Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEEDAMMEK
189L F
WEEKBLAD VOOB NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 22 Maart
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar n mail 12.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per resel 0.40
I N H U C D:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL
LETON: De oude klokkenist, schets van W. Ko
rolenko, door E. F. D. Signalementen uit der
Utrechtschen Gemeenteraad, door Jan van '
Sticht. - KUNST EN LETTEREN: Tooneel te
Amsterdam, door Fr. Muziek in de hoofdstad
door Van Milligen. De Hollandsche schilders
en de Berlijnsche tentoonstelling, door V. Aan
teekeningen Schilderkunst, door V. Oberlirnder
onder de Twintig", door Prof. P. Alberd. Thym.
Théodore de Banville. VARIA. SCHAAK
SPEL. Mijn interview, naar Mark Twain.
Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. -- COR
RESPONDENTIE. RECLAMES.
PEN-ENPOTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
Van verre en van nabij.
De katholieke partij in Duitschland heeft
een ontzaglijk verlies geleden door den dood
van den heer \Vindthorst. Sedert 18(17 was
de vroegere minister van het koninkrijk
Hannover lid van den Pruisischen Landdag en
van den Noordduitschen (later Duitsehen;
Rijksdag, en sedert 1871 de erkende leider
van het Centrum. Zijn invloed in deze
laatste hoedanigheid is buitengewoon groot
geweest en kan moeielijk worden overschat.
»De roorasch-katholieken" zoo schreef
prof Buys in de Gids van Januari 1891
«hebben., zoover ik weet, nooit aanspraak ge
maakt op het recht om voor eene eigenlijke
staatkundige partij door te gaan. Ken ge
meenschappelijk kerkelijk belang voegt hen
samen, en wetende dat dit in niet geringe
mate door den Staat kan worden bevorderd
of geschaad, trachten zij met behulp van
hunne politieke rechten op staatkundig ge
bied hunne kerkelijke belangen te bescher
men en te verdedigen. Naar politieke rich
ting wordt niet gevraagd en behoeft ook niet
gevraagd te worden, omdat geen gemeen
schappelijke staatkundige overtuiging, maar
een gemeenschappelijk kerkelijk belang hen
samenvoegt en samenhoudt."
Op de toestanden in Duitschland is deze
uitspraak zeker nog meer van toepassing
dan op die bij ons te lande. Het centrum
telt leden van de meest uiteenloopendc
poFeuilleton.
De oude klokkenist.
Schets van W. KOROLENKO.
DOOR
E. F. D.
Langzaam viel de schemering.
Boven het donkere, geheimzinnige
dennenwoud stond de maan, maar zonder licht te
geven. Het kleine dorpje, waardoor een
smal beekje kabbelde en dat omgeven
was door ranke dennestammen, verzonk van
lieverlede in die eigenaardige duisternis, die
den lentenacht kenmerkt, wanneer de maan
zoo mystiek en beneveld neerblikt en de
omhoogkrullende dampen, als een grauwe man
tel het bosch in een aetherisch waas hullen.
Alles was stil, somber, duister, treurig.
Zachtkens sluimerde het gehuchtje in.
De donkere gedaanten der schamele
boerenhutjes waren slechts flauw zichtbaar ; op
enkele plaatsen flikkerde een twijfelachtig
lichtje; hier en daar knersto ecu
schuurdeur of sloeg een wachthond aan. Nu eens
gleed de schaduw van een eenzaam voet
ganger of ruiter langs den zoom van 't bosch
of ratelden de wielen van een kar, dan weer
kraste een uil of piepte een vleermuis.
Een stemmige drukte heerschtc er onder
de bewoners van 't vlekje. Zij verzamelden
zich in 't kleine dorpskerkje om het
paaschfeest te vieren.
Het kerkje, welks vensters als
lichtvlekken op 't donker uitkwamen, stond op een
heuvel in 't midden van 't dorp. De oude
toren wees statig naar den donkcrblauwen
hemel.
Daar kraakten de houten trappen ... de
oude klokkenist Micheïtsch ging naar boven
en weldra flikkerde zijn lantaarnlje als een
ster in het luchtruim.
Vroeger ging het den oude makkelijker af
litieke richtingen. Naast de door en door
conservatieve adellijke agrariërs van het
Oosten zitten de democratische vertegen
woordigers van het Westen. Ware daar de
leider een man geweest, zooals die door den
Leidschen hoogleeraar in het bedoelde arti
kel wordt aangeduid, een man, die, »hoe rijk be
gaafd ook en hoe uitnemend op zijn plaats hij de
algemeene politieke debatten, te weinig op de
hoogte (was) van allerlei praktische en tech
nische vraagstukken om ook bij de bespre
king van deze vruchtbaren steun te kunnen
bieden"; had men van hem kunnen ge
tuigen : »zijn meer of minder gedwongen op
treden, waar znlke vraagstukken aan de orde
waren, liet meer dan eens een soortgelijken
indruk achter als het optreden van de nood
hulp in eene burgerhuishouding:' ja, dan
zou de heer Von Bismarck gemakkelijk
gewonnen spel hebbeu gehad en waarschijn
lijk niet »naar Canossa" zijn gegaan, terwijl
nu juist de taaie volharding, het wijs beleid,
de buitengewone scherpzinnigheid en de
groote détailkennis van Windthorst dezen
tot den geduchtsten vijand van den grooten
rijkskanselier hebben gemaakt en hem in
bijna elk conflict de overwinning hebben
verzekerd.
Windthorst was geen lionilliutt Ai-liillr,
maar een voorzichtige en schrandere lysses.
Hij sprak uitmuntend, ofschoon hij bijna
over alles sprak, en in het slenographisch
verslag zijner redevoeringen behoefde slechts
zelden een woord te worden gewijzigd of
door een ander te worden vervangen ; maar
de dialectiek stond bij hem verre boven de j
rhetoriek, en van al wat naar pathos zweemde j
had hij een heil/amen afkeer. Die
zelfbcheersching had voor hem, van een politiek
standpunt beschouwd, een dubbel voordeel.
Vooreerst beveiligde zij hem voor het gevaar, j
het slachtoffer te worden van zijn eigen j
phrasen ; in de tweede plaats verzekerde zij
hem vrijheid van beweging, zoo wel tegenover
de regeering als tegenover zijn eigen partij- l
gcnooten. i
Want Windthorst's politiek was zuiver
opportunistisch. Zij was eene politiek »von
Fall zu Fall". Zij was het tegengestelde van
i ? ? -\ - i ? ? i
een LiHransigcnt docirinansine. Natuurlijk
liggen de argumenten om zulk eene politiek
af te keuren voor het oprapen. Men kan
de trap te beklimmen ; maar zijn bcenen
zijn nu al stram en de oogcn deugen ook
niet meer. 'tJ.s meer dan tijd om na. een
lang leven te gaan rusten, maar God zendt
hem den dood nog niet. Hij had zijn zoons.
zijn bloedverwanten en eindelijk ook zijn
vrouw begraven; oud en jong was naast hem
weggerukt maar hij . . . hij leeft nog door.
Vaak al had hij het leutereest gevierd,
vaak, hij weet zelfs niet hoe vaak, had hij
hier op den toren het plechtige oogenblik
afgewacht.
De oude keek naar beneden, waar met
bloemen versierde kruisen de grafkuilen
van 't kerkhof aanwezen. Hier en daar
stond een gebogen treurwilg of een witte
berk, nog zonder loof'; de frissche geuren
der ontluikende knoppen vermengd met den
vredeadem des eeuwigen slaaps steeg tot
Micheïtsch op . . .
Hoe KOU het over een jaar met hem zijn ?
Zou hij weer hier boven onder de metalen
klok staan om met een luiden toon het slui
merende dorpje te wekken of' zou hij daar
beneden liggen in een donker hoekje' God
weet het . . . hij is bereid ; maar ditmaal
laat Hij hem het feest nog vieren. ;,God zij
geprezen !" stamelen de oude lippen en Mi
cheïtsch staart naar den hoogcn, duisteren,
met fonkelende sterren bezaaiden hemel....
»Micheïtsch, hé, Micheïtsch ! ' klinkt van
omlaag een eveneens van ouderdom trillende
stem. De grijze diaken ziet naar boven,
ii oud t de handen voor de knippende oogen,
maar wordt den klokluider niet gewaar.
»Wat is er r" Hier ben ik," antwoordt Mi
cheïtsch langzaam, terwijl hij zich uit den
toren naar beneden buigt. Zie je me niet, ?"
:.Neen ... Is het nog geen tijd 'i Wat
denk je ;?"
Beiden zien naar de sterren. De
torenwachter overlegt.
»Nog niet, 't is nog te vroeg. Ik weet wan
neer ik moet beginnen."
Hij weet het ofschoon hij geen horlog
haar beginselloos noemen, oneerlijk, lafhartig,
en in elk van die beschuldigingen ligt mér
dan een schijn van waarheid, omdat Windt
horst steeds concessie voor concessie ruilde,
steeds het do t/t dey toepaste, omdat bijna
ieder zijner politieke handelingen eene trans
actie was.
Het is gemakkelijk, eene dergelijke
taktiek in zijn binnenkamer af te keuren, maar
hoe zal men het zelf stellen, wanneer men
onophoudelijk met do eischen der praktijk
in aanraking komt ? Het Centrum in Duitsch
land ieder weet het - is eene alles be
halve homogene partij. Maar voor zijne leden
geldt n hoofdbeginsel: het herstel van de
volledige vrijheid, de handhaving van de
volledige rechten der Kerk. Die vrijheid en
die rechten zijn door vorst Bismarck in zijne
Meiwetten op brutale wijze aangetast en ge
schonden. Jarenlang heeft de
Kulturkdiupfgewoed, en nog heeft het Centrum niet in alle
opzichten voldoening gekregen. Maar toch
in bijna alle opzichten. En dit hoogst be
langrijk resultaat is te danken aan de
taktiek van Windthorst. De heer Von Bismarck
paste óók een politiek von Fall ~u Full too
en moest, om eene meerderheid te verkrijgen,
telkens weder bij het Centrum aankloppen.
Dat dit hem niet hielp jiuur 'Camuur de, ,sr.v
licrni.f yrit.c, is te begrijpen.
Heeft het Centrum daarbij politieke bc- i
ginselen verloochend of prijsgegeven ? tiet l
is wel niet doenlijk, op die vraag een stellig
antwoord te geven, juist omdat de politieke
overtuigingen dcrleden, in alle zaken behalve in
die eene, groote hoofdzaak, xeer uiteenliepen.
Windthorst heeft dan ook, zoo dikwijls de
tr.ktiek het samengaan niet als gebiedende
noodzakelijkheid voorschreef, aan zijne vol
gelingen volkomen vrijheid gelaten. Dat hij
zelf menigmaal door een zuren appel heeft
gebeten, is ontegenzeggelijk waar. Hij was
door traditie een vrijhandelaar en een
antimilitarist, en toch heeft hij nu en dan zijn
steun verleend aan Bismarck's protectionis
tische tolpolitick en hoewel tegenstrevend
toegestemd in de herhaalde verzwaring
der militaire lasten. Een deel der partij
heeft tot die maatregelen met volle overtui
ging zijne toestemming gegeven. De minder
heid stond waarschijnlijk aan Windthorst's
zijde, wat voorkeur en overtuiging betreft,
heeft. De. aarde en de hemel en dat kleine
wolkje, dat in den aelher zwemt, het don
kere woud. dat geheimzinnig fluistert, het
kabbelen van 't beekje, 't is hem alles be
kend. Niet te vergeefs heeft hij heel zijn
leven hier geleefd.
Zijn gansch verleden komt hem weer voor
den geest. Hij herinnert zich hoe hij voor
de eerste maal met zijn vader op den toren
kwam . . . en hoe lang is dat al geleden !
En toch, hoe kort! Hij ziet zich zelf'
als jongeling: zijn oogen schitteren ; de wind
niet die wind, die het stof over de straten
doet dwarrelen, maar zoo'n eigenaardige wind,
die zonder geruisch hoog boven de aarde
zweeft een strcclcndc wind speelt met zijn
grijze krullen . Daar beneden, heel in de
verte, gaan een paar kleine menschen, d; ui r
liggen de kleine hutjes en daar strekt zich
het woud uit en slechts de omtrek van het
dorp doet zich als een onmetelijke vlakte
aan Micheïtsch oog voor .... Zoo is het ook
met het leven. In de jeugd ziet men eind
noch grens, maar dan, later, komt: alles weer
voor den gce?l, van 't begin tot 't einde.
Alles ligt daar in een donker hoekje van
't kerkhof. Ja, ja! 't is tijd om ook te gaan
liggen.
.... Ja, 't is tijd ! Micheïtsch ziet nog
eens naar de sterren, hij zet zijn hoed op
en neemt de klokkekoorden in de hand.
Een oogenblik later weerklinkt er door de
lucht een heldere, luide galm, en een tweede
en de tonen worden geboren en sterven weg
en de echo's herhalen ze en een derde en
do nachtelijke rust is verstoord en een vierde
en de zingende en daverende en trillende
tonen verkonden het uur der plechtigheid
en roepen de vrome gemeente ter kerke. . ..
De tonen zweven heen en zwijgen.
De mis begint. In vroegere jaren was
Micheïtsch steeds den toren afgeklommcn en
bij de deur blijven staan om te bidden en
het gezang te hooren. Maar nu blijft hij in
zijn hoogte, want hij is vermoeid. Hij gaat
op zijn bankje zitten en luistert naar de
maar zij heeft, evenals hij, in de eerste plaats
overwogen, dat eene opoffering harerzijds
haar nader zou brengen aan de bereiking
van het zoo vurig nagestreefde doel.
Indien zelfs partijen, wier homogeniteit
niets te wenschen overlaat, zich door de
eischen der praktijk genoodzaakt zien, slechts
n punt van hun program tegelijk op den
voorgrond te stellen, en de vervulling van
andere wenschen tot later en beter tijd uit
te stellen, dan mag men er een zoo weinig
homogene partij als de katholieke in Duitsch
land is, allerminst een verwijt van maken,
dat zij alle zaken heeft beschouwd als onder
geschikt aan het Ȏne noodige". Windt
horst's groote verdienste bestaat hierin, dat
hij, niettegenstaande zijne meer schijnbare
dan werkelijke afwijkingen naar rechts en
naar links, toch steeds in dezelfde richting
is blijven voortgaan en dat hij met
uitnemenden takt, het in nrcfisx/iriis uiiitax, in dubiis
Ulicrlus heeft toegepast. De kleine, onaan
zienlijke man, met zijn dwergachtig lichaam
en zijn geestigen maar leclijken kop, was een
geboren leider der menschen. Achter zijn
onuitputtelijken humor verschool zich een hooge
zedelijke ernst; achter zijne verwonderlijke
plooibaarheid eene ongeëvenaarde volharding.
De belangstelling bij zijne laatste ziekte was
groot en algemeen, en de waardeering, waar
mede, zijn leven en streven ook door zijne
tegenstanders wordt besproken, nu hij op
hoogen leeftijd, maar in volle werkkracht is
weggenomen, draagt al de ken teekenen van
oprechtheid.
SIGNALEMENTEN l'IT DEN
UTRECHTSOU EN (i EMEENTE K AA D
door JAN- VAX 'T STICHT.
M r. De R i d d e i.
Aan de achterste dat is de tweede on
zer hoefijzervormige groene taft Is, ter rechterzijde
van den voorzitter, maar een goe i eind van dezen
verwijderd, is een mun gezeten, dien men uit alle
drie-en-der.ig raadsleden gesteld dut zij te
zamen tegenwoordig waren, wat nooit het geval
!?< onmiddellijk bij het binnentreden zou uit
kip) en.
Nier, omdat hij zoo'n bijzonder typisch uiterlijk
heeft, een gelaat vol beteekenis en uitdrukking.
of mai.iereu die hem door hare zonderling- 01
beweeglijkhtil van anderen onderscheiden. O
zware, dreunende orgelmuziek en langzamer
hand verzinkt hij in diep gepeins. Waarover?
Ja, wal, rees er voor zijn geest ? De toren
wordt door het lantaarntje maar auwljes
verlicht, de klokken zelf zijn in duisternis
gehuld; van beneden stijgt nu en dan het
koorgezang omhoog en de nachtwind beweegt
de klokkekoorden ....
De oude buigt het hoofd en verschillende
onduidelijke visioenen dringen zich aan zijn
geest o}). »Zij zingen de hymne," denkt hij
en hij ziet zich zelf weer in de kerk. Van
l het koor blikken kindcroogen naar boneden.;
de priester prevelt met bevende stem het
slotgebed, aller hoofden buigen zich en
richten zich weer op, men kruist zich ....
Het zijn allen bekende gezichten voor Mi
cheïtsch. l );tar ziet hij het goedhartige strenge
iielaat van zijn vader en daar staat, met
een eru>tiirc uitdrukking, zijn oudere broer
ook en oaar, zie (i?iar staat hij zelf in den
bloei van zijn jeuird, gezond en sterk,
ver; trouwend op het geluk, op de genoegens des
levens .... Waar, waar is dat geluk ? Ha,
geluk ! Niets dan onverdragelijken, zwaren
arbeid, kommer en zorg.... Geluk l' Het
harde noodlot groefde rimpels in IK t jonge
voorhoofd, boog den .«toeren rug en leerde
hem zuchten als zijn ouderen broer.... Dat
is het geluk geweest!
Maar zie, ja zie, daar links onder die
boerenvrouwen staat met deemoedig op de
bor»r, gebogen hoofd zijn meisje. /e was ecu
s;oede vrouw.. .. Zalig zij ze bij God! En
wat zij ook niet, veel geleden heeft, die lieve
Anina! Gebrek en arbeid en leed verande
ren zelfs de schoonste vrouw; de glans der
oogen vergaat en ecu uitdrukking van be
stendige angst voor de slagen van 't noodlot
treedt in de plaats van de bekoorlijke schoon
heid der jeugd Eén zoon was hun
overgebleven, 't, was hun hoop en hun vreugde,
maar de onrechtvaardigheid van enkele
menschen, de bloeddorst en geldzucht van eenige
grooten, de vernielende oorlog, had ook hem
weggenamen ....
In Miehcïlsch binnenste stormt en woedt