De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 12 april pagina 7

12 april 1891 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Ht>. 720 Dl AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Mr. Tak van Poortvliet's verheffing. Mn. A. ICuBDijK. A'o/y een setje, jaiif/enx'. Hij wil teel zoo en hij zul liet cws wel leeeren '.'' MK. KAPPEYM.:. Ei, ei! Hoorde IK daar eigenlijk niet in te zitten':"' jVJu. GI.KK HJIAX. Lai-eiate ogni speranza! 't Kan cerkeercn ! PROF. SPRÜYT TE UTRECHT. Noch jeugdig, noch dartel", maar wél hoog geleerd, Is Spruyt, die zich te Utrecht deed hooren. «Gij kiezers van 't Sticht, die zoo dapper u weert, Pakt..thans ook kwajongens bij d'ooren! Wat doet in uw bisschopsstad zoo'n sociaal ? ?Gij huivert alreeds bij het woord «radicaal." Ach wilt u, ('L is tijd nog) bedenken En mij uw vertrouwen nog schenken." «Noch jeugdig, noch dartel"?ge zij t het, als ik ; U lokken geen blauwe idealen. In Rome en Dordt hebt ge óók al geen schik, Gij houdt slechts van oud-liberalen. Programma's, die maakt ge geheel naar mijn zin, Uw «Eendracht maakt macht'' is een heerlijk begin, En ge wilt (wat ik wijs slechts kan heeten) Van algemeen kiesrecht niets welen.'' «Professor, ge spreekt als een boek, maar 'k geloof: Gij vindt niet zoo maklijk een plaats, man! Als chemicus waart gij een groot philosoof, Als wijsgeer werdt gij een staatsman. Neen, jong zijt ge niet en reeds grijst er uw haar -Maar'k vind dat gelief hebber toch wel wat raar. Zoo'n liefhebberijen-gaspar tel Is voor een Professor wat dartel. KAMEROVERZICHT VAN 10 APRIL (Eerste K a m e r.) Vening Meinesz' En Kappeyne's Speeches hebben 't hem gedaan, En de StedenWet is heden In de prullemand gegaan. JHR. VAN BLIJENSTEYN. Neem me niet kwalijk, maar ik heb pleizier in mijn leven Als ik niet was zqoals ik ben, zou ik toch willen zijn, wat ik nu ben. Ik slaap goed, ik eet goed, ik drink goed, daar is eigenlijk niets aan me wat niet goed is. Mijn maag en mijn bovenverdieping zijn allebei uitstekend in orde en dat is de hoofdzaak. Het genoeglijkste idee.dat iemand hebben kan, is dat hij met zichzelf op een intiemen voet staat, omdat zijn eigen ik die vriend schap waard is ; meer waard dan heel de rest. Ik heb, eerlijk gezegd, geen reden om te tobben, geen behoefte aan ruzie, geen lust pin te bijten tenzij in mijn cadetje, want ik ben content. Ik hang alleen af van me zelf en ik zelf ben materieel, moreel en intellec tueel in elk opzicht voldoende. Maar dat is het ongeluk van de meeste menschen: zij heb ben een aanvulling noodig. Die zoeken zij en ze vinden haar niet of althans maar gebrek kig en dan is het oremas een lawaai over alles en nog wat, maar zij begrijpen niet dat al de herrie, die zij maken, over hun eigen >persoon loopt en niet over de dingen buiU n hen. Wanneer je zelf maar niet al te be roerd bent, is de wereld heelemaal ook zoo kwaad niet. Als ik 's morgens opsta, en ik doe dab/iyet vóór ik ter dege uitgeslapen ben, dan kfeed ik me aan ; rustig adoniseer ik mijn eojpjs, en dut is genot, lic zou willen vragen, Vat kon onza lieve lieer een schepsel, dal; niet al te leelijk of mismaakt is, vcor aangenamer uitspanning hebben kunnen geven omerzijn dag mee te openen, dan zichzelf te bewerken met al die blijde ingenomenheid, waarmee men een infatsoenlijk gezicht beschouwt'.' Dat is nu mijns inziens een van de deugdelijkst.e be wijzen van het goed beleid der Voorzienig heid, dat zij het zoo hoeft, ingericht, dat je gedwongen bent je zelf' te bekijken vóór je je met iets anders te bemoeien hebt. Hij zoo'n dagelijks teriigkeerende zegen i nu1 zou je wel een duivelsche natuur moeten hei>ben, om je hond of je kat in den staart te knijpen, op welk redeloos gedierte de vloek rust, zonder zulk een rnenschelijke verheuging den dag te be ginnen. Als je de, lichtpunten wilt opzoeken zijn er genoeg, /e liggen overal om je heen .. maar je moet geen haast hebben, geen bepaalde be doelingen, geen vooropgezette, meeningen en vooral niet het idee, dat de wereld onvol maakt is en je zelf nu geroepen /oudt zijn om haar wat op te knappen. Naar mijn ge voelen kan het ding best mee doen zooals het daar reilt en zeilt. Maar daar zit hem de knoop. De lui houden zichzelf voor kleine onze-lieve-heertjes, die zes dagen moeten wer ken om een nieuw wen hij e te scheppen en ze snappen niet, dat zeker iemand hen bij den neus heeft en dat zij per slot van rekening niets anders doen dan zichzelf Ie verscheppen, totdat te lange leste hun maag niet goed meer werkt, hun smaak bedorven, hun nachtrust verstoord en hun hersenkas in de war geraakt is. Neem de dingen zooals ze zijn, dat is mijn filosofie. Dat is de lui in den regel te min. Ze wil len dat de dingen zullen zijn zooals ze zelven zijn. Met dien hoogmoed, de bron van alle verdriet, staan ze op en gaan ze naar bed ; en dan kan je ze 's morgens en 's avonds hoo ren verklaren, dat het hier een belabberde, afschuwelijke, ellendige boel is. \Vaarom? Omdat een uil een uil is en een ezel een ezel, en niet, als zij dit nu eeiis toevallig zoo begecren. een pauw of' een raspaard. Maar laat hen hun gang gaan. Ik ben wat ik ben, en weet heel goed dut ik mijn lekker leventje niet waard zou zijn en het, om de waarheid te zeggen, ook met het meeste genoegen cadeau zou geven, als ik op de een of' andere wijs mijn evenwicht verloor, en mee ging doen om deze wereld tot een dollemanshuis te maken. Ik zal er me niet toe laten verleiden. Ik lach ze uit de heele bende, en lachen is een genot. Het allerhoogste dat, te bereiken is. Ik heb. ik herhaal het, een goed leven. En ze zijn jaloersch op me. Zo kunnen het niet verbergen, en dat geeft mij natuurlijk nog meer pret. Ze begrijpen wel, dal: ik het beste deel gekozen heb; en dat zij zich in een ver keerd vaarwater hebben laten sturen, en ze zouden me zoo graag naar zich toehalen, maar ze krijgen mij niet, van mijn stand punt af, in hun smerige moeras. \Vant dat zeg ik met Spruyt, met Jelgersma, met Levy, of met welken iilosoof je maar wilt: zal je rustig leven en sterven, dan behoor je je ziel wijsgcerig te bezitten, en het bewijs dat je daartoe; gekomen bent, is de volmaakte, onver stoorbare rust. Och.'' zei ISrommeijer tegen me, die zoo wecrgaasch graag in mijn schoenen zou staan: !.?dat kan ik me '.er wereld toch niet begrij pen, hoc jij, v. Jjlijensteyn, nu kunt leven met zoo letterlijk niets te doen. Kerel, geloof me, je moest wat om handen hebben, 't een of 't ander, waarvoor je je kunt iiitercsseeren, al was het maar een commissarisschap van een weeshuis, een hotel of een sportclub,.. . maar nu zoo heelemaal niets uittevoeren. . .." Hij zette daarbij een gezicht, alsof hij zelf geloofde, dat hij 't goed met me meende, tot dat hij, ietwat geraakt, uitriep: kom, lach me niet uit !'' Maar waarom zou ik niet lachen, vroeg ik: Ik geef me niet met. zaken af, omdat ik me zelf een pci-Kunii gevoel." I let was een lust te zien hoc nijdig hij bij dat antwoord werd ! llad ik aan me zelf niet genoeg dan zou ik in zaken gaan, Jïrommeijer. Iemand die niet geheelaf geschapen is, moet zich completeercn en dan neemt hij 't een of ander bij de hand. Maar ///, ik heb niets anders noodig dan mij zelf) want ik ben geacheveerd ter wereld ge komen, ik ben van nature vol." ???Loop naar......" hoorde ik .Julius tusschen de tanden mompelen. Zot! zulk een eenvoudige waarheid gaat zoo'n helderen kop boven zijn begrip! SNUIFJES. Lohman is mij tegengevallen. Dat hij met de taie Ivanaan:; een beetje in de war is ge raakt, is zoo erg niet ; maar dat hij, als Six hem verwijt, dat hij van Gods woord een po litiek expediënt maakt, antwoordde: dk ver mijd zooveel mogelijk mijn godsdienstige prin cipes in de Kamer ter sprake ie brengen", had ik niet van hem verwacht. \Vat zal zijn vriend Keuchenius daar wel van zeggen ? En dan te vertellen, dat het hem eigenlijk niet aan zijn kouèkleèren raakte, wat de Eerste Kamer met de Siedenwet zou doen, nadat hij eerst zoo de tanden had laten kij ken ! Neen, dan heeft hij zich indertijd tegenover A. C. Wertheim heel anders gehouden! Turn kwam dadelijk de Kabinetsquaestie voor den dag. En nu blijft Z.Exc. met de kous op den kop kalmpjes zitten. * * ^ De directie van de Amsterdamsche Om nibus-Maatschappij begint tegen haar perso neel erg beleefd te worden. Ze heeft de koet siers en de conducteurs, die in Den Haag bij de enquête-commissie een boekje hadden open gedaan, bij zich ontboden en hun gezegd, dat zij ii/oc-ltfi/t heengaan en dat zij zelfs nog een recommandatie kenden medekrijgen. Uiterst beleefd, nietwaar? terwijl de directie toch met een -ingerukt marsclr' kon volstaan. En die ondankbare ambtenaren hebben van het zoo gracieus aangeboden verlof om heen te gaan niet eens gebruik gemaakt. Of zou dit blijven een begin van dankbaarheid zijn, c>; het voor de maatschappij en haar perso neel voortaan wezen : n ziel en n zin 'i Ik hoop er het beste van. EEN DUELLIST. Paul de ('assagnac, de bekende duellist, werd eens op een morgen gewekt door zijn, getuigen die hem kwamen afhalen. Hij her innerde zich, nog bevangen door den slaap, niet waaraan hij dit vroege ochtendbezoek te danken had. 't Regende dat 't goot en 't woei een storm en ('assagnac was daardoor bijzonder uit zijn humeur. 't fs wat moois om nu al op to staan," pruttelde hij >cr is nog geen vuur aan den haard, geen warm water...." en hij keerde zich nog eens in bed om met de vrien delijke woorden*: >Loop jelui naar den duivel." Een van de getuigen verklaarde dat er zonder van weerszijden de eer" te na te komen, mogelijkheid bestond om de zaak in der minne te schikken. ;>'t Was maar eeu kleine woordenwisseling aan tafel," zei de tweede getuige, een dwaasheid, niet der moeite waard; wanneer je het goedvindt zul len we alles in orde maken en je kunt nog een poos gerust gaan slapen." Zoo!" zei Cassagnac, terwijl hij opstond, en zich begon aan te kleeden. »Hm! vertel me eens wat is er eigenlijk gebeurd. Welke wijn is er gedronken '.' Als 't Bordeaux was dan ben ik niet lastig geweest." ? Neen ! 't was Bourgogne." Hm ! zoo, ja ! daar heb ik 'n kwajen dronk van, daar kan ik niet tegeu" en C. trok zijn bottines aan. -En heb ik veel gedronken ?" Als 'n tempelier !'' Duivels! dan ben ik zeker totaal in de war geweest." Je was onverdragelijk." Dus," hernam ('., terwijl hij voor den spie gel met zorg de scheiding door zijn haar trok, dus heb il: ongelijk gehad." -Volkomen! laat ons daarom de zaak maar weer in orde brengen," zeiden de getuigen nogmaals. -\Velneeu! nu ik eenmaal aangekleed ben," en ('. zette zijn hoed op, -zullen we maar lie ver gaan, ik zal hem hm! wie is 't ook weer? wel even een prik geven. '

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl