De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 12 april pagina 1

12 april 1891 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

A". 189L WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 12 April. Abonnement per 3 maanden .... Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer Reclames per resel ?1.50, fr. p. post ? 1.65 . . . . . mail» 12. , . . 0.12' ... 0.20 , . . 0.40 I N H O U «: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: De schoonmoeder, uit het Duitsch van A. Fromm. KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, door Fr. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen? Aanteekcningen Schilder kunst, door V. Iets uit Koper hagen over de Hedda Gabler". Toekomst philosophie, door F. J. T. U. VARIA. SCHAAKSPEL. Het kleine stadje, schetsen door Max C. Phineas T. Barnum. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN: Een moreele stelling, door Mr. M. W. F. Treub. RECLA MES PEN-EN-POTLOODKRASSEN. AD VERTENTIËN. Van verre en van nabij. Het mijnwerkerseongres te Parijs heeft een goed werk verricht: het heeft bewezen, dat net gemeenschappelijk overleg tusschen de arbeiders van verschillende landen tot uit nemende resultaten kan leiden. De demokratische Korrespondcnz heeft er op gewezen, hoe op twee hoofdpunten der agenda, de oprichting van een internationalen mijnwerkersbond en de quaestie eener algemeene werkstaking, een zeer opmerkelijk compro mis is tot stand gekomen tusschen de meer bezonnen denkbeelden der Engelsche gede legeerden en de ongeduldige elementen uit België, en hoe de laatsten van het koele en berekenende optreden der Engelschen klaar blijkelijk iets hebben geleerd. Men onthield zich van alle besluiten en voorstellen, die alleen door eene blinde zucht tot werkstaking waren ingegeven. Men herinnerde elkan der, dat een belangrijk deel der mijndirectiën slechts wacht op eene groote werkstaking, om eene verlaging der prijzen weder tot eene onbepaalde, maar in elk geval verre toekomst uit te stellen. Men werd het, niettegenstaande de provocatiën eener vrij verdachte groep van anar chisten, eens, dat de algemeene werkstaking moest worden uitgesteld, tot het zou geble ken zijn, dat de regeeringen der verschil lende landen niet van zins waren aan de grieven der mijnwerkers door een ingrijpen van staatswege tegemoet te komen, en men verijdelde daardoor de berekeningen van hen, die gaarne een ernstig, maar voor de Feuilleton. De schoonmoeder. UU het Duitsch. VAN A. Fromm. In de hoofdstraat van het kleine stadje stonden vele vrouwen aan de deur, en waren druk met elkander in gesprek: »Zouden ze al gauw komen ? Hoe zou zij er uit zien. Zij moet erg rijk en voornaam zijn! 't Is dan toch wel een wonder dat zij niet te trotsch is om juffrouw Winkler te bezoeken, die toch maar de dochter van een armen schoenmaker is, al is zij ook honderdmaal haar schoonmoeder! 't Is toch wat, als men bedenkt dat die oude vrouw een zoon heeft die professor is! Zoo iets beleeft men niet alle dagen en die eer is voor geen onzer weggelegd." De veel besproken en veel benijde we duwe Winkler liep ondertusschen in tame lijk zenuwachtigen toestand in haar kamertje op en neer, streek het sneeuwwitte tafellaken glad, zette de kopjes terecht twee met gou den randjes en met rozen beschilderd en een eenvoudig wit jaagde de vliegen van het suikerschaaltje en het trommeltje met koekjes, en schikte af en toe tot afwisseling haar mooie grijze japon en de linten van hare muts terecht. Het was een gewichtige dag voor haar. Haar zoon, haar trots en haar afgod, die zich door buitengewone bekwaamheid en noeste vlijt eene plaats verworven had in de geleerde wereld, professor Frits Winkler, zou haar heden, na een tweejarigen echt voor de eerste maal met zijne jonge vrouw, eene jonge dame uit rijke deftige familie, bezoeken. arbeiders waarschijnlijk noodlottig conflict hadden zien ontstaan. De moreele indruk, dien de volkomen organisatie der Engelsche mijnwerkers met hare rijk voorziene kas op de gedelegeerden van de andere landen maakte, zal zich ook nog wel doen gelden bij de voorbereidende maatregelen, die een te Brussel zitting houdend comitézal moe ten nemen, om een blijvenden internationa len arbeidersbond tot stand te brengen. Niet geheel in overeenstemming met deze voorzichtige houding, waarbij het bewustzijn den doorslag gaf, dat een gezamenlijk han delend optreden slechts mocht plaats hebben als eene krachtige organisatie gegronde hoop op succes gaf, was een later genomen besluit, dat op aandrang en ten behoeve van de Belgische mijnwerkers werd genomen. Men besprak de vraag, welke houding de mijn werkers in de verschillende landen moesten aannemen, wanneer de deelneming eener sectie of groep van mijnwerkers aan de internationale federatie aanleiding gaf tot een conflict tusschen hen en hunne patroons. Het ligt voor de hand, dat men elkaar in zulke gevallen moet steunen. Maar de Belgen stelden de quaestie anders. Bij ons te lande, zeiden zij is eene werkstaking ophanden, en wel eene werkstaking, die wei gericht is op het verkrijgen van den achtuurswerkdag en van betere voorwaarden voor den arbeid, maar die toch in de eerste plaats een politiek doel heeft: het verkrijgen van algemeen kiesrecht. Wij achten dit <lc onmisbare voorwaarde voor de emancipatie der arbei ders in ons land. Wilt gij ons daarin steunen ? Het antwoord luidde bevestigend, doch onder zeker voorbehoud. De steun zou worken verleend, «hetzij door den arbeid te sta ken, als de buitenlandsche patroons kolen naar Belgiëzonden, hetzij door de productie tot het strikt noodzakelijke te beperken, hetzij door andere middelen", maar niet door algemeene werkstaking. De Duitsche en Engelsche arbeiders zullen dus, ook als in Belgiëde werkstaking- uitbreekt, in hunne kolenmijnen den arbeid voortzetten, tenzij het blijkt, dat de producten der Duitsche en Engelsche mijnen worden ge bruikt om in de tijdelijke behoeften der Belgische consumenten te voorzien. Ofschoon dit besluit met luide toejuichin gen werd begroet., hebben de Belgen bij nader bedenken zeker wel ingezien, dat Valsche schaamte had haar weerhouden het huwelijk van haar zoon bij te wonen, en daar hij een professorsplaats aan eene bui tenlandsche universiteit bekleedde, viel het haar ook moeilijk hem eens te gaan bezoteken. Het hart der oude vrouw klopte onstuimig toen zij voetstappen op de trap vernam. Eerst een vasten, mannelijken tred, haar nog welbekend, ofschoon zij dien in verscheiden jaren niet had gehoord, en toen andere zachte, lichte voetstappen. Zij kon nauwelijks »binnen' roepen en toen trad het paar de kamer in: een statig man met een verstandig, edel uiterlijk en een voornaam uitziende dame. «Moeder, hier breng ik u mijne vrouw," zei de professor. De oude vrouw groette, maar waagde het niet, zooals anders, haar zoon te omhelzen; hij leek haar zoo vreemd aan de zijde der schoone onbekende. »Dag, lieve, beste jongen," zeide zij en bloosde toen hij haar een hartelijken kus op de wangen drukte. »Wees welkom ! mevr . .." te rechter tijd bemerkte zij den waarschuwenden blik van haren zoon, »wees welkom, lieve. Ik vind het recht aardig dat je mij eens komt op zoeken. Hoc gaat het met kleinen Harry ?" De vreemde naam kwam haar slechts aar zelend over de lippen. »Dank u, moeder !" zeide de schoondochter vriendelijk. »We hebben hem frisch en ge zond, onder goede zorg, achtergelaten." Verlegen lachende verzocht de oude vrouw haar gasten aan de koffietafel plaats te nemen, haalde de koffiekan uit de keuken en noodde tot toetasten. Men informeerde naar de wederzijdsche gezondheden, sprak over de reis die het jonge paar ondernomen had en kwam eindelijk tot het onuitputtelijke onder werp »het weer", maar het gesprek wilde zelfs op dien voorwaardelijke!! steun niet onvoorwaardelijk te rekenen viel. Op het den vorigen Zondag te Brussel gehouden arbeiderscongres, waarbij de mijnwerkers het sterkst vertegenwoordigd waren, is althans besloten, niet toe te geven aan den drang van enkelen, onmiddellijk tot eene alge meene werkstaking over te gaan, maar af te wachten, of het der regeering en der Kamer ernst zou blijken te zijn met de toegezegde grondwetsherziening. Natuurlijk zal het geduld zijne grenzen hebben en zullen de arbeiders zich niet met beloften laten afschepen. Maar de Belgische regeering zou, indien de werkstaking thans reeds was uitgebroken, zeker niet in gebreke zijn gebleven te beweren, dat op de volks vertegenwoordiging eene ongeoorloofde pressie werd uitgeoefend. Daarom was het beter ook den schijn des kwaads te vermijden, nu de herziening, ook door hen die haar vroe ger het scherpst hebben bestreden, als gebie dend en dringend noodzakelijk wordt voor gesteld. Of echter eene uitbreiding van het kiezerspersoneel zooals de heer Beernaert die wenscht, en waarbij nog ongeveer de helft der meerderjarige mannelijke bevolking van Belgiëuitgesloten blijft, de arbeiders zal bevre digen, mag men op goede gronden betwijfelen. Na de liberalen hebben thans ook de radicalen in Nederland, bij monde van het bestuur der Kiesvereeniging Anistcnlam, hunne meeuing uitgesproken over de uit breiding van het kiesrecht hier te lande. Het manifest heeft den volgenden inhoud : AAN DE KIEZE11S ! B .inonkort zult Gij geroepen worden tot de her nieuwing van de Tweede Kamer der Staten Generaal. Natuurlijk stelt hit Nederlandsehe volk zich de vraag, wat het nieuwe tijdvak van wetgeving zal opleveren. Een terugblik op het veiledeno geve het ant woord. Vóór de jongste Grondwetsherziening werd de al gemeen erkende stilstand der wetgeving toegeschre ven aan de toenmalige regeling van htt kiesrecht, waarbij het grootste deel der burgerij uitgesloten werd van do bevoegdheid om mede te werken tot de samenstelling der Volksvertegenwoordiging. Met do Grondwetsherziening kwam wel eene uit breiding van het kiezerspersoneel tot stand, maar reeds dadelijk werd aangetoond, hoe onvolledig de nieuwe regeling was en hoe zij tot nieuwe teleur stellingen moest leiden. De meeste staatsburgers bleven uitgesloten en zonder invloed op de samenstelling van do vertegen woordiging, waaraan de behartiging ook van hunne belangen werd opgedragen. lïet gevolg bleef niet uit: de hervormingen, waarniet recht vlotten. De professor keek van ter zijde naar zijne moeder, die hem vandaag geheel anders toescheen dan vroeger, terwijl de jonge vrouw met verwonderde, koele blik ken hare nieuwe omgeving opnam. De oude vrouw sloeg tersluiks beiden angstig gade. Eindelijk keek de professor op zijn hor loge en stond op. »lk moet, zooals Ella weet, een collega bezoeken. Ik laat haar hier moeder, 'k Ben in een half uur terug." De oogen der jonge vrouw richtten zich smeekend op haren echtgenoot en schenen te vragen: »Toe, neem mij mede!" Hij wees haar stomme bede echter met een nauw merkbaar hoofdschudden af, en ging weg terwijl de beide vrouwen alleen bleven. Ella's oogen dwaalden door de kamer rond, als zochten zij iets waarover gevoeglijk een gesprek zou kunnen worden gevoerd. /ij vond echter niets, niet eens een portret. »Heeft u geen portret van Frits in zijn jongensjaren y" »Neen," antwoordde de oude vrouw. »Dat kon nooit lijden. Mijn goede man, onze kostwinner, stierf' toen Frits nauwelijks twee jaren oud was. En wat zoo'n kleine jon gen aan kousen en schoenen aan kan, is niet te gelooven. Daarom bleef er nooit iets over voor buitengewone uitgaven. Wan neer ge echter gaarne iets uit zijn kindertijd zien wilt dan heb ik hier nog genoeg." Zij opende een klein kastje. »I)at alles heb ik trouw bewaard. Kijk maar eens!'' De jonge vrouw bekeek den inhoud stuk voor stuk, minder omdat die voorwerpen haar belang inboezemden dan wel bij wijze van tijdkor ting. Het kastje bevatte trouwens niets bij zonders: schriften op min of meer kinder lijke wijze beschreven, schoolboeken, door eene zorgzame moederhand meer dan eens ingenaaid, eenig goedkoop speelgoed en een exemplaar van Defoe's Robinson. ;>Dit is het eeniee boek dat ik ooit voor van de noodzakelijkheid met den dag zich sterker opdringt, bleken wederom onbere.kbaar. Het wordt tijd, dat eindelijk in dezen toestand ver andering kome. Deze uitkomst zal echter, zoolang het kiesrecht onveranderd blijft, niet verkregen worden, ook al maakt de tegenwoordige meerderheid plaats voor eene andere, welke evenmin waarborgen aanbiedt, dat zij de hervormingen, waaraan het land behoefte heeft, wil en kan tot ttand brengen. Allereerst worde dus de regeling v.'.n het kiesrecht ter hand genomen. De kiesbevoegheid wort'e toegekerd aan alle meer derjarige mannelijke Nederlanders, dit door de Grondwet niet uitdrukkelijk zijn uitgesloten, dat zijn zij, "vvion het kiesrecht bij rechterlijke uitspraak is ontzegd; die in gevangenschap of hechtenis zijn , die bij rechterlijke uitsj raak de beschikking of het beheer over hunne goedtren hebhen verloren ; of die in het burgerlijk jaar, \oorafgaande aan de vaststel ling der kiezerslijsten, van eene instelling van wel dadigheid of van een gemeentebestuur onderstand hebben genoten. Persoonlijke invulling van het stembiljet in het lokaal der stemming worde voorgeschreven. Wordt de noodzakelijkheid van zoodanige regeling der kiesbevoegdheid erkend, dan volgt daaruit, dat aan ingrijpende hervormingen op het gcLied van be lastingen, van den krijgsdienst, van het sociale vraag stuk, van leerplicht, vao de verhouding tusschen kerk en staat, niet te denken valt, vóór dat de nieuwe kieswet tot stand gekomen zal zijn. Immers, wie zal het kunnen billijken, datover zulke hervormingen geoordeeld wordt door eene Tweede Kamer, waarvan de gebrekkige samenstelling door niemand wordt geloochend ? De aanstaande verkiezingsstrijd zal dus in de eerste plaats een strijd over het kiesrecht zijn. Van candidaten, die kn aanzien van dit vraagstuk geen waarborgen geven, is voor andere hervormingen niets te wachten. Overtuigd als wij zijn, dat het wachtwoord bij da verkiezingen aan duidelijkheid niets te wenschen mag overlaten, omdat htt alleen dan in ttaat is invloed te oefenen op de gekozenen, roepen wij de mede werking in van alle kiezers, die over den staatkun digen toestand denken als wij, en wekken wij ht-n op, aan geen andere candidaten hnn stem te geven, dan aan die, welke bereid zijn de onmiddellijke invoering van een kiesrecht te steunen, zóó uitgebreid als de Grondwet, volgens de hierboven gegeven omschrij ving, het veroorlooft. Eerst dan kan voor ons vaderland een tijdperk van vruchtbare en vreedzame hervormingen aanbreken. Het bovenstaand manifest onderscheidt zich van dat der Liberale Unie door grootere soberheid en grootere duidelijkheid. Het program der liberalen is inderdaad in vele opzichten aanlokkelijk. De hervor mingen, die daarin worden voorgesteld, zui len bijna zonder voorbehoud bij het vooruit strevend deel der natie instemming vinden. Doch omtrent het »éne noodige'1 laat ons dit rijke program geheel in het duister. Zeker, de kiesrechtparagraaf is de eerste van de reeks, maar er zijn reeds stemmen hem heb kunnen koopen", zeide de moeder, die intusschen het een en ander in de kamer verrichtte, »ik kocht het eens voor hem toen hij roodvonk had en hij had er toen o zooveel plezier in!" »Wat is dit," vroeg de schoondochter, terwijl zij een klein in vloeipapier gewikkeld pakje uit de lade nam. Zij opende het en vond een zilveren horloge van achtenswaardige grootte. »IIeef't hij dit ook gebruikt ? 't Lijkt nog wel nieuw !" »Ik had het voor hem gekocht," zeide de weduwe Winkler aarzelend. Een vragende blik der jonge vrouw deed haar echter voortgaan. »Ja weet ge, hij was al op de hoogeschool en had geen ander horloge dan een heel oud en slecht, dat zijn vader reeds van zijnen vader had geërfd, een echte ouderwetsche knol.'' Zij lachte even. »ïoen zei ik zoo tot mezelf: dat gaat toch niet; hij moet een goed horloge hebben en ik overlegde hoe ik het geld daarvoor wel zou kunnen besparen. Mijn zoon had niets van mij noodig, hij studeerde uit een beurs en gaf' bovendien lessen, zoodat ik het op mijzelven alleen kon bezuinigen, en dat was gemakkelijk; maar 't ging slechts bij weinig tegelijk. Na verloop van tijd echter had ik het geld eindelijk bij elkaar en kon het hor loge koopen, dat ik al lang bij den -horloge maker had uitgezocht. Ik verwachtte mijn zoon in de vacantie en wilde hem, voor wel kom thuis, het horloge geven. Ik was van plan het vóór hem op de tafel te leggen, bijvoorbeeld midden in bloemen, dat zou aardig staan. Hij kwam echter een dag vroeger dan ik hem verwacht had en dat was maar gelukkig voor ons beiden, want zoo onder 't spreken haalde hij een gouden horloge uit den zak, veel mooier en sierlijker dan dat wat ik hem had toegedacht. Ik keek hem verwonderd aan en mijn goede, beste knappe jongen vertelde mij toen dat hij voor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl