Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 717
natuur bestudeeren, de natuur op zich laten in
werken, en dan, zonder vooroordeel, zonder idees
préconfues, zonder nabootsing, door vort', door
klei of hout teruggeven wat zij individucel denken
en gevoelen.
Ziedaar een wit, waainaar door de edelste
kunstenaars van alle eeuwen behoort gestreefd te
worden. De waarheid !... Doch, zooals Bilderdijk
zegt: gelijk ze een dichter ziet."
Of zou men misschien denken dat men geen
dichter behoeft te wezen om een groot artiest
te z\jn!
Het onderscheid tusschen een kunstenaar en
iemand, die 't niet is, ligt juist daarin, dat de
kunstenaar de natuur beter verstaat dan een
gewone leek. Hij verstaat het leven, het
zieleleven der natuur, wat den oppervlakkiger! be
schouwer niet is geopenbaard.
Maar de middelen, de middelen om dat leven
uit te drukken.... daar ligt de moeielijkheid,
daar ligt de knoop.
Is het genoeg den borstel, het penseel of het
tempermes te grijpen en te meenen dat men de
natuur verstaat? Is het genoeg een wit vlak zon
der. . .. wat de oude paijen perspectief' noemen,
neder te kletsen, ergens een walvischstaart of zoo
iets uit den nevel te laten komen, en dan uit te
roepen: Dat is de indruk dien ik ontvang van
een Pare a moutons" ? Is een ingelijst doek, wit
bestreken, genoeg, om te doen zeggen: Dat is
de indruk die een kunstenaar krijgt van Lei
Brume dan heeft Charles Angrand, uit Parijs,
gelijk.
Is het waar dat het genoeg zij eenige figuren
die bij 999 der duizend menschen die haar zul
len aanzien de woorden Afgrijselijk", ..D
pravation", Wansmaak", Oorrible" naar de lippen
jagen, te boetseeren of te kleuren, om als kun
stenaar van edele soort op te treden ? Dan heeft
Paul Gauguin, met zijn Bas relief: Soyez
amoureuses, vous serez heureuses" waarbij de maag u
omkeeit, gelijk; dan prijzen wij Georges Seurat,
voor zijn Uu Soir (drie danseressen van ter zij
gezien, met liederlijke gezichten, in eene en de
zelfde houding: 3 voetspitsen op de hoogte van
de neusspits geheven, boenen als stokken, donker
bruin geverwd, en van voren ain de lijst (alles
levensgroot) de orkestmeester en de coutrabassist,
enz. enz.
Heeft men geen zuiderlucht, geene warmte,
geene helderheid van tonen noodig, om den olijf
boom te schetsen, dan heeft wijlen Vincent van
Gogh groot gelijk met zijne teekening Vergers
d'oiiaiers. Maar mij ontbreekt Le ciel d'I talie et
la beautédes formes".
Vreest hij niet het verwijt louter menschen
te schilderen die geschonden zijn van de kinder
ziekte, dan heeft Carl Larsson, (Gothenlmrg) met
zijne binnenhuizen het rechte getroffen: mij ko
men zij zoo valsch van kleur voor als JJamielte
van Armand Guillaumin.
Doch ik bemerk dat ik enkel vreemdelingen
heb genoemd. Men zou tot het besluit komen dat
de Belden dezen keer zelven, minder opvallende
excentriciteit hebben gezocht. En werkelijk is dat
ook waar.
Gelijk bij vroegere gelegenheden, staat Kbnopft'
weder bovenaan: hij heeft onder andere een
Portrait d'enfant geleverd, wat Jan van Heers
naar de kroon steekt. Of de kameraden der XX
dit zullen prijzen, is eene andere vraag. Ook Paul
Dubois' beeldwerk getuigt dat een geest in hem
leeft, die de edele natuur van de afzichtelijke
weet te onderscheiden. Het treft ons dat zijne
marmeren Rieuse juist geplaatst is vóór het werk
van Paul Signac, wiens eentonige en gezochte
effecten zij schijnt te bespotten, liet drjefiner
(pastei) van van Strydonck toont almede dat hij
meester is van do teekenpen en zijn onderwerp
verstaat; al is de kleur (voorloopig) te bont, te
weinig getemperd. De tijd moet het pastei ver
zachten !
In 't geheel hebben 32 kunstenaars van hun
werk ingezonden. Behalve de XX, waren er 18
tot medewerking aan de tentoonstelling
uitgenoodigd.
Uit Nederland komen Floris Verster (Leiden),
Jan Toorop (Katwijk a. Zee) en Maurits Bauer
('s Hage) voor.
Maar bijzonder verraste ons hier het verschij
nen van Adolf Oberlander, den
hoogstverdienstelijken Munchener teekenaar.
Merkwaardig!... Wanneer men bedenkt dat
deze kunstenaar z:'lf in de laatste maanden Die
Vliegende Ulattcr opgesierd heeft met caricaturen
van zijne hand (wij weten dit mot alle zekerheid
te zeggen), caricaturen waarin de richting der
XX met goedhartigen spotlach wordt afgeschetst,
is het, wat men noemt eene ware Ironie des
Schicksals, dat hier een zijner albums wordt ge
toond. Zulk ringtisme als van dezen voortretfelijken
kunstenaar, laat men zich welgevallen!
Het bewijst echter minder tact van wege de
commissie, dat tegenover Oberlander een tal van
plakbrieven van de hoeken der straten te Parijs,
oproepingen tot bals en slemperijen, met voor
stellingen beneden den demi-monde, in afgrijslijk
coloriet op den muur der zaal zijn aangebracht.
Ondertusschen, alles wel beschouwd, schijnen de
Belgische XX, wien men geen talent ontzeggen
kan, van hunne excentriciteiten wat af te laten.
Proficiat!
Wj haasten ons ten slotte er bij te voegen, dat
de eerbaarheid niet moedwillig in deze kleine
galerij gekwetst werd.
12 Maart, 1891. P. AI.HERB. Tm.ni.
THEODORE DE BANVILLE.
Vrijdag 13 Maart is Théodore de Banville, de
kunstige, geestige dichter der Udes Funainbulesques
en der kleine comedies Grinr/oire, Dfidama, Le
baiser, overleden, aan een beroerte. Théodore de
Banville beweerde altoos bijgeloovig bang voor
den Vrijdag en het getal 13 te zijn; hij wilde,
evenals Théophile Gautier, nooit met dertien
aan tafel zijn, reisde nooit op den dertienden der
maand, en verhuisde eenmaal, omdat men, bij het
vernummeren,zijn huis het nummer 13 gegeven had.
De Banville was wellicht zoo tot het einde jeugdig
en tegelijk zoo ouderwetsch geaffecteerd, omdat
zijne moeder, zelfs nu nog, tot de dichter G8 jaar
oud overleed, een overwegenden invloed op zijn
leven uitoefende. Hij werkte tot het einde met
dezelfde frischheid, dezelfde liefde voor het
geacheveerde als in zijn beste jaren, en bleef, als
in den tijd van zijn opkomst, voor zijn brood
journalistiek doen. Hij schreef wekelijks in den
Echo de Paris, het was wellicht op dit werk dat
deze woorden, uit een zijner brieven staan: In
iederen dichter, zij het een Dante of een
Shakespeare, schuilt een engel, maar ook een nederig,
berustend, onvermoeid arbeider "
Zeventien jaar oud deed hij zijn bundel
Stalactites verschijnen, in 1846, vier jaar later, ver
scheen Caryatides, en eigenlijk kan men niet
zeggen dat deze verzen, volmaakt van vorm, har
monisch als een stuk van Watteau in hun bewerk
te en doorwerkte sieriijkheid, verouderd zijn. Ze
waren bij hun verschijnen evenmin kinderen
varhun tijd als thans; de Banville was zich zelf, in
eene originaliteit die iets van pastiche had. Hij
bracht allerlei oude vormen weer op, de ballade
van Villon, het rondel van Charles d'Orleans, het
dixain van Marot, enz. en paste daarop al de
vernuitigheden van versificatie toe, die hem zoo
gemakkelijk vielen. Zijne kunstvaardigheid speel
de met moeielijkheden als de stem eener uit
muntende zangeres, wier moeielijke vocalises
slechts de luchtige ingeving van het oogenblik
schijnen. Maar hij was, hoe groote waarde hij
aan het rijm hechtte, niet enkel een kunstig ver
zenmaker, hij was geestig en dichterlijk, het ko
misch lyrische," eene uitvinding van hem, die
door de besten is aangenomen, gaf in zijne on
voorziene combinaties van woord en rijm een
glimlach en soms een diepe gedachte, verborgen
onder den rijkdom der syllaben.
Théodore de Banville's nalatenschap is voor
zulk een lange carrière, niet uitgebreid. Het zetten
van zijn paarlen kostte veel tijd en arbeid. Na
Stalactites en Curyatides kwamen in 1857 de be
roemde Odes funambulesques, waarin het comique
lyrique'', verheven vormen en komische onder
werpen, fantazie en poëzie, met wonderlijke vir
tuositeit als op de gespannen koord, was doorge
voerd. De tijdsruimte tusschen deze bundels
leverde slechts eenige kleinere gedichten eu een
deel Odclettes. De eerste editie van de Odes
funambiilesques verscheen onder het pseudoniem
De Bracquemond, dat hij spoedig iiet varen,
maar later als feuilletonnist weer opnam.
Zijn volgende bundels verzen waren: in 1866
Les exitéi; in 186!) Nourclles odes
funuinbulesques; in 1873 Ti'enie-ai.e ballades joyeusea; in
18/5 Le sang de la coupe; in 1881 Poésies
occidentales; in 1884 Nous totts. Voor het tooneel
gat hij meest juweeltjes in n bedrijf, als
(Irinc/oire, de meeste ook in vers als Le beau L
anilre, 1856; Le couriin da roi, 1857; Diane ttu
bois, 1864; Les ftmrberies de Xérme, 1864; La
Pomme, 1866; J)éidtiniat 1876; iquet u lu
Houppe, 1884; Sacrale et sa femme, 1885; Le
Baiser, dat eerst op het Théiltre Libre en toen
in de Comédie Franc; tise werd opgevoerd, en
Kiope, dat thans in studie is. Die titels schijnen
vele, maar al de boekje zijn heel klein; ook van
Banville's novellen en feuilletons is geen enkel
grooter in uitgebreidheid, dan het absoluut wezen
moet.
Over 't geheel was do Banville, met a! zijn
geest, niet boosaardig ; hij vermeed zelfs
anecdotes, hetzij over levenden of doodcn, in zijn feuil
letons te verhalen. In de eerste O,Zes
funumbuleMjues intiiischen komt eene romance voor, die
zoowel het genre, als een der romantische schrij
vers van dien tijd allergeestigst belachelijk maakt.
In eene latere editie gaf de Banville zelf de
commentaren erbij.
L'Ombrc d'Jlric was een roman van l'aulin
Limayrac, een politicus die als romanschrijver op
trad. Roman en schrijver zijn nu vergeten, en
waren dat reeds, terstond nadat het bock ver
schenen was. Ik vond het amusant, dien titel te
geven aan een gedicht op l'aulin Lirnayrac zelf.
In litterair opzicht zijn deze zes coupletten eene
parodie op de romance in het algemeen, dat
valsche, ongerijmde genre, waarin wezens, als zoog
dieren volkomen juist op hun plaats gebracht,
doen meenen dat zij zich voor bloemen o t vogels
houden, of dat zij het in sommige omstandigheden
zouden kunnen worden.
Als polemiek was het een list. Paulin Limay
rac viel met heftigheid in de Jteme de schrijvers
der vorige periode aan, on ik begreep dat ik hem
met goede argumenten niet overwinnen zou. Ik
vond toen de dolle onderstelling uit, dal Limayrac
een bloem werd, en het liedje had meer succes
dan ik hoopte of bedoeld had; binnen weinige
dagen kende Parijs het van buiten.
liet geval werd zelfs tragisch. Op een nacht op
het bal masquéde l'Opéra, zag men Limayrac op
de trap van het aniphithtViter verschijnen ; ter
stond werd de groote galop van Musard, dien een
god niet zou hebben doen staken, een oogenblik
gestaakt; tienduizend paren oogen vestigden zich
op den schrijver van L'Oinbre d'JKriu en alles,
chieards, piorrots, caciques, gemaskerden in woeste
vodden, débardeurs in zijden broeken, a la Rubens
gevormd, tienduizend stemmen, brulden in een
donderend unisono: Si Limayrac devenait tlour!"
Zoo werd voor eenmaal mijn hoop bedrogen, dat
nooit mijn werk populair zou worden.
Si Limayrac devenait fleur.
Il boirait les pleurs de l'Aurore,
Et, penchésur Ie sein de Flore,
II renaitrait a ce doux pleur.
Son faux col serait sa corolle
Et d'un lys aurait la couleur;
,I'en ferais des bouquets it Rollo
Si Limayrac devenait fleur.
Si Lirnayrac devenait lleur,
Ducuing pourrait, a la Chaurnière,
L'attacher a sa boutonnière
Et s'en faire une croix d'honneur.
Sur les coteaux et dans les landes,
Voitigeant comme un oiseleur,
Buloz en ferait des guirlandes
Si Limayrac devenait ileur.
Si Limayrac devenait fleur,
J'en ornerais. pres d'une haie,
La houlette d'Arsène Iloussaye :
Je l'arracherais sans douleur.
A cótéd'une cucurbite
Jl sourirait, en sa paleur,
A l'éditeur Jules Labitte
Si Limayrac devenait fleur.
Si Limayrac devenait fleur,
Je Ie mettrais dedans un vase,
Et quelquefois avec extase
Je l'aplatirais sur mon conir.
Séduit par son pistil attique,
Peut-être un jeune parfumeur
Nous en ferait de l'huile antique
Si Limayrac devenait flleur.
Ilélas! Limayrac n'est pas fleur
Et ne peut de parfums de menthe
Enivrer un corset d'amante
Ni l'habit noir d'un enjuleur.
Cjivoiquc sa voix, flüte en démence,
Ait charme Ie merle silfleur,
Jetons au feu cette romance,
Ilélas! Limayrac n'est pas flleur!
Tot do bewonderaars van de Banville en de
getrouwe bezoekers van zijn Donderdagavond
recepties behoorden vroeger Daudet, Mallarmé,
Richcpin, Verlaine, Catulle Mendès. Velen hunner
hebben thans den meester ver achter zich gelaten
in den cultus van den vorm; zij versmaden de
l onberispelijke helderheid en juistheid, die aan zijne
verzen hun raug, ook na de dagen der mode
verzekeren.
De Jianville's schoonzoon was de schilder
Rochegrosse.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
II. M. de Koningin-Regentes is als bescherm
vrouw opgetreden van de Vereeniging
Rembrandt", welke van bare oprichting af onder het
beschermheerschap stond van wijlen Z M. Koning
Willem III.
De te Amsterdam gevestigde vereeniging
Rembrandt" stelt zich ten doel, Nederlandsche kunst
schatten, van welken aard ook, voor het vader
land te behouden en te doen opnemen in open
bare verzamelingen, onverschillig of zij staat.s-,
provinciale-, stedelijke- of genootschappelijke instel
lingen zijn.
In Februari 1883, l oen de veiling van de be
roemde collectie-de Vos ophanden was, kwamen
de leden van het overoude kunstgezelschap Arti
et Amicitia" bijeen, ter beraadslaging over
de maatregelen, die genomen zouden kunnen
worden om althans bet merkwaardigste uit de/e
verzameling voor ons land te bewaren. De
voreeniging ., Kembramlt" werd opgericht en verwierf
den -len September 18H3 de koninklijke goed
keuring.
Nadat in rentelooze voorschotten een groot ka
pitaal was bijeengebracht, werd reeds in de vei
ling de Vos voor een bedrag van bijna / <>( 1,000
aau kunstwerken aangekocht, welke van tijd tot
tijd door de Regeering ten behoeve van onze
musea voor de koopsom werden overgenomen.
Eerst in het begin vau dit jaar wordt het laatste
gedeel: e aan hot rijk afgeleverd. Buitendien wer
den zaken van minder bedrag voor verschillende
museumdirecteuren aangekocht, zoodat de vereeni
ging alle recht heeft zich over hare tusschcnkomst
in het belang der kunst te verblijden.
De vereeniging telt op het oogonblik ongeveer
dfiO leden, dio ieder een jaarlijksche contributie
van /' 5 betalen, en vele donateurs. In de laatste
jaren voegt, zij liij haar verslag een kunst-ets,
waarmede /ij de werken van jonge kunstenaars
in ruimen kring meent bekend te maken.
Het bestuur heelt den heer Jac. Ankersmit
tot voorzitter en Mr. N. de Roever tot secretaris.
Naast do twee salons'1 stelt liergerat in den j
(iil-lilas voor, een derden te stichten; de schrij
vers /ouden do schilderijen moeten maken en de
schilders ze" critiseeren. Bsrgerat's artikel was
natuurlijk enkel als een grap bedoeld, omdat tot
dusverre bijna uitsluitend bet omgekeerde ge
schiedde. Maar een paar andere medewerkers
van bet blad, Lacazo en Montégut, hebben de
zaak als ernst overgenomen en maken plan voor
zulk eene tentoonstelling. Er zijn inderdaad heel
wat dichters en schrijvers die zich niet penseel,
beitel en potlood hebben geamuseerd, en wat
goeds geleverd hebben ook. Van de overledenen
kan men noemen Yictor llugo, Froi.umtin, Alfred
do Musset. Jules de Goncourt, Gérard do Norval,
Balzac, Chateaubriand. liaudelairc en Théophilo
(iautier; van de nog levenden Meilha''. Sardou,
liergerat zelf', Mirbeau. Montéguf. d'llervilly,
Stapleaux. Edinond de Goncourt, Clovis llngues.
Armand Silvcstre, Paul Arèno, en ecu menigte
anderen. Het karakteristieke van den derden
salon" zou de fantastische schilderkui-'st zijn. Als
beeldhouwers heeft men l'hilippe Gillo en Judith
Gautier.
liet monument voor Meissonicr, waarvoor reeds
?J5,()(M) francs bijeen zijn gebracht, zal door
Merciégemaakt worden, en in den tuin van bet
Louvrc geplaatst worden.
In de ktmstzaal Pictura" van de IIII. Preyer
& Co. Wolvcnstraat l!i is op 17 Maart een ten
toonstelling van schilderijen van .lan van Essen
geopend.
TOONEEL EN MUZIEK.
Aiui>i..<t Kiiidcriiiuiin. de eens zoo beroemde zan
ger, is te München, in den ouderdom van ruim 75
jaar gestorven. Ilij was te Potsdam geboren in 1816,
en cenigen tijd onder Spontini aan de koninklijke
opera te Berlijn werkzaam, in het begin als
korist, later voor kleinere partijen. Te Leipzig,
waar hij, als bas aan den schouwburg verbonden,
zeer in den smaak viel, ontwikkelde zijne stem
zich tot den schoonsten baryton. In 1847 kwam.
hij te München, werd de lieveling van het pu
bliek, koninklijk kamerzanger, ten laatste levens
lang regisseur. In zijn bloeitijd vond hij op zijne
kunstreizen overal het grootste succes, voor ruim
tien jaren vertoonde hij zich nog te Berlijn op
den benefietavond zijner dochter, Hedwig
ReicherKindermaun, die helaas zoo vroeg aan de kunst
werd ontrukt, en toen ter tijd aan het
Wagnertheater van Angelo Neumann werkzaam was. Op
dien avond zong zij den Fidelio. De vader
was toen voor de zware rol van Pizarro eigenlijk
reeds te oud; maar allen, die hem vroeger ge
hoord hadden, wisten, dat hij als zanger en
tooneelspeler in den eersten rang had gestaan, en
een edel kunstenaar was, die in klassieke opera's
ook ondergeschikte rollen zong, enkel om eene
volmaakte opvoering te verkrijgen.
lu eene interview met een reporter van de
Ji/n-ntHtent heeft Sardou verteld, dat hij aan
'J'iicrmidor nog hot een en ander gewijzigd heeft,
en met de ministers heeft gedelibereerd over een
hervatten van de voorstellingen van het stuk in
het Théatre Francais. Den 20sten Maart zou
een nieuw stuk van Jules Lemaitre, Les noces
(Vurgent gegeven worden, en daarna Tliermidor
weer in repetitie komen.
Onze landgenoot de heer Jacques T. Grein,
heeft te Londen bij inteekening, om de censuur
te ontgaan, een reeks van voorstellingen geopend
op de wijze van het Théatre Libre. Hij is begonnen
met Ibsen's Spoken, dat reeds terstond zijn publiek
interesseerde, want terwijl arders het Engelsche
publiek weinig applaudissecrt en nooit sist, werd
nu beiden met kracht gedaan. Volgen zullen De
vilde eend van Ibsen, liet rijk der duisternis van
Tolstoï, Soeur Philomene van de Goncourt, Le
buixer van Théodore de Bauville, voorts stukken
van lijörnson, Lessing en Molière. Wel gaarne
zouden eenigen ook een Engelsch stuk opgevoerd
zien, uit der. tijd toen Engeland nog dramatur
gen van talent had, Congreve, Wycherley, of eenigen
van Shakespcarc's tijdgenooten.
Ibsen's (Ihosts werd door sommige acteurs vrij
goed, door anderen zeer goed gespoeld, liet
maakte grootcn indruk. Bij den smaak voor
horrors" dio het Engelsche volk eigen is,
zal Tolstoï's dra-na zeker het moest aantrekkelijke
gevonden worden.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Zola heeft, nadat zijn nieuwe roman L urgent
voor de pers gereed was, reeds terstond een
\olgenden van de serie Lex J{ij/ii/on-I\[acijnitrt onder
handen gi-nomcn on is daar druk aan bezig. Het
is L-i (ijierre ; hij moet het slot van hot drama
van het tweede kei/errijk vormen. In April zal
Zola het slagveld van Sedan bezoeken ; dagelijks
is hij in kaarten, plattegronden van vestingen
en slagvelden, en werken over krijgskunde verdiept;
een aantal officieren verstrekken hem inlichtingen.
De J-'ffiil;/itrli'r Zcilimg maakt zich vroolijk
ov.:r de ondei worpen voor opstellen, die aan de
Ie jrlingen der gymnasia (wel is waar aan de
t oogste klasse) in de laatste tijden zijn opgege
ven. Er zijn curicusa thcmata bij, en men zou
nieuw>gierig zijn te /ion, wat de gymnasiasten van
ccnigc er van gemaakt hebben.
,. \\ er bat R"cht, Schiller der sajt: DerMensch
ist f re i geschalVon, ist f rei, und würd er in Kotten
geboren", oder Torquato Tasso bei Uöthe. wenn
er sagt: ,,l)er Meiisch ist nicht geboren, frei zu
sein"'.'
In wielcrn ist nach Lossing das Gebiet der
Poesie woiter als das der Malerei?
Schiller's Wcillenstciii in Ansehung (!) der Zeit.
Lykaon iu der Jlinde und Montgomery in
Schiiler's Jmirj/'itui. r/in Orlcimn.
Suchst du das Jlöc'isto, das Gn'iszte'/ Die l'tianze
kann es dich lehron. Was sie willenlos is, sei du
es wollcnd, das ist's.
Da (jebierot das Gliick dera Talente die g
ttlichnn Kinder; vonder Freiheit goi-iiugt, wachsen die
Kiinste der Lust.
Willst du, inoiu Solm. frei bleiben, so lerne
\vas Rechtes und halte dich geiiügsam und nie
blicke nach oben hinaut'i!)
Die duutsche Kunstdichtung des Mittelalters in
ihror \Yandorung durch die Stiinde.
Es liegt u m uns herum gar manchfer Abgrund,
den d;is i^chicksal grub; doch bier im llerzen ist
der liefste
Sic'u im Spiegel /u beschauen, kann den Aften
uur erbauen. \Yirkc! Xur in seinen Werken kan
der Mensch sic.h seibst bemerken.
Kin jeder wird besteuert nach Vermogen.
Die Melancholie in der deutscben Lyrik.
Wesbalb und wozu errichtet man Denkmaler 'i
Der englischo Adel in Shakespearcs
Lancastertragüdien.
Mein theurer l'rcund, ich rath' Eueb drum:
zuerst Collegium logicum.
Dit laatste", meent do yranl:fnrlert is zeker
wei noodig, eer men zich aan het oplossen vaa
dergelijke problemen waagt."
I)o firma Tauchnitz te Berlijn, wier editie van
Engelsche boekwerken voor het vasteland zulk
een groot succes is geweest, heeft in de firma
Fisher l'nwin een concurrent gekregen. Deze zal
ccne geheel gelijke goedkoope uitgave voor Con
tinent and Colonïcs" aanvangen; de centrums van
uitgifte /ouden zijn, voor Europa: Parijs, Berlijn,
Leipzig, Weenen, Amsterdam on Rome. en voor
de koloniën: Melbourne, Sydney, Capetown en
Calcutta. De eerste nummers zullen zijn Keary's
.Viirm/je <lc Coiti'cnuttce en Miss Olive Schreiners's
Ureum*. Het oogenblik voor de concurrentie is
niet slecht gekozen, daar men zich in den laatsten
tijd zeer beklaagd beeft over de dunne, wijd
ge