Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 722
Leid te spreken ? in alle toe nu toe gepredikte
moraal, in elke dogmatiek, ziet hij zwakke punten
en legt er den vinger op, niet om daarna als
handig ontleedkundige het zieke deel weg te
nemen en een schoon gezond geheel op te bouwen,
neen, enkel om de krankheid onzer moraal en
de wankele teerheid onzer holle theorie ons
spottend in het aangezicht te slingeren.
't Is geen verkwikkelyke lectuur, dat boek
Jenseita van Gut und JBó'se", het laat den
heilbegeerigen lezer te koel, omdat er niet genoeg
?warmte en gloed in te vinden is, en toch is dat
gemis aan vuur een der verdiensten dezer
philosophische studie. Wie de groote problemen van
het leven, de vraag naar godsdienst en moraal,
naar wereldorde en doel nader treedt, hem zij
het koel beredeneerend verstand tot gids en de
twyfel tot voelhoren, indien hij niet als zoovele
waarheidzoekers wil stranden op de klip, waar
heen de verleidelijke sirene hem lokte, de klip
der kortzichtigheid en der halve waarheid.
Tot de hoofdstukken, waarin de schrijver min
of meer positief optreedt, behooren de twee Wir
Grelehrten en Unsere Tugenden; in de andere
Der freie Geist, Das religiöse Wesen en Zar
Naturgeschichte der Moral treedt zyne persoon
lijkheid niet zoo op den voorgrond.
Over die persoonlijkheid nog een enkel woord.
Den indruk van een ernstig en een goed mensen
maakt de schrijver, waar hij van zijn werk af
scheid neemt en zegt:
Wat zyt gy toch, gjj mijne geschreven en ge
schilderde gedachten! Wat is, het nog kort
geleleden, dat ge nog zoo jong waart, zoo bont en
dol uitgelaten, vol prikkelende geheimzinnige be
koring, zoodat ik om u moest lachen en jubelen
en nu Reeds hebt ge uwe nieuwheid afgelegd
en enkele van u zijn, vrees ik, klaar, om waar
heden te worden, zoo onsterfelijk zien ze er al
uit, zoo hartroerend rechtschapen en vervelend!
Maar kan dat anders? Welke zaken schrijven wij
op en schilderen we, wij mandarijnen met
chineesche penseelen, wij vereeuwigers van de dingen,
die men schrijven k <n, wat is het dat we kunnen
teekenen ? Helaas, enkel datgene, wat op het punt
is te verwelken en reeds begint te niet te gaan!
Helaas, enkel aftrekkende onweeron en late
halfdoode gevoelens. Helaas, enkel vogels, die zich
moe vlogen en afdwaalden en nu niet de hand
konden worden gevangen, met onze hand! Wij
vereeuwigen slechts vermoeidekwijriendegedachten,
want slechts voor uwen namiddag, o mijne dier
baren, heb ik kleuren, vele kleuren, bonte en
teedere verven, wel vijftig soorten geel en bruin
en groen en rood: maar niemand leert mij
daar toch uit kennen en niemand wordt er door
gewaar, hoe gij er in uwen morgen uitzaagt, gij
plotselinge vonken en wonderen, die mijne een
zaamheid hebt verhelderd, gij mijne oude dierbare
gedachten!''
Ea ook op andere bladzijden wordt duidelijk
voor onze oogen epgeroepen het beeld van den
eerlijken waarheidzoeker. die den mensch en de
natuur weer tot elkaar wil brengen en het arme
menschvogelije sterk wil maken, opdat het doof
kunne zijn voor de zoete tonen der vogelaars met
hunne metaphysische fluitjes.
Niet allen echter behoeven die kracht. Eéne
groep en wel de grootste helft van het tot rijp
heid gekomen menschengeslacht heeft haar niet
noodig, dat zijn de vrouwen, een wijsgeer heeft
zich zóó bitter over haar uitgehten als deze
schrijver. Schopenhauer's stoot naar den achter
grond is een zachte oanmaning vergeleken bij den
Btevigen duw, dien Nietzsche het vrouwelijke ge
slacht toedient. De vrouw wil zelfstandig worden,
dat is een der ergste dingen in de verlcclijking van
Europa! Wat moet er dan al aan het Jicht komen l
De vrouw heeft zooveel reden tot schaamte, in
haar is zooveel pedants en opp3rvlakkigs; zooveel
schoolmeesterachtigs en aanmatigend», zooveel
bekrompen brutaalheid en onbescheidenheid, die
slechts door de vrees voor den man aan banden
kunnen worden gelegd, dat alle zelfstandigheid
haar schaadt. Wee, wee, als het
Ewig-Langtoeilige am Weibe te voorschijn komt (en de
vrouw is er rijk aan) en zij geleerd wil worden!
Wat een slechte smaak blijkt daaruit! Waarheid
vil de vrouw niet; wat is haar aan waar
heid gelegen? Niets is haar vreemder, want hare
grootste kunst is de leugen, haar eenig punt
van belangstelling de schijn! Wij mannen
wenschen niet dat de vrouw verlicht zij, juist om
haar te sparen en uit wijze voorzorg decreteerde
de kerk: muiier taceat in ecclesia! Kr is een
soort van corruptie aanwezig, afgezien nog van
den slechten smaak, als een vrouw zich op madame
Eoland, madame de Staël of George Sand beroept,
alsof door haar iets voor de vrouw als vrouw ware
bewezen. Onder mannen zijn de genoemde drie
juist komische figuren, niets meer, en zelf de
beste onwillekeurige tegenargumenten tegen eman
cipatie en vrouwelijke zelfstandigheid.
Zich te vergissen in een grondprobleem als de
waarde van man en vrouw, hierbij een grondig
antagonisme en de noodzakelijkheid eener vijan
dige gespannen verhouding te loochenen, hier
misschien wel van gelijke rechten, gelijke opvoe
ding, gelijke aanspraken en verplichtingen te
droomen: dat is een typisch teeken van opper
vlakkigheid (Ftachköpftgkeit staat er!) en een
denker, die op dit gevaarlijk punt zwak is geble
ken, kan men voor verdacht, neen, voor schuldig
aanzien. Een man daarentegen, die eenige
diepte van geest bezit, ook de diepte die
tot strengheid en hardheid uit goede bedoe
lingen in staat is, kan alleen op Oostersche wijze
over de vrouw denken: hij moet de vrouw als
zijne bezitting, als een op te sluiten eigendom,
als iets, wat tot dienstbaarheid bestemd is en
daarin zijne voltooiing vindt, beschouwen, bij
moet zich hierbij op het standpunt der
instinktieve meerderheid van bet verstand der oude
Aziaten stellen.
In geen eeuw is het zwakke geslacht met zoo
veel achting door de mannen behandeld als tegen
woordig; dat behoort bij de democratische lief
hebberijen, en natuurlijk wordt er misbruik van
gemaakt. Men wil meer, men leert eischen en
de vrouw verleert de vrees voor den man. Gaat
die vrees verloren, dan verdwijnt alle vrouwelijke
instinct. En hoe dom is het, om niet meer te
merken, langs welken weg men het gemakkelijkst
de overwinning behaalt, de oefening te verliezen
in datgene, waardoor men kan behagen, den man
voorbij te willen streven en het hem uit het hoofd
te willen praten, dat de vrouw als een lief,
speelsch, soms wat lastig maar meestal aangenaam
huisdiertje moet worden onderhouden, verzorgd,
beschermd en ontzien. Is dat iets anders dan
geweld doen aan het vrouwelijk instinct?
?'t li waar: er zijn dwaze vrouwenvrienden en
vrouwenbedervers, die haar raden, alle mannelijke
domheden na te doen en haar zelfs er toe zou
den willen brengen, couranten te lezen en aan
politiek te doen of aan vrijgeesterij, alsof een
vrouw zonder vroomheid voor een verstandigen
atheist niet iets volkomen tegenstrijdig* en
belachelijks ware. Men wil het zwakke geslacht
door beschaving sterk maken, alsof de
geschiedenis niet leerde, dat de cultuur altijd samenging
met verzwakking der wilskracht."
Ziezoo, m'nheer Nietzsche, hier zouden we ge
voegelijk bij uwe philippica een speldje kunnen
steken, om de vermoeiendheid, weet u. Want
wij veroorloven ons de weelde, het in dezen niet
met u eens te zijn en nu zult u toegeven, dat
het kriebelig maakt, als op eene vergadering,
waar debat is toegelaten, de opponent niet aan
het woord kan komen Dan kan men lust hebben
om van zijn stoel op te springen en vindt bet
moeielijk, om zich tot den tijd van het
wederwoord rustig te houden, niet waar? 01 neen,
mijn: niet waar?" is misplaatst hier, immers,
welk wijsgeer kent bij ervaring eene vergadering
met debat? Maar, badinage a part, gelooft ge
werkelijk aan de feitelijke inferioriteit der
vrouw, of acht ge die slechts voor de mannen
wenschelijk en aangenaan? Dit hebben wij uit
uw betoog niet kunnen opmaken. Een groote
Ulmer dog loopt soms gehoorzaam en gedwee
achter een zwakken jongen iat aan en volgt diens
minsten wenk in blinde gehoorzaamheid, maar
dan komt het toch niemand in de gedachte, om
te meenen, dat die man tegen den hond is op
gewassen en dat niet de hond, als men zijne
natuur zich vrij had laten ontwikkelen, de ge
hoorzaamheid zou weigeren en anders zou zijn
dan hij is. Wat de vraag naar feitelijke inferiori
teit betreft, raden wij u aan er de kundigste
physiologen en anatomen eens op na te lezen, en
de andere vraag, of het er in de wereld meer of
minder pleizierig zal uitzien dan nu, als er een
gelukkiger samenwerking van mannen en vrouwen
op den voet van minder geestelijke ongelijkheid
mogelijk zal wezen, die hebben een Mill en
een Lewes, een Guizot, een Shellcy en een
Browning door ervaring voor zich zelven opge
lost en gelukkig zijn steeds meer ongenoeiuden
met hen bezig een antwoord op die vraag te
zoeken. U zweeft blijkbaar bij het woord mensch
zoo bepaald en uitsluitend het beeld van den
man voor den geest, dat het noodelooze moeite
zou zijn het betoog uit een ander oogpunt te
weerleggen dan uit dat van het gerief en genoe
gen van den man, en wij meenen, dat in deu
door u geschetsten toestand zeer weinig mannen
?den voor hen meest begeerlijk-jn zullen zien. Als
uwe schildering waarheid bevat, dan zoo spoedig
mogelijk de vrouwen veranderd, of God moge ons
armen stervelingen genadig zijn!
F. J v. U.
V A K l A.
PLASTISCHE KUNST.
Veiling van de verzameling Cousin Op 11
dezer werd te Parijs de veiling van de boeken
en manuscripten van den heer Cousin. vice pre
sident van de socié!édes bibliophiles
contemporains" ten einde gebracht. Cousin bezat een
unicum: Tableaux den moears du Temps dans
les différents iiges de la rie", met twintig minia
turen van beroemde schilders uit de 18e eeuw.
Dit prachtwerk was in het begin van de vorige
eeuw vervaardigd voor den beroemden kunstver
zamelaar en bibliophiel, den fermier-général La
Popelinière, en behoorde later aan den hertog de
La Vallière, den markies de Paulny, prins
Stanislaus Radziwill en baron Pichon, uit wiens
bibliotheek Cousin het bij de veiling voor 00,000
irancs aankocht. Bij de veiling van Cousin bereikte
het slechts den prijs van 20,000 ir. Er gingen
dus aan dit eene werk 40,000 fr. verloren Eene
serie gravures van den markiezin de Pompadour
werd met 2100 fr.; de werken van Clement Marot,
eerste uitgaaf, met 1510 fr.; de origineele uitgave
van de Elegie aux Nymplies de Vaiix" van La
Fontaine met 2055 fr. ; de Faliles" vai 1755
(Desaint et Saillant) met 1525 fr.; de
Amsterdamsche uitgave van 1762 met 1170 fr.; Les
projets de gouvernement n'solus pur 11 f gr. de
Bourgogne", manuscript op ollandsch papier voor
koningin Marie Antoinette, met 2000 fr., enz.
betaald. In het geheel bracht de veiling 13(>,192 fr.
op. Aan het museum Carnavalet schonk Cousin
de zwartlederen portefeuille, waarin Robespierre
zijne papieren bewaarde, als hij zich naar de zit
tingen van het comitédu salut public begaf.
Cousin verkreeg deze historische portefeuille van
zijn voorganger in het voorzitterschap van het
Groot Oosten."
In het artikel van Prof. Paul Alberdingk Thijra
over L'Easor, in ons nummer van de vorige week,
was de naam van een kustenaar Zaverne genoemd,
dit moet zijn Taverne.
TOONEEL EN MUZIEK.
Van den grooten Internationalen Wedstrijd, op
5, en 7 Juli 1891 door de Koninklijke Harmonie
Apollo's-lust", te Eindhoven te houden, zal wor
den deelgenomen door de volgende gezelschappen:
Sectie«. (Harmonie.) l. Stedelijk Mnziekkorps, Alk
maar; 2. Cercle Philharmoniipie disonais, Dison
(België); 3. Groote Harmonie, Lier (België); 4.
rpheus, Tilburg; 5. KK. Harmonie Apollo, Kaats
heuvel; (J. Religio et Arti, Eindhoven; 7. Harmonie
Harderwijk, 8. Euphonia, Kaatsheuvel; 9 KK".
Harmonie Cecilia, Prinsenhage ; 10. Nieuwe KK.
Ilarm. Vlijt en Volharding, Roosendaal;
ll.L'Espérance, Waalwijk; 12. Euterpe. Zalt-Bomrael;
13. De Eendracht, Best; 14. Utile Duld, .Box
meer; 15. De Eendracht, Drunen ; 1(>. Unitas et
Fidelitas, Gennip; 17. l'hileutonia, Gestel; 18.
Concordia, Ginneken.- 19. Oefening on Volhar
ding, Nuenen, Eeneind ; 20. Arti on Amicitiae,
Oirschot; 21. De Eendracht, Raamsdonkveer; 22.
Vlijt en Eendracht, Rijen; 23. Harmonie, Tttorn;
24. Uitspanning na Arbeid, Valkenswaard; '25. Con
cordia, Vlijmen; 26. L'Union musicale, Waalre;
27. L'Union fraternelle, Zeelst; 20. Ste. Cécile,
Gemmenich, (België); 29. Kunstliefde vermag alles,
Oss.
Sectie b. (Fanfare). 1. Fanfare St. Huhert, Luik;
2. L'Echo des Montagnes, Tilburg; 3. Fanfare der
KK. Ned. Machinefabriek, Helmond; 4. Cecilia,
Schijndel; 5. Kunst en Vriendschap, Vught; 6.
Musis Sacriun, Woenael; 7. L'Echo des Montagnes;
8. NOS jnngit Apollo, St. Oedenrode; 9. De Goede
Hoop, Aarlo-Rixlel; 10. Musis Sacrum, Bakel;ll.
L'Union, Bladel; 12. Fanfare, Deurne; 13. Union
des Fanfares, Esneux, (België); 14. La Réunion
musicale, Geldrop; 15. Oefening en Uitspanning,
Goirle; l(i. De Bergengalm, Hechtel, (België);
17. Concordia, Ililvarenbeek ; 18. Cecilia, Lieshout;
19. Sophia's Vereeniging, Loon op Zand; 20. Fan
fare, Loyers, (België); 21. Fanfare de Moha,(België);
22. De Vooruitgang, Nuenen; 23. Fanfare der KK.
Ver. Asterius, Oisterwijk; 24. St. Cecilia, Tegelen;
25. Concordia, Tholen ; 2(>. Concordia, l i Instralen ;
27. St. Cecilia, Amerzoden; 28 De Echo der
Kempen, Bergeijk; 29. Semper Crescendo,
Middelharnis en 30. Door het Volk, voor het Volk,
Sprundel.
Eenige der gezelschappen zullen deelnemen aan
den wedstrijd: Lecture a Vue.
Behalve de heeren Richard Hol te Utrecht, F.
Hennen te Heerle, Joh. M. Coenen te Amsterdam,
F. L. v. d. Bogaerde te Aalst, N. A. Bouwman
te Bergen op Zoom, J. Steenebrugen te Brussel,
O. Wolft' te Maastricht, G. Tack te Namen en
F. J. Schweinsberg te Nijmegen, hebben zich nog
bereid verklaard als lid der jury op te treden,
do becren:
J. Völimar, Oud-Kapelmeester der Grenadiers
en Jagers, den Haag; Simar, Officier-Kapelmeester
2e Reg. Guidcs, Brussel; J. Derème,
Olficier-Kapelmeester 43a Reg. Inf. Compièjjne, (Frankrijk) ;
G. K. v. Aken, Kapelmeester 5o Reg. Int'. Nij
megen ; G. Job. van Dam, Kapelmeester 2e Reg.
Huzaren, Vonloo; B. Perk, componiste, Brussel.
De feestcommissie heeft den heer J. Smit, burge
meester van Eindhoven tot eere-voorzitter, den
heer M. J. II. Kessels tot secretaris der
feestregeling en den heer E. Achterbergh tot secretaris.
Het bestuur der Koninklijke Harmonie
Apollo'sLust," bestaat uit de heeren C. J. E. RedeJé, !
eere-presii'ent, Louis Redele, president, Ign. de j
llaes, (i. Aasterberg on L. Mullors, secretaris.
Het belooft, met zooveel deelneming van muzikale
verecnigingen en zooveel belangstelling van muzikale
autoriteiten, voor Eindhoven een gedenkwaardig
feest te zullen worden.
Uit Parijs wordt van 18 dezer geschreven: Alles
liever, dan nog langer Ritt en Gailhard", was
zoo ongeveer de algemeene opinie van pers en
publiek, omtrent de aanstaande benoeming van
de nieuwe directie der Groote Opera. Aan dezen
wensch is nu voldaan. Ofschoon de aftredende
directie hare laatste nieuwe opera, l^c j\l<nje van
Massenct, met eene pracht had gemonteerd,
die met hare vroegere zuinigheid geheel in strijd
was; otschoon Gailhard evengoed van Toulouse is
als de almachtige minister Constans, heeft toch
de regiering voor de eerstvolgende zeven jaren
niet hun, maar aan de heeren Bertrand on Colonne
de leiding van den eersten schouwburg van Parijs
toevertrouwd.
Eugène Bertrand was tot dusverre directeur
der Variétés. Op liet eerste gezicht schijnt de
keus cenigzins vreemd, daar in do Variétés toch
een zeer licht soort van kunst gekweekt wordt,
welke niet de aangewezen voorstudie voor de
Groote Opera kan genoemd worden. Porol. de
directeur van het OJeon, zou meer artistieken
waarborg gebo len hebben, en eveneens Wilder,
de vertaler van Wagner en muzick-criticus van
den Gil-lilus. En toch is Bertrand misschien de
meest geschikte candidaat geweest; want de Groote
Opera is niet alleen een kunstinstituut, maar ook
een sociale en politieke instelling, zoodat de ar
tistieke bevoegdheid niet alleen geldt. Bijna van
veel meer belang is het administratief' talent en
de fi:iancieele onafhankelijkheid van den direc
teur, en deze brengt niemand zoo goed mee als
Bertrand. In de twintig jaren toch dat hij de
Vaiiétés heeft geleid, heeft hij heel wat
millioenen verdiend. Aan den anderen kant heeft hij
zich als muzikaal adviseur een eerste kracht toe
gevoegd : den stichter der naar hem genoemde
concerten, Colonne. Bertrand zal in zekeren zin
een jongere Ritt, en Colonne een verbeterde
Gailhaird zijn, althans dat hoopt men.
De regeering heeft zeker ook wel in de aan
biedingen van Bertrand het bijzonder democratisch
karakter daarvan gewaardeerd. Bertrand toch wil
de Groote Opera zoo goedkoop maken, dat de be
zoekers der café"s chantants uit de hoogte zullen
neerzien o\> het publiek der opera. Arme drom
mels zullen zeggen: De Scula en het Klilonulo
zijn helaas onbereikbaar voor mijn beurs; maar ik
heb nog de Zondagsvoorstellingen in de Groote
Opera." Volgens het plan van Bcrtrand zullende
drie abonnemcntsvoorstellingen in de week, even
als tot nu toe plaats vinden, maar de vierde voor
stelling, die er 's winters alleen bijkomt, op Za
terdag, zal altoos voor verminderden prijs zijn en
een fauteuil daar bijvoorbeeld 5 francs in plaats
van 15 kosten. Maar dat is i iet genoeg. Zondags
namiddags znlien nog veel goedkooper voorstel
lingen gegeven worden, waar de ganseli; ruimte
fauteuils en parterre met een bewcegbaren houten
vloer overdekt en met kale banken bezet zal wor
den. Hierop zal eene plaats 2K franc kosten, meer
niet. De café's concerts nemen voor hun fauteuils
toch minstens 3 a 3 M franc. Eindelijk zullen er
Dondenlagsrniddags orkcst-matinée's tegen geringe
entree gegeven worden.
Dit zijn alle zeer opmerkelijke voorstellen, die
dan eindelijk zullen tengevolge hebben, dat "alle
belastingbetalcnden iets kunnen genieten van de
800,000 francs subsidie, die de Staat jaarlijks
aan de Groote Opera geeft. Colonne zal de muzi
kale studiën leiden en slechts bij uitzondering
zelf het orkest dirigeercn. liet artistiek pro
gramma dat hij meebrengt, verdient we! vermel
ding. Van Wagner zal niet enkel JMJiciigrin maar
ook Die Meister*iur/<:r worden gegeven; van Verdi
de Olello, van Boïto de ]\ïe f int <> f/?!<?.: deze beide
die reeds alle opera's ter wereld zijn
rondgctrokken. waren te Parijs nog niet gehoord. De Armida
en do Oi'}>Jt('3 van Gluck. de Iroijens van Berlioz,
tot nog toe enkel in Carlsruhe gegeven, zullen
nu weer op de planken komen, waar zij oor
spronkelijk voor geschreven zijn. Ook het opne
men van de Samson et Dalila van Saint-Saëns is
een gelukkige gedachte. Minder geschikt is de
keus van de Russische opera's, van Glinka La
vie pour Ie Czar, dat geheel verouderd is, en van
Rubinstein de Néron, een heel zwakke schep
ping. Men had beter gedaan door den Onjagin
van Tschaikows-ky en de Prince Igor van
Borodin te nemen, deze zouden van de Russische
muziek een beter denkbeeld gegeven hebben.
liet is jammer dat een ander plan van Ber
trand niet tot uitvoering komt. Hij had aan jon
gere componisten en zangers de gelegenheid
willen geven om zich bekend te maken, door het
Edüii-Théatre aan te koopen en daar oen kleine
lyrische opera te vestigen,eenc succursaal der Groote
Opera. Daar zouden dan bij wijze van proef
station nieuwere opera's worden opgevoerd; mis
schien is er tegen het aanvaarden zijner directie,
l Januari 1892, nog eene overeenkomst te treffen.
Van het bezoek door Ibsen aan Weenen ge
bracht ter gelegenheid van de opvoering van zijn
Die Kronpriitendentcn in het Burgtheater, is
veel werk gemaakt. In eenige litteraire kringen
zijn hem ovatiën en huidebetuigingen van allerlei
aard gebracht, ofschoon de Weenerpers opmerke
lijk koel gebleven is voor zijn werk. Dit viel te
meer in het oog, omdat juist dezer dagen Felix
Dahn bij zijn komst te Weenen, het voorwerp is
geweest van de overdrevenste hulde ir. de pers.
Bij de eerste opvoering van Die
Kronpriilendcnten, een historisch drama dat in de Xllle eeuw
in Noorwegen speelt en in geen verband staat met
Ibsen's latere pliilosophische drama's, werd na het
eerste en het tweede bedrijf de dichter met
stormachtigen bijval op bet tooneel geroepen; aanspra
ken werden gehouden en kransen aangeboden. Na
het laatste bedrijf was de stemming veel kalmer.
Na de voorstelling werd door eenige jonge let
terkundigen aan Ibsen een banket aangeboden,
waartoe ook de acteurs van het stuk genoodigd
waren. Men zou Die Kronpratendenten, met
Lewinsky in de rol van een ouden bisschop, in het
Burgtheater, deze week nog driemaal geven en
daarna Der Volk*feind van Ibsen; in het Volks
theater werd JJie Wüdente met .Mitterwurzer
tweemaal gegeven.
Omtrent deze laatste voorstelingen wordt nog
gemeld:
Bij de opvoering van Ibsen's Wüdente in bet
volkstheater te Weenen, waarbij de dichter-zelf
tegenwoordig was. is het onrustig toegegaan. Er
werd gctloten. gesist en geschreeuwd, en daar
tegenover des te sterker gcapp'audisseerd. Ibsen
had er veel pleizier in; op dit oogenblik wordt in
de Weener pers de strijd nog eens nagevochten."
Militaire Zaken.
IJ E VOEDING EN VERPLEGING VAX
HET LflGER.
Er is, om dit zoo eens uit te drukken, geen
vak zoo uitgebreid als het militaire vak.
Het beslaat toch niet alleen iii de kunst om
vun tle bestaande oorlogswapenen en van de tot
vernieling dienende wei k tuigen liet beste ge
bruik te maken, om deze te vervaardigen en
meer en meer te volmaken ; tot deij u-erkkring
van den militair beliooreu ook de
versterkingsen de .scheepsbouwkunst, het ingenieursvak, bet
kleeden, voeden, verzorgen (genees- en heelkunde)
en verplegen van het leger. Oogenschijulijk zijn
deze vier laatste dienstvakken een bijzaak, die
in vredestijd vun zelf marcheert, maar iu oor
logstij,l is bet geheel anders; dan vooral zijn zij
hoofdzaak, doch vormen tevens eeue zeer
moeielijlre taak. Aan die takken vau dienst, welke
aa.ii de militaire administratie en de geneeskun
digen zijn opgedragen, kan daarom niet te veel
zorg besteed worden, want een goede voeding
en verpleging vau het leger iu tijd van oorlog
bepault voor een groot gedeelte de waarde, de
maximum kraeutsuiting daarvan, wanneer na
lange dikwerf vermoeiende marsenen of groote
inspanning, het oorlogstooneel betreden wordt.
En uu mag in vredestijl alles dienaangaande
zoo goed mogelijk geregeld zijn, de oorlog, een
maal uitgebroken en in gang, veroorzaakt zoo
vele toestanden afwijkende vau hetgeen gewoon
lijk het geval is, dat de voorhanden hulpmiddelen
menigmaal te kort schieten om in alles behoor
lijk te voorzien, en dat door de uiterste inspan
ning soms nog slechts bet allernoodigste wordt
verkregen.
Het volgende, ontleend aan een verhaal in een
Duitsch blad van een Wurtembergsch officier
der administratie, die den oorlog van 1S70?71
mede maakte, gunt ons een blik in de vaak
treurige werkelijkheid van oorlogstoestanden.
Toen de Duitsehe legers ua den slag bij
Wörth zicli op bet Fransche grondgebied bewo
gen en steeds verder trokken, trad het beginsel
in werking, dat men zooveel mogelijk op kosten
van den vijand moest trachten te leven. Door
de snelheid waarmede men voortrukte, kon er
van geregelde requisitiëu bij de verschillende
gemeenubesturen geen sprake zijn, en op wat
men eetbaars vond, werd beslag gelegd. Het
was een harde taak voor ben die daarmede be
last, werden; maar liet is niet anders, de oorlog
zelf' is iets oumenselielijks en roept onvermijde
lijk wreede toestanden in het leven.
Nadat de Vogeseu gepasseerd waren, mar
cheerde ons regiment in het begin van Augustus
1S70 met den meesteu spoed naar
Chalons-surMarne, alwaar wij toen vermoedden, dat de be
slissende slag zou plaats hebben. De landstreek
die doorgetrokken werd, was prachtig, maar de
bewoonde plaatsjes die wij voorbijgingen, waren
meestal armoedig en vuil, zoodat eie staf van
liet regiment er de voorkeur aan gaf om, niet
tegenstaande den regen, den nacht onder een
tent, door te brengen. Bij liet slechte weder,
eischte liet bivakkeeren menigmaal veel van het
lichaam ; zoo zal bijv. geen onzer bet bivak bij
Hambaeh in den nacht van i" op 11 Augu-tus
vergeten. Bij feilen wind en stortregen, lagen
de soldaten bijna zouder stroo en slechts in den
overjas gewikkeld op den natten, doorweekten
grond, alleen de officieren hadden tenten, die
echter slechts met de grootste moeite tegen
\vegwaaien beveiligd konden worden. Den vol
genden morgen geleek bet regiment wel een
wandelende hoop modder en meldden zich velen