De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 22 maart pagina 1

22 maart 1891 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEEDAMMEK 189L F WEEKBLAD VOOB NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 22 Maart Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar n mail 12. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per resel 0.40 I N H U C D: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: De oude klokkenist, schets van W. Ko rolenko, door E. F. D. Signalementen uit der Utrechtschen Gemeenteraad, door Jan van ' Sticht. - KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, door Fr. Muziek in de hoofdstad door Van Milligen. De Hollandsche schilders en de Berlijnsche tentoonstelling, door V. Aan teekeningen Schilderkunst, door V. Oberlirnder onder de Twintig", door Prof. P. Alberd. Thym. Théodore de Banville. VARIA. SCHAAK SPEL. Mijn interview, naar Mark Twain. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. -- COR RESPONDENTIE. RECLAMES. PEN-ENPOTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Van verre en van nabij. De katholieke partij in Duitschland heeft een ontzaglijk verlies geleden door den dood van den heer \Vindthorst. Sedert 18(17 was de vroegere minister van het koninkrijk Hannover lid van den Pruisischen Landdag en van den Noordduitschen (later Duitsehen; Rijksdag, en sedert 1871 de erkende leider van het Centrum. Zijn invloed in deze laatste hoedanigheid is buitengewoon groot geweest en kan moeielijk worden overschat. »De roorasch-katholieken" zoo schreef prof Buys in de Gids van Januari 1891 «hebben., zoover ik weet, nooit aanspraak ge maakt op het recht om voor eene eigenlijke staatkundige partij door te gaan. Ken ge meenschappelijk kerkelijk belang voegt hen samen, en wetende dat dit in niet geringe mate door den Staat kan worden bevorderd of geschaad, trachten zij met behulp van hunne politieke rechten op staatkundig ge bied hunne kerkelijke belangen te bescher men en te verdedigen. Naar politieke rich ting wordt niet gevraagd en behoeft ook niet gevraagd te worden, omdat geen gemeen schappelijke staatkundige overtuiging, maar een gemeenschappelijk kerkelijk belang hen samenvoegt en samenhoudt." Op de toestanden in Duitschland is deze uitspraak zeker nog meer van toepassing dan op die bij ons te lande. Het centrum telt leden van de meest uiteenloopendc poFeuilleton. De oude klokkenist. Schets van W. KOROLENKO. DOOR E. F. D. Langzaam viel de schemering. Boven het donkere, geheimzinnige dennenwoud stond de maan, maar zonder licht te geven. Het kleine dorpje, waardoor een smal beekje kabbelde en dat omgeven was door ranke dennestammen, verzonk van lieverlede in die eigenaardige duisternis, die den lentenacht kenmerkt, wanneer de maan zoo mystiek en beneveld neerblikt en de omhoogkrullende dampen, als een grauwe man tel het bosch in een aetherisch waas hullen. Alles was stil, somber, duister, treurig. Zachtkens sluimerde het gehuchtje in. De donkere gedaanten der schamele boerenhutjes waren slechts flauw zichtbaar ; op enkele plaatsen flikkerde een twijfelachtig lichtje; hier en daar knersto ecu schuurdeur of sloeg een wachthond aan. Nu eens gleed de schaduw van een eenzaam voet ganger of ruiter langs den zoom van 't bosch of ratelden de wielen van een kar, dan weer kraste een uil of piepte een vleermuis. Een stemmige drukte heerschtc er onder de bewoners van 't vlekje. Zij verzamelden zich in 't kleine dorpskerkje om het paaschfeest te vieren. Het kerkje, welks vensters als lichtvlekken op 't donker uitkwamen, stond op een heuvel in 't midden van 't dorp. De oude toren wees statig naar den donkcrblauwen hemel. Daar kraakten de houten trappen ... de oude klokkenist Micheïtsch ging naar boven en weldra flikkerde zijn lantaarnlje als een ster in het luchtruim. Vroeger ging het den oude makkelijker af litieke richtingen. Naast de door en door conservatieve adellijke agrariërs van het Oosten zitten de democratische vertegen woordigers van het Westen. Ware daar de leider een man geweest, zooals die door den Leidschen hoogleeraar in het bedoelde arti kel wordt aangeduid, een man, die, »hoe rijk be gaafd ook en hoe uitnemend op zijn plaats hij de algemeene politieke debatten, te weinig op de hoogte (was) van allerlei praktische en tech nische vraagstukken om ook bij de bespre king van deze vruchtbaren steun te kunnen bieden"; had men van hem kunnen ge tuigen : »zijn meer of minder gedwongen op treden, waar znlke vraagstukken aan de orde waren, liet meer dan eens een soortgelijken indruk achter als het optreden van de nood hulp in eene burgerhuishouding:' ja, dan zou de heer Von Bismarck gemakkelijk gewonnen spel hebbeu gehad en waarschijn lijk niet »naar Canossa" zijn gegaan, terwijl nu juist de taaie volharding, het wijs beleid, de buitengewone scherpzinnigheid en de groote détailkennis van Windthorst dezen tot den geduchtsten vijand van den grooten rijkskanselier hebben gemaakt en hem in bijna elk conflict de overwinning hebben verzekerd. Windthorst was geen lionilliutt Ai-liillr, maar een voorzichtige en schrandere lysses. Hij sprak uitmuntend, ofschoon hij bijna over alles sprak, en in het slenographisch verslag zijner redevoeringen behoefde slechts zelden een woord te worden gewijzigd of door een ander te worden vervangen ; maar de dialectiek stond bij hem verre boven de j rhetoriek, en van al wat naar pathos zweemde j had hij een heil/amen afkeer. Die zelfbcheersching had voor hem, van een politiek standpunt beschouwd, een dubbel voordeel. Vooreerst beveiligde zij hem voor het gevaar, j het slachtoffer te worden van zijn eigen j phrasen ; in de tweede plaats verzekerde zij hem vrijheid van beweging, zoo wel tegenover de regeering als tegenover zijn eigen partij- l gcnooten. i Want Windthorst's politiek was zuiver opportunistisch. Zij was eene politiek »von Fall zu Fall". Zij was het tegengestelde van i ? ? -\ - i ? ? i een LiHransigcnt docirinansine. Natuurlijk liggen de argumenten om zulk eene politiek af te keuren voor het oprapen. Men kan de trap te beklimmen ; maar zijn bcenen zijn nu al stram en de oogcn deugen ook niet meer. 'tJ.s meer dan tijd om na. een lang leven te gaan rusten, maar God zendt hem den dood nog niet. Hij had zijn zoons. zijn bloedverwanten en eindelijk ook zijn vrouw begraven; oud en jong was naast hem weggerukt maar hij . . . hij leeft nog door. Vaak al had hij het leutereest gevierd, vaak, hij weet zelfs niet hoe vaak, had hij hier op den toren het plechtige oogenblik afgewacht. De oude keek naar beneden, waar met bloemen versierde kruisen de grafkuilen van 't kerkhof aanwezen. Hier en daar stond een gebogen treurwilg of een witte berk, nog zonder loof'; de frissche geuren der ontluikende knoppen vermengd met den vredeadem des eeuwigen slaaps steeg tot Micheïtsch op . . . Hoe KOU het over een jaar met hem zijn ? Zou hij weer hier boven onder de metalen klok staan om met een luiden toon het slui merende dorpje te wekken of' zou hij daar beneden liggen in een donker hoekje' God weet het . . . hij is bereid ; maar ditmaal laat Hij hem het feest nog vieren. ;,God zij geprezen !" stamelen de oude lippen en Mi cheïtsch staart naar den hoogcn, duisteren, met fonkelende sterren bezaaiden hemel.... »Micheïtsch, hé, Micheïtsch ! ' klinkt van omlaag een eveneens van ouderdom trillende stem. De grijze diaken ziet naar boven, ii oud t de handen voor de knippende oogen, maar wordt den klokluider niet gewaar. »Wat is er r" Hier ben ik," antwoordt Mi cheïtsch langzaam, terwijl hij zich uit den toren naar beneden buigt. Zie je me niet, ?" :.Neen ... Is het nog geen tijd 'i Wat denk je ;?" Beiden zien naar de sterren. De torenwachter overlegt. »Nog niet, 't is nog te vroeg. Ik weet wan neer ik moet beginnen." Hij weet het ofschoon hij geen horlog haar beginselloos noemen, oneerlijk, lafhartig, en in elk van die beschuldigingen ligt mér dan een schijn van waarheid, omdat Windt horst steeds concessie voor concessie ruilde, steeds het do t/t dey toepaste, omdat bijna ieder zijner politieke handelingen eene trans actie was. Het is gemakkelijk, eene dergelijke taktiek in zijn binnenkamer af te keuren, maar hoe zal men het zelf stellen, wanneer men onophoudelijk met do eischen der praktijk in aanraking komt ? Het Centrum in Duitsch land ieder weet het - is eene alles be halve homogene partij. Maar voor zijne leden geldt n hoofdbeginsel: het herstel van de volledige vrijheid, de handhaving van de volledige rechten der Kerk. Die vrijheid en die rechten zijn door vorst Bismarck in zijne Meiwetten op brutale wijze aangetast en ge schonden. Jarenlang heeft de Kulturkdiupfgewoed, en nog heeft het Centrum niet in alle opzichten voldoening gekregen. Maar toch in bijna alle opzichten. En dit hoogst be langrijk resultaat is te danken aan de taktiek van Windthorst. De heer Von Bismarck paste óók een politiek von Fall ~u Full too en moest, om eene meerderheid te verkrijgen, telkens weder bij het Centrum aankloppen. Dat dit hem niet hielp jiuur 'Camuur de, ,sr.v licrni.f yrit.c, is te begrijpen. Heeft het Centrum daarbij politieke bc- i ginselen verloochend of prijsgegeven ? tiet l is wel niet doenlijk, op die vraag een stellig antwoord te geven, juist omdat de politieke overtuigingen dcrleden, in alle zaken behalve in die eene, groote hoofdzaak, xeer uiteenliepen. Windthorst heeft dan ook, zoo dikwijls de tr.ktiek het samengaan niet als gebiedende noodzakelijkheid voorschreef, aan zijne vol gelingen volkomen vrijheid gelaten. Dat hij zelf menigmaal door een zuren appel heeft gebeten, is ontegenzeggelijk waar. Hij was door traditie een vrijhandelaar en een antimilitarist, en toch heeft hij nu en dan zijn steun verleend aan Bismarck's protectionis tische tolpolitick en hoewel tegenstrevend toegestemd in de herhaalde verzwaring der militaire lasten. Een deel der partij heeft tot die maatregelen met volle overtui ging zijne toestemming gegeven. De minder heid stond waarschijnlijk aan Windthorst's zijde, wat voorkeur en overtuiging betreft, heeft. De. aarde en de hemel en dat kleine wolkje, dat in den aelher zwemt, het don kere woud. dat geheimzinnig fluistert, het kabbelen van 't beekje, 't is hem alles be kend. Niet te vergeefs heeft hij heel zijn leven hier geleefd. Zijn gansch verleden komt hem weer voor den geest. Hij herinnert zich hoe hij voor de eerste maal met zijn vader op den toren kwam . . . en hoe lang is dat al geleden ! En toch, hoe kort! Hij ziet zich zelf' als jongeling: zijn oogen schitteren ; de wind niet die wind, die het stof over de straten doet dwarrelen, maar zoo'n eigenaardige wind, die zonder geruisch hoog boven de aarde zweeft een strcclcndc wind speelt met zijn grijze krullen . Daar beneden, heel in de verte, gaan een paar kleine menschen, d; ui r liggen de kleine hutjes en daar strekt zich het woud uit en slechts de omtrek van het dorp doet zich als een onmetelijke vlakte aan Micheïtsch oog voor .... Zoo is het ook met het leven. In de jeugd ziet men eind noch grens, maar dan, later, komt: alles weer voor den gce?l, van 't begin tot 't einde. Alles ligt daar in een donker hoekje van 't kerkhof. Ja, ja! 't is tijd om ook te gaan liggen. .... Ja, 't is tijd ! Micheïtsch ziet nog eens naar de sterren, hij zet zijn hoed op en neemt de klokkekoorden in de hand. Een oogenblik later weerklinkt er door de lucht een heldere, luide galm, en een tweede en de tonen worden geboren en sterven weg en de echo's herhalen ze en een derde en do nachtelijke rust is verstoord en een vierde en de zingende en daverende en trillende tonen verkonden het uur der plechtigheid en roepen de vrome gemeente ter kerke. . .. De tonen zweven heen en zwijgen. De mis begint. In vroegere jaren was Micheïtsch steeds den toren afgeklommcn en bij de deur blijven staan om te bidden en het gezang te hooren. Maar nu blijft hij in zijn hoogte, want hij is vermoeid. Hij gaat op zijn bankje zitten en luistert naar de maar zij heeft, evenals hij, in de eerste plaats overwogen, dat eene opoffering harerzijds haar nader zou brengen aan de bereiking van het zoo vurig nagestreefde doel. Indien zelfs partijen, wier homogeniteit niets te wenschen overlaat, zich door de eischen der praktijk genoodzaakt zien, slechts n punt van hun program tegelijk op den voorgrond te stellen, en de vervulling van andere wenschen tot later en beter tijd uit te stellen, dan mag men er een zoo weinig homogene partij als de katholieke in Duitsch land is, allerminst een verwijt van maken, dat zij alle zaken heeft beschouwd als onder geschikt aan het »éne noodige". Windt horst's groote verdienste bestaat hierin, dat hij, niettegenstaande zijne meer schijnbare dan werkelijke afwijkingen naar rechts en naar links, toch steeds in dezelfde richting is blijven voortgaan en dat hij met uitnemenden takt, het in nrcfisx/iriis uiiitax, in dubiis Ulicrlus heeft toegepast. De kleine, onaan zienlijke man, met zijn dwergachtig lichaam en zijn geestigen maar leclijken kop, was een geboren leider der menschen. Achter zijn onuitputtelijken humor verschool zich een hooge zedelijke ernst; achter zijne verwonderlijke plooibaarheid eene ongeëvenaarde volharding. De belangstelling bij zijne laatste ziekte was groot en algemeen, en de waardeering, waar mede, zijn leven en streven ook door zijne tegenstanders wordt besproken, nu hij op hoogen leeftijd, maar in volle werkkracht is weggenomen, draagt al de ken teekenen van oprechtheid. SIGNALEMENTEN l'IT DEN UTRECHTSOU EN (i EMEENTE K AA D door JAN- VAX 'T STICHT. M r. De R i d d e i. Aan de achterste dat is de tweede on zer hoefijzervormige groene taft Is, ter rechterzijde van den voorzitter, maar een goe i eind van dezen verwijderd, is een mun gezeten, dien men uit alle drie-en-der.ig raadsleden gesteld dut zij te zamen tegenwoordig waren, wat nooit het geval !?< onmiddellijk bij het binnentreden zou uit kip) en. Nier, omdat hij zoo'n bijzonder typisch uiterlijk heeft, een gelaat vol beteekenis en uitdrukking. of mai.iereu die hem door hare zonderling- 01 beweeglijkhtil van anderen onderscheiden. O zware, dreunende orgelmuziek en langzamer hand verzinkt hij in diep gepeins. Waarover? Ja, wal, rees er voor zijn geest ? De toren wordt door het lantaarntje maar auwljes verlicht, de klokken zelf zijn in duisternis gehuld; van beneden stijgt nu en dan het koorgezang omhoog en de nachtwind beweegt de klokkekoorden .... De oude buigt het hoofd en verschillende onduidelijke visioenen dringen zich aan zijn geest o}). »Zij zingen de hymne," denkt hij en hij ziet zich zelf weer in de kerk. Van l het koor blikken kindcroogen naar boneden.; de priester prevelt met bevende stem het slotgebed, aller hoofden buigen zich en richten zich weer op, men kruist zich .... Het zijn allen bekende gezichten voor Mi cheïtsch. l );tar ziet hij het goedhartige strenge iielaat van zijn vader en daar staat, met een eru>tiirc uitdrukking, zijn oudere broer ook en oaar, zie (i?iar staat hij zelf in den bloei van zijn jeuird, gezond en sterk, ver; trouwend op het geluk, op de genoegens des levens .... Waar, waar is dat geluk ? Ha, geluk ! Niets dan onverdragelijken, zwaren arbeid, kommer en zorg.... Geluk l' Het harde noodlot groefde rimpels in IK t jonge voorhoofd, boog den .«toeren rug en leerde hem zuchten als zijn ouderen broer.... Dat is het geluk geweest! Maar zie, ja zie, daar links onder die boerenvrouwen staat met deemoedig op de bor»r, gebogen hoofd zijn meisje. /e was ecu s;oede vrouw.. .. Zalig zij ze bij God! En wat zij ook niet, veel geleden heeft, die lieve Anina! Gebrek en arbeid en leed verande ren zelfs de schoonste vrouw; de glans der oogen vergaat en ecu uitdrukking van be stendige angst voor de slagen van 't noodlot treedt in de plaats van de bekoorlijke schoon heid der jeugd Eén zoon was hun overgebleven, 't, was hun hoop en hun vreugde, maar de onrechtvaardigheid van enkele menschen, de bloeddorst en geldzucht van eenige grooten, de vernielende oorlog, had ook hem weggenamen .... In Miehcïlsch binnenste stormt en woedt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl