Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 717
* Hen, men zou eer kunnen beweren dat het te
gendeel waar was. Doch bet is het waas van
Hteoea dat hem omringt, laat ik liever zeggen,
b«t zijn de stralen van fatsoen die van hem
uitgaan. Als hij binnentreedt, gaat de zon van
fatsoen op in den Baart, een nieuwe dageraad
breekt aan en het is of eene lentelucht,
doorsprenkeld met jockey-club en andere geuren, de
zaal komt binnenwaaien.
Die man is de heer de Ridder, wiens leeftijd
ik niet nader kan omschrijven, dan dat die is
middelbaar, maar die er toch nog veel te jong
uitziet om zoo'n ernstig gezicht boven zij n glan
zend witte halsboord uit te steken als hij ge
woonlijk doet.
Rus ig en kalm treedt hij binnen en neemt
op dezelfde eenvoudige wijze plaats, wat hij ge
makkelijk doen kan, omdat hij er gewoonlijk
bijtjjds is en zijne nevengeburen er dan nog niet
zijn. Dr. Schubart met grooten, zwaren Irei
komt binnenstappen en laat zijn welgedane cor
pus in den zetel links van mr. de Ridder
neervleien; waarna de gebruikelijke handdrukjes,
glimlachjes en »hoe vaar je's" gewisseld wordt-n.
Eenige oogenblikken later maakt rnr. Crommelin
?zijne verschijning, met kleine, dansende, haast
zwevende stapjes, en een paar groote verbaasde
oogen achter een nog grooter lorgnet, en zet zich
aan de rechterzijde van mr. De Ridder neer.
Maar de heer Crommelin gaat niet zitten, alvo
rens bij gehanridrukt. geglimlacht en
gehoevaarj«'t heeft, reden waarom den heer de Ridder zich
dan ook hoogst fatsoenlijk van zijn zetel ver
heft eo half staande al die liefelijkheden beant
woordt.
Dan begint er een algemeen gefluister en ge
babbel in den Raad, waaraan alleen mr. De Ridder
'niet deelneemt. Deze wijdt al dadelijk zijne on
verdeelde aandacht aan alles wat aan deo mond
ctes voorzitters ontvloeit. Van de mededeeling
af welke heeren bericht hebben gezonden, dat zij
de vergadering niet konden bijwot en, tot aan het
iogekomeu stuk" waarbij eenig hulponderwijzer
zjjn eervol ontslag aanvraagt alles schijnt de
aandacht van den heer De Ridder waardig, terwijl
hij met ernstigen blik de woorden van des voor
zitters lippen kijkt.
Slechts een enkele maal komt er gfdurende
dien tijd eeoige beweging in Mr. De Ridder en
mee moet dan nog zeer goed opletten om die
te zien, aangezien hij die beweging voornamelijk
met het achter de tafel verborgen benedenste
gedeelte van zijn lichaam maakt. Het is namelijk
ais de verbaasde oogen van den heer Crornmelin,
wanneer hun eigenaar ten toppunt van verba
zing schijnt gekomen te ZIJD, eenvoudig toevallen,
en eene zachte, doch geregelde ademhaling den
Raad verkondigt dat dit ijveiige Raadslid in de
armen van Morpheus een oogenblik vergetelheid
zoekt van de bekommeringen des levens.
Volgens de begrippen van Mr. De Ridder strijdt
dit tdapeu zoolang het dng in, en nog wel in het
openbaar, evenwel met elk begrip van fatsoen,
en daarom haast hij zich om des heeren
Crommelin's gezegende rust met een, wel ongemerkten,
maar blijkbaar toch gevoeligen duw of schop te
storen. Want het plotseling openen der oogen
gaat haast altijd gepaard met een onwillekeurige]]
greep naar het gei rotten lichaamsdeel, ofschoon
er daarna ook slechts eeu ondenkbaar oogerrblik
noodig is, om den zoo eensklaps uit zijnen slaap
gewekte, naar een potlood te doen grijpen om
van het gehoorde haastig eenige uotitiën te
maken.
Mr. De Ridder, tevreden over dien ui i slag:,
welken hij op nen namiddag meermalen te be
reiken pleegt, kijkt weer met hetzelfde ernstige
gelaat naar den voorzitter, en niet met eene
uit
het en de donkere gezichten der Heiligen
aan de wanden zien ernstig neer op 't lijden
der menschen, op de onrecht vaardigheid, op
den strijd.
? Voorbij! dat is alles lang voorbij, het ligt
alles ver in 't verleden. Nu is deze oude
toren zijn wereld, daar is hij alleen met
zijn trouwe klok, zijn herinneringen en de
wind, die in de duisternis waait, hoog boven de
aarde, waar de menschen krioelen en weme
len, de reine wind, die huilt en zucht en
zingt. »God zal u richten," fluisteren de <
oude lippen en zachtjes vloeien de tranen
over zijn gerimpelde wangen
»Micheïtsch, hé, Michcïtsch, ben je ingedut?"
»Wat?" roept de oude dof'en springt fluks
op, »Heinel, ik zal toch niet ingeslapen zijn ! j
Dat zou voor 't eerst wezen!" n snel ver
zamelt hij de koorden. Daar beneden beweegt
zich de menigte als mieren de ommegang
is volbracht en verheugd en plechtig stijgt
tot Micheïtsch de roep: " !
»Hosannah! De Heer is verrezen!" Kn
deze tijding wakkert in Micheïtsch hart het j
vuur der jeugd weer aan. Het is hem
of de kaarsen heller verlichten, of'de menigte
sterker golft, of de wind de bezielende
niuziek opneemt en op zijn breede vleugels in
de hoogte draagt.... Zijn hart zwelt < 11 het
blaakt weer als voorheen. Het bruist en
ruischt tot hem: »IIosannah! De Heer is
verrezen!"
Noch nimmer had Micheïlseh zóó geluid.
Het scheen of' het oude, gloeiende hart iiet
doode metaal bezielde, van zijn vuur mee
deelde en de klokken jubelden en zongen.
lachten en weenden en de tonen zweefden
altijd hooger tot naar den eimieloozen
sterrenhemel, d;iar, daar! En de sterren j
flikkerden en flonkerden immer schooner en
de statige klanken stegen op en zonken stree
lend, zaligend weer op de aarde neer ...
De daverende bas dreunde en riep met ge
weldige stem, waarvan hemel en aarde sid- '
derde: «Hosannah! De Heer is verrezen!''
En twee tenoren vielen juichend in: ? Ho
sannah! De Heer is verrezen!''
drukking, die bij zoovele anderen waarneembaar is
en ongeveer beteekeLt: »praat jij maar raak |" maar
wel degelijk met zooveel belangstelling als noodig
kan geacht worden voor de vraag: »wel, wel?
en hebt u nog iets?"
Zóéworden alle voorbereidingen voortgezet, tot
het gewichtig oogenblik door een luiden hamer
slag wordt aangekondigd en de voorzitter op
officieelen toon zegt i ED thaus is aan de orde onzer
beraadslagingen het eerste punt van onze agenda...
Fluks komt er eenige stilte onder de leden,
aller handen grijpen naar den gehectografeerden
oproepu.gsbritf die voor hen ligt; de flintertheile
verschuiven een eindje op den stoel, ieder gaat
er eens op zijn gemak bij zitten. Ook Mr.
De Ridder! Hij leunt niet meer tegen den
rug van zijn fauteuil, maar gaat, gemakke
lijk voorover met beide armen op de tafel
leunen, terwijl zijt.e handen zich onledig houden
met een potlood om en om te draaien en overweegt
blijkbaar, de agenda nalezende, nog eens ernstig
over welk onderwerp hij njn mondje nu eens
zal loeren. Soms komt dit zeer onverwacht en
dan springt de heer de Ridder met een zoo plot'
selingen wip overeind, dat hij dezen wel in j
het oog moet vallen en het dan ook nooit voor
komt, zooals bij anderen wel het geval is, dat
de secretaris den president moet toefluisteren:
meneer De Ridder'
Meneer De Rijder erlangt dan het woord en
als hij opgestaan is, dan staat daar voor u n
stuk fatsoen !
En wat een knap stuk fatsoen !
Evenals zijn leeftijd is ook zijne lengte mid
delbaar. Over het geheel is hij in ja-, broek
en vest gezien, en zoo komt een raadslid hier
alleen ter vergadering, al is het nog zoo warm
zeer goed geproportioneerd.
Vitters zouden misschien kunnen beweren, dat
zijn hoofd voor den romp, dien het te versieren
heeft, van boven een itt*je te breed was. Maar
aan dit gebrek als het een gebrek genoemd
mag- worden is de gelukkige bezitter zelf op
behendige wijze tegemoet gekomen, door aan
moeder natuur de gelegenheid te laten, bij wijze
van overgangsmaatregel de bovenlip met een Hin
ken blonden knevel te voorzien, welks uiteinden
tot onder de kin afdalen.
De groote zachtmoedige oogen zijn door lange
blonde wimpers overschaduwd en daarboven prij
ken welgevormde wenkbrauwen, terwijl het ge- j
heel gedekt is door een tamelijk dikken, ook al j
blonden haardos. |
Die h:iardos is al een van de merkwaardigste
bestanddeelen van ons raadslid. Droeg hij het
haar nog naar de mode van mijne jeugd: twee
scheidingen van de kruin af naar het midden
van het voorhoofd en in het midden daarvan |
een behoorlijk gesteven, steil overeind staand '
kuifje vft l, het was er precies haar voor en |
niemand zou er op let;en. Maar, ook (ie heer
de Ridder heeft, hoe strijdig ook met zijne be
ginselen, den invloed van den modernen tijd niet \
kunnen ontsnappen. Hij heeft eene sciieiding
boven het rechteroog gemaakt en zijne bloiiJe
lokken hangen in losbandige trossen over zijne
linkerslaap. Was er nog maar pommade iu .'
Maar neet), in ongebondene vrijheid daarneder:
en uu moet men niet gelooveu dat de/,e heer,
wanneer hij het woord voerende is, zooals som
mige viool- en andere virtuozen doen, dat haar
met een sierlijkeu zwaai van het hoofd achterwaarts
werpt ? dat zou de heer De Ridder beneden zich
achten en zijne lokken zijn er ook niet lang genoeg
voor neen, hij doet alsof hij in 't geheel geen
haar had. Man r, en dit is nu het eveubeJuelde
merkwaardige van zijn hoofdbedekking, dat haar
doet niet alsof het den heer de Ridder niet had.
En het ganschc koor van vrouwen en
kinderen begeleidde de klokken en het orgel:
sHosannah! De Heer is verrezen!'1
En het scheen of de bouwvallige toren op
zijn grondvesten beefde en zweefde en de
wind zijn vleugels uitsloeg' en nieesuisde:
xllosannah! De Heer is verrezen!''
En de oude vergeet zijn leven met: zorgen
en ontberingen, hij vcrgeel, dat hij zijn heele
leven, dat hij ruim zeventig jaren in dezen
toren gesleten heef'c, dat hij alleen op de
wereld is, heel alleen slaat als een boom,
dien de bliksem gespaard heeft; hij vergeet
zijn zwaar, geduldig lijden...
Hij luistert naar de juichende, jubelende
tonen, die zich opheffen naar den trotschen
hemel en weer neervallen op de arme aarde
en hij smaakt weer een zoete vreugd, alsof
hij weer door zijn kinderen en verwanten
omringd is, of zijn lieve Anina weer naast
hem zit en de verheugde stemmen van de
zijnen vereenigen zich tot een koor en zinden
van geluk en vreugde, en het klinkt:
>llosanmih! De Heer is verrezen!"... en hij
trekt, hij trekt aan de koorden en groote
tranen biggelden over zi]n wangen en ziju
hart popert. en gloeit van... van geluk en
vreugde!
-
Daar beneden /iet men elkaar verbaasd
aan; men luistert en (luistert, dat Mi
chcïtsch nog nimmer zoo wonderbaar uvluid
heeft. Daar dreunt eensklaps de groote klok
en weemoedig davert het duor de. ijle lucht. ...
en de trillende ondertonen /wijden, alsof zij
luisteren willen nar.r den tivurigcn, lang
zaam wegstcrvcnden, eindelijk verstommende!!
klank, die beeft en weent en zucht i-n . . .
zwijgt vllo.-:
IV
voelt zich door een /oei en, zaligcndcn wind
opgeheven en naar omhoog zweven en hij
nadert al meer en meer de sterren -
Het lichaam valt uitgeput op 't bankje n'-er
en twee laatste tranen glijden langzaam van
zijn bleeke wangen.
Hédaar, gij beneden! De oude klokluider
heeft uitgeluid'.
Integendeel de man kan nog niet het merk
waardige woord: met eer de Voorzitter! over de
lippen laten loopen, of dan beginnen al die
blonde lokken een geineenschappelijken dans op
zijn hoofd.
In den aanvang heb ik gedacht, dat Mr. De
Ridder aan een geheimzinnig draadje trok om zijn
haar van vreugde te doen springen, om zóó aan
te toonen dat er toch nog waren in de zaal die
blijdschap hadden in zijne meestal langdurige
en eentonige redevoeringen; maar later heb ik
begrepen dat het een aangeboren natuurlijke
gehechtheid van die haren aan hunnen eigenaar
was. Want al geeuwt Mr. van Lier, dan
applaudi?seeren die hartn toch! En Mr. van Lier geeuwt
nogal eens als de heer De Ridder aan het woord
is. Of dat ontstaat uit de vele ontmoetingen,
d:e Mr. van Lier in zijne betrekking van
uavokaat naar ik meen, met den »geachten vertegen
woordiger van het Openbaar Ministerie" Leef r,
weet ik ijiet. Maar wat mij in hooge mate ver
baast, is dat een man met een zoo zachtmoedig
uiterlijk als Mr. De Ridder nog iets anders iu
de wereld wil zijn dan gemeenteraadslid -- waar
in hij haast geen kwaad kan doen en vooral
dat hij t. genover zijne medeourgers wil optreden
als een zoo veeleisctieud mau als het O. M, ge
woonlijk is.
Hoor hem eens spreken in den raad !
/achtzinnig als een jonge dame! De woordeu worden
door de lippen als gefiltreerd en geheel gezui
verd, ja ietwat meisjesachtig dringen zij door
tot uw gehoorvlies. Lu welke woorueir ziju het!
Zeer gekuischte woorden, mijne broeders en zus
ters, salon woorden. Behalve de lechuiscue ter
men, die mr. De Ridder zich in zijne betrekking
heeft eigen gemaakt, komen ons daar nog tal
van andere uitdrukkingen uit zijnen mond ten
goede, die wel eens doen denken, dat men ze in
goed Hollandsen, evengoed, zoo niet beter, zou
verstaan en begrijpen.
Eu middelenvijl wipt en applaudisseert dat
blonde haar maar eu hel setujut, dat daarin
alleen mr. De Ridder aansporing genoeg vindt
om nogmaals eu nogrnams het woord te vragen.
Misschien tan het ook zijn dat mr. (Jrum
melin uit dankbaarheid voor bewezen diensten
hem wederkeerig eens op de voeten trommelt bij
wijze vau toejuiching. Uaar heb ik nog niet op
gelet. Maar ik houd het niet voor waarschijnlijk,
daar ik het O. M. wel eens zeer boos zijwaarts
rechts heb zien kijken als de verbazing van den
heer Crommelin zelfs ouder &yn sprekeu weer
teil toppunt was gestegen.
Wat een geluk voor den heer De Ridder dat
hij nooit naar mij kijkt terwijl hij spreekt. Ik
ben eenvoudig niet watker te krijgen.
Kunsi en Letteren.
TOOXEKL TE AMSTERDAM.
riantagcschouwburg v. Lier: Eerloos.
V'Air/oo.s, drama in .'! bedrijven van den heer
\V. G. v. .Nouhuys, door het gezelschap van Jan
(.'.. De Vos en v. Ivoriaar hier Ier slede m den
l'iatitageschouwburg vertoond, is ccn meesterstuk va,n
bouw, karaktertekening en taal. De geschiedenis
loopt bninun l uren ai, de handelende, personen
zijn dnc m getal, twee bedrijven spelen op oen
kantoor en euii m eeu huiskamer. Aties is zoo
eenvoudig en mineisehend mogelijk, cu toch brengt
de schrijver', vooral door de strenge
karakterteekoniLg, ecu diepgevoelde», indruk te weeg.
i''riLs JIiiliiin, een gepensioniiecrd ollicicr is
rijksoutvangur, nij heelt een vrouw van hoo"e
"'cboorlc gehuwd eu is vader van twee kinderen.
Jiurci. de zoon, is door zijn moeder "eüeel be
dorven. HIJ is opgevoed ais een jongen, die van
het leven alles verwachten mocht; ij is officier
b ij de cavalerie, veeleischend, lichtzinnig eu
011hartelija; maar voor liet uiterlijk vleiend
weo'Omanierd. Om zijn leven van gezien huzarenotlicier
vol u; kunnen liouden. moet hij telkens hij zijn
ouders aankloppen oai linaneicele hulp. Zijn vader
helpt hem voort zooveel !nj kan; dan komt hij hij
/ijn moeder vragen en hier begint het drama.
Als het scherm opgaat Komt Halma met zuchten
tred het kantoor, «aar zijn klerken zitten te
werken, binnensluipen. Hij wil ze verrassen, want
hij verdeida hen.
liet is de derde maal in het laatste kwartaal
dat hij geld vermist uit de brandkast. Kerst /'-J;'),
toen was het / 40, nu /'ij.'). De dief moet onder
het personeel steken, want, buiten zijn vrouw weet
anders niemand, waar de sleutels van de brand
kast zijn.
De klerken ziju echter zoo kalm en gewoon, dat
Jlulinu hen i,iet verdenken kan. /ij verlaten het
kantoor en lluliim blijft alleen, terwijl hij in zijn
boeken roiidzoekt ot' het tekort ook een vergissing
kau zijn.
Dan komt zijn vrouw met de tijding, dat hun
zoon overkomt. Als deze gearriveerd is, begint hij
dadelijk met zijn vailer weder om geld te vra
gen, maar Jlii/inti weigert kortaf liy kan van
zijn inkomsten niet meer bestaan, en een klein
kapitaahje is al ingeteerd.
Al.-, h''n't'l het kantoor verlaten heeft, komt een
oude vriend van Jlaliit-n, wien het in de wereld
tegenliep en die ook' met veel deugde, om onder
steuning vragen om een zaakje te koojien.
Jliiliitn. weigert weer cu ilat vrij heftig, als
lïiixinan hem op de Kijkshnuit!ka,st wijzend, vraagt
oi hij daar niet leunen kan. Dit tooneeltje tee
kent llnliitu'* nauwgezette eerlijkheid.
Don volgenden morgen zit de familie aan het
o'.itb.it. j\'nrcl [i wat iaat, hij heelt een
onrust!U'eu nacht gehad, want de schuld die hij te, be
talen h;:ett, is een eereschuld, een speelsohuld.
Ais hij vóór den volgenden dag te ecu uur niet
betaalt, wordt hij eeiloos verklaard, ziju schuld
bekentenis in de courant te koop aangeboden en
zal hij den uicr.-t moeten verlaten.
De schrijver heelt nu zeer gepast door een
ingevlochten verhaal het voorgevoel doen ontstaan
van wat verder volgen z il. Ken vau AVirci's kame
raden heelt ziju ontslag moeten vragen, omdat
zijn vader frauduleus bankroet is gegaan. Volgens
de begrippen der jonge militairen ware het beter
geweest dat de vader zieh het leven benomen had,
dan had de zoon olücier kunnen blijven. M u mag
j rnen de mogelijkheid niet stellen, dat een der
minderen zijn superieur achter zijn rug zou ver
wijten dat hij een vader heeft die achter de tralies
zit. Dit verhaal maakt veel indruk. Halma gaat
vervolgens naar zijn kantoor, de dochter Anna
gaat aan haar werk, en moeder en zoon blijven
alleen.
Pas is de deur achter de vertrekkenden dicht
geslagen of mevrouw Halma snelt op haar zoon
toe eu vraagt of hij het geld" terug kan geven.
Het blijkt nu, dat de moeder voor haar zoon den
vader bestolen heeft. Zij was her, die van haar
bekendheid met de brandkast gebruik maakte om
hem geld te bezorgen, maar hij had beloofd het
weer mee te zullen brengen hij heeft het ech
ter niet. Zelfs heeft hij geen kans het spoedig
te kunnen geven. Integendeel, hij heeft meer noo
dig. dringend noodig.
! IIij vleit nu zijn moeder zoolang, tot deze be
looft er met Halma over te zullen spreken. Zij
doet het ook, maar zonder succes. \u wordt
Knrrl zenuwachtig. Hij moet onmiddellijk f 7<)0
hebben, er is zelfs een telegram gekomen om op
betaling aan te dringen, maar hij weet geen uit
weg. Wel is er nog een rijke oom, die hem wel
zou willen helpen, maar die is buitenslands en
komt eerst over een paar dagen tehuis.
Voor twee, drie dagen moet Kar cl dus het geld
hebben, dan is hij gered. Daar vaart hem een
gruwelijke gedachte door het hoofd. Zijn moeder
moet hem de sleutels der brandkast geven, dan
leent" hij zoolang het geld tot zijn oom terug
is gekeerd.
In een mooi geschreven scène teekent nu de
schrijver den strijd, dien de moeder voert. Eerst
als Kwel moedeloos geworden uitroept, dat hem
dan niets overblijft dan heen te gaan en zijn car
rière er aan te geven, stemt mevrouw Halma toe
om het bedrog aan haar echtgenoot te plegen.
In het derde bedrijf geschiedt nu de diefstal
terwijl de medeplichtigen denken dat Halma naar
de sociëteit is. Hij deed echter slechts een bood
schap, en als hij terugkomt ziet hij een nauw
licht op zijn kantoor en personen die de brand
kast geopend hebben. Met n stap is bij het
gaslicht. il ij draait het snel hoog op en ziet
zijn v.ouw en zijn zoon. die hem willen bestelen.
Dat oogenblik is, door goede acteurs gespeeld,
zeer aangrijpend.
Dan komen de verwijten, snel snerpend voegt
hij ze zijn vrouw toe. Dat is dus het eind der
opvoeding die zij hun kind gaf; dat moet de
kroon zetten op haar werk. Zóó zal hij den adel
lijken naam zijner moeder, dien hij aan den zijnen
toevoegde, tot eere brengen; zoo draagt hij 's
Konings uniform met roem. De moeder en de zoon
hebben samengespannen, zij hebben zich afgezon
derd van vader en dochter, die zich konden be
zuinigen en achtorafhouden, om de dure plezier
tjes van den luitenant te betalen.
En als llnima zijn grieven opgesomd heeft,
komt de tijd van overdenking. Dan begint hij
langzamerhand den toestand te overzien. Hij be
grijpt ook dat het geld er wezen moet, en dat
de eenige manier om er aan te komen, is: een
leening bij hr-t Rijk.
En hij, de oud-oilicier, de ridder der Militaire
Willemsorde, de ambtenaar die met onkreukbare
trouw sinds bijna dertig jaren het land diende,
hij zal zelf het geld uit de brandkast nemen om
zijn zoon te redden, llij doet het, maar als het
geld ingepakt en verzonden is, weet hij dat hem
maar eeu daad overblijft.
llij kan zoo niet blijven leven. Zijn vrouw kan
niet aan zijne zijde blijven, zijn zoon kan hij de
hand niet meer reiken, hij heeft, met n slag
zijn toekomst vernietigd gezien, zoowel als zijn
onbesniet verleden.
liet geld zal door den rijken zwager wel ver
goed worden, maar in zijn borst is iets gebroken
dat niet meer opleven kan. Hij legt de Willems
orde van zijn borst, schrijft oen paar brieven en
gaat heen.
Als .Kitrel nu ziju moeder geliikwenscht, dat
alles nog betrekkelijk zoo goed afgeloopen is, komt
^?[iinn, de dochter, verschrikt binnenloopen. llulma
heeft haar in de gang een kus g> geven en een
brief in de hand gedrukt.
liet is een afscheid: JlnJnni. vraagt het kind
dat hij liefhad om vergiffenis en beveelt zich in
haar aandenken aan.
Een schot geeft de betaekenis van het schrijven
aa:i. De oneerlijke ontvanger heeft zich berecht.
liet laatste bedrijf is zoo mooi geschreven, dat
het verwondering wekt, omdat dit de eerste maal
is dat wij oen werk van dezen auteur op het
toonccl ontmoetten.
Trouwens het geheclo drama mag als een aan
winst voor onze litteratuur beschouwd worden.
Men heeft wel de vraag gesteld of het slot
niet anders had kunnen zijn, of Halma niet b. v.
omdat de rijke oom toch in aantocht is, het te
kort in de kas verborgen had kunnen houden,
terwijl het gebeurde toch een zware les voor den
otticier zou zijn geweest, maar m. i. is geen an
der einde denkbaar.
liet 1,'iiriillcr van Halma wijst den weg aan.
Hij, die zoo nauwgezet en teergevoelig is op het
punt van eer. kan niet met een leugen
rondlooperi; misschien had hij om zijn dochter nog1 kunnen
?voortleven cu lijden, maar het bedrog van zijn
vrouw en zijn zoon, zijn afschuw van die laagheid
to-ger.over hem begaan, dwingen hem tot zijn wan
hopige daad. Hij walgt van zijne omgeving, hij wil
er uit. De redenen tot zijn dood komen niet van
buiten op hem af, maar hij draagt ze in zijn hart.
Al had hij voort, blijven leven, zedelijk zou hij
dood zijn geweest.
liet is vooral het mooie, streng doorgevoerde
van dit karakter, dat zooveel waarde aan Eerloos
geelt, /oo slecht ais hij is, is het karakter van
Kurc! ook mooi getcekend, zooals het uitkomt in
het gesprek met zijn moeder. De grenzenlooze
zellzticht spreekt uit elk woord.
De vertoon ing door het liotterdamsche gezel
schap was ook zeer voldoende.
De heeren De Vos en ('iirispijn, die voorvader
eu zooi: speelden, bezitten voor die beide rollen
ook eigenaardige talenten. Alleen had de luite
nant een niet zeer fraaie coiffure, vooral niet
voor iemand, van wien gezegd wordt dat hij .,een
innemend uiterlijk" heeft.
Voor mevr. ILalnw trad mevr. van Westerhoven
op, die. hoewel zij niet zulk een trap van volmaking
bereikte als Do Vos. toch zeer voldoende speelde.