Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 718
I:
in mijn volgend artikel de opvoering van eeae
nieuwe Nederlandsche Opera kan bespreken en
wel de »Albrtcht Beylingh" van H. F. K. Brandts
Buys. , VAN MILLKJEN.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
De heer Tessaro (flrma Buffa & Zoon) heeft
op het oogenblik een buitengemeen mooi schilderjj
van Bosboom, zóó als eigenlyk de schilderijen van
dezen grooten artiest maar zelden zijn, een
schilderij dat op de hoogte staat van Bosboom's
vele zoo grootsche aquarellen, en een jaar of
twaalf geleden, denk ik, gemaakt. Het is een
blank visioen van het koor in een ruime
protestantsche kerk, fijn grijs met een enkele noot
warmrood van een figuurtje, in breede foreche vegen
geschilderd, zeer vol in de verf en toch zoo uit
de verf van werking, verwonderlijk grandioos,
en door en door Hollandsch: er is iets in van den
geest der allerbeste oud-Hollandsche kunst.
Het is te hopen dat dit zeldzame stuk voor
een Nederlandsen Museum zal worden aangekocht.
Uit zulke schilderijen, de uitgelezen meesterstuk
ken van onze beste artiesten, moesten onze musea
immers zijn saamgesteld. Voor werken als dit is het
een trotsch genot een vreemdeling te kunnen
brengen. Om zijn kunst wordt Nederland de
gansche wereld door het overvloedigst geëerd. Maar
eert men dan die kunst in. Holland zelf wel zooals
het betaamt?
Een oud en belangrijk schilderij dat men op
het oogenblik bij den heer Tessaro vindt staan,
is het stuk van Israëls, dat op de expositie van
het Burgerziekenhu's in Arti was. De men zou
zeggen gelukkige trekker daarvan, een bekend
Amaterdamsch Maecenas, schynt met het bezit
van dezen Israëls niet zoo gelukkig als vele an
deren dat zouden zijn. Het zal zeker wel
onnoodig wezen, het idee ligt te zeer voor de hand
den bevoorrechten eigenaar in overweging te ge
ven dit kostelijke doek aan de Vereeniging voor
moderne kunst in bruikleen af te staan.
Eenige ijverige Vlamingen zijn een tijd geleden
op het idee gekomen in Meulebeke een standbeeld
op te richten voor Carel van Mander, den
OudHollandschen Kunst-historieschrijver die daar ge
boren werd. Het geld wat voor dit doel inkwam
is nog niet veel, en men roept nu weer steun
in om de zaak tot een goed einde te kunnen
brengen.
Dat de sympathie voor dit idee niet zoo groot
is, verwondert ons weinig. Van Mandcr is inder
daad voor wie de oude kunstgeschiedenis bestu
deert een niet onaardig figuur. Al staat hij te
boek voor een zeer middelmatig schilder, al was
hij een Vlaam van nogal verbasterden smaak, en
een komiek rederijker, hij heeft dingen te boek
gesteld, die men soms darkhaar kan zijn dat niet
verloren zijn gegaan. Maar is dat reden om voor
iemand een standbeeld op te richten 'i Het zou
waarlijk niet moeielijk zijn een honderdtal
Vlaamsche en Ilollandsche schilders, schrijvers, historici,
staatslieden, veldheeren, vlootvoogden, en geleer
den op te noemen die geen standbeeld kregen,
en daar dan nog meer aanspraak op zouden heb
ben dan de ietwat onnoozele Hollandsche Vasari.
Voor Beiersche Staatsaankoopen op de M
nchener Jahres-Ausstellung is dit jaar een bedrag
van 80.000 Mark bestemd. Voor onkosten van
inrichting heeft de Rpgeering daar 20.000 Mark
beschikbaar gesteld. Milnchen zet er blijkbaar
alles op, zijn goeden naam als kunststad eer aan
te doen.
De Gesellschaft j'ür mcdernes Leben te M
nchen is met den sedert 1888 naar Rome uitge
weken, bewonderenswaardigen etser Max Klinger,
den zeldzamen Duitschen fantast, in onderhande
ling over een Gesammtausslellunij van zijn te
weinig bekend werk, eene tentoonstelling die zeker
buitengewoon de aandacht zou trekken. Met deze
expositie wenscht dan binnenkort het Miinchener
gezelschap zijn freier Kunstsalon te openen. Zij
zou bestaan uit ongeveer vierhonderd etsen en
vier groote schilderijen, want Klinger, de geboren
etser, de aartsbewerker van de plaat, de groote
virtuoos op het koper, poseert zich, moet men
weten, eigenlijk voornamelijk als schilder, evenals
de eenige Fransche graveur Gaillard, en de on
geëvenaarde improvisator Gustave Doréook schil
ders wilden zijn, en de rijkbegaafde album-teeke
naar Caldecott beeldhouwer verlangde te wezen.
De heerlijke schilderijen van Memlinc die in het
Sint Jans Gasthuis te Brugge bewaard worden
en die zoo volmaakt geconserveerd schenen, heb
ben in de laatsten tijd barstjes en blazen ver
toond, waardoor helaas eene herstelling van deze
gothieke wonderwerken noodig is geworden. Het
Sint Jans Gasthuis is nu voor het publiek ge
sloten.
De uit de collectie-Burty verkochte teekeningen
van Victor Hugo brachten van 200 tot 400 francs
op. Van Hugo's buitengewone teekeningen kwa
men er nog maar zelden onder den hamer.
De groote doeken van Vereschtschagin die de
laatste twee jaar met een accompagnement van
vervaarlijk Amerikaansch rec)ame-lawaai de Nieu
we Wereld doorreisd hebben, en waarvan het
heette dat zij tot geen prijs te koop waren, zul
len nu te New York gezamelijk worden geveild.
Dat zal dus het einde zijn van de roemrijke
tochten dezer galerij van spektakelstukken.
De Parijsche Artistes indépendants hebben in
het Pavillon de la Ville hunne zevende tentoon
stelling geopend. Er zijn een duizendtal num
mers ingezonden. Maar men weet hoe het met
deze tentoonstellingen is. Onder de vlag der zoo
gezegde independenten gaan hier gaarne een
groot aantal allervreeselijkste knoeiers mee, die
nergens anders een vrijkaart hebben, zoodat zeker
negen tiende der stukken het aankijken niet waard
is. Maar de inrichters dezer tentoonstellingen
schijnen te vinden dat dit niet schaadt, zij blij
ven hun deuren voor een ieder open stellen, en
de werkelijke artisten die wat willen, houden
zich in dit gezelschap toch apart. Artistiek be
langrijk zijn deze tentoonstellingen dus alleen
door wat de neo-impressionisten er laten zien.
Seurat en Signac zijn hier de meesters. In hun
gevolg gaan de Brusselaars van Rijsselberghe en
Arna Bock, beiden van de Vingt, de Zwitser
Anquetin en de Deen Villumsens. De
ToulouseLautrec gaat niet met hen mede in het alles
zetten op uitdrukking van sterk licht. Lucien
Pissaro, de zoon. van Camille, heeft er van zijn
naïve houtsneden, eenigszins Engelsch van karakter.
De moderne kunstbeweging van dezen tijd in
Duitschland heeft ook haar penvoerders. Een zeer
soliede schrijver over moderne kunst is b. v.
de criticus die sedert kort onder den nam de
plume Hermann Helferich bekend is geworden.
Maar zij heeft ook hare frazeurs. Robert Mielke,
de auteur van een pas verschenen geschrift
over Die Revolution in der Bildenden Kunst"
is een van hen. Als een staaltje van zijn moois
kan dit gelden: Onze tijd van gisting ei wor
steling is niet de eindpaal van een voorbijge
gaan tijdperk, ook niet de episodenhafte
opborreling van het bewustzijn van dezen tijd in den
cirkelgang van de afwisseling, maar eerder is zij
de wieg van een aanstaand morgenrood in de
geschiedenis der menschheid."
Ook een fraaie uitspraak is de volgende: De
schoonheid is het offer dat de duistere Orkus
schijnt te verslinden, maar uit het wegzinkende
verheft zich het nieuwe, nieuw leven bloeit op
uit de ruïnen, en ook een nieuwe schoonheid zal
uit het gistende heden ontstaan, welker wet wij
thans voorgevoelen, maar voor wier beoordeeling
ons het verleden met zijn schoonheidsidealen
den weg moet wijzen."
Deze koene voorvechter van de leuze om
Freilicht in de schilderkunst, schijnt zich in eigen
schrijfwijze nog maar bij het zeer duistere te
houden. V.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Omtrent de nieuwe groote vondst te Th be ver
meldt de Reichsanz. volgens een brief van den
ontdekker, den directeur van het museum te
Kaïro Grébaut, het volgende: Een definitief
oordeel omtrent de waarde van de vondst kan
rnen op dit oogenblik nog niet uitspreken,
daartoe moet eerst de opening der sarkophagen
afgewacht worden. In elk geval betreft het al
weer een verborgen schuilplaats, op dezelfde wijze
als met die der koningsmummies het geval was.
Dezelfde hoogepriestcrs van Ammon, die de ko
ningsmummies in den berg van Deir el-üahari ver
borgen hadden, hebben in andere groeven van
het dal ook de mummies van hunne priesterlijke
voorgangers verstopt. Men heeft ongeveer 180 pries
ters en priesteressen van Ammon gevonden, be
halve dezewog eenige priesters van andere god
heden, zooals b.v. van de heilige koningin Ah-hotep,
van den god Mout en (wat in The.be vreemd
genoeg is) ook van den god Set. De afbeeldingen
op de sarkophagen geven veel nieuws en onver
wachts voor de godsdienstgeschiedenis. Zoo is b.v.
een sarkophaag van dj 21ste dynastie de gml
Anhor-Schoe, die den hemel draagt, als de (dwerg
achtige) god Bes afgebeeld.
Zul,e nieuwe af beddingen komen erin groote
menigte voor. De meeste mummies zijn ieder in
drie prachtige sarkophagen bijgezet. De schuil
plaats is waarschijnlijk in der haast aangelegd;
vaak toch behooren deksel en onderdeel oorspron
kelijk tot twee verschillende sarkophagen.
Op de buitenste kist is de naam dikwijls
opengelaten: het zijn dan vermoedelijk nieuwe
doodkisten, die men in de haast uit een magazijn
genomen heeft. Men borg de oude
binncnsarcophagen en de mummies daarin, maar had niet den
tijd, om den naam van den doode op de nieuwe
sarkophaag te plaatsen. In andere gevallen is oen
oude naam op een buitensarkophaag
overgesehildcrd en door een nieuwen vervangen geworden.
Alles wijst er op, dat de schuilplaats in de grootste
haast is aangelegd.Evenals bij dekoningsmummies is
ook bij dezen het verguldsel van het gezicht en
de handen, waar het er op geweest is, afgekrabt
men ziet, dat ook deze mummies door de ou
de grafdieven zijn opgezocht. 77 papyrusrollen,
ten deele van een verbazenden omvang, werden
in de gewone houten kisten in de gedaante van
Osiris-beelden gevonden, voor de vaststelling van
den text van het doodenboek een grooto aanwinst.
Ook bij de mummies zelf zullen nog vele papy
rusrollen gevonden worden. Vooral belangrijk zal
de vondst zijn voor de genealogie van de
priesterfamilies. Behalve talrijke namen van
de 21ste dynastie (een Pinozemus, een
Masabarta, zoon van Pinozemus enz.) zijn er ook
eenige van de 20ste en zelfs van de 19Je dy
nastie. De mummies, die in latere
buitensarkophagen zonder naam zijn bijgezet, behooren
wellicht tot nog ouderen tijd. Intusscben is het
het beste, omtrent al deze vragen eerst het
openen van de sarkophagen af te wachten, aan
verrassingen zal het dan niet ontbreken."
Zooals men ziet, vormt dus de nieuwe vondst
als 't ware de tweede helft van de beroemde
schuilplaats van de koningsmummics", die in
1881 ontdekt werd. Beide schuilplaatsen zijn door
de priestcrkoningen van de '21ste dynastie aan
gelegd, die ongeveer van 1150?95(1 v. Clir. in
Thebe regeerden. Hunne verzwakte macht was
niet meer in sfaaêdo uitgestrekte kerkhoven
van de oude hoofdstad tegen de
rooverbenden te beschermen, die zich tot
uitplnndering er van hadden gevormd, wat overigens
ook reeds, zooals wij uit bewaard gebleven
proces-acten weten, aan hunne voorgangers,
de koningen van de twintigste dynastie, moeielijk
genoeg gevallen was. Zij konden daarom niet
anders doen, dan de mummies van hunne konink
lijke en priesterlijke voorgangers, die in enkele
graven nog behouden zijn, daaruit nomen, de
oude sarkophagen, zoo goed als het ging her
stellen en ze in twee diepe groeven aan beide
zijden van den tempel van Deir-el-bahari voor de
roovers verborgen. Waarom dit werk in zoo
groote haast moest worden afgemaakt, zooals dit
in beide vondsten te zien is, weten wij niet.
Het Journal offlciel du Caire bevat een nauw
keurig verslag vau den heer Grcbaut omtrent de
omstandigheden, waaronder de vondst plaats had.
Ten oosten van den tempel van koningin
Hatasou," schrijft hij, te Deir-el-bahari, in eene
kleine ruimte, die onaangeroerd gebleven was, te
midden der gronden, welke Mariette-Pacha had
doorzocht, en vlak naast de plaats, waar de sar
kophaag van eene koningin ontdekt was, werd op
31 Januari eene opgraving beproefd, en weldra
ontdekte men een put, ongeveer 15 meter diep,
en op den bodem van den put eene deur, waar
voor groote steenen opgestapeld waren.
De steenen werden weggeruimd en de deur
geopend; zij gaf toegang tot een onderaardsche
gang. Na eene lengte van 75 meter vond men een
trap van 23 meter en bereikte daardoor eene
lagere verdieping, waarin de gang nog 12 meter
verder voortliep.
De beide verdiepingen volgen de richting van
noord naar zuid; aan het einde zijn twee graf
kamers uitgehouwen, waarvan de eene vier, de
andere twee meter breed is. Boven aan de trap
is de deur van een tweede gang van 54 meter,
van het oosten naar het westen loopende;
de gehoele ruimte, welke de onderaardscbe ka
mers innemen, is 153 meters. Zij zijn gevuld
met kisten met mummies, welke dikwijls op el
kaar gestapeld waren en bevatten een verbazenden
overvloed van allerlei voorwerpen, papyrusrolleu,
doozen, manden, beeldjes, offeranden, bloemen,
kostbaarheden enz. De buiïenste sarkophagen zijn
zoo rijk versierd, als men er nog nooit to voor
schijn had gebracht; onmiddellijk is een
voorloopige inventaris opgesteld en met het onderzoek
en de nauwkeurige beschrijving wordt
voortgcmaakt.''
Monument voor Meissonier. Uit Parijs wordt
bericht: de beeldhouwer Merciéheeft de commissie
voor het gedenkteeken voor Meissonier twee ont
werpen voorgelegd. In het een daarvan zit de
meester zoo, als hij zich in zijn eigen portret
heeft voorgesteld. Aan den voet van het gedenk
teeken staat aan de eene zijde een Fransch soldaat,
aan de andere eene zinnebeeldige figuur, de kunst.
In het tweede ontwerp wordt de schilder door
soldaten op de schouders gedragen en houdt pen
seel en palet in de hand. Achter hem wappert
eene vlag. Merciéverdedigde met vuur het laatste
ontwerp in de commissie
TOONEEL EN MUZIEK.
Kroll's Theater, de zomer-opera der Berüjners,
zal als nouveautés monteeren, de Médea van
Cherubini, met Lilli Lehmann in de hoofdrol, Lakiix',
(in het Fransch) met Marcella Sembrich, Santa
Cltiara, van den hertog van Coburg; J'^-nneralda
van den Engelschraan Thomas ; en als reprises Dar
Wa/mertrüfjer van Cherubini, Der Jiütz van
Halévy, Indrii, va i Flotow en Die llatdenscliticlit van
Franz von Ilolstein, met Lola Beeth, Mevr.
Moran-Oldcn, Eniil (iiitze, Anton Erl, Heinrich B
tel^ en andere gasten.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
De verkoop nut Zolaïs bocke». Acht dagen ge
leden hebben GGüOO exemplaren van l'Argent den
winkel van den uilgever Charpontier verlaten, die
reeds sedert verscheiden weken besteld waren
door de boekhandelaars te Parijs, in de provinciën
en in liet buitenland.
Dat is zeker een mooi resultaat waarover Zola
hof recht heeft, voldaan te zijn ; en het is aardig
daarom het aantal edities na te gaan van elk
der (ieelen van de serie van Rouyon-Macquart.
Jjit J''ortune des Rouyon, het eerste werk heelt
het niet verder gebracht dan 22.,100 exemplaren;
la Ciiri-e kwam tot .'i.'i.OOO ; daarna Ie Ventre de
Paris, 30.000; la Couqitéte de 1'lassuns, 22.UX);
la l'unie ile l'abbéJfouret, 44.000 ; Son Excellence
Jilugène llouijon 21.000; vervolgens fAssommoir
met zijn ontzettende oplage van 117.000 exemplaren.
Una PK r/e d'Amour kwam tot 70000, en N una,
het culminatie-punt, tot 155 uitgaveii: 155000
exemplaren! Daarna Polboitille 75000, la Joic
de Vu-re 4100!), G-erininal 83000, l'üeiifrt 50000,
la Tem 91000; Ie Rcce 77000 en eindelijk la
Bi'le llumaine 83000 exemplaren.
Zoodat wij, zonder l'Arycnt mee te rekenen,
tot een totaal van n millioen vijf- en
zeventigduizend doelen komen.
rAxsomiiwir is het eerste boek van de serie,
dat meer dan honderd odities beeft gehad. liet
werk, dat met 30000 exemplaren was uitgegeven,
was na n weck uitverkocht tot aan den zestigsten
druk, en kwam zachtjes en geregeld tot aan den
honderdsten, dien het nog overschreed.
En dat was te danken aan den heftigen strijd,
dien de roman had verwekt, aan de opschudding
die hij had veroorzaakt in de salons en in de
koflichuizen. De voorgaande werken trokken toen
voordeel van hot succes van rAsaommoir: men
wilde ze lezen, en la Cun'e, ia Ftiule de t'a(/li<:
Mourct die slechts tot twee of drieduizend warcu
gekomen, worden verkocht tot op drie a
vier-endertigduizend exemplaren.
Waarom proliteerden la ('onqurle de Plassatis,
Sou 1'jC.cMencK Kurji'iie. Rouijon niet eveneens
van deze terugwerkende nieuwsgierigheid? Men
weet het niet. Evenmin kan men zich verklaren
dat (ierminal niet verder dan 83000 is gekomen.
iSvriiiinid was toch het voorwerp geweest van
eene ontzaglijke reclame, eerst op het tijdstip van
de zaak Decazeville en later toen er een
tooneelstuk van werd gemaakt voor het Chatelct. Men
had erover gesproken in de couratcn, en in de
kamer, waar de heer Berthelot op de tribune het
werk bewonderenswaardig bad genoemd.Maar men
bespreekt er de sociale ijiiestie in, en daarvan
houdt de burgerman niet.
In do volheid van zijn succes heeft Zola slechts
eene llauwe herinnering overgehouden van de
aar/vallen, die elk zijner romans heelt moeten
verduren. Hij is niet haatdragend. Daarentegen
gevoelt hij eene oprechte dankbaarheid jegens de
schrijvers, die in zijn werk zijn doorgedrongen, en
in hunne critieken hebben getoond, dat zij zijne
personen en karakters begrepen, zooals hijzelf ze
had opgevat.
Hij denkt ook niet meer aan de aanvallen die
hij heeft moeten ondergaan van dogenen, die eik
zijner romans beoordeelden volgens de eerste
twee- of driehonderd regels, verschenen in de
feuilleton-kolommen van een dagblad, en die
daaruit gevolgtrekkingen maakten en den schrijver
mishandelden .. .. Hierop zal men antwoorden,
dat Zola, wanneer hij zulk een aanvankelijk mis
verstand betreurt, oen goed middel heeft om het
te laten ophouden; en dat dit middel hieruit
bestaat, niet meer de primeur van zyne romans
aan de couranten te verkoopen.
Maar de meester, die veel geld verdient, geeft
het ook zeer gauw uit, en de dertigduizend francs,
die elk zijner feuilletons hem opbrengt, vóór de
verschijning in den boekhandel, zijn hem altijd
zeer welkom.
Want Zola, die in zijn jeugd armoedig heeft
geleefd, is tegenwoordig alleen op geld gesteld
ter wille van de verfraaiingen, die hij daardoor
kan aanbrengen aan zijne bezitting te Médan, en
van de wonderen die hij kan verzamelen in zijne
woniiig in de me de Bruxeües. Dat is het eenige
waaraan hij waarde hecht.
Eene herinnering aan Tiicodore de Banville.
De dichter Théodore de Banville, die onlangs te
Parijs gestorven is, deelt de Figaro mede,
was er niet toe te bewegen, naar een zetel in de
Fransche Academie mee te dingen. Eens beproefde
Franrois Coppée, die juist académicien was ge
worden, de koppigheid van den dichter te doen
buigen. Toen al zijne overredingsmiddelen uitgeput
waren, zeide hij ten slotte nu, en wanneer men
u eens de benoeming tot académicien kant en
klaar op een zilveren presenteerblad bracht ?...."
Banville sprong op en riep: Ha, ja dat is wat
anders! Dan nam ik zeker hot zilveren presen
teerblad !"
Woensdag 8 April en drie volgende dagen zul
len de IIII. Frederik Muller en Cie., in hun ver
kooplokaal Doelenstraat 10, eene belangrijke ver
zameling boeken, platen en penningen veilen, na
gelaten door Dr. C. Ekama te Haarlem. Merk
waardig vooral is de collectie Geschiedenis van
Haarlem en atlas van Haarlem," voorts kasteelen,
buitenplaatsen, penningen en eene verzameling
historieprenten en caricaturen uit den
Patriottentijd, pamfletten, liedjes, portretten, een werkelijke
schat voor de historicus en den snufl'elaar.
In den loop der volgende maand zal te 's
Gravenhage bij de firma J. L. Nierstrasz eene
vertaliug het licht zien van het te Dresden met een
prijs bekroonde werk lm Schatten tien Todcs. De
vertaling is van de band van mejutt'r. Suze van
Clec'ff. Dr. I). Burger, oud rector van het Gym
nasium te Amersfoort, schreef een voorrede bij
deze vertaling.
Op Vrijdag 10 April zal door de firma Brill te
Luiden eene interessante verkooping worden
gohonden van archaeologische en ethnographische
voorwerpen, liubalve allerlei Chineesche en
Japansche curiositeiten, wapens, kostbaarheden, ko
men er ook ecu aantal Indische afgodsbeelden in
voor, van tufsteen, naar welke allicht bij de
beperkte middelen waarover onze musea te be
schikken hebben een particulier voor zijn tro
pische serre een bod zal kunnen wagen. De firma
beeft het de moeite waard geacht, een ge
llustrecrden catalogus te doen vervaardigen, die op
franco aanvraag ;i /' 0,50 te verkrijgen is.
Oi;i)-AMSTEUDAMS(.'l!K
VERSCHKIDEXI1F.DEX
door Mr. X. UK ROEVKR.
Mijden.
III.
liet verbod om in koetsen te rijden langs
's Heeren stiaten, telkens hernieuwd, bad aan
leiding tot eene, naar ik meen, echt Hollaudsche
uitvinding gegeven. De karossen en koetsen, die
daarmede plotseling buiten dienst werden gesteld,
waieu er nog altijd te goed voor om voor
afbiaak gesloopt te worden. K-u vernuftig sleper
was het voorz-ker, die voor het eerst op het
denkbeeld kwam, om de koets van het gewielde
onderstel af te nemen en te zetten op eeu slede.
Daarmede schonk bij bet aanzijn aan de door
voorzichtige lieden zoozeer geroemde en aan alle
bedaarde Hollanders van voorheen zoo welgeval
lige koets- of toeslede, die aanvankelijk eren een
voudig van maaksel was als de koets zelve. Wij
zien op ou.Ie Amsterdamschc prenten die slede
reeds vroeger afgebeeld, dan op den gevelsteen
met het jaartal liiOl, die bet onderschrift draagt
de Frai se sletper" en afgebeeld is in het zoo
lezenswaardige werk de Uitbangteekeus''van de
heeren Van Lennep en Ter Gouw.
De Amsterdammers brengen nog altijd hulde
aan de vindingrijkheid van dezen voerman, als zij
iedfren rijtuigverhuurder een >sleper" noemen.
Zoo burgerde zich langzamerhand het glijdende
voertuig, (lat ontegenzeggelijk groote
geriefelijkhedeu bad, in de plaats van het rijdende bij de
eerzame burgerij in; ook voor een riet gering
' deel omdat bet zooveel goedkooper was om het
l te buren dan da karos.
j Dit scheen echter vau lieverlede te zullen ver
anderen, toen met de rijtuigen ook deslelenhoe
1 langer hoe fraaier uitgi-monsterd werden en met
genen in pracht en praal begonnen te wedijveren.
Kee<is in KiTL waren er sleden, die van buiten
purper geveii'd en rijk verguld waren en van
biui.en met kostbare gekleurde, .soms roode stoffen
waren bekleed. Dit trok <!e aandacht van het
vaderlijk stadsbestuur en bet verbood, juist iu
datzelfde jr.ar, bet gebruik van alle gesneden, ver
gulde, verziherde, met bloe.» en of beeldwerk
geschilclorueen versierde koets&leden op eei e boete
van 50 gld,, terwijl het een tarief vaststelde voor
het loon van een ;vrachtje'', nl. 10 stuivers voor
hoogstens drie en II voor vier personen. l)e
huurrijtiiigen, die bij deielfde slepers te krijgen
waren, kostten in huur volgens hetzelfde
vrachttarief natuurlijk meer.
De aanzienlijken konden het echter buiten de
zooveel deftiger rijtuigen niet stellen. De karossen
van dien tijd toonden veel overeenkomst met som
mige oudenvetsche in riemen hanger de gala
rijtuigen, uiaar zij waren langer en lager en had
den lederen bovenwanden, waarvan de rug vaak
met het familiewapen des eigenaars gansch niet
bescheidclijk was beschilder;!. In de kap ter
wederzijden van bet portier waren soms raurnpjes
aangebracht. Het portier was van boven open,
doch kon met gordijntjes afgesloten worden, ter
wijl een ledereu klep, waarmede het nog beter
kou dicht gemaakt worden, over het portier af
hing. De zoldering was soms plat, soms gewelfd
en de wanden niet altijd loodrecht maar schuin
staande of naar boven breeder.uitgebogen. De