De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 12 april pagina 4

12 april 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 720 was een geliefde plaats van bijeenkomst voor de New-Yorksche Sociéié. Men verliest veel aan hem, omdat ook in Amerika de groote toonselspelers" bijzonder zeldzaam worden. LETTEREN EN WETENSCHAP. Zola is met 17 tegen 6 stemmen tot president van de Sociétédes Gens de Lettres gekozen. In eene kleine rede dankte hij voor deze eer en zeide: Men heeft mij altoos als een hoovaardig man, door zijn succes verdwaasd en ongenaakbaar voorgesteld. Ik zal u bewijzen, dat dit beeld van mij geheel onjuist is Ik zal rnij persoonlijk toonen en steeds bereid zijn om mijn tijd en ijver aan het welzijn der vereeniging te wijden." j Albert Woiff in Figaro klaagt, dat men hem j zijn Zola met al die vriendelijkheid bedorven i heeft. Hij had Lom liever als den superbe ours de Médan", schuw en ongeternd; hij voorziet uit de tamheid van dit begin een reeks van verklei ningen. Daar zit bij LU in den fauteuil, met de schel vóór zicb, om de beraadslagingen te leiden. Zelfs daar had Lij nog met zekere crunerie in kunnen plaats riemen, en de hulde aan zijn positie als iets aannemen, dat hem toekwam. Maar reen: Zola est montéa ce tauteuil d'une fa^on piteuse, avec des phrases d'une banalitéprudiiommesque, disant, ou a p;m pres, que ce fauteuil est Ie plus beau capitonnage de sa vie et qn'il s'y bercera avec Témotion d'un honneur immérité." Wolff vuorspelt hem, dat hij :iog maire van Médan zal werden, en door de pompiers omstuwd, aan de rosiè;e van het oord zijn arm zal aanbieden. Een vondst in het Frmikfurter Stadsarchief. Professor Suding Geiger van de Universiteit te Berlyn heeft volgens de Vossische '/j Ai wig in het Frankfurter Stadsarchief eenen tot rog toe onbe kenden brief van Johann Reuchlin gevonden, die in verschillende opzichten van belang is. Hij is afkomstig uit het jaar 1514 en is aan den raad der stad Frankfurt gericht. Reuchlin treedt daarin op als requeslrant en vraagt de bescherming van den raad, wegens een pamphlet, dat op de l'aaschmis te Frankfurt tegen hem zou zijn verspreid. Daar Reuchlin in het voorstel van rfefferkorn om alle rabbijnsche geschriften te verbranden, niet had toegestemd (Pftfferkorn, een gedoopte Jood, richtte daarom een gcschriit Handspiegel" legen Reuchlin, die het met Auyenspiegel" be antwoordde) was hem door Jacob van Hoogstraten, den ojiperketterrechter van Keulen, een proces aangedaan, waartoe eenige, voor kcttersch uitge maakte passages als grond moesten dienen. Op Reuchlin'd protest bij den l'aus werd de eindbe slissing aan den bisschop van Spiers opgedragen die in Maart 1514 ten gunste van Reuchlin uit spraak deed. Terzelfder tijd echter had men in Keulen, zortder de beslissing die door den Paus opgedragen was, af te wachten, lleuchlin's Anyenspiegel openlijk verbrand. Van die verhrandiug nu, maakte Ortwin Gratius in een boekje Praeno1«mentct, dat bij Quentel in Keulen uitkwam, openlijk verslag. Om de verspreiding van dit schotschrift, op de groote Erankfurtermis te verhinderen, was het Reuchlin te doen. Ia dezen zin schreef hij van Stuttgart onder de datum Donderdag vóór ralmarum" een klacht aan de raad van Frankfurt, trots het Keizerlijke verbod: nich dessminder bat ein huchfiihrer genannt Quentel inn diese lobliche Statt Franckiort air. nüwes schmaehbüchlin wider mich zu Goeln ussgangen u. getruckt allher gebracht. Inn luing dieselben lasterschrift allen menschen zu verkauffen, dadurch mïr min glimpft und das höchste, so der mensch haben mag nemlich die eere mit ganzer unwahrbeit abgeschnitten unnd genommen wiïrdt so bitt ich underteniglich unnd mit flyss ernstlich Ir mine herren woellen durch das Edel ampt uwer oberkait soelliche Bchmachbuchlen alle zu wern haenden nehmen