De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 22 maart pagina 2

22 maart 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 717 * Hen, men zou eer kunnen beweren dat het te gendeel waar was. Doch bet is het waas van Hteoea dat hem omringt, laat ik liever zeggen, b«t zijn de stralen van fatsoen die van hem uitgaan. Als hij binnentreedt, gaat de zon van fatsoen op in den Baart, een nieuwe dageraad breekt aan en het is of eene lentelucht, doorsprenkeld met jockey-club en andere geuren, de zaal komt binnenwaaien. Die man is de heer de Ridder, wiens leeftijd ik niet nader kan omschrijven, dan dat die is middelbaar, maar die er toch nog veel te jong uitziet om zoo'n ernstig gezicht boven zij n glan zend witte halsboord uit te steken als hij ge woonlijk doet. Rus ig en kalm treedt hij binnen en neemt op dezelfde eenvoudige wijze plaats, wat hij ge makkelijk doen kan, omdat hij er gewoonlijk bijtjjds is en zijne nevengeburen er dan nog niet zijn. Dr. Schubart met grooten, zwaren Irei komt binnenstappen en laat zijn welgedane cor pus in den zetel links van mr. de Ridder neervleien; waarna de gebruikelijke handdrukjes, glimlachjes en »hoe vaar je's" gewisseld wordt-n. Eenige oogenblikken later maakt rnr. Crommelin ?zijne verschijning, met kleine, dansende, haast zwevende stapjes, en een paar groote verbaasde oogen achter een nog grooter lorgnet, en zet zich aan de rechterzijde van mr. De Ridder neer. Maar de heer Crommelin gaat niet zitten, alvo rens bij gehanridrukt. geglimlacht en gehoevaarj«'t heeft, reden waarom den heer de Ridder zich dan ook hoogst fatsoenlijk van zijn zetel ver heft eo half staande al die liefelijkheden beant woordt. Dan begint er een algemeen gefluister en ge babbel in den Raad, waaraan alleen mr. De Ridder 'niet deelneemt. Deze wijdt al dadelijk zijne on verdeelde aandacht aan alles wat aan deo mond ctes voorzitters ontvloeit. Van de mededeeling af welke heeren bericht hebben gezonden, dat zij de vergadering niet konden bijwot en, tot aan het iogekomeu stuk" waarbij eenig hulponderwijzer zjjn eervol ontslag aanvraagt alles schijnt de aandacht van den heer De Ridder waardig, terwijl hij met ernstigen blik de woorden van des voor zitters lippen kijkt. Slechts een enkele maal komt er gfdurende dien tijd eeoige beweging in Mr. De Ridder en mee moet dan nog zeer goed opletten om die te zien, aangezien hij die beweging voornamelijk met het achter de tafel verborgen benedenste gedeelte van zijn lichaam maakt. Het is namelijk ais de verbaasde oogen van den heer Crornmelin, wanneer hun eigenaar ten toppunt van verba zing schijnt gekomen te ZIJD, eenvoudig toevallen, en eene zachte, doch geregelde ademhaling den Raad verkondigt dat dit ijveiige Raadslid in de armen van Morpheus een oogenblik vergetelheid zoekt van de bekommeringen des levens. Volgens de begrippen van Mr. De Ridder strijdt dit tdapeu zoolang het dng in, en nog wel in het openbaar, evenwel met elk begrip van fatsoen, en daarom haast hij zich om des heeren Crommelin's gezegende rust met een, wel ongemerkten, maar blijkbaar toch gevoeligen duw of schop te storen. Want het plotseling openen der oogen gaat haast altijd gepaard met een onwillekeurige]] greep naar het gei rotten lichaamsdeel, ofschoon er daarna ook slechts eeu ondenkbaar oogerrblik noodig is, om den zoo eensklaps uit zijnen slaap gewekte, naar een potlood te doen grijpen om van het gehoorde haastig eenige uotitiën te maken. Mr. De Ridder, tevreden over dien ui i slag:, welken hij op nen namiddag meermalen te be reiken pleegt, kijkt weer met hetzelfde ernstige gelaat naar den voorzitter, en niet met eene uit het en de donkere gezichten der Heiligen aan de wanden zien ernstig neer op 't lijden der menschen, op de onrecht vaardigheid, op den strijd. ? Voorbij! dat is alles lang voorbij, het ligt alles ver in 't verleden. Nu is deze oude toren zijn wereld, daar is hij alleen met zijn trouwe klok, zijn herinneringen en de wind, die in de duisternis waait, hoog boven de aarde, waar de menschen krioelen en weme len, de reine wind, die huilt en zucht en zingt. »God zal u richten," fluisteren de < oude lippen en zachtjes vloeien de tranen over zijn gerimpelde wangen »Micheïtsch, hé, Michcïtsch, ben je ingedut?" »Wat?" roept de oude dof'en springt fluks op, »Heinel, ik zal toch niet ingeslapen zijn ! j Dat zou voor 't eerst wezen!" n snel ver zamelt hij de koorden. Daar beneden beweegt zich de menigte als mieren de ommegang is volbracht en verheugd en plechtig stijgt tot Micheïtsch de roep: " ! »Hosannah! De Heer is verrezen!" Kn deze tijding wakkert in Micheïtsch hart het j vuur der jeugd weer aan. Het is hem of de kaarsen heller verlichten, of'de menigte sterker golft, of de wind de bezielende niuziek opneemt en op zijn breede vleugels in de hoogte draagt.... Zijn hart zwelt < 11 het blaakt weer als voorheen. Het bruist en ruischt tot hem: »IIosannah! De Heer is verrezen!" Noch nimmer had Micheïlseh zóó geluid. Het scheen of' het oude, gloeiende hart iiet doode metaal bezielde, van zijn vuur mee deelde en de klokken jubelden en zongen. lachten en weenden en de tonen zweefden altijd hooger tot naar den eimieloozen sterrenhemel, d;iar, daar! En de sterren j flikkerden en flonkerden immer schooner en de statige klanken stegen op en zonken stree lend, zaligend weer op de aarde neer ... De daverende bas dreunde en riep met ge weldige stem, waarvan hemel en aarde sid- ' derde: «Hosannah! De Heer is verrezen!'' En twee tenoren vielen juichend in: ? Ho sannah! De Heer is verrezen!'' drukking, die bij zoovele anderen waarneembaar is en ongeveer beteekeLt: »praat jij maar raak |" maar wel degelijk met zooveel belangstelling als noodig kan geacht worden voor de vraag: »wel, wel? en hebt u nog iets?" Zóéworden alle voorbereidingen voortgezet, tot het gewichtig oogenblik door een luiden hamer slag wordt aangekondigd en de voorzitter op officieelen toon zegt i ED thaus is aan de orde onzer beraadslagingen het eerste punt van onze agenda... Fluks komt er eenige stilte onder de leden, aller handen grijpen naar den gehectografeerden oproepu.gsbritf die voor hen ligt; de flintertheile verschuiven een eindje op den stoel, ieder gaat er eens op zijn gemak bij zitten. Ook Mr. De Ridder! Hij leunt niet meer tegen den rug van zijn fauteuil, maar gaat, gemakke lijk voorover met beide armen op de tafel leunen, terwijl zijt.e handen zich onledig houden met een potlood om en om te draaien en overweegt blijkbaar, de agenda nalezende, nog eens ernstig over welk onderwerp hij njn mondje nu eens zal loeren. Soms komt dit zeer onverwacht en dan springt de heer de Ridder met een zoo plot' selingen wip overeind, dat hij dezen wel in j het oog moet vallen en het dan ook nooit voor komt, zooals bij anderen wel het geval is, dat de secretaris den president moet toefluisteren: meneer De Ridder' Meneer De Rijder erlangt dan het woord en als hij opgestaan is, dan staat daar voor u n stuk fatsoen ! En wat een knap stuk fatsoen ! Evenals zijn leeftijd is ook zijne lengte mid delbaar. Over het geheel is hij in ja-, broek en vest gezien, en zoo komt een raadslid hier alleen ter vergadering, al is het nog zoo warm zeer goed geproportioneerd. Vitters zouden misschien kunnen beweren, dat zijn hoofd voor den romp, dien het te versieren heeft, van boven een itt*je te breed was. Maar aan dit gebrek als het een gebrek genoemd mag- worden is de gelukkige bezitter zelf op behendige wijze tegemoet gekomen, door aan moeder natuur de gelegenheid te laten, bij wijze van overgangsmaatregel de bovenlip met een Hin ken blonden knevel te voorzien, welks uiteinden tot onder de kin afdalen. De groote zachtmoedige oogen zijn door lange blonde wimpers overschaduwd en daarboven prij ken welgevormde wenkbrauwen, terwijl het ge- j heel gedekt is door een tamelijk dikken, ook al j blonden haardos. | Die h:iardos is al een van de merkwaardigste bestanddeelen van ons raadslid. Droeg hij het haar nog naar de mode van mijne jeugd: twee scheidingen van de kruin af naar het midden van het voorhoofd en in het midden daarvan | een behoorlijk gesteven, steil overeind staand ' kuifje vft l, het was er precies haar voor en | niemand zou er op let;en. Maar, ook (ie heer de Ridder heeft, hoe strijdig ook met zijne be ginselen, den invloed van den modernen tijd niet \ kunnen ontsnappen. Hij heeft eene sciieiding boven het rechteroog gemaakt en zijne bloiiJe lokken hangen in losbandige trossen over zijne linkerslaap. Was er nog maar pommade iu .' Maar neet), in ongebondene vrijheid daarneder: en uu moet men niet gelooveu dat de/,e heer, wanneer hij het woord voerende is, zooals som mige viool- en andere virtuozen doen, dat haar met een sierlijkeu zwaai van het hoofd achterwaarts werpt ? dat zou de heer De Ridder beneden zich achten en zijne lokken zijn er ook niet lang genoeg voor neen, hij doet alsof hij in 't geheel geen haar had. Man r, en dit is nu het eveubeJuelde merkwaardige van zijn hoofdbedekking, dat haar doet niet alsof het den heer de Ridder niet had. En het ganschc koor van vrouwen en kinderen begeleidde de klokken en het orgel: sHosannah! De Heer is verrezen!'1 En het scheen of de bouwvallige toren op zijn grondvesten beefde en zweefde en de wind zijn vleugels uitsloeg' en nieesuisde: xllosannah! De Heer is verrezen!'' En de oude vergeet zijn leven met: zorgen en ontberingen, hij vcrgeel, dat hij zijn heele leven, dat hij ruim zeventig jaren in dezen toren gesleten heef'c, dat hij alleen op de wereld is, heel alleen slaat als een boom, dien de bliksem gespaard heeft; hij vergeet zijn zwaar, geduldig lijden... Hij luistert naar de juichende, jubelende tonen, die zich opheffen naar den trotschen hemel en weer neervallen op de arme aarde en hij smaakt weer een zoete vreugd, alsof hij weer door zijn kinderen en verwanten omringd is, of zijn lieve Anina weer naast hem zit en de verheugde stemmen van de zijnen vereenigen zich tot een koor en zinden van geluk en vreugde, en het klinkt: >llosanmih! De Heer is verrezen!"... en hij trekt, hij trekt aan de koorden en groote tranen biggelden over zi]n wangen en ziju hart popert. en gloeit van... van geluk en vreugde! - Daar beneden /iet men elkaar verbaasd aan; men luistert en (luistert, dat Mi chcïtsch nog nimmer zoo wonderbaar uvluid heeft. Daar dreunt eensklaps de groote klok en weemoedig davert het duor de. ijle lucht. ... en de trillende ondertonen /wijden, alsof zij luisteren willen nar.r den tivurigcn, lang zaam wegstcrvcnden, eindelijk verstommende!! klank, die beeft en weent en zucht i-n . . . zwijgt vllo.-: IV voelt zich door een /oei en, zaligcndcn wind opgeheven en naar omhoog zweven en hij nadert al meer en meer de sterren - Het lichaam valt uitgeput op 't bankje n'-er en twee laatste tranen glijden langzaam van zijn bleeke wangen. Hédaar, gij beneden! De oude klokluider heeft uitgeluid'. Integendeel de man kan nog niet het merk waardige woord: met eer de Voorzitter! over de lippen laten loopen, of dan beginnen al die blonde lokken een geineenschappelijken dans op zijn hoofd. In den aanvang heb ik gedacht, dat Mr. De Ridder aan een geheimzinnig draadje trok om zijn haar van vreugde te doen springen, om zóó aan te toonen dat er toch nog waren in de zaal die blijdschap hadden in zijne meestal langdurige en eentonige redevoeringen; maar later heb ik begrepen dat het een aangeboren natuurlijke gehechtheid van die haren aan hunnen eigenaar was. Want al geeuwt Mr. van Lier, dan applaudi?seeren die hartn toch! En Mr. van Lier geeuwt nogal eens als de heer De Ridder aan het woord is. Of dat ontstaat uit de vele ontmoetingen, d:e Mr. van Lier in zijne betrekking van uavokaat naar ik meen, met den »geachten vertegen woordiger van het Openbaar Ministerie" Leef r, weet ik ijiet. Maar wat mij in hooge mate ver baast, is dat een man met een zoo zachtmoedig uiterlijk als Mr. De Ridder nog iets anders iu de wereld wil zijn dan gemeenteraadslid -- waar in hij haast geen kwaad kan doen en vooral dat hij t. genover zijne medeourgers wil optreden als een zoo veeleisctieud mau als het O. M, ge woonlijk is. Hoor hem eens spreken in den raad ! /achtzinnig als een jonge dame! De woordeu worden door de lippen als gefiltreerd en geheel gezui verd, ja ietwat meisjesachtig dringen zij door tot uw gehoorvlies. Lu welke woorueir ziju het! Zeer gekuischte woorden, mijne broeders en zus ters, salon woorden. Behalve de lechuiscue ter men, die mr. De Ridder zich in zijne betrekking heeft eigen gemaakt, komen ons daar nog tal van andere uitdrukkingen uit zijnen mond ten goede, die wel eens doen denken, dat men ze in goed Hollandsen, evengoed, zoo niet beter, zou verstaan en begrijpen. Eu middelenvijl wipt en applaudisseert dat blonde haar maar eu hel setujut, dat daarin alleen mr. De Ridder aansporing genoeg vindt om nogmaals eu nogrnams het woord te vragen. Misschien tan het ook zijn dat mr. (Jrum melin uit dankbaarheid voor bewezen diensten hem wederkeerig eens op de voeten trommelt bij wijze vau toejuiching. Uaar heb ik nog niet op gelet. Maar ik houd het niet voor waarschijnlijk, daar ik het O. M. wel eens zeer boos zijwaarts rechts heb zien kijken als de verbazing van den heer Crommelin zelfs ouder &yn sprekeu weer teil toppunt was gestegen. Wat een geluk voor den heer De Ridder dat hij nooit naar mij kijkt terwijl hij spreekt. Ik ben eenvoudig niet watker te krijgen. Kunsi en Letteren. TOOXEKL TE AMSTERDAM. riantagcschouwburg v. Lier: Eerloos. V'Air/oo.s, drama in .'! bedrijven van den heer \V. G. v. .Nouhuys, door het gezelschap van Jan (.'.. De Vos en v. Ivoriaar hier Ier slede m den l'iatitageschouwburg vertoond, is ccn meesterstuk va,n bouw, karaktertekening en taal. De geschiedenis loopt bninun l uren ai, de handelende, personen zijn dnc m getal, twee bedrijven spelen op oen kantoor en euii m eeu huiskamer. Aties is zoo eenvoudig en mineisehend mogelijk, cu toch brengt de schrijver', vooral door de strenge karakterteekoniLg, ecu diepgevoelde», indruk te weeg. i''riLs JIiiliiin, een gepensioniiecrd ollicicr is rijksoutvangur, nij heelt een vrouw van hoo"e "'cboorlc gehuwd eu is vader van twee kinderen. Jiurci. de zoon, is door zijn moeder "eüeel be dorven. HIJ is opgevoed ais een jongen, die van het leven alles verwachten mocht; ij is officier b ij de cavalerie, veeleischend, lichtzinnig eu 011hartelija; maar voor liet uiterlijk vleiend weo'Omanierd. Om zijn leven van gezien huzarenotlicier vol u; kunnen liouden. moet hij telkens hij zijn ouders aankloppen oai linaneicele hulp. Zijn vader helpt hem voort zooveel !nj kan; dan komt hij hij /ijn moeder vragen en hier begint het drama. Als het scherm opgaat Komt Halma met zuchten tred het kantoor, «aar zijn klerken zitten te werken, binnensluipen. Hij wil ze verrassen, want hij verdeida hen. liet is de derde maal in het laatste kwartaal dat hij geld vermist uit de brandkast. Kerst /'-J;'), toen was het / 40, nu /'ij.'). De dief moet onder het personeel steken, want, buiten zijn vrouw weet anders niemand, waar de sleutels van de brand kast zijn. De klerken ziju echter zoo kalm en gewoon, dat Jlulinu hen i,iet verdenken kan. /ij verlaten het kantoor en lluliim blijft alleen, terwijl hij in zijn boeken roiidzoekt ot' het tekort ook een vergissing kau zijn. Dan komt zijn vrouw met de tijding, dat hun zoon overkomt. Als deze gearriveerd is, begint hij dadelijk met zijn vailer weder om geld te vra gen, maar Jlii/inti weigert kortaf liy kan van zijn inkomsten niet meer bestaan, en een klein kapitaahje is al ingeteerd. Al.-, h''n't'l het kantoor verlaten heeft, komt een oude vriend van Jlaliit-n, wien het in de wereld tegenliep en die ook' met veel deugde, om onder steuning vragen om een zaakje te koojien. Jliiliitn. weigert weer cu ilat vrij heftig, als lïiixinan hem op de Kijkshnuit!ka,st wijzend, vraagt oi hij daar niet leunen kan. Dit tooneeltje tee kent llnliitu'* nauwgezette eerlijkheid. Don volgenden morgen zit de familie aan het o'.itb.it. j\'nrcl [i wat iaat, hij heelt een onrust!U'eu nacht gehad, want de schuld die hij te, be talen h;:ett, is een eereschuld, een speelsohuld. Ais hij vóór den volgenden dag te ecu uur niet betaalt, wordt hij eeiloos verklaard, ziju schuld bekentenis in de courant te koop aangeboden en zal hij den uicr.-t moeten verlaten. De schrijver heelt nu zeer gepast door een ingevlochten verhaal het voorgevoel doen ontstaan van wat verder volgen z il. Ken vau AVirci's kame raden heelt ziju ontslag moeten vragen, omdat zijn vader frauduleus bankroet is gegaan. Volgens de begrippen der jonge militairen ware het beter geweest dat de vader zieh het leven benomen had, dan had de zoon olücier kunnen blijven. M u mag j rnen de mogelijkheid niet stellen, dat een der minderen zijn superieur achter zijn rug zou ver wijten dat hij een vader heeft die achter de tralies zit. Dit verhaal maakt veel indruk. Halma gaat vervolgens naar zijn kantoor, de dochter Anna gaat aan haar werk, en moeder en zoon blijven alleen. Pas is de deur achter de vertrekkenden dicht geslagen of mevrouw Halma snelt op haar zoon toe eu vraagt of hij het geld" terug kan geven. Het blijkt nu, dat de moeder voor haar zoon den vader bestolen heeft. Zij was her, die van haar bekendheid met de brandkast gebruik maakte om hem geld te bezorgen, maar hij had beloofd het weer mee te zullen brengen hij heeft het ech ter niet. Zelfs heeft hij geen kans het spoedig te kunnen geven. Integendeel, hij heeft meer noo dig. dringend noodig. ! IIij vleit nu zijn moeder zoolang, tot deze be looft er met Halma over te zullen spreken. Zij doet het ook, maar zonder succes. \u wordt Knrrl zenuwachtig. Hij moet onmiddellijk f 7<)0 hebben, er is zelfs een telegram gekomen om op betaling aan te dringen, maar hij weet geen uit weg. Wel is er nog een rijke oom, die hem wel zou willen helpen, maar die is buitenslands en komt eerst over een paar dagen tehuis. Voor twee, drie dagen moet Kar cl dus het geld hebben, dan is hij gered. Daar vaart hem een gruwelijke gedachte door het hoofd. Zijn moeder moet hem de sleutels der brandkast geven, dan leent" hij zoolang het geld tot zijn oom terug is gekeerd. In een mooi geschreven scène teekent nu de schrijver den strijd, dien de moeder voert. Eerst als Kwel moedeloos geworden uitroept, dat hem dan niets overblijft dan heen te gaan en zijn car rière er aan te geven, stemt mevrouw Halma toe om het bedrog aan haar echtgenoot te plegen. In het derde bedrijf geschiedt nu de diefstal terwijl de medeplichtigen denken dat Halma naar de sociëteit is. Hij deed echter slechts een bood schap, en als hij terugkomt ziet hij een nauw licht op zijn kantoor en personen die de brand kast geopend hebben. Met n stap is bij het gaslicht. il ij draait het snel hoog op en ziet zijn v.ouw en zijn zoon. die hem willen bestelen. Dat oogenblik is, door goede acteurs gespeeld, zeer aangrijpend. Dan komen de verwijten, snel snerpend voegt hij ze zijn vrouw toe. Dat is dus het eind der opvoeding die zij hun kind gaf; dat moet de kroon zetten op haar werk. Zóó zal hij den adel lijken naam zijner moeder, dien hij aan den zijnen toevoegde, tot eere brengen; zoo draagt hij 's Konings uniform met roem. De moeder en de zoon hebben samengespannen, zij hebben zich afgezon derd van vader en dochter, die zich konden be zuinigen en achtorafhouden, om de dure plezier tjes van den luitenant te betalen. En als llnima zijn grieven opgesomd heeft, komt de tijd van overdenking. Dan begint hij langzamerhand den toestand te overzien. Hij be grijpt ook dat het geld er wezen moet, en dat de eenige manier om er aan te komen, is: een leening bij hr-t Rijk. En hij, de oud-oilicier, de ridder der Militaire Willemsorde, de ambtenaar die met onkreukbare trouw sinds bijna dertig jaren het land diende, hij zal zelf het geld uit de brandkast nemen om zijn zoon te redden, llij doet het, maar als het geld ingepakt en verzonden is, weet hij dat hem maar eeu daad overblijft. llij kan zoo niet blijven leven. Zijn vrouw kan niet aan zijne zijde blijven, zijn zoon kan hij de hand niet meer reiken, hij heeft, met n slag zijn toekomst vernietigd gezien, zoowel als zijn onbesniet verleden. liet geld zal door den rijken zwager wel ver goed worden, maar in zijn borst is iets gebroken dat niet meer opleven kan. Hij legt de Willems orde van zijn borst, schrijft oen paar brieven en gaat heen. Als .Kitrel nu ziju moeder geliikwenscht, dat alles nog betrekkelijk zoo goed afgeloopen is, komt ^?[iinn, de dochter, verschrikt binnenloopen. llulma heeft haar in de gang een kus g> geven en een brief in de hand gedrukt. liet is een afscheid: JlnJnni. vraagt het kind dat hij liefhad om vergiffenis en beveelt zich in haar aandenken aan. Een schot geeft de betaekenis van het schrijven aa:i. De oneerlijke ontvanger heeft zich berecht. liet laatste bedrijf is zoo mooi geschreven, dat het verwondering wekt, omdat dit de eerste maal is dat wij oen werk van dezen auteur op het toonccl ontmoetten. Trouwens het geheclo drama mag als een aan winst voor onze litteratuur beschouwd worden. Men heeft wel de vraag gesteld of het slot niet anders had kunnen zijn, of Halma niet b. v. omdat de rijke oom toch in aantocht is, het te kort in de kas verborgen had kunnen houden, terwijl het gebeurde toch een zware les voor den otticier zou zijn geweest, maar m. i. is geen an der einde denkbaar. liet 1,'iiriillcr van Halma wijst den weg aan. Hij, die zoo nauwgezet en teergevoelig is op het punt van eer. kan niet met een leugen rondlooperi; misschien had hij om zijn dochter nog1 kunnen ?voortleven cu lijden, maar het bedrog van zijn vrouw en zijn zoon, zijn afschuw van die laagheid to-ger.over hem begaan, dwingen hem tot zijn wan hopige daad. Hij walgt van zijne omgeving, hij wil er uit. De redenen tot zijn dood komen niet van buiten op hem af, maar hij draagt ze in zijn hart. Al had hij voort, blijven leven, zedelijk zou hij dood zijn geweest. liet is vooral het mooie, streng doorgevoerde van dit karakter, dat zooveel waarde aan Eerloos geelt, /oo slecht ais hij is, is het karakter van Kurc! ook mooi getcekend, zooals het uitkomt in het gesprek met zijn moeder. De grenzenlooze zellzticht spreekt uit elk woord. De vertoon ing door het liotterdamsche gezel schap was ook zeer voldoende. De heeren De Vos en ('iirispijn, die voorvader eu zooi: speelden, bezitten voor die beide rollen ook eigenaardige talenten. Alleen had de luite nant een niet zeer fraaie coiffure, vooral niet voor iemand, van wien gezegd wordt dat hij .,een innemend uiterlijk" heeft. Voor mevr. ILalnw trad mevr. van Westerhoven op, die. hoewel zij niet zulk een trap van volmaking bereikte als Do Vos. toch zeer voldoende speelde.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl