De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 15 maart pagina 1

15 maart 1891 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERD WEEKBLAD YOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 15 Maart Abonnement per 3 maanden f i.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar B mail 12. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar .... 0.12* Advertentiën van lReclames per regel -5 regels ?1.10, elke regel meer 0.20 0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL. LErON: Een aanzoek, een schets door Hawë. (Slot). KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, door Fr. Hamlet, door M. P. Twee Par\jsche premières. Muziek in de hoofd stad, door Van Milligen Aanteekenin gen Schil derkunst, door V. VARIA.?SCHAAKSPEL. Hengelen, door Herman Bogaerd. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. PEN-EN-POTLOOD-KRASSEN. ADVERTENTIËN. BERICHT. Van het portret van Prof. N. BEETS, door Jan Veth, zijn enkele afdrukken avant Ja lettre verkrijgbaar op zwaar papier; franco per post & 60 ets. Aan vragen te adresseeren bij den uitgever Tj. van Holkema, Keizersgracht 436. Van verre en van nabij. In Belgiëis de regeering tot de overtui ging gekomen, dat zij zich aan de behande ling der kiesrecht-quaestie niet langer kon onttrekken. De verklaringen, hieromtrent door den minister Beernaert afgelegd, zijn dubbel merkwaardig als men bedenkt, dat het voorstel-Janson, om de artikelen 47, 53 en 56 der grondwet aan eene herziening te onderwerpen, bij de clericalen van de fractieWoeste op heftigen tegenstand is gestuit en dat de vrees voor de invoering van algemeen kiesrecht ook de doctrinaire liberalen huive rig heeft gemaakt, zoodat het voorstel-Janson door de meerderheid van de afdeelingen der Kamer werd verworpen. Feuilleton. EEN AANZOEK, Een schets door HA\VÉ. (Slof). Na het gesprek met haar man, waarin zij een zoo smadelijke nederlaag had geleden, was juffrouw Farréten prooi aan overwe gingen, die haar hart eer aandeden. Als er nu toch niets van kon komen, was 't maar beter om aan de zaak zoo gauw mogelijk een einde te maken; dan kon Cl mer-ce 't zich uit het hoofd zetten, en als 't bij dien luitenant zoo hoog zat, was 't toch zonde hem nog zoo lang tusschen hangen en wurgen te laten spartelen. Maar Farrêliep in de laatste dagen met zoo'n vastbesloten gezicht rond en hield zulke dreigende ge sprekken met zich zelf, vóór zijn luidruchtig snorken bewees, dat hij zich van de aardsche beslommeringen had vrijgemaakt, dat juffrouw Farrêgegronden twijfel koesterde, of het wel raadzaam zou zijn de verantwoordelijkheid van een dergelijken, gewichtigen stap op zich te nemen. Zij kwam dus tot het besluit man lief van haar gevoelens deelgenoot te maken en reeds de eerste indruk, dien haar woorden teweegbrachten, gaf haar reden tot dankbaar heid, dat zij niet zelfstandig was opgetreden. Farrébeschouwde elke inmenging in deze zaak, die gewichtig genoeg bleek om hem dagen achtereen uit zijn humeur te houden, klaarblijkelijk als een inbreuk op zijne rechten. »Maar hoe, in Godsnaam, kom je daar nu weer aan?" zei hij, zijn echtgenoote aan ziende met een Wik, waarin diepe minach ting voor haar kortzichtigheid lag uitgedrukt. »'tjs met jullie vrouwen altijd hetzelfde, altijd halve maatregelen! 't Maar dadelijk aan Clémence zeggen! Welzeker. En wat zou dat nu geven? Datje maanden lang een gezicht ziet als een mistige November dag en een eeuwigdurend janken en huilen en pruilen. En denk je dat die piot zich daaraan storen zou ? 't Zou nog veel erger Avorden. Niets daarvan, hoor! Kijk eens hier. Als hij haar niet vraagt, dan trek ik me van de heele zaak niets aan. Clémence is De regeering heeft nu, bij monde van den heer Beernaert, in de laatste vergaderingen van de centrale sectie verklaard, dat zij be reid was, om het kiesrecht voor de Kamer en den Senaat, voor de provinciale raden en de gemeenteraden aanmerkelijk uittebreiden en zelfs een soort van referendum intevoeren. Zij moet dus wel overtuigd zijn van de onwederstaanbaarheid der strooming, die zich in den laatsten tijd onder het volk achter de kiezers heeft geopenbaard. Maar algemeen kiesrecht, wil ook de refeering niet. Daarvoor acht zij, om redenen ie zij niet mededeelt, de natie »nog niet rijp". Haar stelsel is drieledig. Zij wil het kiesrecht geven aan de tegenwoordige censuskiezers volgens art. 47, aan een aantal kategoriecn van capacitaircs en eindelijk aan al die personen, die eene woning van minstens fr. 200 huurwaarde in eigen dom of in gebruik hebben, of die van een stuk gronds van aantegeven waarde eigenaars of pachters zijn. Op die wijze denkt zij het aantal kiezers te verdubbelen en dus te brengen op 000,000 of ongeveer 10 pet. der bevolking. In Frankrijk, waar algemeen kiesrecht op 21-jarigen leeftijd wordt toegekend, bedraagt het aantal kiezers 27 pet. van het bevolkingscijfer. Wilde men in Belgiëhet algemeen kiesrecht op 23-jarigen leeftijd toekennen (deze leeftijd is thans ook voor de censuskiezers voorgeschre ven), dan zou men ruim 1,200,000 kiezers verkrijgen, dus weder het dubbele van het geen de regeering thans voorstelt. Zullen de voorstanders van algemeen kiesrecht zich met deze concessie tevreden stellen ? Waarschijnlijk niet, al heeft een hunner leiders, de radicaal Paul Janson, het regeeringsvoorstel, ofschoon onbevredigend, toch niet onaannemelijk genoemd. De be weging ten gunste van algemeen kiesrecht is in Belgiëonafscheidelijk geworden van de arbeidersbeweging, en deze laatste is een factor welks krachten niet te laag geschat wijs genoeg om op zich zelf te passen. Maar als hij wel van plan is om haar te vragen, en dat is-ie, en hij zal 't doen ook, dan wil ik niets geen geleuter en gezanik, maar dan zal 't in eens uit zijn. En daarom, laat 'm maar komen, dan zal ik 'm den wind van voren geven, zoodat ie me nooit meer in mijn vaarwater komt. Laat dat maar gerust aan mij over, hoor!" »Maar als die man nu toch zooveel van 't kind houdt," herhaalde juffrouw Farré, met echt vrouwelijke redeneerkunde op het punt van uitgang terugkomende, »dan is 't toch veel beter voor hem, dat hij dadelijk weet dat 't toch niets geven kan.'' »Och wat, hij zal toch niet smelten van verliefdheid," bromde de loods, hoogst ver ontwaardigd over den geringen indruk, dien zijn betooging had gemaakt. »Jij hebt van zulke zaken al net zooveel verstand als een koe, en daarom . . .." »Farré, asjeblieft! dat zijn uitdrukkingen, die hier niet te pas komen ! Ik verkies niet me te laten beleedigen. Er valt met jou in den laatsten tijd heelemaal niet meer te praten !" »En als er met mij dan toch niet te praten valt, doe me dan 't plezier en hou je sna ter!" sneed Farréhaar in uitbarstenden toorn het woord af. »Ik heb hier 't commando en daarmee" uit! Ik pas er voor, om altijd naar jouw pijpen te dansen !" Eenige dagen nadat Farréaldus zijn auto riteit als hoofd des gczins had laten gelden, viel hij niet alle ken teek enen van groote op gewondenheid, als een bom de kamer bin den, waarin zijn wederhelft zich gereed maakte, tor bevordering der (ligestie, haar gewoon middagslaapje te doen. ;>Xie je nu wel! heb ik 't niet gezegd ? Had ik nu gelijk of niet:1" »God beware, man, wat laat je me schrik ken! 'n Menseh zou der een stikzinking van krijgen! Wat is er nu wér gebeurd ?" »Wat of er gebeurd is ? Dat is me ook een vraag! Van avond komt die piot!" Als geëlectriseerd vloog juffrouw Farréin de hoogte. »Komt-ie ? van avond ? die luite nant ? O heeremensche! Man, hoe weetje dat ?" »Hoe of ik dat weet? van Clémence na tuurlijk. Zoo'ii afgeraasde, brutale vlerk!" mogen worden, door hen die den weg der ge leidelijke ontwikkeling willen blijven bewan delen en door eene tijdige evolutie eene al tijd ontijdige revolutie willen voorkomen. Indien onze Nederlandsche liberalen het advies van het bestuur hunner »Unie" vol gen, zullen ze heel wat verder gaan dan de Belgische regeering. Voor de eerste maal wordt door dit bestuur rondweg de nood zakelijkheid erkend om »het kiesrecht toe te staan aan alle meerderjarige mannelijke Nederlanders die bij eene eigen handig geschreven aanvrage aan het plaat selijk bestuur hunner inwoning, hun verlan gen te kennen geven om op de kiezerslijst te worden geplaatst of op eene andere door de wet voor te schrijven wijze toonen, te kunnen lezen en schrijven en belang te stellen in de openbare zaak. Behalve de bedeelden en de overige in de Grondwet aangewezenen, blijven daarbij echter uitgesloten zij, van wie blijkt, dat zij niet in staat zijn zelf in hun onder houd en in dat van hun gezin te voorzien. Persoonlijke invulling van het stembillet in het lokaal der stemming blijve voorgeschre ven." Er zijn in deze kiesrecht paragraaf nog wel eenige chinoiwies aan te wijzen, maar het beginsel is er met de noodige dui delijkheid in uitgesproken en de onhoud baarheid van sommige exceptiën en voor waarden zal ongetwijfeld reeds bij de eerste broedere discussie blijken. De heer Von Bismarck is door de nationaal-Iibcralen in het district Geestemiinde candidaat gesteld voor het lidmaatschap van den Rijksdag. De leiders der partij te Berlijn hebben met bijzondere duidelijkheid te kennen gegeven, dat zij met deze candidatuur, welke zonder hare voorkennis is gesteld, alles be halve ingenomen zijn. Heeft de gewezen rijkskanselier zich indertijd verbeeld, dat hij slechts den wensch om in den Rijksdag zitting te nemen, behoefde uit te spreken, teneinde in En van Farré's lippen rolde een vloek, die zijn wederhelft met ontzetting vervulde. »Foei, man, foei, houd je in 's hemels naam kalm. Schaam je wat. Vertel liever eens wat ze je gezegd heeft. Ik moet er al les van weten!'' »Nu dan," zegt Farré, die de behoefte ge voelt zijn afkeurenswaardig gedrag wér goed te maken, en laat zich op een stoel vallen, ten einde op zijn gemak verslag uit te brengen. »Ik zit hiernaast een pijp te rooken en daar komt Clémence binnen en peutert hier wat en peutert daar wat, en gaat er wér uit en komt er wér in. Nou, dat begon i me al gauw knapjes te vervelen, dat begrijp je, en ik zei: :>Kind, loop nou asjeblieft niet zoo te draaien, je waait waarachtig mijn pijp uit." Maar 't gaf niks, hoor, en ze zeurde maar door, met eeu gezicht of' er kwaad wér op til was. Ik denk : ze heeft wat op d'r lever en durft 't niet zeggen, 't is zeker over dien piot. Ik zeg dus: «kind", zeg ik, -als je me wat te vertellen heb, kom er dan méop de proppen en leg l anders in Gods naam ergens je anker neer, want ik word er kuttcrig van." Nou, toen j kwam dan 't hooge woord er uit. »Vader", j zegt ze, «straks komt Van Baarle, om met je i te spreken.'' Ik zeg: »/oo, dus hij schijnt j toch werkelijk gek te zijn.'' »Hoe bedoel je dat ?" zegt ze. Nou, dat heb ik der al heel i gauw duidelijk gemaakt en de rest, kan je ! je voorstellen. Huilen als een schcepspomp ! natuurlijk, en ;we houden zooveel van mekaar i en 't is zoo'n knappe jongen en ik wil nooit een ander hebben" en al dat geklets meer." : :>Och heer", zegt juffrouw Farrémeewarig, »'t arme kind. Waar is ze nou?" -Ze is naar boven geloopen en daar zal ; ze nog wel zitten te grienen. Dat is met j jullie vrouwen altijd zoo. Over een week heeft ze wér een ander bij den kop, maar gegriend moet er toch worden, dat hoort j nou eens bij de partij. En dien piot zal ik afwachten, 't Doet me tenminste plezier dat er eindelijk een eind aan dat zaakje komt, want ik ben er in den laatsten lijd heelemaal van uit mijn koers geraakt." »Maar Farré, houd je nou asjeblieft be daard, hé, en wees niet. te ruw tegen 'm. De jongen meent 't in elk geval goed.'" Begin je daar nou al wér over ? Ik tal van districten te worden gekozen, dan is hem die illusie reeds sedert lang ontnomen. Toch blijft de Miinchener Allyemeine Zeitung nog de wenschelijkheid bepleiten van eene zoo danige veelvuldige candidatuur, die zou lei den tot eene soort van plebisciet op den naam van Bismarck, zooals men (de verge lijking is niet van het Miinchener blad !) er twee jaren geleden een op den naam van Boulanger heeft beproefd. De heer Von Bismarck heeft de eenigszins armoedige candidatuur te Geestemiinde niet bepaald aangenomen, maar haar ook niet bepaald geweigerd. Het schijnt, dat hij eerst wil afwachten of hij wordt gekozen, en, indien dit het geval is, zal bedanken, om hetzelfde spel indien een nieuw district zich daartoe leent elders te beproeven. Zonderling zijn de argumenten, op grond van welke enkele bladen trachten aan te toonen, dat men van den heer Von Bismarck de aanneming van een mandaat niet mag vergen. Zoo verneemt men onder anderen, dat de vorst te Berlijn geen huis bezit, en dat hij voor het drukke leven in een hotel te oud is. Het is overbekend, dat de heer Von Bismarck met stoffelijke middelen zeer ruim gezegend is en tot de rijkste grondbezitters van zijn land behoort. Het aankoopen of des noods huren van eene woning te Berlijn zou hem zeker niet in financieele mocielijkheden brengen. De Timcx heeft voor een enkele maal den Duitschen keizer als officieus blad dienst gedaan. Het city blad bevat eene soort van communiqué, waarin de motieven worden uiteengezet voor de verscherping van den pasdwang in Elzas-Lotharingen. Aan eene volkomen verzoening met Frankrijk heeft Wilhelm II nooit, gedacht; hij weet zeer wel, dat die onmogelijk is, omdat men in Frank rijk nooit de hoop op het herwinnen der verloren provinciën en op het uitwisschen der bloedige nederlaag zal opgeven. Hij eer biedigt zelfs die gevoelens, welke vijftig ben net zoo goed baas over mezelf als de beste, dat weet je toch ook wel. Ik zal niks zeggen dat ik niet verantwoorden kan, ik zal niet te veel woorden aan 'rn vuilmaken. Maar terugkomen zal-ie nooit weer, dat geef ik je op een pampiertje !" Een uur later zit vader Farréop het aangekondigde bezoek te wachten. Als Van Baarle 's mans gelaat had kunnen aan schouwen, zou hij het vermoedelijk raadzaam hebben geacht den gewichtigen stap nog wat uit te stellen. De barometer van Farré's humeur is tot. op het laagste punt gedaald. Clémenee heeft nog een poging gewaagd om het gemoed baars vaders te vermurwen en een scène gemaakt, die zijn stemming tot in den grond heeft bedorven. De weinig waardeerende uitdrukkingen en krachtige vloeken, thans niet getemperd door de tegenwoordig heid van zijn vrouw, waardoor hij aan zijn overkropt gemoed lucht geeft, doen het ergste voor den ongclukkigen minnaar vree zen. Tot zijn eer moet gezegd worden, dat Farréalle moeite doet om tot kalmte te ko men. Hij heeft de innige overtuiging, dat hij lust zal gevoelen om den luitenant in den kraag te pakken on heeft zijn lieveiin^spijp aangestoken om dat barbaarsche denkbeeld te verdrijven. Als Van Baarle met een beklemd gemoed voor den man staat, dien hij tot zijn schoon vader denkt te maken, laat diens uiterlijk dan ook slechts zeer weinig doorschemeren van de vulkanische beroeringen in zijn binnenste. Karre acht 't onnoodig op te staan en zijn bezoeker een stoel aan te bieden ; lii] wcnscht het gesprek zooveel mogelijk te bekorten, want alleen de aanblik van den pretendent wekt al toornige gevoe lens in hem op. Hij laat dus zijn pijp, bij wijze van veiligheidsklep, in zijn mond en bepaalt er zich voorloopig toe, den luitenant bewegingloos aan te kijken. IIet gevolg van deze niet zeer vriend schappelijke ontvangst is, dut Van Baarle reeds dadelijk eenigszins van zijn stuk ge raakt en een flauw vermoeden in zich voelt opkomen, dat zijn kansen niet bijzonder gunstig slaan. ^Mijnheer Karre", begint hij, »u kent me misschien al, ik ben luitenant. Van Baarle." -Zoo', zegt Karre kortaf. Op den jongen man maakt dit woordje den indruk, alsof hij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl