Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 719
geleden, dat prins Wilhelm niets dan lof
Bad voor de krachtige hand, die de banier
des rijke, welke aan hoogbejaarde of door
ziekte machteloos geworden handen was
ontvallen, hoog ophief. Doch het moet
worden erkend, dat keizer Wilhelm, nadat hij
het zijn plicht had geacht, den rijkskanselier te
ontslaan, niets verzuimd heeft om, zoolang
hij kon, den man, die zich zoo onsterfelijke
verdiensten jegens het vaderland had ver
worven, bewijzen te geven van hoogachting
en dankbaarheid.
Zoo lang hij kon. Want nu vorst Bismarck
het gepast en geraden heeft geoordeeld, de
rol van frondeur te spelen, kan de keizer
niets anders doen dan zwijgen.
Zal de heer Von Bismarck voor het ge
mis der keizerlijke gunst worden schadeloos
gesteld door een mandaat voor den Rijks
dag? Dat is nog lang niet zeker. Veel
geestdrift voor de candidatuur toonen noch
de kiezers van Otterndorf en Geestemünde,
noch de voormalige vrienden van den rijks
kanselier buiten het district. Voor ons bui
tenlanders zou de verschijning van Bismarck
als gewoon lid in den Rijksdag, dien hij
zoolang uit de hoogte heeft behandeld, eene
belangwekkende curiositeit zijn. Dat zij ech
ter-aan den goeden en geregelden gang van
zaken in Duitschland bevorderlijk zou zijn,
zullen zeker weinigen gelooven.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Salon des Variétés: Viola.
Grand Théatre; De Poppen fee.
L'Obstacle. Une comerswn.
In den Salon is voor het voetlicht gebracht
Viola, tooneelspel in twee bedrijven van Alfhild
Agrell.
Hoewel hierin zoowel in taal als in behande
ling zeer veel schoons is, is het niet zoo massief
mooi als de andere drama's die uit het Xoorden
tot ons kwamen en in den Salon vertoond werden
omdat Alfhild Agrell zich nog niet geheel vrij
heeft kunnen maken van oude trucs en vooral het
slot iets gemaakts heeft.
Het geheele licht valt op de schildering van
ien onmogelijken toes>ta,nd, waarin, wat rechten
aangaat,in vele gevallen de gehuwde vrouw verkeert.
Als haar man haar verwaarloost, ontrouw is, min
acht, haar bespottelijk maakt voor de dienst
boden, kan de vrouw niet anders doen dan lijden
en berusten, want had zij den moed om weg te
loopen dan zou zij, de partij, die haar plicht ge
trouw bleef, niet alleen haar tehuis en haar goe
den naam verliezen, maar zelfs het kind zou aan
den vader toegewezen worden, zij zou ook hare
moederrechten verbeuren.
In zulke omstandigheden verkeert Viola, en.,
omdat zij de gevolgen kent van haar vertrek,
blijft zjj, terwijl zij bij haar kind troost zoekt.
Viola's toestand wordt nog verzwaard door de
aanwezigheid van haar schoonmoeder, die mede
werkt om haar hoe langer hoe meer op den ach
tergrond te dringen.
Te begrijpen is het dat Viola met smachtend
verlangen in de toekomst naar redding ziet.
Die daagt op.
Haar man heeft voor zijn losse leven geld ge
nomen uit de kas der bank, waarvan hij directeur
is. Dit is bemerkt, maar zijn mede-directeur wil
hem sparen, wanneer hij binnen 24 uren de som
terugbetaalt. Oskar ziet daar echter geen kans op.
Zijn moeder is niet gefortuneerd genoeg om hem
te helpen. De schande dreigt.
Daar vertelt oom Milde een ouden vriend van
Terkoelde deze al spoedig. Hoe meer hij echter
gevoelde, dat het mislukte en onmogelijke van
dtt huwelijk hem het gevreesde noodloot te
gemoet voerde, des te meer verloor hij zijn
zelfbeheersching, zoodat de vrees bij zijne vrouw
weldra in afschuw veranderde. De korte
echtverbintenis eindigde met de heimelijke vlucht
van het natuurkind in gezelschap van een
valschen vriend.
De ontzettende schok, welken deze gebeurtenis
in het gemoedsleven van den reeds inwendig
zieke teweegbracht, openbaarde zich nog niet
terstond, alleen werd door de omgeving mede
gedeeld, dat de dokter zich ijverig bezig hield
met de studie der hartkwalen en dikwijls zich
de woorden had laten oiitvallen : »ze hebben geen
van allen een hart!" Geheel onvoorziens kwam
de katastrophe.
Bij het bezoeken van een ziek kind liet hij
de familie zich uit de kamer verwijderen, om,
zooals hij verklaarde, ongestoord een nauwkeu
rig onderzoek te kunnen instellen. De bloedver
wanten, vtien het onrustige voorkomen van den
dokter reeds in het oog gevallen was, luisterden mtt
angstig hart aan de deur.
Plotseling hoort men het kind verschrikt om
de ouders roepen. De vader, een sterke man,
trapt de gesloten deur met een krachtigen schop
open en staat op het eerste oogenblik verbijsterd
bij het zien van den krankzinnigen dokter, die
met akelige gebaren en rollende oogen het
schreiende kind aangegrepen heeft en roept:
»Ik moet onderzoeken, of de mensen een hart
heefi!" In dezen treurigen toestand blijft den
vader niets anders over dau den razende neer
te vellen.
Sedert dien tijd is de dokter hier. Zijne aan
vallen deden zich tot nu toe regelmatig voor,
en wij koesteren de vaste hoop, dat door het
overwinnen dor vreeselijke gemoedsschokken
volledige genezing zal volgen. In zijne aanvallen
?»an razernij moet de zieke zeker met eenige
voorzichtigheid worden behandeld ; mocht ge ge
durende het schaken een groote verandering in
zjjn voorkomen opmerken, dau verzoek ik u,
terstond den oppasser tot mij te zenden; maar
in het geval, dat gij nog niet durft wagen, zóó
lang met den opgewonden dokter onder vier
eogen te blijven, wees dan zoo goed den
oppaszyn vrouw, den vertrouwde des huizes, dat Viola
in het bezit is van een klein kapitaaltje, .juist
groot genoeg om hem te redden; het zyn
eigenlyk spaarpenningen, die hij Viola gaf om ze te
besteden ten behoeve van haar en haar kind. Dat
geld kan Oskar redden. Maar dan gebeurt het
ongehoorde dat Viola weigert. Als zij de reden
van zijn verzoek gehoord heeft, weigert zij in een
wilden triomf, omdat zij nu een gelegenheid ziet
haar boeien te verbreken. In woest hartstochte
lijke woorden barst zij in verwijten los over alles
wat haar man haar met behulp zijner schoonmoe
der heeft doen hjden. Over de minachting, de
achterafzetting, de verwaarloozing, het bedrog,
waaraan zij bloot stond, zij smijt haar man de
opsomming harer grieven in het gezicht en dan
zegt zij hem ook waarom zij weigert.
Als hij veroordeeld wordt wegens misbruik van
vertrouwen en verduistering zal zij vrij zijn, en
zij wil dus haar geld niet afgeven om zelf haar
ongeluk te doen voortduren.
Terwijl Oskar en zijn moeder nog alles in het
werk stellen om haar tot andere gedachten te
brengen, wordt Viola geroepen omdat haar kind
ziek is. De kleine Alf sterft aan eer. aanval van
keelziekte. En dan komt het slot, dat mij niet
bevallen kan.
Viola wikkelt het lijkje in een mantel en wil
het huis verlaten. Nu het kind overleden is, bindt
haar niets meer, en op voorstel van de schoon
moeder koopt zij haar vrijheid om heen te gaan
voor het geld, dat Oskar noodig heeft. Wel komt
haar man dan tot inkeer, en smeekt hij Viola te
blijven, maar zij antwoordt terwijl zij heensnelt:
Te laat!" en Oskar, die de hardheid en ruwheid
zijner moeder heeft leeren kennen voegt deze, als
zij hem wijst op zijn redding, diezeltüe woorden toe.
Ik vind hier iets gemaakts, iets overbodigs in.
Mij dunkt die afkoop had ook hij het leven van
het kind kunnen gesloten worden, en de moeder
had met haar zoon, die voor 0*kar toch niets
was, heen kunnen gaan. De toestand is hier m. i.
onnoodig verzwaard door het zeer toevallige ster
ven van bet kind.
Een oude truc is ook dat Oskar een brief of
een portret uit zijn zak laat vallen, waardoor
Viola bevestigd wordt in haar vermoeden van
zijn ontrouw. En hoe mooi overigens de oude oom
Milde geteekend is, dat verhaal hoe hij vroeger
verliefd was op de moeder van Viola en daarom
't jonge vrouwtje zoekt te beschermen en te
steunen, maakte m. i. een povere impressie.
Uitmuntend is daarentegen de eerste scène
tusschen Oskar en Viola, nuchter als de werkelijk
heid en ook mooi vind ik de ontwikkeling van
het karakter van mevr. Hjerne, die haar zoon ten
laatste den raad geeft de boeken der bank te
verbranden om zijn misstap te bedekken.
Een aardige figuur is Niels, de boersche
speelkameraad van Viola, haar trouw als een dog,
en op zijn eenvoudige, wat verliefde manier haar
vereerend.
Wat de vertooning aangaat kon alleen do heer
Poolman (oom Milde) mij geheel voldoen.
Mevr. Rössing, die in de titelrol optrad, kwam
mij wat eentonig in haar spel voor. Evenals in
Spoken stond zij teikens rugwaarts tegen de tafel
aangeleund, steunende op een hand, de anuere
tot vuist gebald, of afhangende. Eerst bij de los
barsting als zij haar man haar verwijten in het
gezicht slingert, dood zich haar talent weder
kennen.
De heer Srnith vatte de rol van Nielx weer
volgens zijn gewoonte wat zwaarmoedig op. Ik
geloof niet. dat die boerenjongen zoo als een ge
knakte bieze door het leven gaat.
Dinsdag a. s. worden de vertooningen van
Viola afgewisseld door de benefice-voorstelling
van den heer Poolman, die optreden zal als de
raadsheer Braak in lledda Gabbler. Ik geloof dat
menigeen met mij zeer nieuwsgierig naar zijn
creatie zal zijn.
ser naar binnen te zenden, en mij zelf bericbt
te komen geven. Overigens koelbloedigheid en
vastberadenheid. Deze beide dingen wi derstaat
zelfs de razende krankzinnige bijna nooit. Zoo
mogelijk bezoek ik u in de kamer van den
dokter !"
's Namiddags ontmoette ik dan in begeleiding
van vele zieke heeren in het park dokter Werner
en aan zijn arm zijn zieken collega. Dokter
Mikisch was een slank, voornaam uit/.iend heer
van innemende manieren. Het wederzijdache voor
stellen volgde en aan het slot van een kort, be
leefd gesprek noodigde bij mij op de vriendelijkste
manier uit, met hem een partijtje schaak te
spelen. Ik bepaalde Int uur op (i tot 7 uur 's
avonds, en wil gaarne toestemmen, dat ik om (i
uur de afdeeling der onrustige zieken met eenig
hartkloppen binnentrad. Tot nu toe had ik deze
slechts in het voorbijgaan bezocht, van heden af
werd ze in mijn werkkring opgenomen. Juist
wilde dokter Meijer de at'Jeeling verlaten ; hij
drukte mij hartelijk de hand.
»Een beetje zenuwachtig ? Zeer natuurlijk, het
ging mij in het eerst niet beter. Helder oog,
ruim hart! en dan frisch er op los ! Komt ge
hedenavond na 10 uur op mijn kamer een glaasje
brouwsel uit mijn laud drinken ? Adieu!"
Een oppasser leidde me naar het \voonvertrek
van dokter Mikisch. Men kon aan de inrichting
daarvan zien, dat de bewoner van een eenvou
dige, maar smaakvolle omgeving hield. Behalve
het bed, waarvoor een tafel, met een kleed over
dekt, en drie stoelen stonden, bevond zich voor
het natuurlijk getraliede venster een kleine schrijf
tafel, daarnaast aan den wand een boekenrek
met uitgekozen lectuur. Aan de zijwanden viel
het oog op eenige goede staalgravures.
De dokter scheen de bedaardheid zelf, hij
rookte eeue lange pijp, begroette mij vriendelijk.
bood mij een sigaar aan en nu begon het schaak
spel.
Tot nu toe was alles schijnbaar zooals bij een
gewoon bezoek bij keunisseii toegegaan. Eenige
routine in het beschouwen van een krankzinnige
had ik mij echter reeds eigen gemaakt, en zoo
ontging het me in den loop van het spel niet,
welk een geweldige inspanning het den zieke
steeiïs meer kostte, zijne gedachten op liet schaak
bord te conceutreeren, hoe hij zijne blikken tel
kens vlammetd op mij richtte, zonder mijn
strakDe uitvoering van de balletscène Die
Puppenfee is voor het Oostenrijksche operetten- en bal
letgezelschap in het Grand Théatre een groot
succes. De eerste maal dat ik haar bijwoonde,
werden de directeur Julius Laska en de ballet
meester Gundlach op het tooneel geroepen.
Dit Tanzdivertissement" is dan ook zoo fraai
gemonteerd en wordt zoo uitnemend uitgevoerd,
dat ik meen te mogen beweren dat wig in langen
tijd, misschien wel sints de vertooning van De
droom van den klokkenluider, zoo iets niet hier
ter stede gezien hebben.
Voorgesteld wordt een speelgoedwinkel waar
eenige personen, waaronder een Engelsche familie,
een keus wenschen te doen uit de poppen. Ver
scheidene worden er voorgebracht, en vertoonen
na opgewonden te zijn, hun kunsten. Zoo voert een
pop in Japansch costuum een Mikadodans uit, wordt
een bébévertoond, die papa" en mama" kan zeg
gen, danst een Steyerin een boerendans, en sprin
gen een schoorsteenveger, een hansworst, een mu
sicus en een portier te zamen een hopsasa. De
Engelscho familie is echter zeer kieskeurig en eerst
als de eigenaar van den winkel De Poppenfee
laat zien, ontsnapt aan Mylord een gebaar
het is een pantomime van bewondering.
Die pop wil hij hebban, zoo meen ik, dat ik
hem zag beweren, en eerst als hem haar bezit is
toegezegd, wil hij vertrekken.
Als dan de winkel en het magazijn gesloten
zijn, als de bedienden ter ruste zijn gegaan en
alom duisternis heerscht, roept de poppenfee, die
de scheiding tegemoet ziet, alle hare onderdanen
op om voor het laatst samen feest te vieren.
Eensklaps komen van alle kanten de poppen
opdagen, babies in 't blauw, bébés iu 't rose,
Japansche en Chineesche figuren, dandies in
roodsatijnen rokken, boerinnen en haasjes met trommels,
meer dan veertig figuren bewegen zich in allerlei
wendingen over het tooneel, dat op een wenk der
fee plotseling schitterend verlicht wordt. Slingers
lampions hangen in den winkel en deze worden
electrisch verlicht. Door afwisselend dit hooge
licht en het voetlicht te gebruiken krijgt mer, op
de bontkleurige costumes de verrassendste effec
ten, te meer daar intusschen uit het soultleurshok
met kalklicht gekleurde glansen op het geheel
worden geworpen.
Eenige der voornaamste poppen voeren
solodansen uit, de anderen bewegen zich in rijen, in
groepen, in kringen, in sterren, in rustelooze men
geling er om heen.
Op het geluid van voetstappen verdwijnen dan
alle poppen. De winkelier komt binnen omdat hij
meeiit geraas te hebben gehoord, maar hij ziet
niets en slaapdronken gaat hij in het magazijn
zitten, waarop al de poppen weder te voorschijn
komen en de balletscène eindigt met het vormen
van een groote groep om den slapenden koopman.
Het is geen langdurige vertooning, maar een
die het aanschouwen dubbel waard is.
Bij het bijwonen van een tweede vertooning
van De arme Jonathan bleek mij ook dat de
artisten, die daarin optreden, nu zij op het tooneel
van hot Grand Théatre tehuis zijn en gewend
aan de zaai en het publiek, over meer kracht
kunnen beschikken dan ik hun eerst toeschreef.
e dames Kronthal en Koleit zingen zeer ver
dienstelijk en ook de heer Oehmig voldoet zeer
goed. Den heeren Laska en Wallner is opgedragen
voor het komieke gedeelte dor voorstelling te
zorgen.
Ver arme Jonathan is opgevolgd door Die
schone Galuthee.
Over de vertooning van VObttacle en Une (''on
version door een Fransen toonoclgezelschap in het
Grand Théatre kan ik kort zijn, want slechts op
enkele oogenblikken steeg deze boven het middel
matige. \Vat l'Obxtacle aangaat, werd het beste
samenspel gezien in de scène voor het klooster,
waar llornus en de Castillon tegenover elkaar
staan. De heer Montel, die voor laatstgenoemde
ken terugblik te kunnen verdragen, hoe hij
dikwijls verschrikt ineenkromp, en schuw naar
het venster keez; blijkbaar leed hij tijdelijk
aan gehoorsbedrog eindelijk kon hij het niet
langer meer uithouden, hij sprong op, zoodat de
stukken op het schaakbord dansten, en begon
onrustig niet korte schreden zijn vertrek op en
neer te loopen, schijnbaar geheel mijn tegenwoor
digheid verge'.end. Toen opende hij haastig een
openslaand venster, riep een persoon, dien bij
zich in zijne afwijkende fantasie voorstelde als
daar buiten staand, dreigende woorden toe en
declameerde binnen de kamer Wertuer's klacht:
l >l)e smarten ouder de menschen zouden minder
i worden, wanneer zij zich niet God weet,
| waarom zij zoo gemaakt zijn met zooveel in
spanning de herinneringen van geleden kwaad
terugriepen, nog liever, dan het onverschillige
tegenwoordige te dragen".
Ik was ondertusschen opgestaan, trad naar
hem toe en verzocht met kalmen ernst:
.,Laat ons, dokter, nu ons partijtje afmaken.
Gij weet, hoe verder lelijk het peinzen in het
verledene op u werkt."
| Hij zweeg en scheen bij zichzelf te overleggen,
l zijn ademhaling ging haastiger, de bleeke
i kleur had zich in vuurrood veranderd en aan
i het voorhoofd en slapen hingen zweetdruppels.
Daarbij liep door de krachtige, weigebouwde
l gestalte een zichtbaar huiveren. Gedwee zette
hij zich neer, en terwijl ik onder het opzetten
der schaakstukken overlegde, of het geen tijd
was ora dokter Meyer te waarschuwen, sprak de
; zieke levendig met zijn gewaandcn vervolger
i daar buiten.
Op eens zeide hij tot mij: Hoe komt ge er
toe, dit verschrikkelijk oord der smart te
beI zoeken, waar door gewetenloo/.e dokters nog het
beetje verstand dat de arme menschen bezitten
er uitsredisputcerd word t y Zou het waar ziju,
wat clëdirecteur, die schoft, vroeger zeiJe, dat
ge een hart badt voor de zieken V Een hart?
Dat zou eeue interessante ontdekking zijn, en
nauwkeurig onderzoek wel waard!"
Mijne pogingen om hem te doen bedaren,
hadden niet de minste uitwerking; van minuut
tot minuut werd zijne opwiuding grooter; hij
wierp stoelen, die hem in den weg stonden,
woedend in een boek, zoodat ze kraakten, het
schaakbord vloog met de stukken het
speelde, had ook reeds in het voorstukje bewezen
een goed acteur te zijn.
Ongelukkig werkten noch het uiterlijk der artisten,
den heer Kameau (Hornus) uitgezonderd, noch
het decoratief en de overige monteering, welke
beide meer dan pover waren, mede orn een goed
geheel te vormen.
Zelfs klonk de Fransche taal in den moed van
den heer Marsay (Didier) niet schoon.
In Une Conversie n zit veel geest. Vertoond
wordt een jong vrouwtje, dat op het punt staat
voor de verwaarloozing door haar man een tegen
wicht te zoeken in de hulde van een vriend.
De heer de Briche (P Mortel) overtuigt haar
dat dit de verkeerde weg is om het geluk te
zooken, maar in zijn nauwe aanraking met het
licht, brandt hij zelf de vleugels en hij eindigt
met, zooals de kamenier zegt net als de andere",
mevrouw Bégine uit te noodigen tot een be
zoek aan een schouwburg en een souper door
haar bloemen en een brief te zenden.
Kégine heeft echter zijn raadgevingen niet te
vergeefs aangehoord en de Bric/ie ontvangt een
briefje dat hem alle illusiën ontneemt.
De scène, waarin die heer het briefje leest, werd
uitmuntend door den heer Montel gespeeld.
Met den brief steekt hij een cigarette aan, dan
geeft hij het portret van den echtgenoot, wiens
belangen hij zoo trouw bepleitte, een duw, blaast
de kaars, waarmede hij het papier deed ontvlam
men, uit, drukt zijn hoed vaster op zijn hoofd en
snelt weg. Dat was een oogenblik van actie dat
den acteur teekent.
Wat echter de vertooning van l'Obsiacle aangaat,
in die van het Nederlandsck tooneel was vrij wat
meer innigheid en warmte.
EK.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAÏX""*
Voor de derde maal werden de bezoekers van
de Xed. Opera opgeroepen om Zondag 29 Maart
een Ned. dramatisch werk te hooren uitvoeren.
Met groote belangstelling zag ik dus deze opvoe
ring te gemoet en het verheugde mij bij het bin
nentreden een stampvolle zaal te zien, hetgeen
voor mij een bewij* was dat het publiek het stre
ven in die richting waardeert, en meer en meer
aan eeue toekomst voor de Med dramatische kunst
gaat geiooven.
liet was thans Albreclit Bcyling die bij monde
van de heeron Ilenry F. R. frandts Buys en M.
A. Caspers gehoor verzocht.
De componist werd bij zijn binnentreden (mj
dirigeerde zijn werk) met luid applaus begroet, en
in den loop van den avond bleek het uit de toe
juichingen en een tweetal kransen, namens de
beide vereenigingen waarvan hij de leider is, dat
men de muziek zeer waardeerde.
Ook ik heb met groot genoegen met het muzi
kale gedeelte kennis gemaakt en het bleek mij
dat deze componist dramatische begraafdheid be
zit, hetgeen vooral in de hoofdmomenten in de
tweede en derde acte uitkwam.
De librettist heeft den componist niet overal
de gelegenheid gegeven zijn fantasie vrij te laten
werken en de stof lijdt m. i. vooral aan te wei
nig intrigue en minder handige uitwerking.
Er is te weinig rekening gehouden met de
eisenen voor het tooeeel. Vaak loopt het niet,
zooals de tooneelterm luidt.
Ken kort overzicht van het libretto acht ik
noodig om mijne opinie te verduidelijken.
De Kabeljauwschen verdedigen onder Albrecht
lieyling en Willem van de Coulster de stad
Schoonhoven, tegen do lloekschen onder aanvoering
van Kloris van de Kyfhouck. De poorters
neigen tot vrede en maken het den verdedigers
moeielijk. Elsje, het kamermeisje van Anne, de
echtgonoote van Beyling, tracht den moed op te
wekken.
Fioris van de Kyfhouck treedt op en eischt over
gave. Xa een weigerend antwoord vertrekken de
venster uit, voordat ik het verhinderen kon,
en de uitgestooten woorden waren reeds zouder
samenhang en werden door een huilend gezang
afgebroken. St<eds herhaalden de woorden zich
met korte tusscheupoozeu: «Geen hart, geen hart!
ha! ha ! Deze heeft een hart!" Geen oppasser
verscheen.
Ik opende de deur en riep hen luidkeels bij
hun naam. Geen antwoord ! Zonder . zich om.
de buitenwereld te bekommeren wandelden ee^ige
onnoozelen de gang langs, Spoedig ijlde ik dezen
af' tot de wachtkamer der beide oppassers, die
streng bevel hadden, nooit tegelijk de afdeeling
te verlaten, opdat deze dan niet geheel zonder
bewaking zou zijn. Maar hier was niemand
te zien; hun plicht vergetend hadden beiden zich
verwijderd, om wellicht een uurtje babbelena
met de vrouwelijke dienstboden van het huis te
genieten.
Het was onmogelijk, den zieken dokter in dezen
toestand van veruielingswoede alleeu te laten;
hoe licht kou hij zich bij het inslaan der
vensterruiten, of aan de waterkaraf verwonden,
de klok wees kwart vóór zeven ik besloot,
bet tot 7 uur uit te houden, dan moesten de be
wakers bij hunne afdeeling verschijnen tot het
venleelen van het avondbrooii.
Toen ik de ziekenkamer weder binnentrad, trof
ik den dokter, zonderling genoeg, daar niet meer
aan. Hij kon haar onmogelijk verlaten hebben.
Ik deed eenige schred-n vooruit en bukte, om
te onderzoeken of' de zieke zich misschien onder
bet bed verborgen had. Plotseling echter ont
ving ik een schok, die mij met zulk een kracht
in de kamer slingerde, dat mijn hoofd tegen den
poot der schrijftafel sloeg. De dokter had zich.
blijkbaar achti r de kachel verscholen, die links
van den ii.gang der kamer stond, en terwijl ik
halt' bedwelmd beproefde, mij op te richten, be
merkte ik, hoe hij met groote vlugheid de tafel
tegen de kachel schoof, er op klauterde en er
iets afhaalde, zonder dat ik hem in mijn toestand
kon tegenhouden. Oogeiiblikkelijk echter keerde
mijn vastberadenheid terug, toen ik in deu
hand van den razende een tafelmes ontdekte,
waarvan hij het scherp met den wijsvinger be
proefde, terwijl hij tusschen de tanden prevelde :
Oe/!e heeft een hart de groote zondaar
heeft het gezegd welaan ! onderzoeken we dit
eens in den grond'"