De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 29 maart pagina 4

29 maart 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 718 I: in mijn volgend artikel de opvoering van eeae nieuwe Nederlandsche Opera kan bespreken en wel de »Albrtcht Beylingh" van H. F. K. Brandts Buys. , VAN MILLKJEN. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. De heer Tessaro (flrma Buffa & Zoon) heeft op het oogenblik een buitengemeen mooi schilderjj van Bosboom, zóó als eigenlyk de schilderijen van dezen grooten artiest maar zelden zijn, een schilderij dat op de hoogte staat van Bosboom's vele zoo grootsche aquarellen, en een jaar of twaalf geleden, denk ik, gemaakt. Het is een blank visioen van het koor in een ruime protestantsche kerk, fijn grijs met een enkele noot warmrood van een figuurtje, in breede foreche vegen geschilderd, zeer vol in de verf en toch zoo uit de verf van werking, verwonderlijk grandioos, en door en door Hollandsch: er is iets in van den geest der allerbeste oud-Hollandsche kunst. Het is te hopen dat dit zeldzame stuk voor een Nederlandsen Museum zal worden aangekocht. Uit zulke schilderijen, de uitgelezen meesterstuk ken van onze beste artiesten, moesten onze musea immers zijn saamgesteld. Voor werken als dit is het een trotsch genot een vreemdeling te kunnen brengen. Om zijn kunst wordt Nederland de gansche wereld door het overvloedigst geëerd. Maar eert men dan die kunst in. Holland zelf wel zooals het betaamt? Een oud en belangrijk schilderij dat men op het oogenblik bij den heer Tessaro vindt staan, is het stuk van Israëls, dat op de expositie van het Burgerziekenhu's in Arti was. De men zou zeggen gelukkige trekker daarvan, een bekend Amaterdamsch Maecenas, schynt met het bezit van dezen Israëls niet zoo gelukkig als vele an deren dat zouden zijn. Het zal zeker wel onnoodig wezen, het idee ligt te zeer voor de hand den bevoorrechten eigenaar in overweging te ge ven dit kostelijke doek aan de Vereeniging voor moderne kunst in bruikleen af te staan. Eenige ijverige Vlamingen zijn een tijd geleden op het idee gekomen in Meulebeke een standbeeld op te richten voor Carel van Mander, den OudHollandschen Kunst-historieschrijver die daar ge boren werd. Het geld wat voor dit doel inkwam is nog niet veel, en men roept nu weer steun in om de zaak tot een goed einde te kunnen brengen. Dat de sympathie voor dit idee niet zoo groot is, verwondert ons weinig. Van Mandcr is inder daad voor wie de oude kunstgeschiedenis bestu deert een niet onaardig figuur. Al staat hij te boek voor een zeer middelmatig schilder, al was hij een Vlaam van nogal verbasterden smaak, en een komiek rederijker, hij heeft dingen te boek gesteld, die men soms darkhaar kan zijn dat niet verloren zijn gegaan. Maar is dat reden om voor iemand een standbeeld op te richten 'i Het zou waarlijk niet moeielijk zijn een honderdtal Vlaamsche en Ilollandsche schilders, schrijvers, historici, staatslieden, veldheeren, vlootvoogden, en geleer den op te noemen die geen standbeeld kregen, en daar dan nog meer aanspraak op zouden heb ben dan de ietwat onnoozele Hollandsche Vasari. Voor Beiersche Staatsaankoopen op de M nchener Jahres-Ausstellung is dit jaar een bedrag van 80.000 Mark bestemd. Voor onkosten van inrichting heeft de Rpgeering daar 20.000 Mark beschikbaar gesteld. Milnchen zet er blijkbaar alles op, zijn goeden naam als kunststad eer aan te doen. De Gesellschaft j'ür mcdernes Leben te M nchen is met den sedert 1888 naar Rome uitge weken, bewonderenswaardigen etser Max Klinger, den zeldzamen Duitschen fantast, in onderhande ling over een Gesammtausslellunij van zijn te weinig bekend werk, eene tentoonstelling die zeker buitengewoon de aandacht zou trekken. Met deze expositie wenscht dan binnenkort het Miinchener gezelschap zijn freier Kunstsalon te openen. Zij zou bestaan uit ongeveer vierhonderd etsen en vier groote schilderijen, want Klinger, de geboren etser, de aartsbewerker van de plaat, de groote virtuoos op het koper, poseert zich, moet men weten, eigenlijk voornamelijk als schilder, evenals de eenige Fransche graveur Gaillard, en de on geëvenaarde improvisator Gustave Doréook schil ders wilden zijn, en de rijkbegaafde album-teeke naar Caldecott beeldhouwer verlangde te wezen. De heerlijke schilderijen van Memlinc die in het Sint Jans Gasthuis te Brugge bewaard worden en die zoo volmaakt geconserveerd schenen, heb ben in de laatsten tijd barstjes en blazen ver toond, waardoor helaas eene herstelling van deze gothieke wonderwerken noodig is geworden. Het Sint Jans Gasthuis is nu voor het publiek ge sloten. De uit de collectie-Burty verkochte teekeningen van Victor Hugo brachten van 200 tot 400 francs op. Van Hugo's buitengewone teekeningen kwa men er nog maar zelden onder den hamer. De groote doeken van Vereschtschagin die de laatste twee jaar met een accompagnement van vervaarlijk Amerikaansch rec)ame-lawaai de Nieu we Wereld doorreisd hebben, en waarvan het heette dat zij tot geen prijs te koop waren, zul len nu te New York gezamelijk worden geveild. Dat zal dus het einde zijn van de roemrijke tochten dezer galerij van spektakelstukken. De Parijsche Artistes indépendants hebben in het Pavillon de la Ville hunne zevende tentoon stelling geopend. Er zijn een duizendtal num mers ingezonden. Maar men weet hoe het met deze tentoonstellingen is. Onder de vlag der zoo gezegde independenten gaan hier gaarne een groot aantal allervreeselijkste knoeiers mee, die nergens anders een vrijkaart hebben, zoodat zeker negen tiende der stukken het aankijken niet waard is. Maar de inrichters dezer tentoonstellingen schijnen te vinden dat dit niet schaadt, zij blij ven hun deuren voor een ieder open stellen, en de werkelijke artisten die wat willen, houden zich in dit gezelschap toch apart. Artistiek be langrijk zijn deze tentoonstellingen dus alleen door wat de neo-impressionisten er laten zien. Seurat en Signac zijn hier de meesters. In hun gevolg gaan de Brusselaars van Rijsselberghe en Arna Bock, beiden van de Vingt, de Zwitser Anquetin en de Deen Villumsens. De ToulouseLautrec gaat niet met hen mede in het alles zetten op uitdrukking van sterk licht. Lucien Pissaro, de zoon. van Camille, heeft er van zijn naïve houtsneden, eenigszins Engelsch van karakter. De moderne kunstbeweging van dezen tijd in Duitschland heeft ook haar penvoerders. Een zeer soliede schrijver over moderne kunst is b. v. de criticus die sedert kort onder den nam de plume Hermann Helferich bekend is geworden. Maar zij heeft ook hare frazeurs. Robert Mielke, de auteur van een pas verschenen geschrift over Die Revolution in der Bildenden Kunst" is een van hen. Als een staaltje van zijn moois kan dit gelden: Onze tijd van gisting ei wor steling is niet de eindpaal van een voorbijge gaan tijdperk, ook niet de episodenhafte opborreling van het bewustzijn van dezen tijd in den cirkelgang van de afwisseling, maar eerder is zij de wieg van een aanstaand morgenrood in de geschiedenis der menschheid." Ook een fraaie uitspraak is de volgende: De schoonheid is het offer dat de duistere Orkus schijnt te verslinden, maar uit het wegzinkende verheft zich het nieuwe, nieuw leven bloeit op uit de ruïnen, en ook een nieuwe schoonheid zal uit het gistende heden ontstaan, welker wet wij thans voorgevoelen, maar voor wier beoordeeling ons het verleden met zijn schoonheidsidealen den weg moet wijzen." Deze koene voorvechter van de leuze om Freilicht in de schilderkunst, schijnt zich in eigen schrijfwijze nog maar bij het zeer duistere te houden. V. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Omtrent de nieuwe groote vondst te Th be ver meldt de Reichsanz. volgens een brief van den ontdekker, den directeur van het museum te Kaïro Grébaut, het volgende: Een definitief oordeel omtrent de waarde van de vondst kan rnen op dit oogenblik nog niet uitspreken, daartoe moet eerst de opening der sarkophagen afgewacht worden. In elk geval betreft het al weer een verborgen schuilplaats, op dezelfde wijze als met die der koningsmummies het geval was. Dezelfde hoogepriestcrs van Ammon, die de ko ningsmummies in den berg van Deir el-üahari ver borgen hadden, hebben in andere groeven van het dal ook de mummies van hunne priesterlijke voorgangers verstopt. Men heeft ongeveer 180 pries ters en priesteressen van Ammon gevonden, be halve dezewog eenige priesters van andere god heden, zooals b.v. van de heilige koningin Ah-hotep, van den god Mout en (wat in The.be vreemd genoeg is) ook van den god Set. De afbeeldingen op de sarkophagen geven veel nieuws en onver wachts voor de godsdienstgeschiedenis. Zoo is b.v. een sarkophaag van dj 21ste dynastie de gml Anhor-Schoe, die den hemel draagt, als de (dwerg achtige) god Bes afgebeeld. Zul,e nieuwe af beddingen komen erin groote menigte voor. De meeste mummies zijn ieder in drie prachtige sarkophagen bijgezet. De schuil plaats is waarschijnlijk in der haast aangelegd; vaak toch behooren deksel en onderdeel oorspron kelijk tot twee verschillende sarkophagen. Op de buitenste kist is de naam dikwijls opengelaten: het zijn dan vermoedelijk nieuwe doodkisten, die men in de haast uit een magazijn genomen heeft. Men borg de oude binncnsarcophagen en de mummies daarin, maar had niet den tijd, om den naam van den doode op de nieuwe sarkophaag te plaatsen. In andere gevallen is oen oude naam op een buitensarkophaag overgesehildcrd en door een nieuwen vervangen geworden. Alles wijst er op, dat de schuilplaats in de grootste haast is aangelegd.Evenals bij dekoningsmummies is ook bij dezen het verguldsel van het gezicht en de handen, waar het er op geweest is, afgekrabt men ziet, dat ook deze mummies door de ou de grafdieven zijn opgezocht. 77 papyrusrollen, ten deele van een verbazenden omvang, werden in de gewone houten kisten in de gedaante van Osiris-beelden gevonden, voor de vaststelling van den text van het doodenboek een grooto aanwinst. Ook bij de mummies zelf zullen nog vele papy rusrollen gevonden worden. Vooral belangrijk zal de vondst zijn voor de genealogie van de priesterfamilies. Behalve talrijke namen van de 21ste dynastie (een Pinozemus, een Masabarta, zoon van Pinozemus enz.) zijn er ook eenige van de 20ste en zelfs van de 19Je dy nastie. De mummies, die in latere buitensarkophagen zonder naam zijn bijgezet, behooren wellicht tot nog ouderen tijd. Intusscben is het het beste, omtrent al deze vragen eerst het openen van de sarkophagen af te wachten, aan verrassingen zal het dan niet ontbreken." Zooals men ziet, vormt dus de nieuwe vondst als 't ware de tweede helft van de beroemde schuilplaats van de koningsmummics", die in 1881 ontdekt werd. Beide schuilplaatsen zijn door de priestcrkoningen van de '21ste dynastie aan gelegd, die ongeveer van 1150?95(1 v. Clir. in Thebe regeerden. Hunne verzwakte macht was niet meer in sfaaêdo uitgestrekte kerkhoven van de oude hoofdstad tegen de rooverbenden te beschermen, die zich tot uitplnndering er van hadden gevormd, wat overigens ook reeds, zooals wij uit bewaard gebleven proces-acten weten, aan hunne voorgangers, de koningen van de twintigste dynastie, moeielijk genoeg gevallen was. Zij konden daarom niet anders doen, dan de mummies van hunne konink lijke en priesterlijke voorgangers, die in enkele graven nog behouden zijn, daaruit nomen, de oude sarkophagen, zoo goed als het ging her stellen en ze in twee diepe groeven aan beide zijden van den tempel van Deir-el-bahari voor de roovers verborgen. Waarom dit werk in zoo groote haast moest worden afgemaakt, zooals dit in beide vondsten te zien is, weten wij niet. Het Journal offlciel du Caire bevat een nauw keurig verslag vau den heer Grcbaut omtrent de omstandigheden, waaronder de vondst plaats had. Ten oosten van den tempel van koningin Hatasou," schrijft hij, te Deir-el-bahari, in eene kleine ruimte, die onaangeroerd gebleven was, te midden der gronden, welke Mariette-Pacha had doorzocht, en vlak naast de plaats, waar de sar kophaag van eene koningin ontdekt was, werd op 31 Januari eene opgraving beproefd, en weldra ontdekte men een put, ongeveer 15 meter diep, en op den bodem van den put eene deur, waar voor groote steenen opgestapeld waren. De steenen werden weggeruimd en de deur geopend; zij gaf toegang tot een onderaardsche gang. Na eene lengte van 75 meter vond men een trap van 23 meter en bereikte daardoor eene lagere verdieping, waarin de gang nog 12 meter verder voortliep. De beide verdiepingen volgen de richting van noord naar zuid; aan het einde zijn twee graf kamers uitgehouwen, waarvan de eene vier, de andere twee meter breed is. Boven aan de trap is de deur van een tweede gang van 54 meter, van het oosten naar het westen loopende; de gehoele ruimte, welke de onderaardscbe ka mers innemen, is 153 meters. Zij zijn gevuld met kisten met mummies, welke dikwijls op el kaar gestapeld waren en bevatten een verbazenden overvloed van allerlei voorwerpen, papyrusrolleu, doozen, manden, beeldjes, offeranden, bloemen, kostbaarheden enz. De buiïenste sarkophagen zijn zoo rijk versierd, als men er nog nooit to voor schijn had gebracht; onmiddellijk is een voorloopige inventaris opgesteld en met het onderzoek en de nauwkeurige beschrijving wordt voortgcmaakt.'' Monument voor Meissonier. Uit Parijs wordt bericht: de beeldhouwer Merciéheeft de commissie voor het gedenkteeken voor Meissonier twee ont werpen voorgelegd. In het een daarvan zit de meester zoo, als hij zich in zijn eigen portret heeft voorgesteld. Aan den voet van het gedenk teeken staat aan de eene zijde een Fransch soldaat, aan de andere eene zinnebeeldige figuur, de kunst. In het tweede ontwerp wordt de schilder door soldaten op de schouders gedragen en houdt pen seel en palet in de hand. Achter hem wappert eene vlag. Merciéverdedigde met vuur het laatste ontwerp in de commissie TOONEEL EN MUZIEK. Kroll's Theater, de zomer-opera der Berüjners, zal als nouveautés monteeren, de Médea van Cherubini, met Lilli Lehmann in de hoofdrol, Lakiix', (in het Fransch) met Marcella Sembrich, Santa Cltiara, van den hertog van Coburg; J'^-nneralda van den Engelschraan Thomas ; en als reprises Dar Wa/mertrüfjer van Cherubini, Der Jiütz van Halévy, Indrii, va i Flotow en Die llatdenscliticlit van Franz von Ilolstein, met Lola Beeth, Mevr. Moran-Oldcn, Eniil (iiitze, Anton Erl, Heinrich B tel^ en andere gasten. LETTEREN EN WETENSCHAP. De verkoop nut Zolaïs bocke». Acht dagen ge leden hebben GGüOO exemplaren van l'Argent den winkel van den uilgever Charpontier verlaten, die reeds sedert verscheiden weken besteld waren door de boekhandelaars te Parijs, in de provinciën en in liet buitenland. Dat is zeker een mooi resultaat waarover Zola hof recht heeft, voldaan te zijn ; en het is aardig daarom het aantal edities na te gaan van elk der (ieelen van de serie van Rouyon-Macquart. Jjit J''ortune des Rouyon, het eerste werk heelt het niet verder gebracht dan 22.,100 exemplaren; la Ciiri-e kwam tot .'i.'i.OOO ; daarna Ie Ventre de Paris, 30.000; la Couqitéte de 1'lassuns, 22.UX); la l'unie ile l'abbéJfouret, 44.000 ; Son Excellence Jilugène llouijon 21.000; vervolgens fAssommoir met zijn ontzettende oplage van 117.000 exemplaren. Una PK r/e d'Amour kwam tot 70000, en N una, het culminatie-punt, tot 155 uitgaveii: 155000 exemplaren! Daarna Polboitille 75000, la Joic de Vu-re 4100!), G-erininal 83000, l'üeiifrt 50000, la Tem 91000; Ie Rcce 77000 en eindelijk la Bi'le llumaine 83000 exemplaren. Zoodat wij, zonder l'Arycnt mee te rekenen, tot een totaal van n millioen vijf- en zeventigduizend doelen komen. rAxsomiiwir is het eerste boek van de serie, dat meer dan honderd odities beeft gehad. liet werk, dat met 30000 exemplaren was uitgegeven, was na n weck uitverkocht tot aan den zestigsten druk, en kwam zachtjes en geregeld tot aan den honderdsten, dien het nog overschreed. En dat was te danken aan den heftigen strijd, dien de roman had verwekt, aan de opschudding die hij had veroorzaakt in de salons en in de koflichuizen. De voorgaande werken trokken toen voordeel van hot succes van rAsaommoir: men wilde ze lezen, en la Cun'e, ia Ftiule de t'a(/li<: Mourct die slechts tot twee of drieduizend warcu gekomen, worden verkocht tot op drie a vier-endertigduizend exemplaren. Waarom proliteerden la ('onqurle de Plassatis, Sou 1'jC.cMencK Kurji'iie. Rouijon niet eveneens van deze terugwerkende nieuwsgierigheid? Men weet het niet. Evenmin kan men zich verklaren dat (ierminal niet verder dan 83000 is gekomen. iSvriiiinid was toch het voorwerp geweest van eene ontzaglijke reclame, eerst op het tijdstip van de zaak Decazeville en later toen er een tooneelstuk van werd gemaakt voor het Chatelct. Men had erover gesproken in de couratcn, en in de kamer, waar de heer Berthelot op de tribune het werk bewonderenswaardig bad genoemd.Maar men bespreekt er de sociale ijiiestie in, en daarvan houdt de burgerman niet. In do volheid van zijn succes heeft Zola slechts eene llauwe herinnering overgehouden van de aar/vallen, die elk zijner romans heelt moeten verduren. Hij is niet haatdragend. Daarentegen gevoelt hij eene oprechte dankbaarheid jegens de schrijvers, die in zijn werk zijn doorgedrongen, en in hunne critieken hebben getoond, dat zij zijne personen en karakters begrepen, zooals hijzelf ze had opgevat. Hij denkt ook niet meer aan de aanvallen die hij heeft moeten ondergaan van dogenen, die eik zijner romans beoordeelden volgens de eerste twee- of driehonderd regels, verschenen in de feuilleton-kolommen van een dagblad, en die daaruit gevolgtrekkingen maakten en den schrijver mishandelden .. .. Hierop zal men antwoorden, dat Zola, wanneer hij zulk een aanvankelijk mis verstand betreurt, oen goed middel heeft om het te laten ophouden; en dat dit middel hieruit bestaat, niet meer de primeur van zyne romans aan de couranten te verkoopen. Maar de meester, die veel geld verdient, geeft het ook zeer gauw uit, en de dertigduizend francs, die elk zijner feuilletons hem opbrengt, vóór de verschijning in den boekhandel, zijn hem altijd zeer welkom. Want Zola, die in zijn jeugd armoedig heeft geleefd, is tegenwoordig alleen op geld gesteld ter wille van de verfraaiingen, die hij daardoor kan aanbrengen aan zijne bezitting te Médan, en van de wonderen die hij kan verzamelen in zijne woniiig in de me de Bruxeües. Dat is het eenige waaraan hij waarde hecht. Eene herinnering aan Tiicodore de Banville. De dichter Théodore de Banville, die onlangs te Parijs gestorven is, deelt de Figaro mede, was er niet toe te bewegen, naar een zetel in de Fransche Academie mee te dingen. Eens beproefde Franrois Coppée, die juist académicien was ge worden, de koppigheid van den dichter te doen buigen. Toen al zijne overredingsmiddelen uitgeput waren, zeide hij ten slotte nu, en wanneer men u eens de benoeming tot académicien kant en klaar op een zilveren presenteerblad bracht ?...." Banville sprong op en riep: Ha, ja dat is wat anders! Dan nam ik zeker hot zilveren presen teerblad !" Woensdag 8 April en drie volgende dagen zul len de IIII. Frederik Muller en Cie., in hun ver kooplokaal Doelenstraat 10, eene belangrijke ver zameling boeken, platen en penningen veilen, na gelaten door Dr. C. Ekama te Haarlem. Merk waardig vooral is de collectie Geschiedenis van Haarlem en atlas van Haarlem," voorts kasteelen, buitenplaatsen, penningen en eene verzameling historieprenten en caricaturen uit den Patriottentijd, pamfletten, liedjes, portretten, een werkelijke schat voor de historicus en den snufl'elaar. In den loop der volgende maand zal te 's Gravenhage bij de firma J. L. Nierstrasz eene vertaliug het licht zien van het te Dresden met een prijs bekroonde werk lm Schatten tien Todcs. De vertaling is van de band van mejutt'r. Suze van Clec'ff. Dr. I). Burger, oud rector van het Gym nasium te Amersfoort, schreef een voorrede bij deze vertaling. Op Vrijdag 10 April zal door de firma Brill te Luiden eene interessante verkooping worden gohonden van archaeologische en ethnographische voorwerpen, liubalve allerlei Chineesche en Japansche curiositeiten, wapens, kostbaarheden, ko men er ook ecu aantal Indische afgodsbeelden in voor, van tufsteen, naar welke allicht bij de beperkte middelen waarover onze musea te be schikken hebben een particulier voor zijn tro pische serre een bod zal kunnen wagen. De firma beeft het de moeite waard geacht, een ge llustrecrden catalogus te doen vervaardigen, die op franco aanvraag ;i /' 0,50 te verkrijgen is. Oi;i)-AMSTEUDAMS(.'l!K VERSCHKIDEXI1F.DEX door Mr. X. UK ROEVKR. Mijden. III. liet verbod om in koetsen te rijden langs 's Heeren stiaten, telkens hernieuwd, bad aan leiding tot eene, naar ik meen, echt Hollaudsche uitvinding gegeven. De karossen en koetsen, die daarmede plotseling buiten dienst werden gesteld, waieu er nog altijd te goed voor om voor afbiaak gesloopt te worden. K-u vernuftig sleper was het voorz-ker, die voor het eerst op het denkbeeld kwam, om de koets van het gewielde onderstel af te nemen en te zetten op eeu slede. Daarmede schonk bij bet aanzijn aan de door voorzichtige lieden zoozeer geroemde en aan alle bedaarde Hollanders van voorheen zoo welgeval lige koets- of toeslede, die aanvankelijk eren een voudig van maaksel was als de koets zelve. Wij zien op ou.Ie Amsterdamschc prenten die slede reeds vroeger afgebeeld, dan op den gevelsteen met het jaartal liiOl, die bet onderschrift draagt de Frai se sletper" en afgebeeld is in het zoo lezenswaardige werk de Uitbangteekeus''van de heeren Van Lennep en Ter Gouw. De Amsterdammers brengen nog altijd hulde aan de vindingrijkheid van dezen voerman, als zij iedfren rijtuigverhuurder een >sleper" noemen. Zoo burgerde zich langzamerhand het glijdende voertuig, (lat ontegenzeggelijk groote geriefelijkhedeu bad, in de plaats van het rijdende bij de eerzame burgerij in; ook voor een riet gering ' deel omdat bet zooveel goedkooper was om het l te buren dan da karos. j Dit scheen echter vau lieverlede te zullen ver anderen, toen met de rijtuigen ook deslelenhoe 1 langer hoe fraaier uitgi-monsterd werden en met genen in pracht en praal begonnen te wedijveren. Kee<is in KiTL waren er sleden, die van buiten purper geveii'd en rijk verguld waren en van biui.en met kostbare gekleurde, .soms roode stoffen waren bekleed. Dit trok <!e aandacht van het vaderlijk stadsbestuur en bet verbood, juist iu datzelfde jr.ar, bet gebruik van alle gesneden, ver gulde, verziherde, met bloe.» en of beeldwerk geschilclorueen versierde koets&leden op eei e boete van 50 gld,, terwijl het een tarief vaststelde voor het loon van een ;vrachtje'', nl. 10 stuivers voor hoogstens drie en II voor vier personen. l)e huurrijtiiigen, die bij deielfde slepers te krijgen waren, kostten in huur volgens hetzelfde vrachttarief natuurlijk meer. De aanzienlijken konden het echter buiten de zooveel deftiger rijtuigen niet stellen. De karossen van dien tijd toonden veel overeenkomst met som mige oudenvetsche in riemen hanger de gala rijtuigen, uiaar zij waren langer en lager en had den lederen bovenwanden, waarvan de rug vaak met het familiewapen des eigenaars gansch niet bescheidclijk was beschilder;!. In de kap ter wederzijden van bet portier waren soms raurnpjes aangebracht. Het portier was van boven open, doch kon met gordijntjes afgesloten worden, ter wijl een ledereu klep, waarmede het nog beter kou dicht gemaakt worden, over het portier af hing. De zoldering was soms plat, soms gewelfd en de wanden niet altijd loodrecht maar schuin staande of naar boven breeder.uitgebogen. De

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl