van den hoerjulius
Laska en zal de eerste maal vertooneu Uur arme
Jonathan, operette in drie bedrijven van Mi l loc
ker. Volgens het programma is het een vrij uit
gebreid gezelschap, met een flink koor en een
corps de ballot van achttien personen.
Er mogen o. i. aardige voorstellingen van dit
gezelschap verwacht worden. In langen tijd ver
toefde geen Duitsch Operetten-gezekchap binnen