Historisch Archief 1877-1940
tol. Naar de kunstrichting zou Merciéhet naast bjj
den overledene staan, maar de benoeming van
Daloa zon met den thans Leerschenden smaak meer
?vereen komen.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No. 723
De tentoonstelling van antieke doozen, etuis,
bonbonnières, juweelkistjes enz. die op het Musuein
van Kunst ny verheid te Haarlem zal gehouden
worden, belooft buitengewoon belangrijk te wor
den. Uit verschillende plaatsen van ons land wer
den zeer kostbare en antieke inzendingen ont
vangen.
De tentoonstelling wordt Zondag 9 Mei geopend ;
tot 5 Mei worden nog bijdragen ingewacht by den
heer Von Saher, Conservator van het Museum, die
bereid is tot het geven van nadere inlichtingen.
De Salon des Champs -Elysées te Parijs de
eerste der drie salons, is bijna gereed en men
belooft er zich veel goeds van. Door het weigeren
van heel veel schilderijen is wat ruimte gewon
nen, en men heeft daarvan gebruik gemaakt om
eenige tussehenschotten af te breken, en dus
grootere zalen te verkrijgen. Een van deze wordt
voor rustsalon bestemd, alleen met gobelins behan
gen en met eecige statuetten versierd. Onder de
groote stukken zullen zeker de aandacht trekken,
het Stalen geweli" van Laurenr, den nieuwen
académicien; het stelt Lodewijk XVI voor, onder
de gekruiste degens van de afgevaardigden niet de
driekleur in de hand de trap opgaande. Dan is
ar een reusachtig doek van Rochegrosse, de Val
van Babyion"; men herinnert zichzyn Inneming
van Troje". Chapu, dit jaar overleden, had een
boste van de prinses van Wales ingezonden;
Falguière exposeert eene Diana, eenigzins verwant
aan zijn. vroegere beroemde Diana, en toch weer
een oorspronkelijk werk.
De vernissage was op 30 April bepaald ; maar
op l Mei zou de Salon gesloten blijven, wegens
de socialistische demonstraties die men op de na
bijgelegen Place de la Concorde verwachtte.
TOONEEL EN MUZIEK. .
De klucht van Albert Carré, die hier onder den
naam van Dokter Joopie" is opgevoerd, is in het
Residenz-Theater te Berlijn onder den naam
Dr. Jojo" gegeven. Aan de Frankfurter wordt
er over geschreven: Iii gewaagdheid overtreft
het alles, wat tot heden op het Duitsch tooneel
te zien was, maar de uitspattende brutaliteit is
met buitengewone zorg en ongekende handigheid
opgezet. Voor deze burlesque is niets heilig, zelfs
de eerzame schoonmoeder wordt in verdachte toe
standen gebracht. Met uitbundig gelach nam het
publiek de dolle grap op, en ten slotte kon men
zich toch troosten, dat er in den grond, ondanks
de meest gewaagde onderstellingen, niets ergs ge
beurd was."
Sarah Bernhardt in Australië. Er wordt uit
Sydney geschreven, van 23 Maart: Zoover als
thans bepaald is, zal Sarah Bernhardt hare Austra
lische kunstreis op 2 Juni en wel in het Princess
Theatre te Melbourne aanvangen. Later zal zij
te Sydney en waarschijnlijk ook te Brisbane en
Adelaide optreden. Maar de tijd van haar verblijf
in Australiëis slechts op drie maanden berekend.
Opgevoerd worden alleen Cleopalra, La Tosco-,
Theodora en Fedora.
Figaro deelt mede, dat Francifque Sarcey,
(eigenlijk Frargois Sarcey), de tooneelcriticus van
den Temps, op 26 April te Nanterre in het hu
welijk getreden is met mlle. Julie hérèse
Carbonari. De bruidegom was 63, de bruid 33 jaar
oud; het huwelijk is in alle stilte, zonder kennis
geving aan de pers, zonder muziek of toespraak,
zelfs na het gewone uur, voltrokken. Sarcey heeft
te Nanterre een buiten, waar hij lederen zomer
eenige weken doorbrengt.
Wij vestigen de aandacht van onze lezers op
de Declamatorische Soiree, a.s. Maandag in het
Odéon alhier te geven door Fiiiulein Eugenie
Wohlmuth, Vortragsmeisterin aus Wien, die zich
hier, vóór zy naar Londen vertrekt, eenige dagen
ophoudt.
Te Rotterdam trad deze begaafde dame in de
Irene-zaal 1.1. Woensdag op en oogstte van een
zeer talryk publiek, door haar boeiende en zeer
beschaafde voordracht, de warmste toejuichingen.
Ernst en luim wisselen in hare voordrachten
op aangename wijze af.
Vooral in das heitere Element is zij in haar
kracht, maar ook de ernstigere voordrachten deden
de toehoorders, telkens, bewonderend,
applaudisseeren.
Zelden zal men de sprookjes van Andersen zóó
hebben hooren vertolken, Fraulein Wohlmuth
geeft slechts n soiree. Kaarten zijn te
vorkrijgen bij de Algemeene Muziekhandel, Spui, alhier.
Het Odéon te Parijs, had op 25 April eene
première, het drama van Georges de I'orto-Riche,
dat eerst L'Ennemie geheeten heeft, maar op
een protest van de erven van Labiche, dio dezen
titel reeds gebruikt had, in L'Amourcuse is
verdoopt. Het stuk schijnt oenigzins een antwoord
op Dumas' Francillon. De 26-jarige vrouw van
dr. Etienne Fériaud is, na acht jaar huwelijk, nog
dol verliefd op haar man. Deze is nu 43 jaar en
indertijd een groot Don Juan geweest; hij be
schouwt het huwelijk als een soort van retraite,
en neemt zijne rust. Dit maakt zijne vrouw tot
zyne vijandin. Zij kwelt hem met opdringende
teederheid, jaloezie-scènes, hindert hem in zijn werk
en is geen goede huisvrouw. Op haar verzoek ziet
hy af van het bijwonen van een medisch congres
in Italië, dat hem veel aanzien zou verschaft heb
ben, en hij heeft later veel spijt van deze opoffering.
Eindelijk brengt hij zijm vrouw, om rust te
hebben, in kennis met zijn vriend Pascal. Pascal
heeft indertijd Germaine liefgehad, en hare hand
doen vragen door zijn vriend Etienne. Dit was de
aanleiding tot de kennismaking tusschen Etienne
en Germaine; daar het meisje hem zelf zoo be
haagde, heeft hij haar voor zichzelf gevraagd en
dus Pascal bedrogen. Pascal wreekt zich nu gaarne
en verleidt zonder gewetensbezwaar Germaine.
E'ieii.e is ijdel; hij verbeeldt zich dat zijne vrouw
hem toch niet werkelyk ontrouw kan worden, of
schoon hij haar daartoe heeft uitgedaagd. Eene
scheiding van veertien dagen is voldoende om
Etienne weer tot den minnaar van zijne vrouw
te maken, en wat Germaine betreft, zij heeft reeds
sinds het eerste oogenblik berouw gehad van hare
liaison met Pascal. Zij is gelukkig over de toe
nadering van Etienne, maar voelt zich verplicht
hem alles te bekennen, en nu is Etienue vol
jaloezie. Toch wil hij Pascal niet uitdagen; alles
is immers zijn eigen schuld. Aan Pascal wordt
het huis ontzegd, en Etienne verzoent zich met
zijne vrouw.
Het stuk zou zeker geen succes gehad hebben,
als niet Mlle. Réjane de rol der licht ontvlambare
heldin, eene vrouw vol temperament, had ge
speeld en deze doen toejuichen.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Een curieus protest tegen het naturalisme, waar
tegen zoovele jonge schrijvers in Frankrijk juist
met ultra-mystkisme en psychologie opkomen, is
bij den uitgever Perrin verschenen. Het heet Les
cahiers d'AndréWalter en is enkel vormelooze
idealistische droomerij. De schrijver heet Andr
Gide; hy geeft zijn werk als losse fragementen
uit, het dagboek van een jongen Bretagner, die in
1870 als de zoon van een Duitschen vader en eene
Bretocsche moeder geboren, in 1890 krankzinnig
gestorven is. Er wordt veel aan Duitsche littera
tuur gedaan in het boek; AndréWalter leest met
zijne geliefde, die met een ander trouwt en kort
vóór hem sterft, Die Braut von Messina, Die
Heinilcehr en Die Nordsee, en zegt bijv.:
Het Duitsch heeft gefluisterde alliteraties, die
beter dan het Framch vaporeuze drooinen aan
duiden". Toch is het Duitsch hem nog te duide
lijk; hij zegt: Ik heb mij eene taal naar mijn
wensch gemaakt. Fransch ? Volstrekt niet. Muziek
is de eenige taal waarin men schrijven kan.'' En
ten laatste is ook weder de muziek hem nog niet
onbestemd genoeg. Hij schrijft bij voorbeeld: Tegen
den morgen heb ik myn bijbel gelezen; ik ben
de piano genaderd, maar ik heb het niet gewaagd
te gaan spelen; de harmonieën zijn te precies".
Dan volgt een ledige bladzijde, alleen in het mid
den, in het Duitsch: Gefülil ist alles; Name ist
Schall und Rauch, Umnebtlnd Ilimmelsglut". e
krankzinnigheid van den held wordt nog daardoor
gecompliceerd, dat hij weer een boek schrijft met
een krankzinnigen held. Op een der laatste blad
zijden van het dagboek leest men: Allain is zijn
einde nabij. Hij is reeds krankzinnig. Prachtig!'
Men heeft dus met twee krankzinnigen te doen,
Allain en AndréWalter; hun schepper, Andr
Gide, moet ook wel een weinig toquézijn. Hij
heeft heel wat balfverteerdo litteratuur er in; er
is allerlei in geciteerd, Duitsch, Italiaansch, La
tijn, niet altoos juist, Grieksch, zonder accenten,
en nu eii dan incorrect Fransch.
De oorspronkelijke britf'" van den profeet Mo
hammed. In de zitting van do academie van weten
schappen te Weenen van 15 April deed professor
Karabacek eene medcdeeling, die wel in staat is,
in ruimer kring belangstelling te wekken, en die
vooral in do Mohammedaansche wereld veel opzien
moet baren. Zooals bekend is, wordt in de schat
kamer van de Turksche kroon als een kostbaar
reliquie een oorspronkelijke brief van den profeet be
waard, die wel niet sinds den tijd van Mohammed
van geslacht op geslachten overgegaan is, maar
in het midden van onze eeuw in een Koptisch
klooster ontdekt en in het jaar 18f>8 door sultan
Abiloel Medschid voor een half railhoen piasters
gekocht is. De echtluid van het document werd
vóór den verkoop door Europeesche en Oostersche
geleerden eikend. Op grond van palïcographische
onderzoekingen heeft professor Karabacek reeds
vele jaren geleden de echtheid van den brief be
twijfeld. Door de talrijke oude schriftproeven, dio
de verzameling van den aartshertog Reinier aan
biedt, gelooft hij thans het bewijs van de onecht
heid te kunnen aantoonen en den brief van
den profeet als eene latere vervalsching te moe
ten aanduiden, die minstens twee eeuwen na
Mohammed door een Koran-kalligraaf voor het
klooster vervaardigd is. Nevens feitelijke en
palïeographische bewijzen duiden vooral nog de
onderteekening en het zegel van den brief op eene
eigenaardigheid, die in ouden tijd niet gebruike
lijk was. Men kan naar de bewijsvoering van dezen
degelijken en scherpzinnigen onderzoeker, waar
aan zeker de noodige factimilcs zullen worden
toegevoegd, to recht nieuwsgierig zijn.
Ter gelegenheid van den vijf-en-twintigsten ver
jaardag van de stichting der Roemeensche acade
mie van wetenschappen, hield deze op 14 April,
onder presidium van den koning en in tegen
woordigheid van de koningin en den troonopvol
ger, eene feestelijke zitting, e koning hield eene
levendig toegejuichte toespraak en de koningin
las oen onuitgegeven gedicht voor. Kr werd eene
medaille tot aandenken rondgedeeld, des avonds
had er een galadiner van 70 couverts ter eere
van de académiciens plaats; ook de eereleden
en correspondenten namen er aan deel.
OUD-AMSTERDAMSCIIE
YERSCIIE1DENHEDEN
door Mr. N. J>E ROEVEH.
liet ISetlianicnldookter en zijne overblijfselen.
Een van de punten waaromtrent de kerkelijke
en wereldlijke machten van de vijftiende en zes
tiende eeuw het maar niet met elkander konden
eens worden on die lang vóór er nog van de ker
kelijke woelingen van Anabaptisten, Lutheranen,
Sacramentarissen en andere scctarissen sprake
was, aanleiding tot soms hooggaando twisten gaven,
was het recht van bestaan van kloosters.
Wie zich voornam in stille devotie te leven
overeenkomstig de voorschriften des Ilcilands en
afstand wilde doen van de genietingen maar ook
van de verleidingen dezer wereld; wie zich aan
getrokken gevoelde tot rustige overpeinzing of
tot hoogere geestesontwikkeling, kon nergens vei
liger en beter toevlucht vinden dan binnen de
gewijde kloostermuren. Aan de ruwheid en do
onrust der tijden, danken alzoo in zekeren zin de
kloosters hunnen bloei en hunne toename in getal.
In de toenmalige maatschappij zou men de
kloosters en de geestelijke orden, die ze met
hunne broeders en zusters bevolkten, kwaly'k heb
ben kunnen ontberen. Want zij verschaften niet
alleen een tehuis aan allen, die bevrediging van
hoogere geestelijke behoeften zochten, maar zij
grepen ook in het praktische leven in, trokken
zich het lot van zieken, gevallenen en
misdeelden aan, en kweten zich van de vrijwillig opge
nomen taak met ware christelijke liefde. Uit dit
oogpunt is het dan ook geenszins te verwonderen,
dat de stadsregeeringen met vreugde de oprichting
van zulke geestelijke gestichten binnen of in de
onmiddellijke nabijheid der stadsmuren aanmoe
digden.
Ook binnen Amsterdam werden zij met open
armen ontvangen en zij vonden in de nog onbe
bouwde en voor bewoning vaak nog ongeschikte
stadskwartieren zeer begeerde plekken, om er
hunne kapellen en werkhuizen, hunne ziekenzaltn
en woonplaatsen op te trekken. Reeds in het
begin der vijftiende eeuw vinden wij gansche
strooken aan den buitensten rand der stad (thans tus
schen Kloveniers- en Achterburgwal gelogen, toen
het eiland" genoemd), en aan de laaggelegen Nes,
een beduidend deel van de stad alzoo, nagenoeg
geheel ingenomen door even ruim on luchtig
aangelegde als degelijk gebouwde kloosters.
Maar nu deed zich van lieverlede de schaduw
zijde van hunne tegenwoordigheid gevoelen. De
kloosterbevolking nam toe en, daar de geestelijke
gestichten voorrechten genoten, kon zij der bur
gerij in verschillende opzichten eene onrechtma
tige concurrentie aandoen. Voortdurend groeiden
hunne rijkdommen door den vromen zin onzer
voorouders aan. Er was bijna geon huis, dat niet
met eene zij het ook onaanzienlijke jaarlijksche
rente oud-eigen ten behoevo van een of
ander klooster of altaardienst was belast. Groote
uitgestrekt heden van landerijen en weiden waren
evenzeer op deze wijs in de doode hand geko
men. De kerkelijke machten trokken van liever
lede meer inkomen, dan zij bij ec'nen in den regel
sobere levenswijze konden verteren, zoodat de
kloosters eindelijk even gevaarlijk geacht werden
voor het tijdelijke, als zij bevorderlijk werden
erkend voor het eeuwige weMjn van den leek.
Deze reactie bespeurt men reeds na het mid
den der vijftiende eeuw.
Onder de kloosters, die binnen het toenmaals
reeds tot eene bloeiende handelstad opgewassen
Amsterdam een uitgestrekt terrein hadden in be
slag genomen, verdient het klooster der Bekeerde
Zustcren, anders genaamd het iiethaniën-Convent,
te worden aangewezen. Op den tegenwoordigon
plattegrond is dit terrein afgebakend tusschen den
Kloveniers- en den Achterburgwal door de
Bethaniestraat en de Barndcsteeg.
Toen dit klooster in de eerste helft der vijf
tiende eeuw werd gesticht, was wellicht der stede
uyterste graft" (Gelderschckade en
Kloveniersburgwal) slechts kort te voren gegraven. Het
werd aangelegd op de weilanden, waarvan de
richting der scheislooten nog kenbaar is in de
richting der tegenwoordige straten ; aan die der
Huidevetterssloot, welke nog bestaat; en a.an die
der beken (ongetwijfeld voormalige slooten) die
dwars dcor do op dien strook gelegen kloosters
liepen. Zulke slooten trof men nog in't begin der
zeventiende eeuw achter de huizen van de
Bcthanicstraat en van de Koestraat aan.
Dank zij den steun van voorname lieden,
onder welke wij zeker in de eerste plaats mo
gen herinneren aan Dirk Boelensz, die in 1447
burgemeester werd en wiens dochter Catharijn
als conventualis genoemd wordt nam het
klooster weldra in aanzien en rijkdom toe. liet
schijnt, dat de geweldige brand van 1452 het
gesticht niet spaarde, maar dit verhinderde niet,
dat reeds in 1-162 do kloosterbevolking, die toen
tot 210 personen geklommen was en 10
eommensalen verzorgde, vergunning kon verzoeken
om een eigen kerk te bouwen en een eigen biecht
vader aan te stellen. Dat het convent rijk was
verzekeren geschiedschrijvers, en dat het gord was
ingericht, ook om voorname vreemdelingen te her
bergen, is vooral in den loop der zeventiende eeuw
meermalen gebleken.
Naarmate er in de stad, waarvan de bevolking
aangroeide, vraag naar bouwterreinen ontstond en
geschikte plaats daartoe binnen do stadsmuren
hoe langer hoe moeielijker to vinden was, schijnen
verschillende kloosters er toe te zijn overgegaan,
orn zich van hunne boomgaarden of uithoven te
ontdoen, terwijl andere, als de Minderbroeders
en de Oude Nonnen, die bleven behouden. Reeds
voor het midden der zestiende eeuw verkocht het
Bethaniën-kloostcr zijn uithof, waarop het blok
werd gerooid, gelegen tnsschen do Bethaniünstraat
die aan het klooster haren naam ontleent
en de Koestraat, die vroeger Bethaniëi:koestraat
genoemd werd. Ten tijde dat Cornelis Theunisz
den thans oudst bekenden plattegrond der
stad schilderde (15,'if-), was het coment ten zuiden
niet meer door de Bethanie- maar door de Koe
straat begrensd.
Aan alle zijden door de voor die dagen hooge
kloostergcbouwcn omringd, lag de hof, waarop de
meeste gebouwen uitsluitend uitzicht hadden,
vreedzaam afgescheiden van het stailsgewoel. Dat
de hoi in moestuin, bleekveld en kerkhof verdeeld
was, is algemecne regel. Van de bestemming der
op den thans onder ieders bereik staandon plat
tegrond in houtsncdc van Cornelis Theunisz (1544)
duidelijk van elkaar te onderscheiden gebouwen
is nagenoeg niets bekend. De kei k maakt natuur
lijk do eenige uitzondering, /ij was aan do zijde
der Koestraat gelegen en werd ra do coiifi-,catio
der geestelijke goederen tot Latijnsdic school
ingericht. De proces-verbalen der veiling van do
overige gebouwen, in l:\Si) gehouden, stellen ons
in staat nog enkele andere aan te wijzen. Het
Patershuis was aan den Achterburgwal op den
hoek der Koestraat gelegen.
De hoofdingang van het klooster was ter plaatse,
waar thans de ingang wordt gevonden van den in
1632 met een poortje overbomvdon
Iloogkamersgang, welke zijn naam schijnt to hebben ontleend
aan de woning van Hendrik Hoogkamer, zoon van
Jan Pii'tcrsz. Iloogkamor. schepen, raa-1 en be
windhebber, welke Hendrik in 1624 met deinde
Barndesteeg woonachtige Maria de Vogelacr was
gehuwd. De keuken van het convent bevond zich
in de Barndesteeg, waar thans het pastoorskuis
van de kerk de Ooievaar" gelegen is. Langs de
veste (Kloveniersburgwal), bijna van den hoek der
Barndesteeg af, strekte zich het spinhuis der non
nen uit.
Op den plattegrond van Cornelis Theunisz
bespeurt men langs de Barndesteeg twee blinde
gevels van twee groote, ongelijk hooge gebouwen.
De bestemming van het naast de keuken gelegene
gebouw, het hoogste van de twee, is gemakkelijk
te raden. Daar moet zich het Refectorium, de
eetzaal van het klooster, bevonden hebben. Uit
het proces-verbaal der veiling blijkt, dat dit gebouw
met de keuken in verbinding stond. Verder blijkt
er uit, dat de twee bovenbedoelde gebouwen ieder
in vier woningen gesplitst, verkocht werden. Zij
kwamen toen in verschillende handen.
Beschouwen wij den uitnemend schoon
uitgevoerden plattegrond van Balthazar Florisz (1625)
dan blijkt ons, dat er eene merkmaardige veran
dering in den toestand van het voormalige
refectorium had plaats gehad. Het was thans verbouwd
tot twee aanzienlijke koopmanshuizen en bij de
westelijke helft was de vroegere conventskei.ken
getrokken.
Het andere groote gebouw was in vieren ver
deeld gebleven.
liet is de moeite waard, om de geschiedenis
van dit refectorium na te gaan.
(Slot volgt).
SOUVEREINEN THUIS.
Uit de artikelen van den heer Chrichton
Somerville in do New York Ilerald over de
Verborgenheden van het hofleven in Noorwegen en
Zweden" zijn nog eenige pikante bijzonderheden
omtrent het leven der soevereinen thuis" te garen;
alleen schijnt ook hier het verslag wel wat over
dreven.
De strijd van de gele en roode voeringen", is
de titel van een der afdeelirgen. Het conflict
toch tusschen Noorwegen en Zweden, dat somtijds
ernstig dreigt te worden, zou, denkt de heer
Somerville, voor een zeer eenvoudige oplossing
vatbaar zijn. Wanneer koning Oscar II Noorwegen
bezoekt, is hij van een Zweedsch geleide verge
zeld, dat Zweedsche uniformen draagt; nu, de
gele voi ring van hunne jassen is een bestendige
grief in de oogen van het Noorsche volk. Waren
de dienaren van koning Oscar in hofcostumes ge
stoken met roode voering, dan zcu alles
goed gaan; ele menigte zou stellig verrukt zijn.
Maar zoeals hut nu gebeurt, dat deze dienaars
telkens in de straten verschijnen met hunne
saffraankleurige revers, is steeds ele nationale eer
in het spel en het volk roept: Waarom
moeten wij met 'lat geel belecdigd worden?" le
der weet hoe groot de naijver is tusschen de twee
landen, en het is verkeerd gezien, aldus Zweden
in Noorwegen te brengen; het gevoel van ergernis
wordt toch niet overwonnen.
De Noren aan het hof worden niet altoos met
consideratie behandeld, maar z^j maken het er
soms raar.
Eenigen tijd geleden gebeurde liet, elat de koning
een glas wijn wcnscLte te drinken met een nieuw
benoemd Noorsch Kamerheer.
Uwe gezondheid!" zeide zijne Majesteit min
zaam.
Uwe gezondheid!" antwoordde de kaïnerheer,
zonder van zijn stoel op te staan.
Uwe gezondheid!" herhaalde de koning.
Uwe gezondheid!" antwoordde zijn onderdaan
kort, en bleef zitten, waarop koning 0.-car zijn
glas neerzette /onder te drinken, en zich naar
andere gasten k"crde, over verschillende onder
werpen sprekende. Het is slechts eenige jaren
«eledcn, dat eene dame. die benoemd was tot
eeredame, of een ai.deren dergelijken post. zich
zouzeer vergat, of ze-o weinig manieren kende,
dat de koningin, naar men vertelt, haar ronduit
beval te vertrekken en zich door de groot meeste
res te laten onderrichten, voordat zij het weder
waagde in hare tegenwoordigheid te komen.
De Noren zijn in vele opzichten een eigenaar
dig volk, tengevolge van het feit, dat de gewoonten
van het land het den ecnen broeder mogelijk
maker, een arme dorpssmid te worden en den
ander een staatsminister, zoodat hurne manieren
hetzij overdreven in gemaakte beleefdheid, of
lomp, en hunne begrippen over ideale persoonlijke
meerderheid of gelijkheid met gevestigde autori
teiten zeer opgewor.dcn zijn.
De Zweden daarci tegen zijn een beschaafd en
ridderlijk volk. en hebben zich de trotschen titel
verworven van de gentlemen" van Noord Europa
te zijn. Een Fransch schrijver resumeerde geestig
zijne mcening over de Scandicaviërs, als hij zeide:
De Zweden zijn de heeren, de Denen do
bourgeois en de Noren de boeren van Scandinavië''.
De Noorsche boeren verbeelden zich, dat de
koning geschapen is voor hunne bijzondere be
hoefte. Hij is niet, volgens hunne meeiiing, een
voorwerp van eerbied. Zij weten dat koning Oscar
de achterkleinzoon van een Fransch advokaat is,
en dit verzwakt hun geestdrift en achtiiig voor
het koninklijk geslacht, te meer, omdat eenige
van deze verarmde lieden hun gcslachtshooiu kun
nen dugtoekenen uit ele vroegste tijden van de
Noorsche geschiedenis en zich beroemen op bloed
verwantschap met de oude Noorsche koningen,
terwijl zij zelf als hunne boorsche stamgcnooten
leven; onder deze zijn zij trotseh op hunne oude
afkomst, en zien op een man, hun souverein,
neer, die slechts op twee geslachten kan wijzen,
en van vaderszijde niet van koninklijk bloed is.
liet gebeurt dus in Noorwegen, als het Storthing,
het Parlement, in het paleis op een soiree wordt
genoodigd, dat men een aantal leden ziet ver
schijnen in staatsierokken uit een lang vervlogen
eeuw afkomstig, en groote Wellington-laarzen;
in dit costuum slenteren zij rond, trotsch bij de
gedachte dat zij van koningen afstammen, maar toch
niet te trotsch om op hunne boerderijen te werken.
Een particulier diner geeft de beste gelegen
heid om 's konings onbepeikte gastvrijheid to
waardeeren en zijn karakter te bcstudeeren. Na
dat de koffie in een der voorkamers is opgediend,
nadat de hecrcn uitgenoodigd zijn in de
billardkaracr te rocken, waar sigaren en likeuren zijn
neergezet,gaat Zijne Majesl eit altijd met zijne gasten
mede en is zeer onderhoudend en belangstellend.
Hij gaat rond, van den een naar den ander, en
spreekt met iedereen. Bij zijne nadering staat de