De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 3 mei pagina 4

3 mei 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

tol. Naar de kunstrichting zou Merciéhet naast bjj den overledene staan, maar de benoeming van Daloa zon met den thans Leerschenden smaak meer ?vereen komen. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 723 De tentoonstelling van antieke doozen, etuis, bonbonnières, juweelkistjes enz. die op het Musuein van Kunst ny verheid te Haarlem zal gehouden worden, belooft buitengewoon belangrijk te wor den. Uit verschillende plaatsen van ons land wer den zeer kostbare en antieke inzendingen ont vangen. De tentoonstelling wordt Zondag 9 Mei geopend ; tot 5 Mei worden nog bijdragen ingewacht by den heer Von Saher, Conservator van het Museum, die bereid is tot het geven van nadere inlichtingen. De Salon des Champs -Elysées te Parijs de eerste der drie salons, is bijna gereed en men belooft er zich veel goeds van. Door het weigeren van heel veel schilderijen is wat ruimte gewon nen, en men heeft daarvan gebruik gemaakt om eenige tussehenschotten af te breken, en dus grootere zalen te verkrijgen. Een van deze wordt voor rustsalon bestemd, alleen met gobelins behan gen en met eecige statuetten versierd. Onder de groote stukken zullen zeker de aandacht trekken, het Stalen geweli" van Laurenr, den nieuwen académicien; het stelt Lodewijk XVI voor, onder de gekruiste degens van de afgevaardigden niet de driekleur in de hand de trap opgaande. Dan is ar een reusachtig doek van Rochegrosse, de Val van Babyion"; men herinnert zichzyn Inneming van Troje". Chapu, dit jaar overleden, had een boste van de prinses van Wales ingezonden; Falguière exposeert eene Diana, eenigzins verwant aan zijn. vroegere beroemde Diana, en toch weer een oorspronkelijk werk. De vernissage was op 30 April bepaald ; maar op l Mei zou de Salon gesloten blijven, wegens de socialistische demonstraties die men op de na bijgelegen Place de la Concorde verwachtte. TOONEEL EN MUZIEK. . De klucht van Albert Carré, die hier onder den naam van Dokter Joopie" is opgevoerd, is in het Residenz-Theater te Berlijn onder den naam Dr. Jojo" gegeven. Aan de Frankfurter wordt er over geschreven: Iii gewaagdheid overtreft het alles, wat tot heden op het Duitsch tooneel te zien was, maar de uitspattende brutaliteit is met buitengewone zorg en ongekende handigheid opgezet. Voor deze burlesque is niets heilig, zelfs de eerzame schoonmoeder wordt in verdachte toe standen gebracht. Met uitbundig gelach nam het publiek de dolle grap op, en ten slotte kon men zich toch troosten, dat er in den grond, ondanks de meest gewaagde onderstellingen, niets ergs ge beurd was." Sarah Bernhardt in Australië. Er wordt uit Sydney geschreven, van 23 Maart: Zoover als thans bepaald is, zal Sarah Bernhardt hare Austra lische kunstreis op 2 Juni en wel in het Princess Theatre te Melbourne aanvangen. Later zal zij te Sydney en waarschijnlijk ook te Brisbane en Adelaide optreden. Maar de tijd van haar verblijf in Australiëis slechts op drie maanden berekend. Opgevoerd worden alleen Cleopalra, La Tosco-, Theodora en Fedora. Figaro deelt mede, dat Francifque Sarcey, (eigenlijk Frargois Sarcey), de tooneelcriticus van den Temps, op 26 April te Nanterre in het hu welijk getreden is met mlle. Julie hérèse Carbonari. De bruidegom was 63, de bruid 33 jaar oud; het huwelijk is in alle stilte, zonder kennis geving aan de pers, zonder muziek of toespraak, zelfs na het gewone uur, voltrokken. Sarcey heeft te Nanterre een buiten, waar hij lederen zomer eenige weken doorbrengt. Wij vestigen de aandacht van onze lezers op de Declamatorische Soiree, a.s. Maandag in het Odéon alhier te geven door Fiiiulein Eugenie Wohlmuth, Vortragsmeisterin aus Wien, die zich hier, vóór zy naar Londen vertrekt, eenige dagen ophoudt. Te Rotterdam trad deze begaafde dame in de Irene-zaal 1.1. Woensdag op en oogstte van een zeer talryk publiek, door haar boeiende en zeer beschaafde voordracht, de warmste toejuichingen. Ernst en luim wisselen in hare voordrachten op aangename wijze af. Vooral in das heitere Element is zij in haar kracht, maar ook de ernstigere voordrachten deden de toehoorders, telkens, bewonderend, applaudisseeren. Zelden zal men de sprookjes van Andersen zóó hebben hooren vertolken, Fraulein Wohlmuth geeft slechts n soiree. Kaarten zijn te vorkrijgen bij de Algemeene Muziekhandel, Spui, alhier. Het Odéon te Parijs, had op 25 April eene première, het drama van Georges de I'orto-Riche, dat eerst L'Ennemie geheeten heeft, maar op een protest van de erven van Labiche, dio dezen titel reeds gebruikt had, in L'Amourcuse is verdoopt. Het stuk schijnt oenigzins een antwoord op Dumas' Francillon. De 26-jarige vrouw van dr. Etienne Fériaud is, na acht jaar huwelijk, nog dol verliefd op haar man. Deze is nu 43 jaar en indertijd een groot Don Juan geweest; hij be schouwt het huwelijk als een soort van retraite, en neemt zijne rust. Dit maakt zijne vrouw tot zyne vijandin. Zij kwelt hem met opdringende teederheid, jaloezie-scènes, hindert hem in zijn werk en is geen goede huisvrouw. Op haar verzoek ziet hy af van het bijwonen van een medisch congres in Italië, dat hem veel aanzien zou verschaft heb ben, en hij heeft later veel spijt van deze opoffering. Eindelijk brengt hij zijm vrouw, om rust te hebben, in kennis met zijn vriend Pascal. Pascal heeft indertijd Germaine liefgehad, en hare hand doen vragen door zijn vriend Etienne. Dit was de aanleiding tot de kennismaking tusschen Etienne en Germaine; daar het meisje hem zelf zoo be haagde, heeft hij haar voor zichzelf gevraagd en dus Pascal bedrogen. Pascal wreekt zich nu gaarne en verleidt zonder gewetensbezwaar Germaine. E'ieii.e is ijdel; hij verbeeldt zich dat zijne vrouw hem toch niet werkelyk ontrouw kan worden, of schoon hij haar daartoe heeft uitgedaagd. Eene scheiding van veertien dagen is voldoende om Etienne weer tot den minnaar van zijne vrouw te maken, en wat Germaine betreft, zij heeft reeds sinds het eerste oogenblik berouw gehad van hare liaison met Pascal. Zij is gelukkig over de toe nadering van Etienne, maar voelt zich verplicht hem alles te bekennen, en nu is Etienue vol jaloezie. Toch wil hij Pascal niet uitdagen; alles is immers zijn eigen schuld. Aan Pascal wordt het huis ontzegd, en Etienne verzoent zich met zijne vrouw. Het stuk zou zeker geen succes gehad hebben, als niet Mlle. Réjane de rol der licht ontvlambare heldin, eene vrouw vol temperament, had ge speeld en deze doen toejuichen. LETTEREN EN WETENSCHAP. Een curieus protest tegen het naturalisme, waar tegen zoovele jonge schrijvers in Frankrijk juist met ultra-mystkisme en psychologie opkomen, is bij den uitgever Perrin verschenen. Het heet Les cahiers d'AndréWalter en is enkel vormelooze idealistische droomerij. De schrijver heet Andr Gide; hy geeft zijn werk als losse fragementen uit, het dagboek van een jongen Bretagner, die in 1870 als de zoon van een Duitschen vader en eene Bretocsche moeder geboren, in 1890 krankzinnig gestorven is. Er wordt veel aan Duitsche littera tuur gedaan in het boek; AndréWalter leest met zijne geliefde, die met een ander trouwt en kort vóór hem sterft, Die Braut von Messina, Die Heinilcehr en Die Nordsee, en zegt bijv.: Het Duitsch heeft gefluisterde alliteraties, die beter dan het Framch vaporeuze drooinen aan duiden". Toch is het Duitsch hem nog te duide lijk; hij zegt: Ik heb mij eene taal naar mijn wensch gemaakt. Fransch ? Volstrekt niet. Muziek is de eenige taal waarin men schrijven kan.'' En ten laatste is ook weder de muziek hem nog niet onbestemd genoeg. Hij schrijft bij voorbeeld: Tegen den morgen heb ik myn bijbel gelezen; ik ben de piano genaderd, maar ik heb het niet gewaagd te gaan spelen; de harmonieën zijn te precies". Dan volgt een ledige bladzijde, alleen in het mid den, in het Duitsch: Gefülil ist alles; Name ist Schall und Rauch, Umnebtlnd Ilimmelsglut". e krankzinnigheid van den held wordt nog daardoor gecompliceerd, dat hij weer een boek schrijft met een krankzinnigen held. Op een der laatste blad zijden van het dagboek leest men: Allain is zijn einde nabij. Hij is reeds krankzinnig. Prachtig!' Men heeft dus met twee krankzinnigen te doen, Allain en AndréWalter; hun schepper, Andr Gide, moet ook wel een weinig toquézijn. Hij heeft heel wat balfverteerdo litteratuur er in; er is allerlei in geciteerd, Duitsch, Italiaansch, La tijn, niet altoos juist, Grieksch, zonder accenten, en nu eii dan incorrect Fransch. De oorspronkelijke britf'" van den profeet Mo hammed. In de zitting van do academie van weten schappen te Weenen van 15 April deed professor Karabacek eene medcdeeling, die wel in staat is, in ruimer kring belangstelling te wekken, en die vooral in do Mohammedaansche wereld veel opzien moet baren. Zooals bekend is, wordt in de schat kamer van de Turksche kroon als een kostbaar reliquie een oorspronkelijke brief van den profeet be waard, die wel niet sinds den tijd van Mohammed van geslacht op geslachten overgegaan is, maar in het midden van onze eeuw in een Koptisch klooster ontdekt en in het jaar 18f>8 door sultan Abiloel Medschid voor een half railhoen piasters gekocht is. De echtluid van het document werd vóór den verkoop door Europeesche en Oostersche geleerden eikend. Op grond van palïcographische onderzoekingen heeft professor Karabacek reeds vele jaren geleden de echtheid van den brief be twijfeld. Door de talrijke oude schriftproeven, dio de verzameling van den aartshertog Reinier aan biedt, gelooft hij thans het bewijs van de onecht heid te kunnen aantoonen en den brief van den profeet als eene latere vervalsching te moe ten aanduiden, die minstens twee eeuwen na Mohammed door een Koran-kalligraaf voor het klooster vervaardigd is. Nevens feitelijke en palïeographische bewijzen duiden vooral nog de onderteekening en het zegel van den brief op eene eigenaardigheid, die in ouden tijd niet gebruike lijk was. Men kan naar de bewijsvoering van dezen degelijken en scherpzinnigen onderzoeker, waar aan zeker de noodige factimilcs zullen worden toegevoegd, to recht nieuwsgierig zijn. Ter gelegenheid van den vijf-en-twintigsten ver jaardag van de stichting der Roemeensche acade mie van wetenschappen, hield deze op 14 April, onder presidium van den koning en in tegen woordigheid van de koningin en den troonopvol ger, eene feestelijke zitting, e koning hield eene levendig toegejuichte toespraak en de koningin las oen onuitgegeven gedicht voor. Kr werd eene medaille tot aandenken rondgedeeld, des avonds had er een galadiner van 70 couverts ter eere van de académiciens plaats; ook de eereleden en correspondenten namen er aan deel. OUD-AMSTERDAMSCIIE YERSCIIE1DENHEDEN door Mr. N. J>E ROEVEH. liet ISetlianicnldookter en zijne overblijfselen. Een van de punten waaromtrent de kerkelijke en wereldlijke machten van de vijftiende en zes tiende eeuw het maar niet met elkander konden eens worden on die lang vóór er nog van de ker kelijke woelingen van Anabaptisten, Lutheranen, Sacramentarissen en andere scctarissen sprake was, aanleiding tot soms hooggaando twisten gaven, was het recht van bestaan van kloosters. Wie zich voornam in stille devotie te leven overeenkomstig de voorschriften des Ilcilands en afstand wilde doen van de genietingen maar ook van de verleidingen dezer wereld; wie zich aan getrokken gevoelde tot rustige overpeinzing of tot hoogere geestesontwikkeling, kon nergens vei liger en beter toevlucht vinden dan binnen de gewijde kloostermuren. Aan de ruwheid en do onrust der tijden, danken alzoo in zekeren zin de kloosters hunnen bloei en hunne toename in getal. In de toenmalige maatschappij zou men de kloosters en de geestelijke orden, die ze met hunne broeders en zusters bevolkten, kwaly'k heb ben kunnen ontberen. Want zij verschaften niet alleen een tehuis aan allen, die bevrediging van hoogere geestelijke behoeften zochten, maar zij grepen ook in het praktische leven in, trokken zich het lot van zieken, gevallenen en misdeelden aan, en kweten zich van de vrijwillig opge nomen taak met ware christelijke liefde. Uit dit oogpunt is het dan ook geenszins te verwonderen, dat de stadsregeeringen met vreugde de oprichting van zulke geestelijke gestichten binnen of in de onmiddellijke nabijheid der stadsmuren aanmoe digden. Ook binnen Amsterdam werden zij met open armen ontvangen en zij vonden in de nog onbe bouwde en voor bewoning vaak nog ongeschikte stadskwartieren zeer begeerde plekken, om er hunne kapellen en werkhuizen, hunne ziekenzaltn en woonplaatsen op te trekken. Reeds in het begin der vijftiende eeuw vinden wij gansche strooken aan den buitensten rand der stad (thans tus schen Kloveniers- en Achterburgwal gelogen, toen het eiland" genoemd), en aan de laaggelegen Nes, een beduidend deel van de stad alzoo, nagenoeg geheel ingenomen door even ruim on luchtig aangelegde als degelijk gebouwde kloosters. Maar nu deed zich van lieverlede de schaduw zijde van hunne tegenwoordigheid gevoelen. De kloosterbevolking nam toe en, daar de geestelijke gestichten voorrechten genoten, kon zij der bur gerij in verschillende opzichten eene onrechtma tige concurrentie aandoen. Voortdurend groeiden hunne rijkdommen door den vromen zin onzer voorouders aan. Er was bijna geon huis, dat niet met eene zij het ook onaanzienlijke jaarlijksche rente oud-eigen ten behoevo van een of ander klooster of altaardienst was belast. Groote uitgestrekt heden van landerijen en weiden waren evenzeer op deze wijs in de doode hand geko men. De kerkelijke machten trokken van liever lede meer inkomen, dan zij bij ec'nen in den regel sobere levenswijze konden verteren, zoodat de kloosters eindelijk even gevaarlijk geacht werden voor het tijdelijke, als zij bevorderlijk werden erkend voor het eeuwige weMjn van den leek. Deze reactie bespeurt men reeds na het mid den der vijftiende eeuw. Onder de kloosters, die binnen het toenmaals reeds tot eene bloeiende handelstad opgewassen Amsterdam een uitgestrekt terrein hadden in be slag genomen, verdient het klooster der Bekeerde Zustcren, anders genaamd het iiethaniën-Convent, te worden aangewezen. Op den tegenwoordigon plattegrond is dit terrein afgebakend tusschen den Kloveniers- en den Achterburgwal door de Bethaniestraat en de Barndcsteeg. Toen dit klooster in de eerste helft der vijf tiende eeuw werd gesticht, was wellicht der stede uyterste graft" (Gelderschckade en Kloveniersburgwal) slechts kort te voren gegraven. Het werd aangelegd op de weilanden, waarvan de richting der scheislooten nog kenbaar is in de richting der tegenwoordige straten ; aan die der Huidevetterssloot, welke nog bestaat; en a.an die der beken (ongetwijfeld voormalige slooten) die dwars dcor do op dien strook gelegen kloosters liepen. Zulke slooten trof men nog in't begin der zeventiende eeuw achter de huizen van de Bcthanicstraat en van de Koestraat aan. Dank zij den steun van voorname lieden, onder welke wij zeker in de eerste plaats mo gen herinneren aan Dirk Boelensz, die in 1447 burgemeester werd en wiens dochter Catharijn als conventualis genoemd wordt nam het klooster weldra in aanzien en rijkdom toe. liet schijnt, dat de geweldige brand van 1452 het gesticht niet spaarde, maar dit verhinderde niet, dat reeds in 1-162 do kloosterbevolking, die toen tot 210 personen geklommen was en 10 eommensalen verzorgde, vergunning kon verzoeken om een eigen kerk te bouwen en een eigen biecht vader aan te stellen. Dat het convent rijk was verzekeren geschiedschrijvers, en dat het gord was ingericht, ook om voorname vreemdelingen te her bergen, is vooral in den loop der zeventiende eeuw meermalen gebleken. Naarmate er in de stad, waarvan de bevolking aangroeide, vraag naar bouwterreinen ontstond en geschikte plaats daartoe binnen do stadsmuren hoe langer hoe moeielijker to vinden was, schijnen verschillende kloosters er toe te zijn overgegaan, orn zich van hunne boomgaarden of uithoven te ontdoen, terwijl andere, als de Minderbroeders en de Oude Nonnen, die bleven behouden. Reeds voor het midden der zestiende eeuw verkocht het Bethaniën-kloostcr zijn uithof, waarop het blok werd gerooid, gelegen tnsschen do Bethaniünstraat die aan het klooster haren naam ontleent en de Koestraat, die vroeger Bethaniëi:koestraat genoemd werd. Ten tijde dat Cornelis Theunisz den thans oudst bekenden plattegrond der stad schilderde (15,'if-), was het coment ten zuiden niet meer door de Bethanie- maar door de Koe straat begrensd. Aan alle zijden door de voor die dagen hooge kloostergcbouwcn omringd, lag de hof, waarop de meeste gebouwen uitsluitend uitzicht hadden, vreedzaam afgescheiden van het stailsgewoel. Dat de hoi in moestuin, bleekveld en kerkhof verdeeld was, is algemecne regel. Van de bestemming der op den thans onder ieders bereik staandon plat tegrond in houtsncdc van Cornelis Theunisz (1544) duidelijk van elkaar te onderscheiden gebouwen is nagenoeg niets bekend. De kei k maakt natuur lijk do eenige uitzondering, /ij was aan do zijde der Koestraat gelegen en werd ra do coiifi-,catio der geestelijke goederen tot Latijnsdic school ingericht. De proces-verbalen der veiling van do overige gebouwen, in l:\Si) gehouden, stellen ons in staat nog enkele andere aan te wijzen. Het Patershuis was aan den Achterburgwal op den hoek der Koestraat gelegen. De hoofdingang van het klooster was ter plaatse, waar thans de ingang wordt gevonden van den in 1632 met een poortje overbomvdon Iloogkamersgang, welke zijn naam schijnt to hebben ontleend aan de woning van Hendrik Hoogkamer, zoon van Jan Pii'tcrsz. Iloogkamor. schepen, raa-1 en be windhebber, welke Hendrik in 1624 met deinde Barndesteeg woonachtige Maria de Vogelacr was gehuwd. De keuken van het convent bevond zich in de Barndesteeg, waar thans het pastoorskuis van de kerk de Ooievaar" gelegen is. Langs de veste (Kloveniersburgwal), bijna van den hoek der Barndesteeg af, strekte zich het spinhuis der non nen uit. Op den plattegrond van Cornelis Theunisz bespeurt men langs de Barndesteeg twee blinde gevels van twee groote, ongelijk hooge gebouwen. De bestemming van het naast de keuken gelegene gebouw, het hoogste van de twee, is gemakkelijk te raden. Daar moet zich het Refectorium, de eetzaal van het klooster, bevonden hebben. Uit het proces-verbaal der veiling blijkt, dat dit gebouw met de keuken in verbinding stond. Verder blijkt er uit, dat de twee bovenbedoelde gebouwen ieder in vier woningen gesplitst, verkocht werden. Zij kwamen toen in verschillende handen. Beschouwen wij den uitnemend schoon uitgevoerden plattegrond van Balthazar Florisz (1625) dan blijkt ons, dat er eene merkmaardige veran dering in den toestand van het voormalige refectorium had plaats gehad. Het was thans verbouwd tot twee aanzienlijke koopmanshuizen en bij de westelijke helft was de vroegere conventskei.ken getrokken. Het andere groote gebouw was in vieren ver deeld gebleven. liet is de moeite waard, om de geschiedenis van dit refectorium na te gaan. (Slot volgt). SOUVEREINEN THUIS. Uit de artikelen van den heer Chrichton Somerville in do New York Ilerald over de Verborgenheden van het hofleven in Noorwegen en Zweden" zijn nog eenige pikante bijzonderheden omtrent het leven der soevereinen thuis" te garen; alleen schijnt ook hier het verslag wel wat over dreven. De strijd van de gele en roode voeringen", is de titel van een der afdeelirgen. Het conflict toch tusschen Noorwegen en Zweden, dat somtijds ernstig dreigt te worden, zou, denkt de heer Somerville, voor een zeer eenvoudige oplossing vatbaar zijn. Wanneer koning Oscar II Noorwegen bezoekt, is hij van een Zweedsch geleide verge zeld, dat Zweedsche uniformen draagt; nu, de gele voi ring van hunne jassen is een bestendige grief in de oogen van het Noorsche volk. Waren de dienaren van koning Oscar in hofcostumes ge stoken met roode voering, dan zcu alles goed gaan; ele menigte zou stellig verrukt zijn. Maar zoeals hut nu gebeurt, dat deze dienaars telkens in de straten verschijnen met hunne saffraankleurige revers, is steeds ele nationale eer in het spel en het volk roept: Waarom moeten wij met 'lat geel belecdigd worden?" le der weet hoe groot de naijver is tusschen de twee landen, en het is verkeerd gezien, aldus Zweden in Noorwegen te brengen; het gevoel van ergernis wordt toch niet overwonnen. De Noren aan het hof worden niet altoos met consideratie behandeld, maar z^j maken het er soms raar. Eenigen tijd geleden gebeurde liet, elat de koning een glas wijn wcnscLte te drinken met een nieuw benoemd Noorsch Kamerheer. Uwe gezondheid!" zeide zijne Majesteit min zaam. Uwe gezondheid!" antwoordde de kaïnerheer, zonder van zijn stoel op te staan. Uwe gezondheid!" herhaalde de koning. Uwe gezondheid!" antwoordde zijn onderdaan kort, en bleef zitten, waarop koning 0.-car zijn glas neerzette /onder te drinken, en zich naar andere gasten k"crde, over verschillende onder werpen sprekende. Het is slechts eenige jaren «eledcn, dat eene dame. die benoemd was tot eeredame, of een ai.deren dergelijken post. zich zouzeer vergat, of ze-o weinig manieren kende, dat de koningin, naar men vertelt, haar ronduit beval te vertrekken en zich door de groot meeste res te laten onderrichten, voordat zij het weder waagde in hare tegenwoordigheid te komen. De Noren zijn in vele opzichten een eigenaar dig volk, tengevolge van het feit, dat de gewoonten van het land het den ecnen broeder mogelijk maker, een arme dorpssmid te worden en den ander een staatsminister, zoodat hurne manieren hetzij overdreven in gemaakte beleefdheid, of lomp, en hunne begrippen over ideale persoonlijke meerderheid of gelijkheid met gevestigde autori teiten zeer opgewor.dcn zijn. De Zweden daarci tegen zijn een beschaafd en ridderlijk volk. en hebben zich de trotschen titel verworven van de gentlemen" van Noord Europa te zijn. Een Fransch schrijver resumeerde geestig zijne mcening over de Scandicaviërs, als hij zeide: De Zweden zijn de heeren, de Denen do bourgeois en de Noren de boeren van Scandinavië''. De Noorsche boeren verbeelden zich, dat de koning geschapen is voor hunne bijzondere be hoefte. Hij is niet, volgens hunne meeiiing, een voorwerp van eerbied. Zij weten dat koning Oscar de achterkleinzoon van een Fransch advokaat is, en dit verzwakt hun geestdrift en achtiiig voor het koninklijk geslacht, te meer, omdat eenige van deze verarmde lieden hun gcslachtshooiu kun nen dugtoekenen uit ele vroegste tijden van de Noorsche geschiedenis en zich beroemen op bloed verwantschap met de oude Noorsche koningen, terwijl zij zelf als hunne boorsche stamgcnooten leven; onder deze zijn zij trotseh op hunne oude afkomst, en zien op een man, hun souverein, neer, die slechts op twee geslachten kan wijzen, en van vaderszijde niet van koninklijk bloed is. liet gebeurt dus in Noorwegen, als het Storthing, het Parlement, in het paleis op een soiree wordt genoodigd, dat men een aantal leden ziet ver schijnen in staatsierokken uit een lang vervlogen eeuw afkomstig, en groote Wellington-laarzen; in dit costuum slenteren zij rond, trotsch bij de gedachte dat zij van koningen afstammen, maar toch niet te trotsch om op hunne boerderijen te werken. Een particulier diner geeft de beste gelegen heid om 's konings onbepeikte gastvrijheid to waardeeren en zijn karakter te bcstudeeren. Na dat de koffie in een der voorkamers is opgediend, nadat de hecrcn uitgenoodigd zijn in de billardkaracr te rocken, waar sigaren en likeuren zijn neergezet,gaat Zijne Majesl eit altijd met zijne gasten mede en is zeer onderhoudend en belangstellend. Hij gaat rond, van den een naar den ander, en spreekt met iedereen. Bij zijne nadering staat de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl