De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 10 mei pagina 4

10 mei 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 724 onder de 320 nummers teekeningen van Jan Asselijn, Averkamp, Ludolf Bakhuyzen, Berckheyde, Berghem, Both, de Bray, Breughel, Chodowiecki, Albert Cuyp, Goltzius, van Goyen, Hackaert, Ro mein de Hooghe, P. de Laar, Metzu, Adriaan van Ostade, Percellis, Eembrandt, Roland Roghman, Jacob Ruisdael, Andreo del Sarto, Adriaan van de Velde, Esaias van de Velde, Cornelis Visscher, A. Watteau, Wohlgemuth, Thomas Wyck. Verleden week ontvingen de Parijsche koeran ten bericht van het aan den Senegal bij een Fransche expeditie overlijden van Adrien Marie, een voor uitgevers van reisbeschrijvingen en geïl lustreerde bladen in Frankrijk zeer bruikbaar teekenaar, bekend om de ontelbaarheid zijner stereotiepe zoetgemanierde prenten. 7 Mei '91. V. FERDINAND GKEGOSOVIUS. Op den avond van l Mei is te München de geschiedschrijver van het Rome der Middeneeu wen, Ferdinand Gregorovius, overleden. Drie maan den geleden, ter gelegenheid van zijn zeventigsten verjaardag, werd hij door gansch Duitschland, en de wetenschap van de gansche wereld, gevierd; bij hoeveJen is zulk eene feestelijkheid slechts kort aan den dood voorafgegaan. Gtegorovius werd te Neidenburg, in Pruisen, geboren; hy bezocht het gymnasium te Gumbinnen, en studeerde te Königsberg in theologie en philosophie. Voor den geestelijken stand voelde hjj echter, na het voltooien van zijne studiën, de ware aantrekkingskracht niet; gepreekt heeft hij, zooals b.y later gaarne vertelde, maar tweemaal. Gok hem trokken, zooals zoo menigen voor den kansel bestemden, de litteratuur en de we tenschap onweerstaanbaar aan; hij koos littera- , tuur en geschiedenis. Reeds vroeg verschenen i allerlei artikelen van hem; hij schreef in bladen en tijdschriften met de vruchtbaarheid van een Parysch journalist; maar van do meeste opstellen is nauwelijks de titel meer bekend. Eerst in 1849 deed een zijner geschriften iets meer van zich spreken; het was: Göthe's Wilhelm Meister ii seinen socialistischen Elementen. In kleinere bij dragen, als Die Idee des Polent/Mms en Folenund Magyarenlieder, kan men den invloed van de volksstroomingen uit die dagen herkennen; maar ook de ?warmte van gevoel, de kracht van voorstelling, die later den grooten schrijver van hem maakten. In de stilte der studeercel was de jonge schrijver intusschen op een nieuw pad geraakt. Zijn beide volgende studiën, in 1051 verschenen, Der Tod des T'tbenus, een treurspel, en de Geschtdite des Römischen Kuiters Hudrian und seiner Zvit, dui den aan, dat hij met grondige historische studiën bezig was, en in zijn streven en denken den weg naar Rome had gevonden. Een jaar later trok hij voor de eerste maal de Alpen over, om het schooue Italiëte zien, dai hem een tweede vaderland zou worden. Hij zag het land in die da^en, toen het laatste despotisme der kleine staten wanhopige pogingen deed, om zich tegen den storm van de behoefte aan eenheid en vrijheid staande te houden, en toen nog slechts een twijfelachtig morgenrood het aanbreken van een nieuw tijdvak verkondigde. Slechts de geesten van vervlogen eeuwen van grootheid bevolkten nog de puinhoopen van oudheid en middeneeuwen, en over het volk lag nog die bekoorlijke oorspronkelijkheid en geheim zinnigheid, die sedert dien tijd door al het mo derne, gemakkelijkheid van communicatie, parlementarisme, volksonderwijs, dienstplicht en meer, zoo goed als verdreven zijn. Rome was nog inte ressant. De jonge geleerde uit Oostpruisen viel in dit land met eene geestdrift, als had hij zelf Italiaansch bloed in de aderen gehad. Zijn theologisch protestantisme verzette zich niet tegen het gloeien voor natuurschoon, het bewonderen der antieke oudheid, en het medeleven met het katholieke Italiaansche volk. Dichter en geleerde tegelijk, uitte hy zijne aandoeningen het eerst in het idyllisch epos Euphorion (waarvan het Weekblad weinige jaren geleden zijnen lezers eene uitmuntend geslaagde vertaling mocht aanbieden); en daarna reisindrukken, die onder verschillende titels ver schenen en in een bundel Wanderjahre m Italien later vereenigd werden uitgegeven. Onder de taltooze reizen in Italië",?bijna ieder dichter of sehryver van beteekenis toch telt een Iialiaansche reis onder zijne jeugdwerken maken zij geen slecht figuur. Zij vereenigen de vruchten van zijn zoeken en studeeren met den gloed van een krachtig kloppend hart. Nergens echter in Italiëhad Gregorovius zich zoo in de oudheid weten in te werken, als in Rome. Reeds terstond was het daar de geschie denis der Middeneeuwen, die hem aantrok. Zijn overige reizen en zwerftochten in verschillende richting hadden allen hun grond in de betrekking van die streken tot de Eeuwige Stad en het Pausdom. Hij kende de stad tot in haar verste hoe ken en gaten. Hij wist, wie de oude grijze pa leizen had gebouwd, wie ze hadden bezeten en wie bewoond; hij kende de geschiedenis der voor vaderen van hun tegenwoordige bewoners, ook van de minder beroemde or.dcr hen, dikwijls beter dan de nakomelingen zelf. De Romeinen hielden van den stillen geleerde met het scboone verstan dige gelaat, en eerden hem. Na het verschijnen van do acht deelen van zijn groot werk, waarin liefde en eerbied voor het oude Rome ook van zijn kant den grondtoon vormden, maakten zij hem tot eereburger, en de stad Rome deed op haren koste eene Italiaansche vertaling van het werk maken. Gregorovius bleef lang te Rome wonen en had er grooten invloed. Toen voor het normaliseeren van den Tiberoever lange Brijen schilderachtige huizen met historische herinne ringen moesten worden omvergehaald, en door de huizenmassa van het oude Rome nieuwe straten moesten worden aangelegd, zorgde Gre gorovius, dat de uitmuntende aquarellist R szlerFranz een groot aantal van de mooie, interessante, of historisch merkwaardige punten voor do verge telheid redde, alvorens houweel en spade hun vernielingswerk begonnen. En toen daarna een aanzienlyk deel van Rome zoo spoorloos verdwe nen was, dat zelfs de voormalige bewoners zich nauwelijks meer kouden voorstellen, hoe het vroe ger was geweest, namen de vaderen der stad de gedachte van hun eereburger over, kochten de op zijn initiatief ontstane verzameling en plaatsten ze in het stedelyk museum. Na zijn verblijf te Rome woonde Gregorovius in eene andere stad van wetenschap en kunst, München. Maar met ieder voorjaar, als de Noordsche lente zich wachten liet, trok hij weer de Alpen over, om het stralen der zonnige lente van het Zuiden te genieten; hij vond daar de bekende plaatsen en de bekende gezichten der vrienden weer. In de laatste jaren klaagde hij over moeielijkhoid in de ademhaling, toch zag men hem nog bij Italiaansche families aan tafel en soms nog wel in den Duitschen Künstverein. In het begin van het vorige jaar, toen deze vereeniging, waar van hij veertig jaar lid geweest was, hem tot eerelid benoemd had, hield hij ook op den daarvoor georganiseerden feestavond eene toespraak, zoo schoon en plechtig, dat de stemming der kunste naars van jolige opgewondenheid, tot bijna heilige ontroering overging. liet was de laatste maal dat hij in den Verein, en ook de laatste maal dat hy te Rome was. Men weet dat de Geschichte der Stadt Hom im Mittelalter (1856?1873) werd afgewisseld door tal van kleinere geschriften, o.a. door de gerucht makende rehabilitatie van Lucrezia Borgia, de Byzantijnsche koningin Atltenais, Die Insel Capri, vervolgens Die Orübmaler der Püpste en een werk o ver Papst Urban VIII im W-idei spruch mit Spamen und dem Kuiser. Zijn laatste, grootste werk, nu eerst twee jaren geleden voltooid, en lang zoo interessant niet als Rome, is de Ge schichte der Stadt Atlien im Mittelalter, van den tijd van Justinianus tot de verovering door de Turken. Een pendant wordt nooit zoo goed als de eerste inspiratie, en dat is hier ook het geval. In Duitschland had Gregorovius weinig banden ; hij leefde te München zeer eenzaam; de jongere wetenschap en het moderne streven gingen buiten hem om. Zijn vrienden bleven dus die te Rome, waar hem, ondanks den ouderdom met zijne gebreken, steeds een kring van vereerders omgaf. LECONTE DE L1SLE EN ANATOLE FRANCE Een curieuse twist tusschen den ouden dichter Leconte de Lisle en den schrijver van Sylcextre 'Bonnard, Anatole France, die tegenwoordig in den Temps de litteraire causerieën schrijtt, heelt aan de Fransche bladen stof gegeven. De Kcho de Paria had Leconte de Lisle laten interviewen over de letterkundige beweging onzer dagen." Leconte de Lisle had zich laten verleiden tot appreciaties over allerlei collega's, en over Anatole France ongeveer het volgende gezegd: Er is er een, over wien ik u niet spreken zal, wien ik indertijd allerlei bewijzen van vriend schap gegeven heb, en die mij sedert schandelijk beleedigd heeft (udtcitneinenl offensé). liet is mijn heer AnatolüFranco. Ik erken zij» talent, dat kiesch en verfijnd is, maar ik heb weinig achting voor zijn karakter. Hij heelt het symbolume'' uitgevonden, zonder waan te geloovcn, inde hoop zijn vriend, dr. lleredia, en mij een leehjkcn streek te spelen, maar waarlijk, het is hem slecht gelukt....'' Anatole France schreef rui aan den EcUo de Parix: U hebt het verhaal gegeven van een interview waarin de heer Leconte de Lisle mij met zulk een heftige animositeit behandelt, dat ik er haast de sporen van een oude vriendschap in zournecnen te ontdekken. Ik zou geen acht geslagen hebben op die geweldenarijen, komende van een episch dichter, als de inklecding niet dubbelzinnig was en zelfs op sommige plaatsen onbegrijpelijk voor de meeste lezers. De lieer Leconte de Lisle zegt dat ik hem heb odiensement ott'ensé", en wil daarmede te verstaan geven, dat mijne arti kelen over eenige van zijn werken niet overeen kwamen met do gedachte die hij zelf had van hun voortretlelijkheid. En die term is hom nog nauwelijks krachtig genoeg om uit te drukken hoe verkeerd ik, die hem zeer bewonder, deed door hem nog niet meer te bewonderen. e let terkundigen hebben diu taal wel begrepen en terstond geraden waarom de dichter zoo boos op mij was. Maar het publiek, vreemd aan onze let terkundige zeden, heeft kunnen meenen dat men mij een heel ander soort van vergrijpen toedichtte, die in de oogen van het publiek veel erger zijn en waar ik werkelijk mij niet schuldig aan gevoel. In zijn ijver om degenen te bestrijden die, van poëzie houdend, er niet enkel in hem van houden, heeft de heer Leconte de Lisle verklaard, dat hij weinig achting gevoelt voor mijn karakter.'' IJ ij wil natuurlijk van bet karakter van mijn geschrif ten spreken, want hij kan onmogelijk iets in mijn privaat leven afkeuren; ik ontzeg hem zeer zeker het recht daartoe. Als hij, behalve over mijn artikelen, meent zich over mij te beklagen te hebben, laat hij het zeggen, en zonder omwegen en duidelijk spreken. Ik zal weten te antwoorden. Intusschen spijt het mij, die eerbied heb voor iemand van zijn leeftijd en zijn talent, dat ik verplicht ben geweest in liet open baar op te komen tegen de treurige lichtvaardig heid van zijn uitingen." Volgt een brief van Leconte de Lisle: liet privaat leven van den beer France gaat mij volstrekt niet aan; ik bemoei er mij niet nu-e. Maar ondanks mijn leeftijd en den afstand die ons scheidt, wil ik hem wel de eer van een trcii'en geven; twee van mijne vrienden zullen zijne ge tuigen wachten bij mij, 01 boulevard Saint-Michel, Zondag 3 Mei. te uur 's namiddags.'' En het slot, van Anatole France: Mijn getuigen zouden niet gekomen zijn on zullen ook niet komen. Ik heb nooit plan gehad er hem te zenden, en nu vooral niet, na hetgeen hij geschreven heeft. Hij geeft mij toch, in zijn brief, de eenige satisfactie, die ik hot recht en den plicht had te wachten. Hij verklaart daarin, dat hij zich met mijnprivaat leven niet bemoeit. Hij geeft die verkla ring zeker niet zoo heel gaarne, maar toch waar deer ik haar. Hij was haar verschuldigd aan de ?waarheid; ik dank er hem voor. Ik heb nooit te kort gedaan aan den eerbied dien ik hem verschuldigd was. Vergeet hij ook al edelmoedig, dat hij in 1820 geboren is, het is my'n plicht dat niet te vergeten. Moet ik hem dan herinneren, dat hij een van die glories is, waaraan men niet raakt?"' De twist zal hiermede wel uit zijn; geen van beiden heeft er veel bij gewonnen. VARIA. PLASTISCHE KUNST. De Borglot-zalen in het Vutikaan. Dezer da.n-en is uit Rome het bericht gekomen, dat Leo XIII de Borgia-zalen, bet zoogenaamde Appartamento liorgia, die in liet zuiden van het Vatikaan aan een deel van de St. Pieterskerk grenzen on tot nog toe gesloten waren, voorliet publiek toegankelijk wil doen maken. In de kunstwereld verwekt dit bericht, zooals begrijpelijk is, veel opzien en blijde verwachting, want al zijn ook vele verbalen om trent de wonderen en pikante voorstellingen van deze zalen geheel ongegrond, toch bergen zij genoeg kunstschatten (o. a. de fresco's van l'inturicchio) oru hare opening als eene gewichtige gebeur tenis te doen begroeten. Juist te rechter tijd is een werk verschenen van Charles Yriarte, met dentitel Autour des 'liorgia,'' waarin een geheel, groot, hoofdstuk, juist aan dit deel van het Vatikaan, zijn inhoud en zijne geschiedenis, op grond van zorgvuldige historische onderzoekingen gewijd is. Wij willen hier de voornaamste feiten mededcelen. De liorgia-zalen liggen in den rez-de-chaus?ée van het Vatikaan, juist onder de Loggie van Rafael. Hun afsluiting dateert reeds uit het jaar 1503, onmiddelijk na den dood van paus Alexander VI Borgia, die de za!on. waaruit de afdecling bestaat, voor zich had laten maken on dccorceren. Toon Julius II den Heiligen Stoel in bezit bad geno men en voor de eerste rnaal deze lokalen aan schouwde, geraakte hij op het gezicht van de muren, die door l'inturicchio beschilderd waren, iu zulk eene woede, dat hij tegen den pauselijken ceremonimeester op de ruwste wijze uitvoer en tegen zijnen voorganger de ergste scheldwoorden uitte. Ilij liet de zalen dadelijk voor altijd sluiten, en slechts eene ervan, d'e zoogenaamde Pontifexzaal'', liet hij door dezelfde kunstenaars, die ook de Loggie voor hora beschilderden, anders ver sieren. Toen op (i Mm LVJ7 de Counetable de Bourbon Rome veroverd had en plunderde, bra ken zijne lieden de prachtige lokalen open on maakten negen maanden lang een kazerne en ecu paardenstal ervan; de Duitschc namen, met de punten van dolken erin gekrast, staan nog op de wanden. Sixtus V, die de Borgia's minder baatte, liet de schade herstellen (de fresco's van Pintu ricchio hadden, wegens hare hoogte, woiin.g ge leden) en woonde er zelf een tijdlang in; daarna werden zij echter verlaten en tot allerlei geringe doeleinden aangewend. Du prachtige lokalen, waarin Alexander VI,den Franschen koning Karol VIII ontvangen en vernederd had, en waarin hij die orgieën vierde, die zijn ceremoniemeester liurchanl aan de geschiedenis overgeleverd heef t,dienden bij feestelijke gelegenheden als eet- en banket-zalen voor bet dienstpersoneel en de soldaten van luit Vatikaan; voor vreemden bleven zij gesloten. Eenige malen plaatste men daarin ook, bij de vorkiezing van een paus, do cellen voor de leden van het heilig college. In bet begin van deze eeuw maakte Pius Vil hiervan eene museum, waarin hij eene menigte antieke standbeelden en schilderijen liet brengen. Sinds l S K), toen de bibliotheek van het Vati kaan te eng was geworden, wierp men boeken en manuscripten ordeloos en zonder voor haar onderhoud zorg te dragen, in de liorgia-zaion. De vreemden werden hierna zoo mogelijk nog strenger eruit gebonden. ?Stciidhal, die liet geheele Vaükaan door snuffeld heelt, kon alleen in deze zalen niet binnendringen, en van alle schrijvers, die het Vatikaan beschreven Lobben, van Arnpcre tot Gregorovius, is goei; enkele erin geweest. Velen schilderen bet af. alsof zij alles gezien hadden, maar zij herhalen alleen legenden. Zoo Vasari, die verteld heeft, dat een der fresco's Alexander VI voorstelt, terwijl hij in volledig pauselijk orr.aat de maagd .Maria' huldigt, die clc trekken van Alexamler's maitresse, de beruchte Julia Farncsc, draagt. Yriarte beweert, dat dit niet zoo is: de paus^liuldlgt op het schilderstuk Christus, rd'e uit het graf verrezen is. Over 't geheel beschrijft Yriarte de gezamenlijke zalen op grond der platte gronden, cartons, historische getuigenissen en boven dien van 'zijne eigene oogcn, en volgens zijne beschrij ving zou niets in de zalen to vinden zijn, wat het kicsche trevoel van een vroom Katholiek meer zou kunnen "kwetsen, dan wat ook in andere musea te zien is. Juiius II. moet dus voor zijne woede geen L'odsdionstige of artistieke, maar alleen een bijzondere anti-borgisiisoue reden geluid hebben. 'Voltrens Vriartc is ook de heer Armstrong, kunst directeur van liet South-Kensingtou imiseum. in de zalen geweest, dunk zijne rusteloozc bemoeiin gen en zone bekendheid met een persoonlijken vriend van Leo XIII, graaf Lemmo-liossi-Seatti van Perusa. Hij heelt niet alleen oen model van de zaica voor zijn inu-cum kunnen nemen, maar ook eenige fresco's van Pinturicchio gccopieenl. Herhaald aandtingen van talrijke kunstkenners heeft deu Paus eindelijk doen besluiten, de zalen algemeen toegankelijk te maken. De do-coratiearrliik'ct van het Yatikaan. signor Zeit, die reeds de catidolabrc-galerij gerestaureerd heciï, ontving_de opdracht, ook de Borgia zalen in overeenstemming daarmede weer iu orde te, maken, en beett zich reeds voor de uitvoering van dien last veel moeite gegeven. Yriarte verzekert, dat de restauratie, met betrekking tot alle kunstvoorwerpen, niet de grootste voorzichtigheid, met historische zaakken nis en liju kunstgevoel volbracht wordt. Leo XI11 stelt veel belang in bet werk, en het besluit om het ten uitvoer te brengen en de zalen voor bet publiek toegankelijk te maken, is onherroepelijk. Bij de langzaamheid, waarmede in het Vaükaan gewerkt wordt Rome is eeuwig en kan wach ten zal het zeker nog wel eenigen tijd duren eer de zalen geopend zullen worden; maar voor zijn besluit, dat aan de kunstwereld nieuwe schat ten zal openen, mag men nu reeds den Paus dank baar zijn. Zaterdag is te Londen, bij Christie Manson en en Wood, de verzameling schilderijen en aqua rellen verkocht, die aan wijlen Bolckow hebben behoord. Deze veiling, de belangrijkste van het seizoen heeft 1.734.500 francs opgebracht. De twee grootste prijzen zijn voor schilderijen van de Fransche school betaald. Le Peintre d'enseigne door Meissonier heeft de eer van de verkoóping opgehou den, van een inzet van 50,000 francs, is ditkleïne schilderijtje spoedig op 170,000 francs gekomen. Allitnt au marché, een merkwaardig stuk van Troyon, is met 125,000 francs betaald. Van de andere stukken verdienen de volgende vermelding: Vue d'Auïcrf/ne, door Rosa Bonheur 31,000 francs. Portret nm Kosa Ilonheur door K Dubufe en Rosa Bonheur, 33,000 francs. Tapis a vendre, door Géróine 37,000 francs. Van de aquarellen van de Fransche school: Intérieur de bttzar door Fortuny 25,500 francs. Antichambre door Meissonier, 20,000 francs. Van de stukken der andere scholen; Schakers door Muller 81,000 francs. De Haven van Caluis door Ilogarth 68,Y>00 francs. De Koopman te ecitta door John Philip 61,000 francs. De beeldhouwer Gcorge Dubois heeft in den Salon der Gharnps Elysces zijn standbeeld Sticles f-uturs" stukgeslagen, omdat het op een ongun stige plaats tentoongesteld was. TOONEEL EN MUZIEK. De Kölnisclie Zeitung bevat een artikel over de Oedipus-opvoering te Utrecht, waarin hoog opge geven wordt van do toewijding, kosten en studie er aan besteed, maar betreurd wordt, dat bet Hollandsen, geen Vosz, Rückert en Platen" ge had heeft, om het elastisch te maken. Ook heeft geen Goetho'scbe Iphigeuie" aan de wetenschap pelijke Renaissance nieuw leven ingeblazen en het volk opgevoed. De muziek, van den feinsinnigen" kenner van oude muziek, .Ilir. van Riemsdijk, wordt zeer geroemd. Met lijnen tact liet midden houdend tr..isclien archaïsch en modern, leidt do ouverture met voornamen eenvoud de stemming in; in verbeven bescheidenheid vertegenwoordigen de koren alioen do grondgedachte der stukken. Tegen liet eind bevinden zich, naar mijne meening, een paar betreurenswaardige, misgrepen, nog te be treurenswaardiger, omdat zij bet publiek sche nen mee te sloepen. liet hoopvolle koor, vers 1081), is als bacchantendans opgevat, vergetende dat liet cdelo Thebaausdic grijsaards zijn. die het zingen ; werkelijk men vreest, dat de boeren studenten de baarden zullen afwerpen en de tab baarden zullen opneni'"ii voor den dans. Ka dau de melodramatische inkleeding van bet gesprok tusschen Oedinus en het koor, terstond na de catastrophc, vers l-;!)7 tot l.'lfii*. Hier, waar reeds in bet drama de uiterste ademlooze spanning kunst matig gerekt is, (want er is niets meer te hopen of te vreezen), wordt door lyrische muzikale verwe-ekïng van rede en tegcnrede de stemming ver1 zwakt en veranderd, de kracht van het woord verlamd, wij staan in de opera. Als een lawine i wast do muziek van tooneel tot tooneel aan, ein| [lelijk bet gedicht over het hoofd groeiend, bet ernstige slotwoord van liet koor verstuift in dui zend toondrnppels, vol koor achter het tooncel. mannenkoor op den voorgrond, alleen het woord bleef onverstaaii.'' De verslaggever prijst ook de mise-en-scène en bet deeor. zelfs in zijn afwijkingen van het voorge.sdirevone; ook de 'groepeering van het koor en de houding van den kooraanvoerder. De ideale befcr-kcms van de aangebrachte pracht vertoont zich in de afronding van ieder moment tot een tableau-vivant: bet ganscbe stuk is zoo lijn door gewerkt, ieder gebaar, iedere schredo in het geheel en het bijzonder zoo goed overlegd, iedere be woging zoo verheven aiuomeen gehouden, dat het oog in rustig genot a iu bet voortdurend, zich steeds verschuivend beeld van klassieke schoonheid bluft hechten." liet SIM-! der acteurs wordt geroemd; bet gej mis aan' teen:iisehe stemoetenir.g en besparing, zonals tooneelsjidM-s die hebben, wordt opgewogen door bet intelligent va-ergeven der rol; van Oedipns wordt de markige Kraft und glanzende Fiiidgkeit" genoemd. Ten sb.-tte luidt het : ..De "humanistische vorn.ing beeft hier een na tionaal leest bereid, aan dit volk getoond welke ?iroo'lieiil, welk eeuwig leven de boekenwijsheid"' !:ot beider bewustzijn van bun verhevene taak, van de M'hoonc impulbie voorTe \\\-(. keizer en togl'i, L'Jl en is. in te;-enwoo!'diglieid van den van een jjruoicn kring van aartsheraarts.he.rtogii.nen. op .'! Mei de eerste 4 gegeven van liet romantische drama "idiolc'. van ('armen Sylva, de koningin enié. ' Do eeiv,te aeten voldeden niet men vond de psychologische motiveeo:svo!doende. maar de derde acte was iortisch en gevoelvol, en de Jaal.sto acte ti.-.eh eiïeet, dat door uitmuntende verior de acteurs van liet lïnrgtheater) en !it>g liecurafiof gesteund, grootei: bijval vervan R'iL'ii: bijzonder: ring v-'at krachtig, ] vol tolking (d pracht wierf. Ma zeventien Ken aantal stelling bij Voor den Lnhe.ngrin, die in September te Parijs iu de (irootc Opera zal worden opgevoerd, is de tenor Ernest van Dyck geëngageerd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl