De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 5 april pagina 2

5 april 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 719 geleden, dat prins Wilhelm niets dan lof Bad voor de krachtige hand, die de banier des rijke, welke aan hoogbejaarde of door ziekte machteloos geworden handen was ontvallen, hoog ophief. Doch het moet worden erkend, dat keizer Wilhelm, nadat hij het zijn plicht had geacht, den rijkskanselier te ontslaan, niets verzuimd heeft om, zoolang hij kon, den man, die zich zoo onsterfelijke verdiensten jegens het vaderland had ver worven, bewijzen te geven van hoogachting en dankbaarheid. Zoo lang hij kon. Want nu vorst Bismarck het gepast en geraden heeft geoordeeld, de rol van frondeur te spelen, kan de keizer niets anders doen dan zwijgen. Zal de heer Von Bismarck voor het ge mis der keizerlijke gunst worden schadeloos gesteld door een mandaat voor den Rijks dag? Dat is nog lang niet zeker. Veel geestdrift voor de candidatuur toonen noch de kiezers van Otterndorf en Geestemünde, noch de voormalige vrienden van den rijks kanselier buiten het district. Voor ons bui tenlanders zou de verschijning van Bismarck als gewoon lid in den Rijksdag, dien hij zoolang uit de hoogte heeft behandeld, eene belangwekkende curiositeit zijn. Dat zij ech ter-aan den goeden en geregelden gang van zaken in Duitschland bevorderlijk zou zijn, zullen zeker weinigen gelooven. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Salon des Variétés: Viola. Grand Théatre; De Poppen fee. L'Obstacle. Une comerswn. In den Salon is voor het voetlicht gebracht Viola, tooneelspel in twee bedrijven van Alfhild Agrell. Hoewel hierin zoowel in taal als in behande ling zeer veel schoons is, is het niet zoo massief mooi als de andere drama's die uit het Xoorden tot ons kwamen en in den Salon vertoond werden omdat Alfhild Agrell zich nog niet geheel vrij heeft kunnen maken van oude trucs en vooral het slot iets gemaakts heeft. Het geheele licht valt op de schildering van ien onmogelijken toes>ta,nd, waarin, wat rechten aangaat,in vele gevallen de gehuwde vrouw verkeert. Als haar man haar verwaarloost, ontrouw is, min acht, haar bespottelijk maakt voor de dienst boden, kan de vrouw niet anders doen dan lijden en berusten, want had zij den moed om weg te loopen dan zou zij, de partij, die haar plicht ge trouw bleef, niet alleen haar tehuis en haar goe den naam verliezen, maar zelfs het kind zou aan den vader toegewezen worden, zij zou ook hare moederrechten verbeuren. In zulke omstandigheden verkeert Viola, en., omdat zij de gevolgen kent van haar vertrek, blijft zjj, terwijl zij bij haar kind troost zoekt. Viola's toestand wordt nog verzwaard door de aanwezigheid van haar schoonmoeder, die mede werkt om haar hoe langer hoe meer op den ach tergrond te dringen. Te begrijpen is het dat Viola met smachtend verlangen in de toekomst naar redding ziet. Die daagt op. Haar man heeft voor zijn losse leven geld ge nomen uit de kas der bank, waarvan hij directeur is. Dit is bemerkt, maar zijn mede-directeur wil hem sparen, wanneer hij binnen 24 uren de som terugbetaalt. Oskar ziet daar echter geen kans op. Zijn moeder is niet gefortuneerd genoeg om hem te helpen. De schande dreigt. Daar vertelt oom Milde een ouden vriend van Terkoelde deze al spoedig. Hoe meer hij echter gevoelde, dat het mislukte en onmogelijke van dtt huwelijk hem het gevreesde noodloot te gemoet voerde, des te meer verloor hij zijn zelfbeheersching, zoodat de vrees bij zijne vrouw weldra in afschuw veranderde. De korte echtverbintenis eindigde met de heimelijke vlucht van het natuurkind in gezelschap van een valschen vriend. De ontzettende schok, welken deze gebeurtenis in het gemoedsleven van den reeds inwendig zieke teweegbracht, openbaarde zich nog niet terstond, alleen werd door de omgeving mede gedeeld, dat de dokter zich ijverig bezig hield met de studie der hartkwalen en dikwijls zich de woorden had laten oiitvallen : »ze hebben geen van allen een hart!" Geheel onvoorziens kwam de katastrophe. Bij het bezoeken van een ziek kind liet hij de familie zich uit de kamer verwijderen, om, zooals hij verklaarde, ongestoord een nauwkeu rig onderzoek te kunnen instellen. De bloedver wanten, vtien het onrustige voorkomen van den dokter reeds in het oog gevallen was, luisterden mtt angstig hart aan de deur. Plotseling hoort men het kind verschrikt om de ouders roepen. De vader, een sterke man, trapt de gesloten deur met een krachtigen schop open en staat op het eerste oogenblik verbijsterd bij het zien van den krankzinnigen dokter, die met akelige gebaren en rollende oogen het schreiende kind aangegrepen heeft en roept: »Ik moet onderzoeken, of de mensen een hart heefi!" In dezen treurigen toestand blijft den vader niets anders over dau den razende neer te vellen. Sedert dien tijd is de dokter hier. Zijne aan vallen deden zich tot nu toe regelmatig voor, en wij koesteren de vaste hoop, dat door het overwinnen dor vreeselijke gemoedsschokken volledige genezing zal volgen. In zijne aanvallen ?»an razernij moet de zieke zeker met eenige voorzichtigheid worden behandeld ; mocht ge ge durende het schaken een groote verandering in zjjn voorkomen opmerken, dau verzoek ik u, terstond den oppasser tot mij te zenden; maar in het geval, dat gij nog niet durft wagen, zóó lang met den opgewonden dokter onder vier eogen te blijven, wees dan zoo goed den oppaszyn vrouw, den vertrouwde des huizes, dat Viola in het bezit is van een klein kapitaaltje, .juist groot genoeg om hem te redden; het zyn eigenlyk spaarpenningen, die hij Viola gaf om ze te besteden ten behoeve van haar en haar kind. Dat geld kan Oskar redden. Maar dan gebeurt het ongehoorde dat Viola weigert. Als zij de reden van zijn verzoek gehoord heeft, weigert zij in een wilden triomf, omdat zij nu een gelegenheid ziet haar boeien te verbreken. In woest hartstochte lijke woorden barst zij in verwijten los over alles wat haar man haar met behulp zijner schoonmoe der heeft doen hjden. Over de minachting, de achterafzetting, de verwaarloozing, het bedrog, waaraan zij bloot stond, zij smijt haar man de opsomming harer grieven in het gezicht en dan zegt zij hem ook waarom zij weigert. Als hij veroordeeld wordt wegens misbruik van vertrouwen en verduistering zal zij vrij zijn, en zij wil dus haar geld niet afgeven om zelf haar ongeluk te doen voortduren. Terwijl Oskar en zijn moeder nog alles in het werk stellen om haar tot andere gedachten te brengen, wordt Viola geroepen omdat haar kind ziek is. De kleine Alf sterft aan eer. aanval van keelziekte. En dan komt het slot, dat mij niet bevallen kan. Viola wikkelt het lijkje in een mantel en wil het huis verlaten. Nu het kind overleden is, bindt haar niets meer, en op voorstel van de schoon moeder koopt zij haar vrijheid om heen te gaan voor het geld, dat Oskar noodig heeft. Wel komt haar man dan tot inkeer, en smeekt hij Viola te blijven, maar zij antwoordt terwijl zij heensnelt: Te laat!" en Oskar, die de hardheid en ruwheid zijner moeder heeft leeren kennen voegt deze, als zij hem wijst op zijn redding, diezeltüe woorden toe. Ik vind hier iets gemaakts, iets overbodigs in. Mij dunkt die afkoop had ook hij het leven van het kind kunnen gesloten worden, en de moeder had met haar zoon, die voor 0*kar toch niets was, heen kunnen gaan. De toestand is hier m. i. onnoodig verzwaard door het zeer toevallige ster ven van bet kind. Een oude truc is ook dat Oskar een brief of een portret uit zijn zak laat vallen, waardoor Viola bevestigd wordt in haar vermoeden van zijn ontrouw. En hoe mooi overigens de oude oom Milde geteekend is, dat verhaal hoe hij vroeger verliefd was op de moeder van Viola en daarom 't jonge vrouwtje zoekt te beschermen en te steunen, maakte m. i. een povere impressie. Uitmuntend is daarentegen de eerste scène tusschen Oskar en Viola, nuchter als de werkelijk heid en ook mooi vind ik de ontwikkeling van het karakter van mevr. Hjerne, die haar zoon ten laatste den raad geeft de boeken der bank te verbranden om zijn misstap te bedekken. Een aardige figuur is Niels, de boersche speelkameraad van Viola, haar trouw als een dog, en op zijn eenvoudige, wat verliefde manier haar vereerend. Wat de vertooning aangaat kon alleen do heer Poolman (oom Milde) mij geheel voldoen. Mevr. Rössing, die in de titelrol optrad, kwam mij wat eentonig in haar spel voor. Evenals in Spoken stond zij teikens rugwaarts tegen de tafel aangeleund, steunende op een hand, de anuere tot vuist gebald, of afhangende. Eerst bij de los barsting als zij haar man haar verwijten in het gezicht slingert, dood zich haar talent weder kennen. De heer Srnith vatte de rol van Nielx weer volgens zijn gewoonte wat zwaarmoedig op. Ik geloof niet. dat die boerenjongen zoo als een ge knakte bieze door het leven gaat. Dinsdag a. s. worden de vertooningen van Viola afgewisseld door de benefice-voorstelling van den heer Poolman, die optreden zal als de raadsheer Braak in lledda Gabbler. Ik geloof dat menigeen met mij zeer nieuwsgierig naar zijn creatie zal zijn. ser naar binnen te zenden, en mij zelf bericbt te komen geven. Overigens koelbloedigheid en vastberadenheid. Deze beide dingen wi derstaat zelfs de razende krankzinnige bijna nooit. Zoo mogelijk bezoek ik u in de kamer van den dokter !" 's Namiddags ontmoette ik dan in begeleiding van vele zieke heeren in het park dokter Werner en aan zijn arm zijn zieken collega. Dokter Mikisch was een slank, voornaam uit/.iend heer van innemende manieren. Het wederzijdache voor stellen volgde en aan het slot van een kort, be leefd gesprek noodigde bij mij op de vriendelijkste manier uit, met hem een partijtje schaak te spelen. Ik bepaalde Int uur op (i tot 7 uur 's avonds, en wil gaarne toestemmen, dat ik om (i uur de afdeeling der onrustige zieken met eenig hartkloppen binnentrad. Tot nu toe had ik deze slechts in het voorbijgaan bezocht, van heden af werd ze in mijn werkkring opgenomen. Juist wilde dokter Meijer de at'Jeeling verlaten ; hij drukte mij hartelijk de hand. »Een beetje zenuwachtig ? Zeer natuurlijk, het ging mij in het eerst niet beter. Helder oog, ruim hart! en dan frisch er op los ! Komt ge hedenavond na 10 uur op mijn kamer een glaasje brouwsel uit mijn laud drinken ? Adieu!" Een oppasser leidde me naar het \voonvertrek van dokter Mikisch. Men kon aan de inrichting daarvan zien, dat de bewoner van een eenvou dige, maar smaakvolle omgeving hield. Behalve het bed, waarvoor een tafel, met een kleed over dekt, en drie stoelen stonden, bevond zich voor het natuurlijk getraliede venster een kleine schrijf tafel, daarnaast aan den wand een boekenrek met uitgekozen lectuur. Aan de zijwanden viel het oog op eenige goede staalgravures. De dokter scheen de bedaardheid zelf, hij rookte eeue lange pijp, begroette mij vriendelijk. bood mij een sigaar aan en nu begon het schaak spel. Tot nu toe was alles schijnbaar zooals bij een gewoon bezoek bij keunisseii toegegaan. Eenige routine in het beschouwen van een krankzinnige had ik mij echter reeds eigen gemaakt, en zoo ontging het me in den loop van het spel niet, welk een geweldige inspanning het den zieke steeiïs meer kostte, zijne gedachten op liet schaak bord te conceutreeren, hoe hij zijne blikken tel kens vlammetd op mij richtte, zonder mijn strakDe uitvoering van de balletscène Die Puppenfee is voor het Oostenrijksche operetten- en bal letgezelschap in het Grand Théatre een groot succes. De eerste maal dat ik haar bijwoonde, werden de directeur Julius Laska en de ballet meester Gundlach op het tooneel geroepen. Dit Tanzdivertissement" is dan ook zoo fraai gemonteerd en wordt zoo uitnemend uitgevoerd, dat ik meen te mogen beweren dat wig in langen tijd, misschien wel sints de vertooning van De droom van den klokkenluider, zoo iets niet hier ter stede gezien hebben. Voorgesteld wordt een speelgoedwinkel waar eenige personen, waaronder een Engelsche familie, een keus wenschen te doen uit de poppen. Ver scheidene worden er voorgebracht, en vertoonen na opgewonden te zijn, hun kunsten. Zoo voert een pop in Japansch costuum een Mikadodans uit, wordt een bébévertoond, die papa" en mama" kan zeg gen, danst een Steyerin een boerendans, en sprin gen een schoorsteenveger, een hansworst, een mu sicus en een portier te zamen een hopsasa. De Engelscho familie is echter zeer kieskeurig en eerst als de eigenaar van den winkel De Poppenfee laat zien, ontsnapt aan Mylord een gebaar het is een pantomime van bewondering. Die pop wil hij hebban, zoo meen ik, dat ik hem zag beweren, en eerst als hem haar bezit is toegezegd, wil hij vertrekken. Als dan de winkel en het magazijn gesloten zijn, als de bedienden ter ruste zijn gegaan en alom duisternis heerscht, roept de poppenfee, die de scheiding tegemoet ziet, alle hare onderdanen op om voor het laatst samen feest te vieren. Eensklaps komen van alle kanten de poppen opdagen, babies in 't blauw, bébés iu 't rose, Japansche en Chineesche figuren, dandies in roodsatijnen rokken, boerinnen en haasjes met trommels, meer dan veertig figuren bewegen zich in allerlei wendingen over het tooneel, dat op een wenk der fee plotseling schitterend verlicht wordt. Slingers lampions hangen in den winkel en deze worden electrisch verlicht. Door afwisselend dit hooge licht en het voetlicht te gebruiken krijgt mer, op de bontkleurige costumes de verrassendste effec ten, te meer daar intusschen uit het soultleurshok met kalklicht gekleurde glansen op het geheel worden geworpen. Eenige der voornaamste poppen voeren solodansen uit, de anderen bewegen zich in rijen, in groepen, in kringen, in sterren, in rustelooze men geling er om heen. Op het geluid van voetstappen verdwijnen dan alle poppen. De winkelier komt binnen omdat hij meeiit geraas te hebben gehoord, maar hij ziet niets en slaapdronken gaat hij in het magazijn zitten, waarop al de poppen weder te voorschijn komen en de balletscène eindigt met het vormen van een groote groep om den slapenden koopman. Het is geen langdurige vertooning, maar een die het aanschouwen dubbel waard is. Bij het bijwonen van een tweede vertooning van De arme Jonathan bleek mij ook dat de artisten, die daarin optreden, nu zij op het tooneel van hot Grand Théatre tehuis zijn en gewend aan de zaai en het publiek, over meer kracht kunnen beschikken dan ik hun eerst toeschreef. e dames Kronthal en Koleit zingen zeer ver dienstelijk en ook de heer Oehmig voldoet zeer goed. Den heeren Laska en Wallner is opgedragen voor het komieke gedeelte dor voorstelling te zorgen. Ver arme Jonathan is opgevolgd door Die schone Galuthee. Over de vertooning van VObttacle en Une (''on version door een Fransen toonoclgezelschap in het Grand Théatre kan ik kort zijn, want slechts op enkele oogenblikken steeg deze boven het middel matige. \Vat l'Obxtacle aangaat, werd het beste samenspel gezien in de scène voor het klooster, waar llornus en de Castillon tegenover elkaar staan. De heer Montel, die voor laatstgenoemde ken terugblik te kunnen verdragen, hoe hij dikwijls verschrikt ineenkromp, en schuw naar het venster keez; blijkbaar leed hij tijdelijk aan gehoorsbedrog eindelijk kon hij het niet langer meer uithouden, hij sprong op, zoodat de stukken op het schaakbord dansten, en begon onrustig niet korte schreden zijn vertrek op en neer te loopen, schijnbaar geheel mijn tegenwoor digheid verge'.end. Toen opende hij haastig een openslaand venster, riep een persoon, dien bij zich in zijne afwijkende fantasie voorstelde als daar buiten staand, dreigende woorden toe en declameerde binnen de kamer Wertuer's klacht: l >l)e smarten ouder de menschen zouden minder i worden, wanneer zij zich niet God weet, | waarom zij zoo gemaakt zijn met zooveel in spanning de herinneringen van geleden kwaad terugriepen, nog liever, dan het onverschillige tegenwoordige te dragen". Ik was ondertusschen opgestaan, trad naar hem toe en verzocht met kalmen ernst: .,Laat ons, dokter, nu ons partijtje afmaken. Gij weet, hoe verder lelijk het peinzen in het verledene op u werkt." | Hij zweeg en scheen bij zichzelf te overleggen, l zijn ademhaling ging haastiger, de bleeke i kleur had zich in vuurrood veranderd en aan i het voorhoofd en slapen hingen zweetdruppels. Daarbij liep door de krachtige, weigebouwde l gestalte een zichtbaar huiveren. Gedwee zette hij zich neer, en terwijl ik onder het opzetten der schaakstukken overlegde, of het geen tijd was ora dokter Meyer te waarschuwen, sprak de ; zieke levendig met zijn gewaandcn vervolger i daar buiten. Op eens zeide hij tot mij: Hoe komt ge er toe, dit verschrikkelijk oord der smart te beI zoeken, waar door gewetenloo/.e dokters nog het beetje verstand dat de arme menschen bezitten er uitsredisputcerd word t y Zou het waar ziju, wat clëdirecteur, die schoft, vroeger zeiJe, dat ge een hart badt voor de zieken V Een hart? Dat zou eeue interessante ontdekking zijn, en nauwkeurig onderzoek wel waard!" Mijne pogingen om hem te doen bedaren, hadden niet de minste uitwerking; van minuut tot minuut werd zijne opwiuding grooter; hij wierp stoelen, die hem in den weg stonden, woedend in een boek, zoodat ze kraakten, het schaakbord vloog met de stukken het speelde, had ook reeds in het voorstukje bewezen een goed acteur te zijn. Ongelukkig werkten noch het uiterlijk der artisten, den heer Kameau (Hornus) uitgezonderd, noch het decoratief en de overige monteering, welke beide meer dan pover waren, mede orn een goed geheel te vormen. Zelfs klonk de Fransche taal in den moed van den heer Marsay (Didier) niet schoon. In Une Conversie n zit veel geest. Vertoond wordt een jong vrouwtje, dat op het punt staat voor de verwaarloozing door haar man een tegen wicht te zoeken in de hulde van een vriend. De heer de Briche (P Mortel) overtuigt haar dat dit de verkeerde weg is om het geluk te zooken, maar in zijn nauwe aanraking met het licht, brandt hij zelf de vleugels en hij eindigt met, zooals de kamenier zegt net als de andere", mevrouw Bégine uit te noodigen tot een be zoek aan een schouwburg en een souper door haar bloemen en een brief te zenden. Kégine heeft echter zijn raadgevingen niet te vergeefs aangehoord en de Bric/ie ontvangt een briefje dat hem alle illusiën ontneemt. De scène, waarin die heer het briefje leest, werd uitmuntend door den heer Montel gespeeld. Met den brief steekt hij een cigarette aan, dan geeft hij het portret van den echtgenoot, wiens belangen hij zoo trouw bepleitte, een duw, blaast de kaars, waarmede hij het papier deed ontvlam men, uit, drukt zijn hoed vaster op zijn hoofd en snelt weg. Dat was een oogenblik van actie dat den acteur teekent. Wat echter de vertooning van l'Obsiacle aangaat, in die van het Nederlandsck tooneel was vrij wat meer innigheid en warmte. EK. MUZIEK IN DE HOOFDSTAÏX""* Voor de derde maal werden de bezoekers van de Xed. Opera opgeroepen om Zondag 29 Maart een Ned. dramatisch werk te hooren uitvoeren. Met groote belangstelling zag ik dus deze opvoe ring te gemoet en het verheugde mij bij het bin nentreden een stampvolle zaal te zien, hetgeen voor mij een bewij* was dat het publiek het stre ven in die richting waardeert, en meer en meer aan eeue toekomst voor de Med dramatische kunst gaat geiooven. liet was thans Albreclit Bcyling die bij monde van de heeron Ilenry F. R. frandts Buys en M. A. Caspers gehoor verzocht. De componist werd bij zijn binnentreden (mj dirigeerde zijn werk) met luid applaus begroet, en in den loop van den avond bleek het uit de toe juichingen en een tweetal kransen, namens de beide vereenigingen waarvan hij de leider is, dat men de muziek zeer waardeerde. Ook ik heb met groot genoegen met het muzi kale gedeelte kennis gemaakt en het bleek mij dat deze componist dramatische begraafdheid be zit, hetgeen vooral in de hoofdmomenten in de tweede en derde acte uitkwam. De librettist heeft den componist niet overal de gelegenheid gegeven zijn fantasie vrij te laten werken en de stof lijdt m. i. vooral aan te wei nig intrigue en minder handige uitwerking. Er is te weinig rekening gehouden met de eisenen voor het tooeeel. Vaak loopt het niet, zooals de tooneelterm luidt. Ken kort overzicht van het libretto acht ik noodig om mijne opinie te verduidelijken. De Kabeljauwschen verdedigen onder Albrecht lieyling en Willem van de Coulster de stad Schoonhoven, tegen do lloekschen onder aanvoering van Kloris van de Kyfhouck. De poorters neigen tot vrede en maken het den verdedigers moeielijk. Elsje, het kamermeisje van Anne, de echtgonoote van Beyling, tracht den moed op te wekken. Fioris van de Kyfhouck treedt op en eischt over gave. Xa een weigerend antwoord vertrekken de venster uit, voordat ik het verhinderen kon, en de uitgestooten woorden waren reeds zouder samenhang en werden door een huilend gezang afgebroken. St<eds herhaalden de woorden zich met korte tusscheupoozeu: «Geen hart, geen hart! ha! ha ! Deze heeft een hart!" Geen oppasser verscheen. Ik opende de deur en riep hen luidkeels bij hun naam. Geen antwoord ! Zonder . zich om. de buitenwereld te bekommeren wandelden ee^ige onnoozelen de gang langs, Spoedig ijlde ik dezen af' tot de wachtkamer der beide oppassers, die streng bevel hadden, nooit tegelijk de afdeeling te verlaten, opdat deze dan niet geheel zonder bewaking zou zijn. Maar hier was niemand te zien; hun plicht vergetend hadden beiden zich verwijderd, om wellicht een uurtje babbelena met de vrouwelijke dienstboden van het huis te genieten. Het was onmogelijk, den zieken dokter in dezen toestand van veruielingswoede alleeu te laten; hoe licht kou hij zich bij het inslaan der vensterruiten, of aan de waterkaraf verwonden, de klok wees kwart vóór zeven ik besloot, bet tot 7 uur uit te houden, dan moesten de be wakers bij hunne afdeeling verschijnen tot het venleelen van het avondbrooii. Toen ik de ziekenkamer weder binnentrad, trof ik den dokter, zonderling genoeg, daar niet meer aan. Hij kon haar onmogelijk verlaten hebben. Ik deed eenige schred-n vooruit en bukte, om te onderzoeken of' de zieke zich misschien onder bet bed verborgen had. Plotseling echter ont ving ik een schok, die mij met zulk een kracht in de kamer slingerde, dat mijn hoofd tegen den poot der schrijftafel sloeg. De dokter had zich. blijkbaar achti r de kachel verscholen, die links van den ii.gang der kamer stond, en terwijl ik halt' bedwelmd beproefde, mij op te richten, be merkte ik, hoe hij met groote vlugheid de tafel tegen de kachel schoof, er op klauterde en er iets afhaalde, zonder dat ik hem in mijn toestand kon tegenhouden. Oogeiiblikkelijk echter keerde mijn vastberadenheid terug, toen ik in deu hand van den razende een tafelmes ontdekte, waarvan hij het scherp met den wijsvinger be proefde, terwijl hij tusschen de tanden prevelde : Oe/!e heeft een hart de groote zondaar heeft het gezegd welaan ! onderzoeken we dit eens in den grond'"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl