Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEE, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 718
de portefeuille te aanvaarden. Dat zijn
eigen wenschen en hetgeen zijne vrienden van
de toekomst van hem verwachten veel verder
reiken, is niet onwaarschijnlijk. Hiermede
moet men ongetwijfeld het verrassende feit
in yerband brengen, dat Ferry voor zijne
eerste groote politieke rede het .Ülysée
Montmartre als de meest geschikte tribune heeft
gekozen. Daar, in het hart der
radicaalsocialistische beweging, heeft hij zijne begin
selen van regeeringspolitiek ontwikke:cl en
wederom betoogd, dat Frankrijk eene
conciliante, maar bovenal eene krachtige, zelf
bewuste, stabiele regeering noodig had. Daar
verkondigde hij weder, evenals acht of negen
jaren geleden, doch in andere termen: la
flrance ne se sent pas asscz tjoucenicc. Daar
eindigde hij met eene overigeas tamelijk be
scheiden hulde aan de revancne-idee, klaar
blijkelijk om zich te zuiveren van den
onverdienden blaam, dat hij niets anders was
«San de gehoorzame dienaar der triple alli
antie.
Waarom juist in Montmartre ? Omdat
Ferry wilde toonen, dat hij niet bang was,
noch voor zijne oude tegenstanders van de
uiterste linkerzijde, die zich nog met wrevel
herinneren, hoe men in 1883 van hem zeide:
il a coupésa queue radicale, noch voor de
regeering, die nem het eenigszins uitdagend
optreden in het hol van den leeuw
uitdruk? kei ij k, zelfs eenigszins angstig had ontraden.
Ferry, dit blijkt uit alles, wil weer een
drijfkracht worden. Of het hem gelukken
zal, valt na deze eerste proefneming, die
trouwens niet slecht is geslaagd, nog niet
uit te maken. Doch gaat men na, wat vroe
ger onder zijne regeering in Frankrijk is
geschied, dan heeft het goede eii lofwaar
dige zeker verre de overhand over het min
der goede en betreurenswaardige. Met zijn
wederoptreden moet voortaan in elk geval
ernstig rekening worden gehouden.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Plantage Schouwburg v. Lier: Jufvrouw Serklaas.
(irand Théatre: De Arme Jonathan.
Architectura: Ue Prijsvraag.
Mevrouw Ellenberger vierde Zaterdag 21 Maart
in den l'lautage Schouwburg v. Lier haar 25jarig
jubileum met de vertooiiing van Jufvrouw Ser
klaas, het drama in 10 ta^ereeleit, bewerkt naar
den roman Een haagaclie Jojjer van il. J. Schimmel.
Bij elk tafereel werden de geachte actrice bloem
stukken in allerlei vorm aangeboden en herhaal
delijk klonken de fanfares, liet publiek deed al
zijn best mevr. Elleiiuerger te doen blijken hoe
vele vrienden zij daaronder heeit.
De vertooning van Jufvrouw erkluas viel echter
niet medj. Ue bewerking van den roman is niet
meer dan een geraamte, waaraan hes vleesch en
de geest ontbreken, liet is een los gerommel van
woorden, en alleen bij tooneeien als tusschen Sire
de Valckenaert, Alfred en Adele afgespeeld worden,
komt er een schijntje van leven te voorschijn. Dit
is zeer ongelukkig voor de acteurs en actrices,
die moeten pogen aan de stijve personages welke
zij ' voorstellen, wat leven te geven. Dit gelukte
dan ook alleen aan de dames Ellenberger en De
Leur en de hh. Veltman en Verhagen. Van de
rol van Spinola, hoewel deze krijgsman meerma
len genoemd wordt als de tegenstander van den
Markies de Sedmar (Veltman) was niet veel te
recht te brengen, hoewel ik gaarne erken dat de
heer C. Lageman ia uiterlijk een zeer goede
figuur was.
De heer Potharst acht het overbodig zich te
-. 1
in opstand kwam, als zijn vader of moeder
hem de eer aandeed tegenover oom of tante
te beweren, dat hij het eind der vacantie
met verlangen te gemoet zag. Dat moet wel
waar wezen, waar de school een soort straf
kolonie, een huis van correctie en de mees
ters drilmeesters, inquisiteurs en beulen wa
ren. Aangezien wij echter in onze jeugd
geen kennis hebben gemaakt met eenige
lijfstraffelijke instelling en met de daaraan
verbonden ambtenaren, zoo durven wij dan
ook gerust verklaren op gevaar af voor
dwepers gehouden te worden dat wij een
verlangen, als hierboven bedoeld is, wel eens
in onzen boezem gekoesterd hebben.
Vacantie was een heerlijk dinsr, een on
schatbare uitvinding; in de eerste dagen der
vacantie overstroomde het geluk de boorden
van het kinderlijk bestaan en zwom de ziel,
zwijmeldronken, in zaligheden. Maar In
joie finit par Veniiui als de vacantie wat
lang duurde, ging liet mooie van de zalig
heden zoo'n beetje af; dat wellustig drijven
en vlotten werd ten laatste wel een beetje
eentonig; de wijn verschaalde of liever we
werden het moe altijddoor wijn te drinken
en verlangden naar een glas frisch water
uit de koele bron. Ondanks de Egyptische
vleeschpotten, zagen wij uit naar het
schoolplein als naar het Beloofde Land ; daar
heerschte een eeuwige afwisseling: vandaag
tollen en morgen knikkeren ; van daag vrede
en morgen oorlog; van daag schoppen ont
vangen en morgen klappen uitdeden. Op
dat plein ontmoetten we onze kameraden
weer, ons veel liever dan onze broeders, op
wier doen en laten wij te veel kijk hadden;
de kameraden, die wij hadden leeren waar
deeren, toen wij ze missen moesten ; wie wij
zooveel te vertellen hadden en die ons zoo
veel hadden mee te deelen. Alleen om te
kunnen vertellen en te kunnen hooren
ver
langden wij naar het eind der vacantie,
want het is ook genot te kunnen zeggen,
dat men verheugd is geweest en te vernemen
dat andere genoegen hebben gesmaakt.
Vacantie was een beerlijk ding, maar had
toch een schaduwzijde. Weken lang moe-ten
we onze meest geliefkoosde spelen laten
| rusten bij gebrek aan deelnemers: geen lange
| slingers, die elkeen deden tuimelen, welke
\ ermee in aanraking kwam ; geen lange
treinen van steigerende tweevoetiu'c paarden
met, woeste ruiters op hun ruggen ; geen
rooverbenden en gendarmes ; geen legers die
elkaar du vlag, op een zandhoop geplaatst,
betwisten ; geen zee-, geen veldslagen.
Ki\ nog iets; sommige speelgaven hadden
weinig of geen waarde gedurende den
vaeantiet.ijd.
(Hj kent het verhaal van'den reiziger,
die, vermoeid en hongerig, zich verheugde
een zakje dadels gevonden te hebben in de
woestijn en zeer teleurgesteld was, toen liet,
zakje parels bevatte.
/ie, iiedurunde de vacantie ondervonden
we iets van de teleurstelling van dien
reiziirer ; wij hadden zakken vol knikkers en
koperen knoopen, maar op bet buiten van
j oom en tante konden wc er onzen
speelhonger niet mee stillen. Wij ondervonden
iets van bel, onaangename gevoel, dat een
koopman kwelt, die wel goed gevulde pak
huizen maar geen <\''li<i>ti-liïx genoeg heeft.
Op de speelplaats echter, onze beurs, kenden
wij geen ninluitr, daar was altijd omzet,
altijd vraag en aanbod, dikwijls meer vraag
dan aanbod.
De school. Hoeveel aangename herinne
ringen knoopon zich niet aan dit woord
vast! Hoeveel liefelijke verschijningen doe
men niet uit het verlcdene op bij liet uit
spreken van dat woord !
Wij zien ze weer, die vrienden, met wie
grimeeren, in tegenstelling van Veltman en Ver
hagen, die zeer iraaie koppen vertoonden. De
heer Potharst heeft ongelijk om in alle rollen zijn
glaide gezicht te vertoonen.
In het Grand Théatre treedt een Oostenrijksch
operettengezelschap op met veel succes. De eerste
operette, die vertoond is, is Der arme Jonathan
van C. Millöcker, tekst van Wittman en Bauer.
Al kan deze operette niet tegelijk met Der
Bettelstudent van denzelfden componist genoemd
worden, er komt toch menig aardige melodie in
voor. Zoo het lied : Willst da mein Licbster sein!
dat zeer streelend klinkt en de wals: Jch l/leibe
der arme Jonathan, die wij hier wel zullen be
houden, terwijl onder de humoristische voor drach
ten de aandacht trekken Das Hausoreheiter en
het lied van M>lly. De artisten munten niet uit
door bijzondere talenten, maar spelen hun rollen
met veel toewijding
Mej. Koleit en mej. Kronthal werden meerma
len teruggeroepen, terwijl de hh. Laska, Oehmy
en Wallner een klaverblad vormen, dat zich on
derling zeer goed verstaat. De heer Laska toont
zich ook een uitmuntenden komiek.
Aangekondigd is nu een ballet Die Pu;>penfee.
Het Amsterdamsche publiek kan in het Grand
Théatre bij dit gezelschap nog menig aardige
voorstelling bijwonen.
i
Ik maakte nog slechts in het kort melding i
van het kluchtspel met zang en dans, ter gelegen- i
heid van het 35-jarig bestaan der Vereeniging
Architectura et Amicitia door dilettanten in 3[t:ison \
Stroucken vertoond. Ik meende toch, dat een be- j
spreking in dit blad niet op haar plaats zou zijn
daar de vertooning geschiedde voor een beperkt
j aantal genoodigden. X'u echter het plan bestaat
j de voorstelling te herhalen voor de leden der !
Vereeniging met hunne dames, wensch ik erop j
terug te komen.
Aan den til el De Prijsvraag zou men gevoege
lijk toe kunnen voegen of de verborgenheden van
i Amsterdam op architectonisch gebied", want met
onbarmhartige hand wordt hier de sluier van het
lief en leed' van de architecten-wereld opgeslagen i
tot men, par maniere de dire, studies kan maiien '
naar het naakt model.
Hetzij het gebouw engelrein daar staat of een ]
dikke laag verguldsel het bedekt, de auteur van
De Prijsvraag schrapt het aandiksel weg en wijst
met waarschuwenden vinger op des Padels Kern.
Men wordt ernstig gewaarschuwd om het mijn en
dijn te onderscheiden en ais nieuwe geboden l
schrijft hij in vlammende letters: Gij zult niet
begeeren uws naasten projecten" en Gij zult den
goeden smaak niet doodslaan".
Als inleiding wordt in het eerste bedrijf ge
geven, het instorten van een huis op een van
Amstols' grachten. Men hoort het gerommel van
balken en steenen vóór het ophalen van het
gordijn, en als het doek op is ziet men de ruïne.
j Er wordt om hulp geroepen door iemand, die
tusi sclien den puinhoop ligt. maar geen politie
verI schijnt Wel komen twee agenten van
levensverl zekering-maatschappijen op, die het geval een
prachtige reclame vinden en een beurtzang aan
heffen.
Zij noemen op. waarvoor zij al kunnen
assureereeren er is slechts een geval waarin zij niet
voorzien het is
.... zoo'n arme architect.
Die zucht en zwoegt naar een project,
Dien kunnen wij niet assureeren.
Wanneer zoo iemand komt om raad,
O.' wee, o! wee je gebeente!
Dan staan wij waarlijk uitgepraat:
Ga jij maar heen! (ia jij maar heen,
Nam' de f/cmcente.'"
(Xa de cursiveering der laatste woorden is
commentaar overbodig.)
Intusschen zijn de lovensverzekeraars welwillend
genoeg den puinhoop te doorzoeken en zij redden
twee menschen, waaronder den eigenaar, wien /ij
het ingevallen huis afkoopen om in de plaats
ervan een assurantiepaleis te bouwen, zooals op
onderscheidene punten der Amstelstad reeds ver
rezen zijn. De vraag is nu, een goed plan te
vinden. Dadelijk worden zij bestormd door
teekengrüge bouwmeesters, en zij besluiten daarom de
lastigste sollicitanten tot een jury te vormen, die
een prijsvraag zal uitschrijven.
Hiervan krijgt eene jonge dame uit een cuf
chantant kennis, die partij wil trekken van de
gelegenheid en in samenwerking met haar vriend
en beschermer, den neger Sambo, een bureau
voor de anevering van projecten opricht. Zij weet
dat in het architectenvak het exploiteeren" ge
woonte is, elk architect van naam toch heeft zijn
teekenaars, die om zoo te zeggen voor vijftien
stuivers en een broodje met kaas" do plannen
maken, waarvoor later de Xederiandsche Leeuw
wellicht een zijner welpen moet afstaan. Zij, mis*
.jlice, weet ur ook wul raad op. Er zijn onder
scheidene architecten, die de tclioone vormen niet
alleen in ijzer en steen bewonderen en Alice
zal ze, om de echtheid van hun hofmakerij te
toetsen, aan het werk zetten om een plan te maken.
Hot programma laat aan ieders fantasie volle
vrijheid :
't Gebouw moet bevatten
Eerstens een café-chantant,
Waar men in de stad de
Behoefte aan voelen kan.
Daar boven luchtig, frisch en ruim,
Mee kasten diep ach-en-dortig duim,
Kantoorlokalen der gecom
bineerde maatschappijen !
Daarboven twee zaten
Waar je voor oen cent of tien
't l'uik der radicalen
In hun kracht kan zien.
Verder moeten er zijn een doleerend
kerklokaal, een tehuis voor vrouwen, een
stoomkunstmelkinrichting en een proetlokaal voor een be
kende wijntirma. Een voorwaarde, waarop Alice
echter niet let. is deze dat de jury het recht
heeft om van de uitgetrokken som naar kosten
te vergoeden."
Aan het eind van het eerste bedrijf komen ten
langen leste de stedelijke autoriteiten naar den
puinhoop kijken, wat niet bedoeld is als steek on
der water over zeker hier ter stede gebeurd geval.
In het tweede bedrijf ziet men Alice op haar
bureau. Als voornaamste tiguur dient hier genoemd
de oude heer Stopuo, die Alm oude bouwKunstigc
werken komt aanbieden, waarin tal van voorbeel
den voor schoone gebouwen te vinden zijn. Hij
noemt al de in den laatsten tijd verrezen bouw
werken op, met vermelding waaraan zij ontleend
zijn.
Een aardig duo wordt dan gezongen door den
stemmings-teekenaar (fui/ln en Atice over de ver
schillende stijlen, als voor oen prolestantsche kerk,
voor een lokaal voor tiet JjCf/ei' dex Jhi/*, voor
een kerkhof, voor ecu inrichting voor lijkverbran
ding, enz. enz., waarna bloemen-Mozes o. a. de
purs te pakken noemt, en de roclamevcrslagen
voor de onderscheidene leveranciers.
Zoo'n verslag, dat moet je lezen zingt hij
,,'r Is een nieuw gebouw gesticht!
De architect heet Dinges,
't Wordt met Amstellicht verlicht.
De keukenmeid heet Ka,
7e vrijt met een kanonnier,
En de tinna Perry leverde
liet fijnste papier.''
In het ;>e en laatste bedrijf wordt de uitspraak
der jiirv bekend.
Altec is bekroond, maar do bepaling omtrent
den aftrek der kosten voor de jury stelt haar
verwachting op gruwzame wijze teleur. Van den
uitgeloofden prijs zijn nog maar over negen
stuivers, die haar in een envelop worden overhan
digd. Natuurlijk eindigt de zaak met een groot
schandaal, hetgeen de juryleden koud laat:
Want 'n mensch kan zich wel eens vergissen,
...Maar een j'.irv vergist zich niet."
Do coupletten, die aan dit refrein voorafgaan
we zoo LTcheel en al meeleefden, voor wie
wc alles over hadden en die voor ons door
een vuur zouden gevlogen zijn. Wij hadden
een appel, onze vriend mocht er zijn tanden
luxeden; hij had zijn grift vergelen, wij
beten de onze in tweeën ; onze vriend werd
aangevallen, wij liepen voor zijn pleizierecn
blauw oo<r en een paar winkelhaken op:
wij kregen een paar honderd strafrcgels en
onze vriend maakte er de helft van af en
beschuldigde zich al schrijvende van mis
daden, die niet //;/', maar ir ij hadden bedre
ven. Kdule zelfverloochening! Kom daar
eens om bij de groote mensehen ! Neen, de
vriendschap, die wij in lal er jaren, op rijper
leeftijd, sloten, toen wij de waarde van vele
dingen kenden en wisten hoe moeielijk de
strijd om het leven vaak is, toen wij baat
zuchtig en eiirenlievend waren geworden, die
vriendschap was nooit' zoo edel, zoo
zelt'opoll'erend als die, welke we sloten op de school
banken.
Altijd waren we bij elkaar, deze, vriend
en wij, en waren we toevallig niet te /amen,
dan zochten we elkander; want altijd had
den we iel s te doon, waarbij de een den
ander helpen moest. Wij timmerden samen
konijiienliokken en vogelkooien; we gingen
-'amen varen in den zomer en 's winters
^iiiücn we samen schaatseiirijdcn ; wegingen
samen zwemmen, om desnoods samen te ver
drinken; we gingen samen meikevers zoeken
en hraambossen en vogelcieren; kropen dooi'
hetzelfde gat van de haag in buurmans
boomgaard; vingen belletjes on plaagden de
meisjes en waren, zeker door
overoenstom| ming van karakter, smaak en denkwijs, vaak
op bel/.elfde meisje verliefd.
i Verliefd ook? /egt de een of andere
koudi bloedige, hartelooze droogstoppel. Ja, man,
verliefd ook, tot over onze oorcn. Waarlijk,
de studie leed er onder, het vlotte niets, we
behooren tot de besten van het stuk, hoewel
het Architectenlied de kroon spant.
Dat is met een zelfverloochening geschreven,
die bewondering wekt.
Krijgen het geheele stuk door A. B. C. tot S.
T. U. V. en W. beurtelings een veeg uit de pan, het
architectenlied is als een Alle hens aan dek'', daar
? is iedereen bij. En het meest opmerkenswaardige
en daarom het aardigste is, dat de auteur, nourri
dans Ie sérail en connait les détoura, zonder
zelf bij de zaak betrokken te zijn. Geen
oogenblik kan dan ook iemand de gedachte hebben, dat
er ook maar iets in zijn grappen ingegeven is
door jaloitsie de métier. Hij staat midden in de
zaak en toch er buiten.
Daarom is de lach zoo gul, dien hij in de zaal
opwekt, als hij met zijn narrenstaf rinkelend den
ceu of den ander op den schouder tikt. Het
stukje werd, zooals reeds gezegd is, vertoond
door dilettanten, waaronder er waren, die in dictie
on actie uitmuntten. Ik noem als zoodanig het
drietal Ptiiteel. J'addciiiiiiri/ en Klos, nevens de
heoren Sta/nut, tiumliu en ihiido.
Hoe bekoorlijk Atice, en hoe lustig iïtozcs was,
vermeldde ik reeds.
De auteur is de heer Reyding, dia reeds in
jY.mr den J'Ji/jeltoren ons' met zijn satirieke gaven
kennis deed maken. Deze heer teekende ook een
chicijuen omslag voor het tekstboekje. De mooi
gekleurde decoratie is vervaardigd door de
heeren Hendriks en Deliu. FR.
P.S. In Jht toonccl, orgaan van het Xed.
tooneelverbond, wordt in het breede uitgemeten,
hoe ik mij vergiste, toen ik in het overzicht van
22 Februari melding maakte van De llamhcltoen
van Ibsen. Dit stuk, in den Salon vertoond onder
den naam van Srara, is niet door dien auteur
geschreven, maar door Bjürnson. Het is geen fout
van mij, maar van Ibsen. Hij had het moeten
schrijven.
L K JU AG E.
De nieuire Opera van MASSEXET.
ISyna geheel verstomd is de lier van Gounod
en Ambroise Thomas. Xiet vaak laten
SaintSacns on Kever de hunne klinken. .. L>e zoo
genaamde jongeren" zoeken naar wat nieuws, maar
vinden niet veel bruikbaar ouds", zegt een
Duitsch blad. Délibcs is dood. Wie daarente
gen het muzikale gebied in Frankrijk bijna uit
sluitend beueerscht, is de onvermoeide pad- en
bronvinder Jules Massenet. Dat velen het hem
misgunnen, is in de dagen vóór Le Mitgc in heel
wat artikelen bewegen; zelfs Figaro had er een,
om te betreuren dat Massenet niet gaf al wat
men van hem kon verwachten". Maar
J'lwlarmttnde was het beduidendst succes van het ten
toonstellingsjaar en daarna, en J^e Muyc zal, naar
de eerste indrukken te oordeelen, niet veel min
der zijn, ofschoon weer geheel anders.
In n opzicht heeft Massenet, wien zooveel is.
racegeloopen, ook weer buitengewoon geluk gehad.
Do directeuren der Grooce Opera, Hitt en
Gailhard, staan voor een vernieuwing van hun con
tract. Hetgeen als een der hoofdbezwaren tegen
hen gold, was hun spaarzaamheid. Het was nu hun
belang, te toonen, dat zij ook royaal konden zijn,
on Massenet heett nu voor /,e Mmje een
monteering verkregen, zoo verkwistend weelderig, als
nog niet vertoond is. De decoratieven zijn kunst
werken in den eigenlijken zin van het woord, de
onweders, brandende tempels, de costumes van
zangers, koor en figuranten waren overweldigend
kostbaar, en in bun nauwkeurigheid van wetenschap
pelijke waarde. Wie zich niet door de muzikale
waarde der opera of het dramatisch aangrij
pende van Kichepiu's tekst laat boeien, moet ver
blind worden door de tooverachtige pracht der
mi»e-en- scène.
Het libretto is uitmuntend," zegt een Duitsch
correspondent, liet voldoet aan ai de eischen
die Waguer er aan stelde, liet grijpt ver in de
grijze met legenden omwe-ven oudheid, de han
deling is uiter.st helder, de gevoelswereld van ieder
waren onoplettend en maakten tienmaal
meer fouten dan gewoonlijk en dus een on
noemelijk aantal. JKn dat alles, doordat wij
onder de les slechts oog hadden voor onze
?liiliii. We staarden in liaar blauwe kijkers
of naar lieur mooi blauw jurkje, en hadden
misschien ook, als droomerige //?>woV naar
de blauwe lucht gestaard of naar de zilve
ren maan. als we geweten hadden, dat zulks
te doen gebruikelijk is hij de verliefden van
alle landen en natiën en als we inijinerziek
en .-?rlt/riirii><-rini-li van aard waren geweest.
Maar dat waren we nu icimaal niet; daar
voor stroomde ons bloed te snel en was de
verbeelding te vurig. Onze verliefdheid uitte
zich meer m daden; geen grooter feestdag
dan wanneer wc onze vriendin een dienst
konden bewijzen, wanneer we haar een pen
of' grift mochten geven, of haar strafwerk
mochten afmaken, of mochten laten deelen
in onzon voorraad van kersen of kruis
bessen.
(Jeloof hel vrij: Wat op rijper leeftijd
gedacht, en gedaan werd. woelde op de
schoolbanken reeds in ons brein of werd
daar reeds vertoond. Vriendschap, liefde en
haat. werden daar gevoeld en gevoed, zoo
goed als in de groote-menschenwereld die
dingen gevoeld en gekweekt worden. Haat
ook, verbeten we het niet. Maar hij, die bet
voorwerp was van dien haat, verdiende hem
dubbel en dwars; hij was een ileemcr of een
klikker of een lafaard; ecu die nooit, mee
deed, als er bonden gewipt, moesten worden,
maar wel, als er moest worden aangebracht,
wie een ruil, had ingegooid; een die nooit in
buurmans appelboom klom, maar buurmans
heerlijke reinel ten en rabauwen wel lustte,
als een ander ze geplukt had; een die nooit
verdronk, omdat: hij nooit water zag en nooit,
een arm brak, omdat hij nooit op muur of
boomtak zat; een die nooit met een
ge