unnd darmit tun und hanndeln nach Inhallt der Rechte wie sich gebürt ufl' dass ich nit in uwer loblichen statt miner eeren also offentlich beroupt werde." De brief is onderteeker.d: Johanns Reuchlin, ?weltlicher Rechte Doctor." Volgens Geiger wordt deze brief, door een pas sage ervan, tot een gewichtig document van de geschiedenis der beschaving gestempeld, namelijk die,waarin gezegd wordt dat de eer", het hoogste is wat de mensch bezitten kan", daar nooit te voren het begrip van eer op deze manier is uit gedrukt. De brief van Reuchlein is. volgens Geiger, het oudste document, dat voor het begrip van eer in nieuweren zin kan worden aangehaald. Uit Metz wordt het verhaal gedaan van een Lotharinger, die Fransche gedichten op den Duitschen keizer gemaakt heeft. De dichter" die pastoor is, heet Jacot en woont te Féves; zijn bundel heet: En pays annexé, is aan keizer Wil holm opgedragen en zal wel genereus beloond worden. Ir.tusschen scheren de Duitsche bladen er reeds den gek mede. De titels luiden bv.: Mort de VEmpcreur Frfdfric JU, (lloire a Guillaume, La loi sur la vieillesse; de inhoud is niets dan parsoonlijke hulde aan Duitschland en den keizer, zonder meer. Seigneur, protégéPAllemagne! Seigneur, protégél'Empereur! Que la sagesse l'accompagnc, Grand Dieu, donne-hüIe bonheur! De gedichten zijn alle gelegonheidsgodichten en werden door den pastoor reeds op feest- en trcurdagen in de kerk en de school te Fcves voorge dragen. Er behoort wel eenige moed toe, voor een Lotharinger pastoor, in een Fransch spre kende gemeente, het volgende te durven beweren," zegt de Frankfurter, Un Lorrain sait dans Ia conscience Que devant Dieu il aurait tort, Do murmurer plein d'arrogance Contre Ie traite de Francfort; maar wat de kunstwaarde der gedichten betreft, ziet men, dat ook hier weder vooral de mantel der Christelijke liefde veel bedekken moet." HET KLEINE STADJE. Schetsen, door MAX C. III. De officiertjes. Luitenant Reene heeft nu de vijfhonderd gul den bij elkaar. Het heeft heel wat moeite gekost om het zoover te brengen. Vier maanden lang veel minder dineetjes. minder dejeuneetjes en soupeetjes, minder wijn, minder taartjes en min der rijtoertjes, en eindelijk, ze by papiertjes van f 25 en ? 40 terzijde leggend, heeft hij ze, van het geld, dat zijn ouwe-vrouw hem geregeld doet zenden, overgespaard gekregen. Morgen ochtend gaat hij op reis om er het tiendaagsch uitstapje naar Parijs en Italiëvan te maken, met zijn vrien den, de luitenants Keg en Ileering, waarover zij al zoo veel gesproken hebben en dat telkens uit gesteld is moeten worden om dat de duiten er niet waren. Maar vóór zij vertrekken, moet er van de andere vrienden afscheid genomen worden, dat spreekt van zelf. Oin twee uur 's middags zal de bij-een-komst beginnen. 's Ochtends om half negen is luitenant Reene, in het kleine slaapkamertje, dat met cene ruime en wel verlichte voorkamer daarnaast, die op het plein uitziet, zijn woning boven den kru'- ! denierswinkel uitmaakt, door zijn oppasser ge- \ wekt. Hij heeft: zich, aan zijn waschtafel voor het venster, vluchtig wat getoilettcerd, en zich in nette burger-kleêren gekleed, een zwart , vilten fantasiehoed opgezet, glacéhandschoenen j aangedaan, en, een geurige Turksche sigaret van j Mommaerts-Deggeler tusschen de lippen, stapt hij naar de had-inrichting, 't Is lekker weer; ofschoon op zijn nuchtere maag anders zelden goud ge luimd, gevoelt de luitenant zich nu toch goed in zijn humeur. Il ij stapt wat aan, want er is van daag nog heel wat te doen. Hij denkt aan de baden. Och, die balinrichting, het is niet watje in Den Haag vindt, maar 't is al wel dat er hier ook een is, en rnon kan het er best mee doen. Verfrischt en opgewekt, een heel klein beetje kriegel alleen omdat hij zijn haar niet goed droog heeft kunnen krijgen en zijn hoed daar nu een weinig aan plakt, zien wij drie kwartier later den luitenant het plein wear overschrijden in de rich ting zijner woning. Hij komt ontbijten. De luite nant heeft de gewoonte maar tweemaal op een dag te eten. 's Ochtends gebruikt hij een stevig ontbijt, meestal met bicfstuk en gebakken eieren. of ook met lunch tongue en corned beat' uit blik jes ; 's middags eet bij aan de ofticierstafel in 't Hecrcnlogement. Nu en dan, zeiden echter, wordt er 's avonds op de sociëteit nog oen soupeetje gehouden. Na rot ontbijt, even over elven, verwisselt de luitenant zijn burgerkleeding met het uniform. dat de oppasser netjes heeft afgeborstel l, terwijl de luitenant naar 't bad was. Kant en klaar, met nieuwe witte handschoenen van lijn leder aan. gaat de luitenant weer nit, doch nu den anderen kant op. de straaf in. De vrouwen achter de winkelramen kijken hem na. de gouden bies van zijn pet glanst in den zonne schijn, hij wordt algemeen knap" gevonden. Ia de straat gaat hij nu een banketbakkcrswinkel b'nnen, z'.'n gro >te sabel klettert even op de stoeps'oenen, in den winkel bindt hij zijn sabel wat hooger op. Jufvrouw! ' zegt hij tot de in weerwil van haar veertig jaren en de d.ior deze aangebrach'c rim pels niet onaardige banketbakkersvrouw, die achter den toonbank staaf, heelt u veel taartjes in voorraad ?" Jawel, luitenant," antwoordt de jufvrouw, welke wilde u gehad hebben ?" Ja, dat weet ik zelf niet", herneemt de luite nant, laat u me maar eens zien, wat e; al zoo voorradig is." O, asjeblief!'' En de juffrouw neemt uit den uitstalkas' een groote blikken plaat met opstaander rand, waarop taartjes in soorten gerangschikt zijn. Ziet u 'es hier. luitenant, delicieuses. zandtaartjes. roomhorentjes, moscoviesch gebak, taartjes met contituren,..." De luitenant laat zijn blik over een pn ander gaan en schijnt zich een oogcnblik te bedenken. Ja, dank u, dit is goed," zegt hij, ..zou u mij dan maar van elk der soorten wat thuis willen sturen ? . .. Vooral wat veel van de delicieuses.. . ja, en van die met confittircn . .. .\sjeblieft, luitenant, en hoeveel verkiest u d'r dan samen te hebben V' zeide de juffrouw. O, ja, dat is waar ook" hernam Reene, die al een stap naar de deur had gedaan, ja wacht eens, we zijn met z'n vijven of zessen ... zestig dan maar, als u zoo vriendelijk wil zijn." De jnftVouw glimlachte onmerkbaar, behalve voor haar zelf, want zij schrok er van, dacht aan haar zaak, aan de klandizie, werd lichtelijk bleek en stamelde: Zestig, asjeblieft.... ik zal dadelijk aan mijn man zeggen, dat hij aan 't bijbakken gaat.. . ." Goed, goed, allemaal versche, niet waar? En het adres weet u?" ,/eker, zeker, luitenant, u kunt er van op aan,. .. dank u wel, dag mijnheer, dag luitenant." Reene ging den winkel uit en sloeg, na eenige passen, een zijstraat in. Hij scheen een huis te i zoeken, waar hij nog nooit geweest was. Eindelijk vond hij het. Het was een mooie, pas nieuw in gerichte, winkel. In lijsten van zwart geschilderd en sober gevernist hout. dat op een afstand vol komen de illusie van gewreven ebbenhout moest geven, blonken de groote spiegelruiten den voorbij ganger tegen. En met verleidelijke duidelijkheid stonden daarachter op pyramide-vormige rekken in buitengewoon groote geheel glazen stopüesichen met dikke birken, likeuren ten toon gesteld, van prachtige gele, roode en zilverwitte kleuren. Reene ging er binnon en, daar er niemand in het winkelhuis wa«. rinkelde hij wat met zijn sabel, en riep ten slotte: heidaar!1' In den gang werden nu stappou gehoord en dadelijk daarop trad de winkelier achter den toon bank, liet was een rijzig en deftig mensch, als een heer van goeden stand gekleed, en met een zwart fantasiehoedjc op het grijzend haar. Hij ha l een hooge, luide, militaire stem, kort-af als van iemand die gewoon is bevelen te geven, die zon derling verschilde van het sopraan-stemmetje van den militair in uniform, die voor hem stond. Luitenant! Wat is er van uw orders V' Meneer Perzike,.... heeft u ook wat goeds voor ons -te drinken ? Ik krijg van daag gasten Zeker, luitenant! Als je blieft, hier heeft u de prijs-courant. En hij overhandigde zijn klant een klein blauw boekje, waarin al do artikelen genoteerd stonden : Fransche, Duitsche, Spaansche en Portugeesche wijnen, alle soorten van likeuren: fijn", extra fijn" en duhbd extra fijn", binnen-, en buitenlandsch gedisteleerd. De luitenant keek het even in rn sprak toen : Ja, weet u wat, kiest u zelf maar iets. wat Port, wat Bordeaux, wat l'ourgngno, wat Cham pagne, van een goede soort,... ji... en dan van elk zes tlesschen.... En wil u ze dm maar dade lijk laten bezorgen.... u kent me adres? Ja, ja, luitenant, heel goed, ik zal er voor zorgen " De winkelier nam zijn hoed at, dien hij ook binnenshuis steeds droeg, de luitenant sloeg even achteloos aan en verliet den winkel. Om twee uur zit de luiten.T.t in oen luien stoel zijn vrienden te wachten. De kanier heeft een vriendelijk en verlokkend aanzien. Het tapijt is geschuierd, de meubels zijn opgewreven, de stoe len aan de vensters on bij do tafel geschikt om de vrienden te ontvangen. DJ vensters aan den plcinkant, waar ueen wind is. zijn geopend. En het prachtige weer van builen weerspiegelt zich als 't ware naar binnen in 't vertre;. Op de tafel staan twee groote schotels met tairljes, een karaf met portwijn en eenige glazen, andere rog niet ontkurkte llessch"n zijn op het buil'ot geplaatst De luitenant kijkt met welgevallen op de toebereidselen voor do kleine feestelijkheid neer, ter wijl hij zachtjes do blauw-grijze rookwolken zijner havanna naar het plafond doet opkringelen. Daar hoort hij op de trap loopen Hij herkent den bedaarden stap van zijn vriend Ileering. en hij staat op en gaat voor :(: venster staan omdat hij op zijn \riend hiel den indruk wil maken van met belangstelling en welbehagen op zijn eigen wijn en taartjes te hebben zitlen turen Dag Reene " Heering! Jij het eerste? Ja. jij bent altijd een man van de klok Hoe gait 'et sinds gisteren?" Ui:st. bost!" roept Hvrir.g. die. als hij opge wekt is, steeds met luider stemme spreekt. Lekker weer van-daag, hè? 't Is te hopen, dat ? e 't morton ook zoo treffen," en een blik" op de Ib'-.schon werpend, jongen, joegen, moeten we dat van-midd-ig a'lemaal naar binnen slaan. dan zullen we ook leelijk de hoogte krijgen!" .Ia maar. er komen heel wat lui." antwoordt de gastheer, ..ten. minste als ze met het mooie weer niet al te ver zijn gaan rijden." Nu wordt er weder gestommel op de trap ge boord, en te gelijk spreken en lachen. Er komen nu blijkbaar meerderen te samen. Ileering en Reene zien afVachtcnd naar de deur. Met een ruk wor.lt die opengostooten en drie jongelui treden binnen, a'len in miform. liet zijn lïaave, Rloemvehl en K"g. Na de wederzij Ische, begroe tingen, worden do sabels afgegcspt en opgehangen Rnave. de oudste van bet, vijftal, een breedge schouderd man met stecnrnod gezicht, gaat nu'f Keg, een zeer magere blonde jongeman, bij bet eene geopende venster zitten, de ardore drie vrien den zetten zich, op eenigen a^ta'id er \an ver wijderd, om do tafel neer. Vort ? Allemaal Port ?" vraagt Reene rond ziende. Een zwijgend en langzaam hoofdknikken van de vier genoodigden is het antwoord. En weldra zijn vijf glazen met witten Portwijn gevuld Nu neemt de gastheer een der taart jesschotels ter hand en geeft die over aan zijn buurman, deze weer aan d>>n zijnen en zoo gaat de schotel van band tot band. Heb jij wel 'n roonihorenfje. Keg?" roept Bloemveld schertsend, jij houdt immers 't meest van roomliorcntjos r" Ja. ja," antwoordt de toegesprokene, die taartjes met eonfituren mag ik niet erg " Nu, ik dan wel," zegt Raavp. met ecu gullen lach. ik houd het meest van delicieuses." Hiermee stommen de anderen in. Hei, bei !" roept Heering tot Reene, jij kan er ook goed mee te recht, hoor !" Reene was al aan zijn derde taartje en at alsof het aangenomen werk was. Ja, dat is goed om dorst, te krijgen," sprak hij, kom. jongens, voor uit, er mag er geen een overblijven." De ga-ten lieten het zich geen tweemaal zeg gen en tastten andermaal toe, zoodat men van den cricn schotel den bodem reeds kou zien. Drinken jullie 's uit, zeg!" riep Reene weer. Ook aan dit verlangen werd voldaan, waarbij Bloemveld te schielijk te werk ging. zoo dat hij zich verslikte en portwijn op zijn pantalon stortte. Reene vulde weder de glazen en ontkurkto een volgende tlesch. Deksels! ik zou nog vergeten jullie sigaren te geven!" riep Reene door de kamer rondziende: O, geef je geen moeite," zei Riavc, ik heb ze bij me " Neen, pardon!'1 hernam de gastheer, hou die maar voor later' Ik zal de mijne even halen." En hij verdween in een achter de woonkamer gelegen vertrek)'.', dat hem voor rommelkamer en te uehjk voorraad-'chmir diende. Terwijl de gastheer buiten het vertrek was, heerschte er een oogenblik stilte. K"eg, die juist een tijdje over bot plein gekeken bad, waar op dit uur van de:: middag letterlijk geen .sterveling te zien was, blies een lange rookwolk uit en sprak gom P: ijk: Toch 'n nest hier, hè? Hoe houden wij 't nop; uil!" Och" zei Rlocmveld, waarom? Als je je het leven dragelijk weet te maken is het overal wel uit te honden." Toen de gastheer met een kistje fijne bavanas terugkeerde waren de glazen weder leeg, die hij zich haastte opnieuw te vullen. Nu staken allen verscbe sigaren op en de kamer stond weldra vol rook, die bij kleine scheutjos u't de vensters ontsnapte. Hoe is het?" vroeg Reene, het wér is mooi genoeg gebleven om nog te gaan rijden, niet waar? Wat hebben jullie gedecideerd?" Nou, ik geloof, dat de heeren er niets tegen zullen hebben," zei Bloemveld. Zou er een geschikt rijtuig te krijgen zijn ?" Ja, dan zal ik daar 'es gauw om sturen" sprak Reene, we moeten een landauer van de begrafenis-verccning hebben. Anders is er niet." Rest dan! Doe dat!" riep Raave, ik heb wel zin orn wat (e toeren.' Goed! Drinken jullie dan nog eens uit..." De, glazen werden gevuld, de taartjes gingen nog eens rond. De gastheer wipte de deur uit. Toen hij terug was, kwam het gesprek op andere i gehuwde officieren, die dezelfde plaats bewoonden, j en verder op oude sehoolkoimisscn. ,,/eg^ iicb jullie al gehoord ven Meyvlict in den .' Haag?" riep Ileering, nou, dat is óók 'n goed ! geval!" Ja, ik heb er van gelezen," zei Bloemveld, die is óók goed af', hoor!" t Wat dan ? ' vroeg Reene, wat is daar dan mee?'' ; Weet je dat niet! Heb je 't niet gelezen? i 't Heeft in de krant gestaan, 'n Heele historie!" riep Keg. Meyvliet is getrouwd, ja, met 'n : aktricc !" ! Och kom! llee, daar wist ik niets van!" zei Reene, ten zeerste verwonderd," 'r, jonge ? . .. en ? wat zegt z'n ouwe heer daar we! van?" Ja," antwoordde Raave, je begrijpt dat die 't niet erg prettig vindt, 't Is binten 's lands gebeurd...." Och kom!" zei Reene nogmaals, wat 'n ge! schiedenis." j O,-er dit onderwerp werd het gesprek nog eenigen tijd voortgezet. Daarna kwam de Haagsche j Opera aan de beurt en de nieuwe eerste danseres, i die daar bij 't ballet was geëngageerd. r Heb je haar al gezien? Is ze mooi?" werd gevraagd. ,,'n Prachtige vrouw!" riep de magere Keg met glinsterende oogjes. Ik zit meestal in de griliée en met mijn rug naar het tooneel, maar als zij opkomt, dan draai ik mij om." lüoemveld, laat ik je nog 'es inschenken!" riep Reene, en nog 'n tairtje, toe, kom nou, je kunt 't niet jon-ier doen." l Iviti andere flesch werd ontkurkt en de taart jes schotel, de tweede, verloor ook hoe langer hoe meer van zijn zwaarte. Achter in do straat, die naa-t het huis op het ph'in uitliep, werd in;, in de eentonige middagstilte, plotseling rijfuiggeratel gehoord, en zware boef-lagen op du dikke keien. Weldra stond du andaiicr voor de ,deur. De 1 jongelui, opgewekt en met geanimeerde gelaats trekken, maakien eenige spottende opmerkingen over den koetsisr, wiens hoed precies tot de hoogte | van d-.; vensterbank reikte Wat kijkt-i lodderig uit z'n oogen !" riep er een. ] ,,/,0'idcn we dien lobbes niet 'n glaasje wijn geveu?" vroeg een ander. Dat gaat bier niet!'' zei Reene, 't s'aat te gel, !" ? Daarop s'onden a'len op, zetten hun petten op, bckckon zich i;iet vlucli'igen Mik in den spiegel en verlieten de kamer luidruchtig en vroolfk. l Keu pnar iniuiten later zag men ze snel weg rijden, door de winkcldamcs met jaloer.-.chc blik ken i.ageoogd. Mrt. '!)1. PHINEAS T. ISARXL'M. | P:)ii:e;is Tavlor liarnum werd den vijfdon Juli 1S10 geboren te liethel, in Connec.licut. Op vijf tienjarigen leeftijd verloor hij zijnen vader: zijne moeder niet haar vijf kinderen, waarvan hij de ; oudste was, bleef' iii zeer behoeftige omstandig heden achter, zóó zelfs, dat Pliineas de schoenen waarmede hij zijn vadeis begrafenis bijwoonde, had ' moeten loencn. Maar de jonge Barnum vond spoedig eene betrekking en opende eenigen tijd later voor eigen rekening een bierhuis; een paar j maanden daarna verkocht hij zijn zaak zeer voordei.'I'g en werd klei k in cei: soortgelijk i inrichting. Doch hoewel hij dikwijls in een wijn-of bierhandel werkzaam was, bad hij op zijn tweo en-twintigste i jaar nog nooit drank geproefd. Hij ging geregeld , naar do kerk, en zelfs hiervan wist hij reclame te maken. Eens (oen bij in de kerk was, waar schuwde de predikant de gemeente voor het circus, waaraan Rirnum op dat oogenblik ver bonden was, verz.-kerenole, dit de lieden, die er toe behoorden, slecht en onzedelijk waren. Harnum schreef dadelijk, op de plaats zelve, een briefje aan hem, waarin bij verzocht, zijne mak kers openlijk te mogen verdedigen, en toen de preek uit was, klom bij dun preekstoel op en overhandigde het den predikant. Hoewel ditmaal zijn verzoek werd geweigerd, bleef hij in cene andere kerk, waar hetzelfde voorviel, zijn eisch volhouden en sprak werkelijk een halt' uur lang tot de gemeente over al de deugden en voortrcffelijkhcden van de leden van het circus natuurlijk een prachtige reclame. l!:irnums' eerste gewichtige schrede iu zijn be langrijke carrière was bet knopen van het Arnerikaanscii Museum in livll. hij leifdo in d'eu tijd uiterst zuiiiig, 'oeha'.ve op /.omlagen gebruikte hij geen warm middagmaal, totdat hj zijn schuld geheel bad afbetaald. Met dit nriscum maakte hij prachtige zaksr; hij vergrootte en verbeterde het aanmerkelijk en wist hot programma tot in bet oneindige te variëcren; men vond er gedres seerde honden, automaten, goochelaars, buikspre kers, levende beelden, reuzen, dwergen, albino's. zigeuners, allerlei soorten van muziek en dans, panorama's van den Niagara, van Parijs, Londen, Jeruzalem en andere steden, diorama's van de Schepping en den Zondvloed, eene glasblazerij, brei-machines. iHwilriitfi ncic.s, enz. enz. en alles behaalde het meeste succes. Verder voerde hij ook drama's op en verschei dene Amerikaansche acteurs en actrices, die later b:roeml zijn geworden, waren eerst leden van liarmim's gezelschap. Soms was het museum zóó.vol, dat de raer.schcn bij den ingang moesten worden afgewezen. Het ging Uiirnum echter aan bet hart, dit to moeten doen; daarom liet hij op een doek schilderen 'ja Ihc ct/ri'xs en liet dit spijkeren boven de deur die naar den uitgang aan de achterzijde leidde. Jïyrcxa'! Dat is zeker een beest, dat we nog niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl