De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 29 maart pagina 2

29 maart 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEE, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 718 de portefeuille te aanvaarden. Dat zijn eigen wenschen en hetgeen zijne vrienden van de toekomst van hem verwachten veel verder reiken, is niet onwaarschijnlijk. Hiermede moet men ongetwijfeld het verrassende feit in yerband brengen, dat Ferry voor zijne eerste groote politieke rede het .Ülysée Montmartre als de meest geschikte tribune heeft gekozen. Daar, in het hart der radicaalsocialistische beweging, heeft hij zijne begin selen van regeeringspolitiek ontwikke:cl en wederom betoogd, dat Frankrijk eene conciliante, maar bovenal eene krachtige, zelf bewuste, stabiele regeering noodig had. Daar verkondigde hij weder, evenals acht of negen jaren geleden, doch in andere termen: la flrance ne se sent pas asscz tjoucenicc. Daar eindigde hij met eene overigeas tamelijk be scheiden hulde aan de revancne-idee, klaar blijkelijk om zich te zuiveren van den onverdienden blaam, dat hij niets anders was «San de gehoorzame dienaar der triple alli antie. Waarom juist in Montmartre ? Omdat Ferry wilde toonen, dat hij niet bang was, noch voor zijne oude tegenstanders van de uiterste linkerzijde, die zich nog met wrevel herinneren, hoe men in 1883 van hem zeide: il a coupésa queue radicale, noch voor de regeering, die nem het eenigszins uitdagend optreden in het hol van den leeuw uitdruk? kei ij k, zelfs eenigszins angstig had ontraden. Ferry, dit blijkt uit alles, wil weer een drijfkracht worden. Of het hem gelukken zal, valt na deze eerste proefneming, die trouwens niet slecht is geslaagd, nog niet uit te maken. Doch gaat men na, wat vroe ger onder zijne regeering in Frankrijk is geschied, dan heeft het goede eii lofwaar dige zeker verre de overhand over het min der goede en betreurenswaardige. Met zijn wederoptreden moet voortaan in elk geval ernstig rekening worden gehouden. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Plantage Schouwburg v. Lier: Jufvrouw Serklaas. (irand Théatre: De Arme Jonathan. Architectura: Ue Prijsvraag. Mevrouw Ellenberger vierde Zaterdag 21 Maart in den l'lautage Schouwburg v. Lier haar 25jarig jubileum met de vertooiiing van Jufvrouw Ser klaas, het drama in 10 ta^ereeleit, bewerkt naar den roman Een haagaclie Jojjer van il. J. Schimmel. Bij elk tafereel werden de geachte actrice bloem stukken in allerlei vorm aangeboden en herhaal delijk klonken de fanfares, liet publiek deed al zijn best mevr. Elleiiuerger te doen blijken hoe vele vrienden zij daaronder heeit. De vertooning van Jufvrouw erkluas viel echter niet medj. Ue bewerking van den roman is niet meer dan een geraamte, waaraan hes vleesch en de geest ontbreken, liet is een los gerommel van woorden, en alleen bij tooneeien als tusschen Sire de Valckenaert, Alfred en Adele afgespeeld worden, komt er een schijntje van leven te voorschijn. Dit is zeer ongelukkig voor de acteurs en actrices, die moeten pogen aan de stijve personages welke zij ' voorstellen, wat leven te geven. Dit gelukte dan ook alleen aan de dames Ellenberger en De Leur en de hh. Veltman en Verhagen. Van de rol van Spinola, hoewel deze krijgsman meerma len genoemd wordt als de tegenstander van den Markies de Sedmar (Veltman) was niet veel te recht te brengen, hoewel ik gaarne erken dat de heer C. Lageman ia uiterlijk een zeer goede figuur was. De heer Potharst acht het overbodig zich te -. 1 in opstand kwam, als zijn vader of moeder hem de eer aandeed tegenover oom of tante te beweren, dat hij het eind der vacantie met verlangen te gemoet zag. Dat moet wel waar wezen, waar de school een soort straf kolonie, een huis van correctie en de mees ters drilmeesters, inquisiteurs en beulen wa ren. Aangezien wij echter in onze jeugd geen kennis hebben gemaakt met eenige lijfstraffelijke instelling en met de daaraan verbonden ambtenaren, zoo durven wij dan ook gerust verklaren op gevaar af voor dwepers gehouden te worden dat wij een verlangen, als hierboven bedoeld is, wel eens in onzen boezem gekoesterd hebben. Vacantie was een heerlijk dinsr, een on schatbare uitvinding; in de eerste dagen der vacantie overstroomde het geluk de boorden van het kinderlijk bestaan en zwom de ziel, zwijmeldronken, in zaligheden. Maar In joie finit par Veniiui als de vacantie wat lang duurde, ging liet mooie van de zalig heden zoo'n beetje af; dat wellustig drijven en vlotten werd ten laatste wel een beetje eentonig; de wijn verschaalde of liever we werden het moe altijddoor wijn te drinken en verlangden naar een glas frisch water uit de koele bron. Ondanks de Egyptische vleeschpotten, zagen wij uit naar het schoolplein als naar het Beloofde Land ; daar heerschte een eeuwige afwisseling: vandaag tollen en morgen knikkeren ; van daag vrede en morgen oorlog; van daag schoppen ont vangen en morgen klappen uitdeden. Op dat plein ontmoetten we onze kameraden weer, ons veel liever dan onze broeders, op wier doen en laten wij te veel kijk hadden; de kameraden, die wij hadden leeren waar deeren, toen wij ze missen moesten ; wie wij zooveel te vertellen hadden en die ons zoo veel hadden mee te deelen. Alleen om te kunnen vertellen en te kunnen hooren ver langden wij naar het eind der vacantie, want het is ook genot te kunnen zeggen, dat men verheugd is geweest en te vernemen dat andere genoegen hebben gesmaakt. Vacantie was een beerlijk ding, maar had toch een schaduwzijde. Weken lang moe-ten we onze meest geliefkoosde spelen laten | rusten bij gebrek aan deelnemers: geen lange | slingers, die elkeen deden tuimelen, welke \ ermee in aanraking kwam ; geen lange treinen van steigerende tweevoetiu'c paarden met, woeste ruiters op hun ruggen ; geen rooverbenden en gendarmes ; geen legers die elkaar du vlag, op een zandhoop geplaatst, betwisten ; geen zee-, geen veldslagen. Ki\ nog iets; sommige speelgaven hadden weinig of geen waarde gedurende den vaeantiet.ijd. (Hj kent het verhaal van'den reiziger, die, vermoeid en hongerig, zich verheugde een zakje dadels gevonden te hebben in de woestijn en zeer teleurgesteld was, toen liet, zakje parels bevatte. /ie, iiedurunde de vacantie ondervonden we iets van de teleurstelling van dien reiziirer ; wij hadden zakken vol knikkers en koperen knoopen, maar op bet buiten van j oom en tante konden wc er onzen speelhonger niet mee stillen. Wij ondervonden iets van bel, onaangename gevoel, dat een koopman kwelt, die wel goed gevulde pak huizen maar geen <\''li<i>ti-liïx genoeg heeft. Op de speelplaats echter, onze beurs, kenden wij geen ninluitr, daar was altijd omzet, altijd vraag en aanbod, dikwijls meer vraag dan aanbod. De school. Hoeveel aangename herinne ringen knoopon zich niet aan dit woord vast! Hoeveel liefelijke verschijningen doe men niet uit het verlcdene op bij liet uit spreken van dat woord ! Wij zien ze weer, die vrienden, met wie grimeeren, in tegenstelling van Veltman en Ver hagen, die zeer iraaie koppen vertoonden. De heer Potharst heeft ongelijk om in alle rollen zijn glaide gezicht te vertoonen. In het Grand Théatre treedt een Oostenrijksch operettengezelschap op met veel succes. De eerste operette, die vertoond is, is Der arme Jonathan van C. Millöcker, tekst van Wittman en Bauer. Al kan deze operette niet tegelijk met Der Bettelstudent van denzelfden componist genoemd worden, er komt toch menig aardige melodie in voor. Zoo het lied : Willst da mein Licbster sein! dat zeer streelend klinkt en de wals: Jch l/leibe der arme Jonathan, die wij hier wel zullen be houden, terwijl onder de humoristische voor drach ten de aandacht trekken Das Hausoreheiter en het lied van M>lly. De artisten munten niet uit door bijzondere talenten, maar spelen hun rollen met veel toewijding Mej. Koleit en mej. Kronthal werden meerma len teruggeroepen, terwijl de hh. Laska, Oehmy en Wallner een klaverblad vormen, dat zich on derling zeer goed verstaat. De heer Laska toont zich ook een uitmuntenden komiek. Aangekondigd is nu een ballet Die Pu;>penfee. Het Amsterdamsche publiek kan in het Grand Théatre bij dit gezelschap nog menig aardige voorstelling bijwonen. i Ik maakte nog slechts in het kort melding i van het kluchtspel met zang en dans, ter gelegen- i heid van het 35-jarig bestaan der Vereeniging Architectura et Amicitia door dilettanten in 3[t:ison \ Stroucken vertoond. Ik meende toch, dat een be- j spreking in dit blad niet op haar plaats zou zijn daar de vertooning geschiedde voor een beperkt j aantal genoodigden. X'u echter het plan bestaat j de voorstelling te herhalen voor de leden der ! Vereeniging met hunne dames, wensch ik erop j terug te komen. Aan den til el De Prijsvraag zou men gevoege lijk toe kunnen voegen of de verborgenheden van i Amsterdam op architectonisch gebied", want met onbarmhartige hand wordt hier de sluier van het lief en leed' van de architecten-wereld opgeslagen i tot men, par maniere de dire, studies kan maiien ' naar het naakt model. Hetzij het gebouw engelrein daar staat of een ] dikke laag verguldsel het bedekt, de auteur van De Prijsvraag schrapt het aandiksel weg en wijst met waarschuwenden vinger op des Padels Kern. Men wordt ernstig gewaarschuwd om het mijn en dijn te onderscheiden en ais nieuwe geboden l schrijft hij in vlammende letters: Gij zult niet begeeren uws naasten projecten" en Gij zult den goeden smaak niet doodslaan". Als inleiding wordt in het eerste bedrijf ge geven, het instorten van een huis op een van Amstols' grachten. Men hoort het gerommel van balken en steenen vóór het ophalen van het gordijn, en als het doek op is ziet men de ruïne. j Er wordt om hulp geroepen door iemand, die tusi sclien den puinhoop ligt. maar geen politie verI schijnt Wel komen twee agenten van levensverl zekering-maatschappijen op, die het geval een prachtige reclame vinden en een beurtzang aan heffen. Zij noemen op. waarvoor zij al kunnen assureereeren er is slechts een geval waarin zij niet voorzien het is .... zoo'n arme architect. Die zucht en zwoegt naar een project, Dien kunnen wij niet assureeren. Wanneer zoo iemand komt om raad, O.' wee, o! wee je gebeente! Dan staan wij waarlijk uitgepraat: Ga jij maar heen! (ia jij maar heen, Nam' de f/cmcente.'" (Xa de cursiveering der laatste woorden is commentaar overbodig.) Intusschen zijn de lovensverzekeraars welwillend genoeg den puinhoop te doorzoeken en zij redden twee menschen, waaronder den eigenaar, wien /ij het ingevallen huis afkoopen om in de plaats ervan een assurantiepaleis te bouwen, zooals op onderscheidene punten der Amstelstad reeds ver rezen zijn. De vraag is nu, een goed plan te vinden. Dadelijk worden zij bestormd door teekengrüge bouwmeesters, en zij besluiten daarom de lastigste sollicitanten tot een jury te vormen, die een prijsvraag zal uitschrijven. Hiervan krijgt eene jonge dame uit een cuf chantant kennis, die partij wil trekken van de gelegenheid en in samenwerking met haar vriend en beschermer, den neger Sambo, een bureau voor de anevering van projecten opricht. Zij weet dat in het architectenvak het exploiteeren" ge woonte is, elk architect van naam toch heeft zijn teekenaars, die om zoo te zeggen voor vijftien stuivers en een broodje met kaas" do plannen maken, waarvoor later de Xederiandsche Leeuw wellicht een zijner welpen moet afstaan. Zij, mis* .jlice, weet ur ook wul raad op. Er zijn onder scheidene architecten, die de tclioone vormen niet alleen in ijzer en steen bewonderen en Alice zal ze, om de echtheid van hun hofmakerij te toetsen, aan het werk zetten om een plan te maken. Hot programma laat aan ieders fantasie volle vrijheid : 't Gebouw moet bevatten Eerstens een café-chantant, Waar men in de stad de Behoefte aan voelen kan. Daar boven luchtig, frisch en ruim, Mee kasten diep ach-en-dortig duim, Kantoorlokalen der gecom bineerde maatschappijen ! Daarboven twee zaten Waar je voor oen cent of tien 't l'uik der radicalen In hun kracht kan zien. Verder moeten er zijn een doleerend kerklokaal, een tehuis voor vrouwen, een stoomkunstmelkinrichting en een proetlokaal voor een be kende wijntirma. Een voorwaarde, waarop Alice echter niet let. is deze dat de jury het recht heeft om van de uitgetrokken som naar kosten te vergoeden." Aan het eind van het eerste bedrijf komen ten langen leste de stedelijke autoriteiten naar den puinhoop kijken, wat niet bedoeld is als steek on der water over zeker hier ter stede gebeurd geval. In het tweede bedrijf ziet men Alice op haar bureau. Als voornaamste tiguur dient hier genoemd de oude heer Stopuo, die Alm oude bouwKunstigc werken komt aanbieden, waarin tal van voorbeel den voor schoone gebouwen te vinden zijn. Hij noemt al de in den laatsten tijd verrezen bouw werken op, met vermelding waaraan zij ontleend zijn. Een aardig duo wordt dan gezongen door den stemmings-teekenaar (fui/ln en Atice over de ver schillende stijlen, als voor oen prolestantsche kerk, voor een lokaal voor tiet JjCf/ei' dex Jhi/*, voor een kerkhof, voor ecu inrichting voor lijkverbran ding, enz. enz., waarna bloemen-Mozes o. a. de purs te pakken noemt, en de roclamevcrslagen voor de onderscheidene leveranciers. Zoo'n verslag, dat moet je lezen zingt hij ,,'r Is een nieuw gebouw gesticht! De architect heet Dinges, 't Wordt met Amstellicht verlicht. De keukenmeid heet Ka, 7e vrijt met een kanonnier, En de tinna Perry leverde liet fijnste papier.'' In het ;>e en laatste bedrijf wordt de uitspraak der jiirv bekend. Altec is bekroond, maar do bepaling omtrent den aftrek der kosten voor de jury stelt haar verwachting op gruwzame wijze teleur. Van den uitgeloofden prijs zijn nog maar over negen stuivers, die haar in een envelop worden overhan digd. Natuurlijk eindigt de zaak met een groot schandaal, hetgeen de juryleden koud laat: Want 'n mensch kan zich wel eens vergissen, ...Maar een j'.irv vergist zich niet." Do coupletten, die aan dit refrein voorafgaan we zoo LTcheel en al meeleefden, voor wie wc alles over hadden en die voor ons door een vuur zouden gevlogen zijn. Wij hadden een appel, onze vriend mocht er zijn tanden luxeden; hij had zijn grift vergelen, wij beten de onze in tweeën ; onze vriend werd aangevallen, wij liepen voor zijn pleizierecn blauw oo<r en een paar winkelhaken op: wij kregen een paar honderd strafrcgels en onze vriend maakte er de helft van af en beschuldigde zich al schrijvende van mis daden, die niet //;/', maar ir ij hadden bedre ven. Kdule zelfverloochening! Kom daar eens om bij de groote mensehen ! Neen, de vriendschap, die wij in lal er jaren, op rijper leeftijd, sloten, toen wij de waarde van vele dingen kenden en wisten hoe moeielijk de strijd om het leven vaak is, toen wij baat zuchtig en eiirenlievend waren geworden, die vriendschap was nooit' zoo edel, zoo zelt'opoll'erend als die, welke we sloten op de school banken. Altijd waren we bij elkaar, deze, vriend en wij, en waren we toevallig niet te /amen, dan zochten we elkander; want altijd had den we iel s te doon, waarbij de een den ander helpen moest. Wij timmerden samen konijiienliokken en vogelkooien; we gingen -'amen varen in den zomer en 's winters ^iiiücn we samen schaatseiirijdcn ; wegingen samen zwemmen, om desnoods samen te ver drinken; we gingen samen meikevers zoeken en hraambossen en vogelcieren; kropen dooi' hetzelfde gat van de haag in buurmans boomgaard; vingen belletjes on plaagden de meisjes en waren, zeker door overoenstom| ming van karakter, smaak en denkwijs, vaak op bel/.elfde meisje verliefd. i Verliefd ook? /egt de een of andere koudi bloedige, hartelooze droogstoppel. Ja, man, verliefd ook, tot over onze oorcn. Waarlijk, de studie leed er onder, het vlotte niets, we behooren tot de besten van het stuk, hoewel het Architectenlied de kroon spant. Dat is met een zelfverloochening geschreven, die bewondering wekt. Krijgen het geheele stuk door A. B. C. tot S. T. U. V. en W. beurtelings een veeg uit de pan, het architectenlied is als een Alle hens aan dek'', daar ? is iedereen bij. En het meest opmerkenswaardige en daarom het aardigste is, dat de auteur, nourri dans Ie sérail en connait les détoura, zonder zelf bij de zaak betrokken te zijn. Geen oogenblik kan dan ook iemand de gedachte hebben, dat er ook maar iets in zijn grappen ingegeven is door jaloitsie de métier. Hij staat midden in de zaak en toch er buiten. Daarom is de lach zoo gul, dien hij in de zaal opwekt, als hij met zijn narrenstaf rinkelend den ceu of den ander op den schouder tikt. Het stukje werd, zooals reeds gezegd is, vertoond door dilettanten, waaronder er waren, die in dictie on actie uitmuntten. Ik noem als zoodanig het drietal Ptiiteel. J'addciiiiiiri/ en Klos, nevens de heoren Sta/nut, tiumliu en ihiido. Hoe bekoorlijk Atice, en hoe lustig iïtozcs was, vermeldde ik reeds. De auteur is de heer Reyding, dia reeds in jY.mr den J'Ji/jeltoren ons' met zijn satirieke gaven kennis deed maken. Deze heer teekende ook een chicijuen omslag voor het tekstboekje. De mooi gekleurde decoratie is vervaardigd door de heeren Hendriks en Deliu. FR. P.S. In Jht toonccl, orgaan van het Xed. tooneelverbond, wordt in het breede uitgemeten, hoe ik mij vergiste, toen ik in het overzicht van 22 Februari melding maakte van De llamhcltoen van Ibsen. Dit stuk, in den Salon vertoond onder den naam van Srara, is niet door dien auteur geschreven, maar door Bjürnson. Het is geen fout van mij, maar van Ibsen. Hij had het moeten schrijven. L K JU AG E. De nieuire Opera van MASSEXET. ISyna geheel verstomd is de lier van Gounod en Ambroise Thomas. Xiet vaak laten SaintSacns on Kever de hunne klinken. .. L>e zoo genaamde jongeren" zoeken naar wat nieuws, maar vinden niet veel bruikbaar ouds", zegt een Duitsch blad. Délibcs is dood. Wie daarente gen het muzikale gebied in Frankrijk bijna uit sluitend beueerscht, is de onvermoeide pad- en bronvinder Jules Massenet. Dat velen het hem misgunnen, is in de dagen vóór Le Mitgc in heel wat artikelen bewegen; zelfs Figaro had er een, om te betreuren dat Massenet niet gaf al wat men van hem kon verwachten". Maar J'lwlarmttnde was het beduidendst succes van het ten toonstellingsjaar en daarna, en J^e Muyc zal, naar de eerste indrukken te oordeelen, niet veel min der zijn, ofschoon weer geheel anders. In n opzicht heeft Massenet, wien zooveel is. racegeloopen, ook weer buitengewoon geluk gehad. Do directeuren der Grooce Opera, Hitt en Gailhard, staan voor een vernieuwing van hun con tract. Hetgeen als een der hoofdbezwaren tegen hen gold, was hun spaarzaamheid. Het was nu hun belang, te toonen, dat zij ook royaal konden zijn, on Massenet heett nu voor /,e Mmje een monteering verkregen, zoo verkwistend weelderig, als nog niet vertoond is. De decoratieven zijn kunst werken in den eigenlijken zin van het woord, de onweders, brandende tempels, de costumes van zangers, koor en figuranten waren overweldigend kostbaar, en in bun nauwkeurigheid van wetenschap pelijke waarde. Wie zich niet door de muzikale waarde der opera of het dramatisch aangrij pende van Kichepiu's tekst laat boeien, moet ver blind worden door de tooverachtige pracht der mi»e-en- scène. Het libretto is uitmuntend," zegt een Duitsch correspondent, liet voldoet aan ai de eischen die Waguer er aan stelde, liet grijpt ver in de grijze met legenden omwe-ven oudheid, de han deling is uiter.st helder, de gevoelswereld van ieder waren onoplettend en maakten tienmaal meer fouten dan gewoonlijk en dus een on noemelijk aantal. JKn dat alles, doordat wij onder de les slechts oog hadden voor onze ?liiliii. We staarden in liaar blauwe kijkers of naar lieur mooi blauw jurkje, en hadden misschien ook, als droomerige //?>woV naar de blauwe lucht gestaard of naar de zilve ren maan. als we geweten hadden, dat zulks te doen gebruikelijk is hij de verliefden van alle landen en natiën en als we inijinerziek en .-?rlt/riirii><-rini-li van aard waren geweest. Maar dat waren we nu icimaal niet; daar voor stroomde ons bloed te snel en was de verbeelding te vurig. Onze verliefdheid uitte zich meer m daden; geen grooter feestdag dan wanneer wc onze vriendin een dienst konden bewijzen, wanneer we haar een pen of' grift mochten geven, of haar strafwerk mochten afmaken, of mochten laten deelen in onzon voorraad van kersen of kruis bessen. (Jeloof hel vrij: Wat op rijper leeftijd gedacht, en gedaan werd. woelde op de schoolbanken reeds in ons brein of werd daar reeds vertoond. Vriendschap, liefde en haat. werden daar gevoeld en gevoed, zoo goed als in de groote-menschenwereld die dingen gevoeld en gekweekt worden. Haat ook, verbeten we het niet. Maar hij, die bet voorwerp was van dien haat, verdiende hem dubbel en dwars; hij was een ileemcr of een klikker of een lafaard; ecu die nooit, mee deed, als er bonden gewipt, moesten worden, maar wel, als er moest worden aangebracht, wie een ruil, had ingegooid; een die nooit in buurmans appelboom klom, maar buurmans heerlijke reinel ten en rabauwen wel lustte, als een ander ze geplukt had; een die nooit verdronk, omdat: hij nooit water zag en nooit, een arm brak, omdat hij nooit op muur of boomtak zat; een die nooit met een ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl