Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEDAMMEK
A'. 1891.
WEEKBLAD YOOR NEDEELAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLEEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 19 April.
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar » mail 12.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . ,0.12*
Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer ...» 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O C D:
VAN VERRE EN VAN NABIJ.
FEUIL-LErON: Schetsen en portretten, door Jan van
Bergen. KUNST EN LETTEREN: Tooneelte
Amsterdam, door Fr. Oedipus te Utrecht, door
Mr. T. L. Muziek in de hoofdstad, door Van
Milligen. Verkooping van de collectie-P, inde
Bralfke Grond, door V. Aanteekeningen Schil
derkunst, door V. L'essor, door Dr. P. Alberd.
Thflm. VARIA. SCHAAKSPEL.
Souveliinen thuis. Voor Dames, door E-e.
ALtEELEI. INGEZONDEN: Antwoord aan Mr.
Treub, door Dr. Jelgersma. RECLAMES
PEN-EN-POTLOODKRAS8EN. ADVERTEN
TIËN.
Van verre en van nabij.
De Oostenrijksche Rijksraad is door den
keizer geopend met eene troonrede, die zich
onderscheidde door haar zeer optimistische
beschouwing van den internationalen toe
stand. In bijzonderheden hieromtrent trad
keizer Franz Joseph niet, maar met nadruk
verklaarde hij, dat alle regeeringen hadden
verzekerd, het behoud van den vrede als het
hoofddoel van haar streven te beschouwen,
dat Oostenrijk-Hongarije tot alle mogendhe
den in vriendschappelijke betrekking stond,
en dat men met grond mocht hopen op eene
voortduring van de reeks der vredesjaren.
De Oostenrijksche regeering schijnt zich dus
niet ongerust te maken over de mogelijke
gevolgen van den te Sofia gepleegden aan
slag en evenmin eene bijzondere beteekenis
te hechten aan de berichten over troepen be
wegingen aan de Russische grens, berichten
die in een deel der Duitsche pers met
bijiondere regelmatigheid terugkeeren.
De Hamburger Nachrichten, die, zooals
bekend is door den heer Von Bismarck
worden geïnspireerd, gaan in het optimisme,
wat Rusland betreft, nog heel wat verder,
veel verder zeker dan eenig Oostenrijksch
blad zou durven doen. Rusland zoo be
toogt het orgaan van den gewezen
Rijkskanselier heeft in centraal-Europa niets
te zoeken, en zal dit ook niet verontrusten
of aanvallen, al 'spreekt men ook nog zoo
veel over eene Fransch-Russische alliantie.
Maar dan moet men aan Rusland ook de
Feuilleton.
Schetsen en Portretten
DOOR
JAN VAN BERGEN.
Ke r mis.
Kramen en tenten zijn nog gesloten. Een
waas van geheimzinnigheid ligt over het
gansche marktplein, een geheimzinnigheid,
die echter niets verschrikkends heeft, maar
veeleer prikkelt en nieuwsgierig maakt.
Daar hangt een groote strook van wappe
rend doek, waarop in hocus-pocus taal te
lezen staat, dat daar binnen huist: de schrik
der woestijn, de viervoetige slang der
alangalang-velden, de schofieerder der kerkhoven
ginds treft een groot tableau ons oog.
Het is een bloederig stuk; zeker een veld
slag: afgehouwen hoofden en opengereten
paarden, mannen met roode rokken en man
nen met blauwe rokken en veel rook, waar
achter drie mannen zonder rokken, maar
met veeren in het sluike haar, aan een ge
heel leger van Indianen doet denken.
We gluren in een kraam, waarvan het
doek met een tip is opgenomen, juist als de
eva van een werkmeid, die de straat »doet",
en zien heerlijke koeken met doorboorde
harten, die het oog bekoren en den lust
wekker. En al rondwandelende kijken we
door de nauwe gangetjes tusschen de kra
men, en we merken op, dat het achter die
kramen minder mooi is dan er vóór, precies
als op het tooneel, waar het achter de scher
men pok niet zoo schitterend is, als in het
boudoir der rijke erfgename voor het voet
licht. De draaimolens kunnen we niet
voor-bijgaan, zonder een blik geworpen te hebben
op de mooie paneeltjes boven het af hangend
zeil, echte Jan Steentjes met geestige rijmen,
als: Wie niet draaien wil, staat stil, of
Hy gaat naar bed, Maar lekker vet.
vrije hand laten in het Oosten, dat wil zeg
gen niet alleen in Azië, maar ook op het
Balkan-schiereiland. Dan moet men kalmpjes
toezien, als Rusland zich met 30,000 of
50,000 man eene kleinigheid, nog geen
twee legerkorpsen ! op
Constantinopel werpt, zich meester maakt van sden
sleutel van zijn huis'1, den Bosporus, en
den Sultan pensioneert. Dat er in Rusland
Panslavisten zijn, en dat deze jegens
Duitschland alles behalve vriendelijk zijn gestemd,
wordt ook door de Hamburger Nachrichten
erkend. Maar het is dien Panslavisten ten
slotte slechts te doen om uitbreiding van
grondgebied voor Rusland, en zij zullen dit
niet in westelijke richting zoeken, als het
hun aan den anderen kant als het ware in
den schoot wordt geworpen. Wat verder over
Rusland's booze plannen wordt verteld, is
slechts toe te schrijven aan beursmanoeuvres,
of aan het drijven van hen die een
onwettigen toestand in Bulgarije willen besten
digen.
Mogelijk heeft de schrijver in de Hamburger
Nachrichten gelijk. Laat men in Europa een
anderen kant uitkijken of een oogje dicht
drukken als Rusland het geheele Balkan
schiereiland in den zak steekt, en van daar
zijne militaire wandelingen in Klein-Azi
en Armeniëvoortzet, dan zal men voorloopig
geen last hebben van kozakken in
CentraalEuropa. Doch wie aan de regeering te St.
Petersburg op zulk eene wijze carte Manche
zou willen geven, zou eerst moeten vergeten,
dat er een Europeesch evenwicht bestaat,
en dat er in ons werelddeel nog andere be
langen, om niet eens van rechten te spreken I
dan die van Duitschland en Rusland zijn
te behartigen, Te Weenen bijvoorbeeld heeft
men bij het lezen van dergelijke
toekomstdroomen alle reden om zich te verheugen,
dat de heer Von Bismarck niet langer in
het Europeesch concert de eerste viool speelt.
Trouwens, als de gewezen rijkskanselier
nog invloed had op den gang van zaken,
zou hij zich voor dergelijke lichtzinnige ad
viezen ongetwijfeld wachten. Men kent zijn
«gevleugeld woord": Bulgaricn ut mir Hekuba.
Dat was indertijd al erg genoeg. Maar
omtrent Constantinopel heeft vorst Bismarck
nooit zulk eene roekelooze onverschilligheid
aan den dag gelegd, als thans zijn
bevoorIn de oliekoekenrij", gewoonlijk het mid
delpunt der kermis, zijn de kraampjes, die
nu reeds de kermis met hun heerlijke geuren
vervullen, alsmede de stalletjes, die straks
snippers en koeken zullen leveren voor de
hakblokken op drie pooten.
Om drie uur komt er leven en beweging
op straat en drentelen troepjes en troepen
rond, waarvan velen bestaan uit zes kinde
ren, die reeds loopen kunnen, twee zuige
lingen, die nog niet loopen kunnen, benevens
een pa en een ma, die de zuigelingen
dragen. Het melancholiek geluid van
stuivers-trompetjes, het uitdagend geraas van
pretentieuse ratels, het hysterisch geschreeuw
van inkrimpende elastieke bollen, die aan
buikpijn en vliegende steken doen denken,
laat zich allerwegen hoorcn.
Eindelijk slaat het vier uur en worden de
zeilen geheel opgenomen. Wat een pracht! Zie
die galanteriekramen met hun schoone schilde
rijen, ??Italiaansche berglandschappen en
Zwitsersche meren met hun waaiers en
crins en albums en heerlijk riekende zeepen !
Die bazarachtige speelgoedkramen met groote
plakkaten, waarop de prijzen staan van fraaie
en allerfraaiste dingen, die zóó onze aandacht
trekken, dat de eigenaars, die gewoonlijk
achter een trommel, een patroontasch en een
aangekleedc pop verscholen zitten, de eerlijk
heid onzer bedoelingen in twijfel gaan trek
ken. En zie al die oliekoekkraampjes eens,
die door een geheimzinnigcn nevel omgeven
zijn, en let eens op de twee sterk gekleurde
dames met lage japonnen, die uit hun ver
gulde lijsten, langs een pot met ingelegde
haring en een met augurken, door den nevel
heen, hun hemelsblauwe oogen op u richten.
Dit alles echter, door de zon beschenen,
mist het tooverachtige, betooverende, feeërieke,
dat een donkere lucht en schitterende gas
vlammen aan het schouwspel verleenen.
Zeker, een kermis moet ge bij avond bezoe
ken, dan ziet ge de draagbare haarden en
aardappelschillende feeën niet tusschen en
achter de kramen; dan schuilen de groene
recht orgaan doet. Het tegendeel is waar,
men heeft te St. Petersburg nog niet ver
geten, wie het tractaat van San-Stefano
heeft omvergeworpen en daarvoor het trak
taat van Berlijn in de plaats gesteld.
Had men niet langzamerhand de overtui
ging verkregen, dat het den heer Von Bis
marck tegenwoordig vooral te doen is om
zijn opvolger bij elke gelegenheid een stok
tusschen de beenen te werpen, dan zou men
zich moeten afvragen, of het zijn ideaal
was geworden Oostenrijk en Duitschland
geheel te vervreemden. rst heeft hij alarm
geslagen over het ontworpen handelstractaat
tusschen Duitschland en Oostenrijk-Hon
garije, een traktaat, waaraan natuurlijk het
beginsel van wederzijdsche concessiën ten
grondslag ligt, doch dat door den
ex-rijkskanselier in zijne organen wordt voorgesteld
als een schatplichtig maken van de eerstge
noemde aan de laatstgenoemde mogendheid.
Nu komt hij gemoedelijk voor den dag met
een voorstel, om Oostenrijk te maken tot
eene enclave van Rusland. Nog n stap
verder, en hij zal voorslaan Oostenrijk te
verdeelen, gelijk vroeger Polen is verdeeld,
en Duitschland, Rusland en Italiëte be
noemen tot erfgenamen van de
OostenrijkschHongaarsche monarchie.
Men mag zich afvragen, of de heer Von
Bismarck op dezelfde manier zal blijven
spreken, wanneer hij als lid van den Rijks
dag zal optreden. Hij is zes-en zeventig
jaren oud geworden zonder dat hem, gelijk
hij het indertijd ironisch uitdrukte, de
wijding van het algemeen stemrecht is
ten deel gevallen. Thans is die eer voor
hem weggelegd. Ongelukkig echter wordt het
mandaat hem niet op zeer schitterende wijze
aangeboden. Eene onbekende grootheid heeft
in een plattelaudsdistrict tusschen de monden
van de Elbe en Weser, een district, dat
vroeger den heer Von Bennigsen jaren lang
afvaardigde en eens, bij vergissing, en slechts
voor n jaar, een Duitsch-vrijzinnige naar
Berlijn zond, de geschikte gelegenheid meenen
te vinden om den ex-rijkskanselier het be
geerde Rijksdagmandaat te bezorgen. De heer
Von Bismarck was een weinig wantrouwend ;
toen hem de kandidatuur werd aangeboden
zeide hij niet ja, maar ook niet neen. Alleen
gaf hij in het algemeen te kennen, dat een
arken, waarin het personeel van het Thétre
Maritime Mécanique huisvest, weg in de
schaduwen van groote en kleine tenten; clan
ziet ge de tricots niet, die met slappe ar
men en beenen over strak gespannen touwen
te drogen hangen; dan ziet ge onder den
reiswagen de stroomatras niet, waarop Miss
Olivia van het Cristal Palace of donna
Estclla van het Alliamlira straks hun moede
leden zullen uitstrekken. Neen, des avonds
wordt dit alles met den mantel der
liefde bedekt en is het klatergoud echt goud,
en zijn de glaskoralen in den diadeem der
eerste danseuse echte Kaapsche diamanten.
Maar genoeg, het is avond en wij zien
alles in het rechte licht. Het is druk, vol,
meer dan vol. Telkens komen we in on
zachte aanraking met stoere poldergasten,
zwakbeenige kleermakers, liefhebbende
veldartilleristen en hun beminde en beminnende
Dulcinea's, en worden we op de teenen getrapt
door kwajongens, die elkaar achterna zitten
en als dolle honden door de menigte rennen.
Boem ! boem ! klinkt het uit de verte en
daarop laten zich de tonen van een
muziekkorps hooren. Folichincl beukt geweldig op
de turksche trom en geeft Culuinbiue, die
van de schouders tot de knieën in een wolk
van neteldoek steekt, maar haar beenen, in
tricot gestoken, door de menigte laat be
wonderen, telkens een tikje op haar molligeu
arm en kijkt dan weer, met zijn neus in de
lucht, heel strak voor zich heen. Athleten
in glinsterende zwembroekjes en met
rozeroode beenen staan met gekruiste armen
tegen het tableau geleund, waarop
kortrokkige godinnen met guirlandes, door vurige
hoepels springen. De muziek houdt op.
Een lieer in zwarten rok, met een witte
borst, een presenteerblaadje onder den arm
en een badine in de hand, treedt op. Hij
neemt het presenteerblaadje, drukt op een
veer en zet tot verbazing van het publiek
den gibus op zijn gepommadeerde en in 't
midden gescheiden haren. En dan roept hij
met stentorstem:
Rijksdagzetel hem niet onwelkom zou wezen.
De nationaal-liberalen bleken bijzonder weinig
gevoelig te zijn voor de eer, aan hun district
toegedacht; hunne leiders hielden zich zorg
vuldig buiten de quaestie en hunne hoofd
organen spraken er zoo weinig mogelijk over.
En het resultaat ? Nu, dat is mager ge
noeg. Niettegenstaande alle pogingen, om aan
de candidatuur van den vorst het karakter
van eene nationale te geven, en alle betoo
gingen, dat de partijen zich konden vereeni
gen in eene hulde aan den heros der eeuw,
aan den grooten vaderlander, aan den man,
die Duitschland's eenheid had tot stand ge
bracht, bleven die partijen hare eigen
candidaten handhaven. De heer Von Bismarck
verkreeg niet eens zooveel stemmen als de
vroegere nationaal-liberale afgevaardigde
Gebhardt; hij verkreeg niet eens de volstrekte
meerderheid, en hij komt in herstemming
met den candidaat der socialisten, den sigaren
maker Schmalfeld.
Bismarck en een sociaal-democraat in her
stemming, wél hebben onze buren gelijk
als zij hier van eene Ironie des Schicksals
spreken. En nog pijnlijker zal het voor den
heer Von Bismarck zijn, te weten, dat hij
bij de herstemming zijne verkiezing aan de
hulp der Duitsch-vrijzinnigen en der Welfen
zal hebben te danken.
Een paar jaar geleden zou de zaak waar
schijnlijk anders zijn afgeloopen. Toen zou
den ongetwijfeld, evenals nu geschiedt, de
meesten hebben geoordeeld, dat de plaats
van den gevallen staatsman niet was in de
rijen der afgevaardigden, die hij vijfentwintig
jaren lang met bijna souvereine minachting
had behandeld. Maar toen had zijne candi
datuur toch nog een nationaal karakter kun
nen dragen. Thans is dit onmogelijk, en
alleen door toedoen van den heer Von Bis
marck zelf. Men heeft den vorst gekend
als machthebbende, en waarlijk, zijn juk was
niet licht. Maar men heeft hem in het laatste
jaar leeren kennen als frondeur, als den man,
die, om het bevallige beeld van de Kölnische
Zci-tung te gebruiken, iezegrimmig en luid
ruchtig achter den staatswagen aanloopt,
en men begrijpt terecht, dat Bismarck in
zijne jongste incarnatie in den Rijksdag slechts
kwaad kon doen.
Waarschijnlijk zal hij er slechts enkele
»Komaan, dames en heeren ! voorziet u van
plaatsen. Hedenavond buitengewone voor
stelling : toeren in de hooge, hoogere en hoog
ste goochelkunst door professor Rubino,buiten
gewone werkzaamheden van de gebroeders
Jingle, jongleurs en gymnasten van het
VictoriaThéatre t^ Londen; ongeëvenaarde techniek op
allemogelijke en onmogelijke instrumentendoor
de muzikale clowns, signor Venturo en
signor Alberto, die laatst de hooge goedkeuring
mochten wegdragen van Z. M. den Keizer
van Marocco en hoogstdeszelfs huis;
vervolgens werkzaamheden aan de trapèze
door de gezusters Thomson, beroemde
celebriteiten van het keizerlijk hoftheater te Pe
tersburg ; daarna toeren op het slappe
koord door m as ter Bob, den beroemden ne
gerkoning ; ten slotte De geheimzinnige
Spelonk of De Blauwe Grot, fantasmagorische,
dramatische pantomime, opgeluisterd door
bengaalsch vuur; in de pauzen zal de
beroemde kapel van directeur Steinbach,
zich doen hooren. Komaan ! voorziet u van
plaats: eerste rang negen-en-negentig cent,
tweede rang zestig cent en derde rang met
goede zitplaatsen een schelling of dertig cent!
Komaan, de voorstelling gaat beginnen.
Muziek !"
Boem ! Boem ! en de Steinbachsche kapel
laat zich hooren. Gansche drommen dringen
nu met geweld door de menigte en beklim
men onder struikelen en vallen de trappen
van het tooverpaleis. Met veel moeite zijn
ook wij binnengekomen, na eerst een gulden
te hebben betaald aan het bureau, een met
groen laken bekleed tafeltje, waarachter een
dame troont met een kleurige sjaallong en
een hoed, waarop de veeren van drie struis
vogels.
Na de toeren van professor Rubino, de
duikelingen van de gebroeders Jingle, de
helsche muziek van de muzikale clowns, de
acrobatische werkzaamheden van de gezus
ters Thomson, de equilibristische wonderen
van m aster Bob, voert men de Geheimzin
nige Spelonk of de Blauwe Grot op. Het