De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 22 maart pagina 4

22 maart 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 717 natuur bestudeeren, de natuur op zich laten in werken, en dan, zonder vooroordeel, zonder idees préconfues, zonder nabootsing, door vort', door klei of hout teruggeven wat zij individucel denken en gevoelen. Ziedaar een wit, waainaar door de edelste kunstenaars van alle eeuwen behoort gestreefd te worden. De waarheid !... Doch, zooals Bilderdijk zegt: gelijk ze een dichter ziet." Of zou men misschien denken dat men geen dichter behoeft te wezen om een groot artiest te z\jn! Het onderscheid tusschen een kunstenaar en iemand, die 't niet is, ligt juist daarin, dat de kunstenaar de natuur beter verstaat dan een gewone leek. Hij verstaat het leven, het zieleleven der natuur, wat den oppervlakkiger! be schouwer niet is geopenbaard. Maar de middelen, de middelen om dat leven uit te drukken.... daar ligt de moeielijkheid, daar ligt de knoop. Is het genoeg den borstel, het penseel of het tempermes te grijpen en te meenen dat men de natuur verstaat? Is het genoeg een wit vlak zon der. . .. wat de oude paijen perspectief' noemen, neder te kletsen, ergens een walvischstaart of zoo iets uit den nevel te laten komen, en dan uit te roepen: Dat is de indruk dien ik ontvang van een Pare a moutons" ? Is een ingelijst doek, wit bestreken, genoeg, om te doen zeggen: Dat is de indruk die een kunstenaar krijgt van Lei Brume dan heeft Charles Angrand, uit Parijs, gelijk. Is het waar dat het genoeg zij eenige figuren die bij 999 der duizend menschen die haar zul len aanzien de woorden Afgrijselijk", ..D pravation", Wansmaak", Oorrible" naar de lippen jagen, te boetseeren of te kleuren, om als kun stenaar van edele soort op te treden ? Dan heeft Paul Gauguin, met zijn Bas relief: Soyez amoureuses, vous serez heureuses" waarbij de maag u omkeeit, gelijk; dan prijzen wij Georges Seurat, voor zijn Uu Soir (drie danseressen van ter zij gezien, met liederlijke gezichten, in eene en de zelfde houding: 3 voetspitsen op de hoogte van de neusspits geheven, boenen als stokken, donker bruin geverwd, en van voren ain de lijst (alles levensgroot) de orkestmeester en de coutrabassist, enz. enz. Heeft men geen zuiderlucht, geene warmte, geene helderheid van tonen noodig, om den olijf boom te schetsen, dan heeft wijlen Vincent van Gogh groot gelijk met zijne teekening Vergers d'oiiaiers. Maar mij ontbreekt Le ciel d'I talie et la beautédes formes". Vreest hij niet het verwijt louter menschen te schilderen die geschonden zijn van de kinder ziekte, dan heeft Carl Larsson, (Gothenlmrg) met zijne binnenhuizen het rechte getroffen: mij ko men zij zoo valsch van kleur voor als JJamielte van Armand Guillaumin. Doch ik bemerk dat ik enkel vreemdelingen heb genoemd. Men zou tot het besluit komen dat de Belden dezen keer zelven, minder opvallende excentriciteit hebben gezocht. En werkelijk is dat ook waar. Gelijk bij vroegere gelegenheden, staat Kbnopft' weder bovenaan: hij heeft onder andere een Portrait d'enfant geleverd, wat Jan van Heers naar de kroon steekt. Of de kameraden der XX dit zullen prijzen, is eene andere vraag. Ook Paul Dubois' beeldwerk getuigt dat een geest in hem leeft, die de edele natuur van de afzichtelijke weet te onderscheiden. Het treft ons dat zijne marmeren Rieuse juist geplaatst is vóór het werk van Paul Signac, wiens eentonige en gezochte effecten zij schijnt te bespotten, liet drjefiner (pastei) van van Strydonck toont almede dat hij meester is van do teekenpen en zijn onderwerp verstaat; al is de kleur (voorloopig) te bont, te weinig getemperd. De tijd moet het pastei ver zachten ! In 't geheel hebben 32 kunstenaars van hun werk ingezonden. Behalve de XX, waren er 18 tot medewerking aan de tentoonstelling uitgenoodigd. Uit Nederland komen Floris Verster (Leiden), Jan Toorop (Katwijk a. Zee) en Maurits Bauer ('s Hage) voor. Maar bijzonder verraste ons hier het verschij nen van Adolf Oberlander, den hoogstverdienstelijken Munchener teekenaar. Merkwaardig!... Wanneer men bedenkt dat deze kunstenaar z:'lf in de laatste maanden Die Vliegende Ulattcr opgesierd heeft met caricaturen van zijne hand (wij weten dit mot alle zekerheid te zeggen), caricaturen waarin de richting der XX met goedhartigen spotlach wordt afgeschetst, is het, wat men noemt eene ware Ironie des Schicksals, dat hier een zijner albums wordt ge toond. Zulk ringtisme als van dezen voortretfelijken kunstenaar, laat men zich welgevallen! Het bewijst echter minder tact van wege de commissie, dat tegenover Oberlander een tal van plakbrieven van de hoeken der straten te Parijs, oproepingen tot bals en slemperijen, met voor stellingen beneden den demi-monde, in afgrijslijk coloriet op den muur der zaal zijn aangebracht. Ondertusschen, alles wel beschouwd, schijnen de Belgische XX, wien men geen talent ontzeggen kan, van hunne excentriciteiten wat af te laten. Proficiat! Wj haasten ons ten slotte er bij te voegen, dat de eerbaarheid niet moedwillig in deze kleine galerij gekwetst werd. 12 Maart, 1891. P. AI.HERB. Tm.ni. THEODORE DE BANVILLE. Vrijdag 13 Maart is Théodore de Banville, de kunstige, geestige dichter der Udes Funainbulesques en der kleine comedies Grinr/oire, Dfidama, Le baiser, overleden, aan een beroerte. Théodore de Banville beweerde altoos bijgeloovig bang voor den Vrijdag en het getal 13 te zijn; hij wilde, evenals Théophile Gautier, nooit met dertien aan tafel zijn, reisde nooit op den dertienden der maand, en verhuisde eenmaal, omdat men, bij het vernummeren,zijn huis het nummer 13 gegeven had. De Banville was wellicht zoo tot het einde jeugdig en tegelijk zoo ouderwetsch geaffecteerd, omdat zijne moeder, zelfs nu nog, tot de dichter G8 jaar oud overleed, een overwegenden invloed op zijn leven uitoefende. Hij werkte tot het einde met dezelfde frischheid, dezelfde liefde voor het geacheveerde als in zijn beste jaren, en bleef, als in den tijd van zijn opkomst, voor zijn brood journalistiek doen. Hij schreef wekelijks in den Echo de Paris, het was wellicht op dit werk dat deze woorden, uit een zijner brieven staan: In iederen dichter, zij het een Dante of een Shakespeare, schuilt een engel, maar ook een nederig, berustend, onvermoeid arbeider " Zeventien jaar oud deed hij zijn bundel Stalactites verschijnen, in 1846, vier jaar later, ver scheen Caryatides, en eigenlijk kan men niet zeggen dat deze verzen, volmaakt van vorm, har monisch als een stuk van Watteau in hun bewerk te en doorwerkte sieriijkheid, verouderd zijn. Ze waren bij hun verschijnen evenmin kinderen varhun tijd als thans; de Banville was zich zelf, in eene originaliteit die iets van pastiche had. Hij bracht allerlei oude vormen weer op, de ballade van Villon, het rondel van Charles d'Orleans, het dixain van Marot, enz. en paste daarop al de vernuitigheden van versificatie toe, die hem zoo gemakkelijk vielen. Zijne kunstvaardigheid speel de met moeielijkheden als de stem eener uit muntende zangeres, wier moeielijke vocalises slechts de luchtige ingeving van het oogenblik schijnen. Maar hij was, hoe groote waarde hij aan het rijm hechtte, niet enkel een kunstig ver zenmaker, hij was geestig en dichterlijk, het ko misch lyrische," eene uitvinding van hem, die door de besten is aangenomen, gaf in zijne on voorziene combinaties van woord en rijm een glimlach en soms een diepe gedachte, verborgen onder den rijkdom der syllaben. Théodore de Banville's nalatenschap is voor zulk een lange carrière, niet uitgebreid. Het zetten van zijn paarlen kostte veel tijd en arbeid. Na Stalactites en Curyatides kwamen in 1857 de be roemde Odes funambulesques, waarin het comique lyrique'', verheven vormen en komische onder werpen, fantazie en poëzie, met wonderlijke vir tuositeit als op de gespannen koord, was doorge voerd. De tijdsruimte tusschen deze bundels leverde slechts eenige kleinere gedichten eu een deel Odclettes. De eerste editie van de Odes funambiilesques verscheen onder het pseudoniem De Bracquemond, dat hij spoedig iiet varen, maar later als feuilletonnist weer opnam. Zijn volgende bundels verzen waren: in 1866 Les exitéi; in 186!) Nourclles odes funuinbulesques; in 1873 Ti'enie-ai.e ballades joyeusea; in 18/5 Le sang de la coupe; in 1881 Poésies occidentales; in 1884 Nous totts. Voor het tooneel gat hij meest juweeltjes in n bedrijf, als (Irinc/oire, de meeste ook in vers als Le beau L anilre, 1856; Le couriin da roi, 1857; Diane ttu bois, 1864; Les ftmrberies de Xérme, 1864; La Pomme, 1866; J)éidtiniat 1876; iquet u lu Houppe, 1884; Sacrale et sa femme, 1885; Le Baiser, dat eerst op het Théiltre Libre en toen in de Comédie Franc; tise werd opgevoerd, en Kiope, dat thans in studie is. Die titels schijnen vele, maar al de boekje zijn heel klein; ook van Banville's novellen en feuilletons is geen enkel grooter in uitgebreidheid, dan het absoluut wezen moet. Over 't geheel was do Banville, met a! zijn geest, niet boosaardig ; hij vermeed zelfs anecdotes, hetzij over levenden of doodcn, in zijn feuil letons te verhalen. In de eerste O,Zes funumbuleMjues intiiischen komt eene romance voor, die zoowel het genre, als een der romantische schrij vers van dien tijd allergeestigst belachelijk maakt. In eene latere editie gaf de Banville zelf de commentaren erbij. L'Ombrc d'Jlric was een roman van l'aulin Limayrac, een politicus die als romanschrijver op trad. Roman en schrijver zijn nu vergeten, en waren dat reeds, terstond nadat het bock ver schenen was. Ik vond het amusant, dien titel te geven aan een gedicht op l'aulin Lirnayrac zelf. In litterair opzicht zijn deze zes coupletten eene parodie op de romance in het algemeen, dat valsche, ongerijmde genre, waarin wezens, als zoog dieren volkomen juist op hun plaats gebracht, doen meenen dat zij zich voor bloemen o t vogels houden, of dat zij het in sommige omstandigheden zouden kunnen worden. Als polemiek was het een list. Paulin Limay rac viel met heftigheid in de Jteme de schrijvers der vorige periode aan, on ik begreep dat ik hem met goede argumenten niet overwinnen zou. Ik vond toen de dolle onderstelling uit, dal Limayrac een bloem werd, en het liedje had meer succes dan ik hoopte of bedoeld had; binnen weinige dagen kende Parijs het van buiten. liet geval werd zelfs tragisch. Op een nacht op het bal masquéde l'Opéra, zag men Limayrac op de trap van het aniphithtViter verschijnen ; ter stond werd de groote galop van Musard, dien een god niet zou hebben doen staken, een oogenblik gestaakt; tienduizend paren oogen vestigden zich op den schrijver van L'Oinbre d'JKriu en alles, chieards, piorrots, caciques, gemaskerden in woeste vodden, débardeurs in zijden broeken, a la Rubens gevormd, tienduizend stemmen, brulden in een donderend unisono: Si Limayrac devenait tlour!" Zoo werd voor eenmaal mijn hoop bedrogen, dat nooit mijn werk populair zou worden. Si Limayrac devenait fleur. Il boirait les pleurs de l'Aurore, Et, penchésur Ie sein de Flore, II renaitrait a ce doux pleur. Son faux col serait sa corolle Et d'un lys aurait la couleur; ,I'en ferais des bouquets it Rollo Si Limayrac devenait fleur. Si Lirnayrac devenait lleur, Ducuing pourrait, a la Chaurnière, L'attacher a sa boutonnière Et s'en faire une croix d'honneur. Sur les coteaux et dans les landes, Voitigeant comme un oiseleur, Buloz en ferait des guirlandes Si Limayrac devenait ileur. Si Limayrac devenait fleur, J'en ornerais. pres d'une haie, La houlette d'Arsène Iloussaye : Je l'arracherais sans douleur. A cótéd'une cucurbite Jl sourirait, en sa paleur, A l'éditeur Jules Labitte Si Limayrac devenait fleur. Si Limayrac devenait fleur, Je Ie mettrais dedans un vase, Et quelquefois avec extase Je l'aplatirais sur mon conir. Séduit par son pistil attique, Peut-être un jeune parfumeur Nous en ferait de l'huile antique Si Limayrac devenait flleur. Ilélas! Limayrac n'est pas fleur Et ne peut de parfums de menthe Enivrer un corset d'amante Ni l'habit noir d'un enjuleur. Cjivoiquc sa voix, flüte en démence, Ait charme Ie merle silfleur, Jetons au feu cette romance, Ilélas! Limayrac n'est pas flleur! Tot do bewonderaars van de Banville en de getrouwe bezoekers van zijn Donderdagavond recepties behoorden vroeger Daudet, Mallarmé, Richcpin, Verlaine, Catulle Mendès. Velen hunner hebben thans den meester ver achter zich gelaten in den cultus van den vorm; zij versmaden de l onberispelijke helderheid en juistheid, die aan zijne verzen hun raug, ook na de dagen der mode verzekeren. De Jianville's schoonzoon was de schilder Rochegrosse. VARIA. PLASTISCHE KUNST. II. M. de Koningin-Regentes is als bescherm vrouw opgetreden van de Vereeniging Rembrandt", welke van bare oprichting af onder het beschermheerschap stond van wijlen Z M. Koning Willem III. De te Amsterdam gevestigde vereeniging Rembrandt" stelt zich ten doel, Nederlandsche kunst schatten, van welken aard ook, voor het vader land te behouden en te doen opnemen in open bare verzamelingen, onverschillig of zij staat.s-, provinciale-, stedelijke- of genootschappelijke instel lingen zijn. In Februari 1883, l oen de veiling van de be roemde collectie-de Vos ophanden was, kwamen de leden van het overoude kunstgezelschap Arti et Amicitia" bijeen, ter beraadslaging over de maatregelen, die genomen zouden kunnen worden om althans bet merkwaardigste uit de/e verzameling voor ons land te bewaren. De voreeniging ., Kembramlt" werd opgericht en verwierf den -len September 18H3 de koninklijke goed keuring. Nadat in rentelooze voorschotten een groot ka pitaal was bijeengebracht, werd reeds in de vei ling de Vos voor een bedrag van bijna / <>( 1,000 aau kunstwerken aangekocht, welke van tijd tot tijd door de Regeering ten behoeve van onze musea voor de koopsom werden overgenomen. Eerst in het begin vau dit jaar wordt het laatste gedeel: e aan hot rijk afgeleverd. Buitendien wer den zaken van minder bedrag voor verschillende museumdirecteuren aangekocht, zoodat de vereeni ging alle recht heeft zich over hare tusschcnkomst in het belang der kunst te verblijden. De vereeniging telt op het oogonblik ongeveer dfiO leden, dio ieder een jaarlijksche contributie van /' 5 betalen, en vele donateurs. In de laatste jaren voegt, zij liij haar verslag een kunst-ets, waarmede /ij de werken van jonge kunstenaars in ruimen kring meent bekend te maken. Het bestuur heelt den heer Jac. Ankersmit tot voorzitter en Mr. N. de Roever tot secretaris. Naast do twee salons'1 stelt liergerat in den j (iil-lilas voor, een derden te stichten; de schrij vers /ouden do schilderijen moeten maken en de schilders ze" critiseeren. Bsrgerat's artikel was natuurlijk enkel als een grap bedoeld, omdat tot dusverre bijna uitsluitend bet omgekeerde ge schiedde. Maar een paar andere medewerkers van bet blad, Lacazo en Montégut, hebben de zaak als ernst overgenomen en maken plan voor zulk eene tentoonstelling. Er zijn inderdaad heel wat dichters en schrijvers die zich niet penseel, beitel en potlood hebben geamuseerd, en wat goeds geleverd hebben ook. Van de overledenen kan men noemen Yictor llugo, Froi.umtin, Alfred do Musset. Jules de Goncourt, Gérard do Norval, Balzac, Chateaubriand. liaudelairc en Théophilo (iautier; van de nog levenden Meilha''. Sardou, liergerat zelf', Mirbeau. Montéguf. d'llervilly, Stapleaux. Edinond de Goncourt, Clovis llngues. Armand Silvcstre, Paul Arèno, en ecu menigte anderen. Het karakteristieke van den derden salon" zou de fantastische schilderkui-'st zijn. Als beeldhouwers heeft men l'hilippe Gillo en Judith Gautier. liet monument voor Meissonicr, waarvoor reeds ?J5,()(M) francs bijeen zijn gebracht, zal door Merciégemaakt worden, en in den tuin van bet Louvrc geplaatst worden. In de ktmstzaal Pictura" van de IIII. Preyer & Co. Wolvcnstraat l!i is op 17 Maart een ten toonstelling van schilderijen van .lan van Essen geopend. TOONEEL EN MUZIEK. Aiui>i..<t Kiiidcriiiuiin. de eens zoo beroemde zan ger, is te München, in den ouderdom van ruim 75 jaar gestorven. Ilij was te Potsdam geboren in 1816, en cenigen tijd onder Spontini aan de koninklijke opera te Berlijn werkzaam, in het begin als korist, later voor kleinere partijen. Te Leipzig, waar hij, als bas aan den schouwburg verbonden, zeer in den smaak viel, ontwikkelde zijne stem zich tot den schoonsten baryton. In 1847 kwam. hij te München, werd de lieveling van het pu bliek, koninklijk kamerzanger, ten laatste levens lang regisseur. In zijn bloeitijd vond hij op zijne kunstreizen overal het grootste succes, voor ruim tien jaren vertoonde hij zich nog te Berlijn op den benefietavond zijner dochter, Hedwig ReicherKindermaun, die helaas zoo vroeg aan de kunst werd ontrukt, en toen ter tijd aan het Wagnertheater van Angelo Neumann werkzaam was. Op dien avond zong zij den Fidelio. De vader was toen voor de zware rol van Pizarro eigenlijk reeds te oud; maar allen, die hem vroeger ge hoord hadden, wisten, dat hij als zanger en tooneelspeler in den eersten rang had gestaan, en een edel kunstenaar was, die in klassieke opera's ook ondergeschikte rollen zong, enkel om eene volmaakte opvoering te verkrijgen. lu eene interview met een reporter van de Ji/n-ntHtent heeft Sardou verteld, dat hij aan 'J'iicrmidor nog hot een en ander gewijzigd heeft, en met de ministers heeft gedelibereerd over een hervatten van de voorstellingen van het stuk in het Théatre Francais. Den 20sten Maart zou een nieuw stuk van Jules Lemaitre, Les noces (Vurgent gegeven worden, en daarna Tliermidor weer in repetitie komen. Onze landgenoot de heer Jacques T. Grein, heeft te Londen bij inteekening, om de censuur te ontgaan, een reeks van voorstellingen geopend op de wijze van het Théatre Libre. Hij is begonnen met Ibsen's Spoken, dat reeds terstond zijn publiek interesseerde, want terwijl arders het Engelsche publiek weinig applaudissecrt en nooit sist, werd nu beiden met kracht gedaan. Volgen zullen De vilde eend van Ibsen, liet rijk der duisternis van Tolstoï, Soeur Philomene van de Goncourt, Le buixer van Théodore de Bauville, voorts stukken van lijörnson, Lessing en Molière. Wel gaarne zouden eenigen ook een Engelsch stuk opgevoerd zien, uit der. tijd toen Engeland nog dramatur gen van talent had, Congreve, Wycherley, of eenigen van Shakespcarc's tijdgenooten. Ibsen's (Ihosts werd door sommige acteurs vrij goed, door anderen zeer goed gespoeld, liet maakte grootcn indruk. Bij den smaak voor horrors" dio het Engelsche volk eigen is, zal Tolstoï's dra-na zeker het moest aantrekkelijke gevonden worden. LETTEREN EN WETENSCHAP. Zola heeft, nadat zijn nieuwe roman L urgent voor de pers gereed was, reeds terstond een \olgenden van de serie Lex J{ij/ii/on-I\[acijnitrt onder handen gi-nomcn on is daar druk aan bezig. Het is L-i (ijierre ; hij moet het slot van hot drama van het tweede kei/errijk vormen. In April zal Zola het slagveld van Sedan bezoeken ; dagelijks is hij in kaarten, plattegronden van vestingen en slagvelden, en werken over krijgskunde verdiept; een aantal officieren verstrekken hem inlichtingen. De J-'ffiil;/itrli'r Zcilimg maakt zich vroolijk ov.:r de ondei worpen voor opstellen, die aan de Ie jrlingen der gymnasia (wel is waar aan de t oogste klasse) in de laatste tijden zijn opgege ven. Er zijn curicusa thcmata bij, en men zou nieuw>gierig zijn te /ion, wat de gymnasiasten van ccnigc er van gemaakt hebben. ,. \\ er bat R"cht, Schiller der sajt: DerMensch ist f re i geschalVon, ist f rei, und würd er in Kotten geboren", oder Torquato Tasso bei Uöthe. wenn er sagt: ,,l)er Meiisch ist nicht geboren, frei zu sein"'.' In wielcrn ist nach Lossing das Gebiet der Poesie woiter als das der Malerei? Schiller's Wcillenstciii in Ansehung (!) der Zeit. Lykaon iu der Jlinde und Montgomery in Schiiler's Jmirj/'itui. r/in Orlcimn. Suchst du das Jlöc'isto, das Gn'iszte'/ Die l'tianze kann es dich lehron. Was sie willenlos is, sei du es wollcnd, das ist's. Da (jebierot das Gliick dera Talente die g ttlichnn Kinder; vonder Freiheit goi-iiugt, wachsen die Kiinste der Lust. Willst du, inoiu Solm. frei bleiben, so lerne \vas Rechtes und halte dich geiiügsam und nie blicke nach oben hinaut'i!) Die duutsche Kunstdichtung des Mittelalters in ihror \Yandorung durch die Stiinde. Es liegt u m uns herum gar manchfer Abgrund, den d;is i^chicksal grub; doch bier im llerzen ist der liefste Sic'u im Spiegel /u beschauen, kann den Aften uur erbauen. \Yirkc! Xur in seinen Werken kan der Mensch sic.h seibst bemerken. Kin jeder wird besteuert nach Vermogen. Die Melancholie in der deutscben Lyrik. Wesbalb und wozu errichtet man Denkmaler 'i Der englischo Adel in Shakespearcs Lancastertragüdien. Mein theurer l'rcund, ich rath' Eueb drum: zuerst Collegium logicum. Dit laatste", meent do yranl:fnrlert is zeker wei noodig, eer men zich aan het oplossen vaa dergelijke problemen waagt." I)o firma Tauchnitz te Berlijn, wier editie van Engelsche boekwerken voor het vasteland zulk een groot succes is geweest, heeft in de firma Fisher l'nwin een concurrent gekregen. Deze zal ccne geheel gelijke goedkoope uitgave voor Con tinent and Colonïcs" aanvangen; de centrums van uitgifte /ouden zijn, voor Europa: Parijs, Berlijn, Leipzig, Weenen, Amsterdam on Rome. en voor de koloniën: Melbourne, Sydney, Capetown en Calcutta. De eerste nummers zullen zijn Keary's .Viirm/je <lc Coiti'cnuttce en Miss Olive Schreiners's Ureum*. Het oogenblik voor de concurrentie is niet slecht gekozen, daar men zich in den laatsten tijd zeer beklaagd beeft over de dunne, wijd ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl