Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 724
onder de 320 nummers teekeningen van Jan
Asselijn, Averkamp, Ludolf Bakhuyzen, Berckheyde,
Berghem, Both, de Bray, Breughel, Chodowiecki,
Albert Cuyp, Goltzius, van Goyen, Hackaert, Ro
mein de Hooghe, P. de Laar, Metzu, Adriaan van
Ostade, Percellis, Eembrandt, Roland Roghman,
Jacob Ruisdael, Andreo del Sarto, Adriaan van
de Velde, Esaias van de Velde, Cornelis Visscher,
A. Watteau, Wohlgemuth, Thomas Wyck.
Verleden week ontvingen de Parijsche koeran
ten bericht van het aan den Senegal bij een
Fransche expeditie overlijden van Adrien Marie,
een voor uitgevers van reisbeschrijvingen en geïl
lustreerde bladen in Frankrijk zeer bruikbaar
teekenaar, bekend om de ontelbaarheid zijner
stereotiepe zoetgemanierde prenten.
7 Mei '91. V.
FERDINAND GKEGOSOVIUS.
Op den avond van l Mei is te München de
geschiedschrijver van het Rome der Middeneeu
wen, Ferdinand Gregorovius, overleden. Drie maan
den geleden, ter gelegenheid van zijn zeventigsten
verjaardag, werd hij door gansch Duitschland, en
de wetenschap van de gansche wereld, gevierd;
bij hoeveJen is zulk eene feestelijkheid slechts
kort aan den dood voorafgegaan.
Gtegorovius werd te Neidenburg, in Pruisen,
geboren; hy bezocht het gymnasium te
Gumbinnen, en studeerde te Königsberg in theologie en
philosophie. Voor den geestelijken stand voelde
hjj echter, na het voltooien van zijne studiën, de
ware aantrekkingskracht niet; gepreekt heeft hij,
zooals b.y later gaarne vertelde, maar tweemaal.
Gok hem trokken, zooals zoo menigen voor
den kansel bestemden, de litteratuur en de we
tenschap onweerstaanbaar aan; hij koos littera- ,
tuur en geschiedenis. Reeds vroeg verschenen i
allerlei artikelen van hem; hij schreef in bladen
en tijdschriften met de vruchtbaarheid van een
Parysch journalist; maar van do meeste opstellen
is nauwelijks de titel meer bekend. Eerst in 1849
deed een zijner geschriften iets meer van zich
spreken; het was: Göthe's Wilhelm Meister ii
seinen socialistischen Elementen. In kleinere bij
dragen, als Die Idee des Polent/Mms en
Folenund Magyarenlieder, kan men den invloed van
de volksstroomingen uit die dagen herkennen;
maar ook de ?warmte van gevoel, de kracht van
voorstelling, die later den grooten schrijver van
hem maakten.
In de stilte der studeercel was de jonge schrijver
intusschen op een nieuw pad geraakt. Zijn beide
volgende studiën, in 1051 verschenen, Der Tod
des T'tbenus, een treurspel, en de Geschtdite des
Römischen Kuiters Hudrian und seiner Zvit, dui
den aan, dat hij met grondige historische studiën
bezig was, en in zijn streven en denken den weg
naar Rome had gevonden. Een jaar later trok hij
voor de eerste maal de Alpen over, om het schooue
Italiëte zien, dai hem een tweede vaderland zou
worden. Hij zag het land in die da^en, toen het
laatste despotisme der kleine staten wanhopige
pogingen deed, om zich tegen den storm van de
behoefte aan eenheid en vrijheid staande te houden,
en toen nog slechts een twijfelachtig morgenrood
het aanbreken van een nieuw tijdvak verkondigde.
Slechts de geesten van vervlogen eeuwen
van grootheid bevolkten nog de puinhoopen van
oudheid en middeneeuwen, en over het volk lag
nog die bekoorlijke oorspronkelijkheid en geheim
zinnigheid, die sedert dien tijd door al het mo
derne, gemakkelijkheid van communicatie,
parlementarisme, volksonderwijs, dienstplicht en meer,
zoo goed als verdreven zijn. Rome was nog inte
ressant.
De jonge geleerde uit Oostpruisen viel in dit
land met eene geestdrift, als had hij zelf
Italiaansch bloed in de aderen gehad. Zijn theologisch
protestantisme verzette zich niet tegen het gloeien
voor natuurschoon, het bewonderen der antieke
oudheid, en het medeleven met het katholieke
Italiaansche volk. Dichter en geleerde tegelijk, uitte
hy zijne aandoeningen het eerst in het idyllisch
epos Euphorion (waarvan het Weekblad weinige
jaren geleden zijnen lezers eene uitmuntend
geslaagde vertaling mocht aanbieden); en daarna
reisindrukken, die onder verschillende titels ver
schenen en in een bundel Wanderjahre m Italien
later vereenigd werden uitgegeven. Onder de
taltooze reizen in Italië",?bijna ieder dichter of
sehryver van beteekenis toch telt een Iialiaansche
reis onder zijne jeugdwerken maken zij geen
slecht figuur. Zij vereenigen de vruchten van zijn
zoeken en studeeren met den gloed van een
krachtig kloppend hart.
Nergens echter in Italiëhad Gregorovius zich
zoo in de oudheid weten in te werken, als in
Rome. Reeds terstond was het daar de geschie
denis der Middeneeuwen, die hem aantrok. Zijn
overige reizen en zwerftochten in verschillende
richting hadden allen hun grond in de betrekking
van die streken tot de Eeuwige Stad en het
Pausdom. Hij kende de stad tot in haar verste hoe
ken en gaten. Hij wist, wie de oude grijze pa
leizen had gebouwd, wie ze hadden bezeten en
wie bewoond; hij kende de geschiedenis der voor
vaderen van hun tegenwoordige bewoners, ook van
de minder beroemde or.dcr hen, dikwijls beter
dan de nakomelingen zelf. De Romeinen hielden
van den stillen geleerde met het scboone verstan
dige gelaat, en eerden hem. Na het verschijnen
van do acht deelen van zijn groot werk, waarin
liefde en eerbied voor het oude Rome ook van
zijn kant den grondtoon vormden, maakten zij
hem tot eereburger, en de stad Rome deed op
haren koste eene Italiaansche vertaling van het
werk maken. Gregorovius bleef lang te Rome
wonen en had er grooten invloed. Toen voor het
normaliseeren van den Tiberoever lange Brijen
schilderachtige huizen met historische herinne
ringen moesten worden omvergehaald, en door
de huizenmassa van het oude Rome nieuwe
straten moesten worden aangelegd, zorgde Gre
gorovius, dat de uitmuntende aquarellist R
szlerFranz een groot aantal van de mooie, interessante,
of historisch merkwaardige punten voor do verge
telheid redde, alvorens houweel en spade hun
vernielingswerk begonnen. En toen daarna een
aanzienlyk deel van Rome zoo spoorloos verdwe
nen was, dat zelfs de voormalige bewoners zich
nauwelijks meer kouden voorstellen, hoe het vroe
ger was geweest, namen de vaderen der stad de
gedachte van hun eereburger over, kochten de op
zijn initiatief ontstane verzameling en plaatsten
ze in het stedelyk museum.
Na zijn verblijf te Rome woonde Gregorovius
in eene andere stad van wetenschap en kunst,
München. Maar met ieder voorjaar, als de
Noordsche lente zich wachten liet, trok hij weer de
Alpen over, om het stralen der zonnige lente van
het Zuiden te genieten; hij vond daar de bekende
plaatsen en de bekende gezichten der vrienden
weer. In de laatste jaren klaagde hij over
moeielijkhoid in de ademhaling, toch zag men hem nog
bij Italiaansche families aan tafel en soms nog
wel in den Duitschen Künstverein. In het begin
van het vorige jaar, toen deze vereeniging, waar
van hij veertig jaar lid geweest was, hem tot
eerelid benoemd had, hield hij ook op den daarvoor
georganiseerden feestavond eene toespraak, zoo
schoon en plechtig, dat de stemming der kunste
naars van jolige opgewondenheid, tot bijna heilige
ontroering overging. liet was de laatste maal dat
hij in den Verein, en ook de laatste maal dat
hy te Rome was.
Men weet dat de Geschichte der Stadt Hom
im Mittelalter (1856?1873) werd afgewisseld door
tal van kleinere geschriften, o.a. door de gerucht
makende rehabilitatie van Lucrezia Borgia, de
Byzantijnsche koningin Atltenais, Die Insel Capri,
vervolgens Die Orübmaler der Püpste en een
werk o ver Papst Urban VIII im W-idei spruch mit
Spamen und dem Kuiser. Zijn laatste, grootste
werk, nu eerst twee jaren geleden voltooid, en
lang zoo interessant niet als Rome, is de Ge
schichte der Stadt Atlien im Mittelalter, van den
tijd van Justinianus tot de verovering door de
Turken. Een pendant wordt nooit zoo goed als
de eerste inspiratie, en dat is hier ook het geval.
In Duitschland had Gregorovius weinig banden ;
hij leefde te München zeer eenzaam; de jongere
wetenschap en het moderne streven gingen buiten
hem om. Zijn vrienden bleven dus die te Rome, waar
hem, ondanks den ouderdom met zijne gebreken,
steeds een kring van vereerders omgaf.
LECONTE DE L1SLE EN ANATOLE FRANCE
Een curieuse twist tusschen den ouden dichter
Leconte de Lisle en den schrijver van Sylcextre
'Bonnard, Anatole France, die tegenwoordig in
den Temps de litteraire causerieën schrijtt, heelt
aan de Fransche bladen stof gegeven.
De Kcho de Paria had Leconte de Lisle laten
interviewen over de letterkundige beweging onzer
dagen." Leconte de Lisle had zich laten verleiden
tot appreciaties over allerlei collega's, en over
Anatole France ongeveer het volgende gezegd:
Er is er een, over wien ik u niet spreken zal,
wien ik indertijd allerlei bewijzen van vriend
schap gegeven heb, en die mij sedert schandelijk
beleedigd heeft (udtcitneinenl offensé). liet is mijn
heer AnatolüFranco. Ik erken zij» talent, dat
kiesch en verfijnd is, maar ik heb weinig achting
voor zijn karakter. Hij heelt het symbolume''
uitgevonden, zonder waan te geloovcn, inde hoop
zijn vriend, dr. lleredia, en mij een leehjkcn streek
te spelen, maar waarlijk, het is hem slecht gelukt....''
Anatole France schreef rui aan den EcUo de Parix:
U hebt het verhaal gegeven van een interview
waarin de heer Leconte de Lisle mij met zulk
een heftige animositeit behandelt, dat ik er haast
de sporen van een oude vriendschap in
zournecnen te ontdekken. Ik zou geen acht geslagen
hebben op die geweldenarijen, komende van een
episch dichter, als de inklecding niet dubbelzinnig
was en zelfs op sommige plaatsen onbegrijpelijk
voor de meeste lezers. De lieer Leconte de Lisle
zegt dat ik hem heb odiensement ott'ensé", en
wil daarmede te verstaan geven, dat mijne arti
kelen over eenige van zijn werken niet overeen
kwamen met do gedachte die hij zelf had van
hun voortretlelijkheid. En die term is hom nog
nauwelijks krachtig genoeg om uit te drukken
hoe verkeerd ik, die hem zeer bewonder, deed
door hem nog niet meer te bewonderen. e let
terkundigen hebben diu taal wel begrepen en
terstond geraden waarom de dichter zoo boos op
mij was. Maar het publiek, vreemd aan onze let
terkundige zeden, heeft kunnen meenen dat men
mij een heel ander soort van vergrijpen toedichtte,
die in de oogen van het publiek veel erger zijn
en waar ik werkelijk mij niet schuldig aan gevoel.
In zijn ijver om degenen te bestrijden die, van
poëzie houdend, er niet enkel in hem van houden,
heeft de heer Leconte de Lisle verklaard, dat hij
weinig achting gevoelt voor mijn karakter.'' IJ ij
wil natuurlijk van bet karakter van mijn geschrif
ten spreken, want hij kan onmogelijk iets in mijn
privaat leven afkeuren; ik ontzeg hem zeer zeker
het recht daartoe.
Als hij, behalve over mijn artikelen, meent zich
over mij te beklagen te hebben, laat hij het zeggen,
en zonder omwegen en duidelijk spreken. Ik zal
weten te antwoorden. Intusschen spijt het mij, die
eerbied heb voor iemand van zijn leeftijd en zijn
talent, dat ik verplicht ben geweest in liet open
baar op te komen tegen de treurige lichtvaardig
heid van zijn uitingen."
Volgt een brief van Leconte de Lisle:
liet privaat leven van den beer France gaat
mij volstrekt niet aan; ik bemoei er mij niet nu-e.
Maar ondanks mijn leeftijd en den afstand die ons
scheidt, wil ik hem wel de eer van een trcii'en
geven; twee van mijne vrienden zullen zijne ge
tuigen wachten bij mij, 01 boulevard Saint-Michel,
Zondag 3 Mei. te uur 's namiddags.''
En het slot, van Anatole France:
Mijn getuigen zouden niet gekomen zijn on
zullen ook niet komen. Ik heb nooit plan gehad
er hem te zenden, en nu vooral niet, na hetgeen
hij geschreven heeft. Hij geeft mij toch, in zijn
brief, de eenige satisfactie, die ik hot recht en
den plicht had te wachten.
Hij verklaart daarin, dat hij zich met
mijnprivaat leven niet bemoeit. Hij geeft die verkla
ring zeker niet zoo heel gaarne, maar toch waar
deer ik haar. Hij was haar verschuldigd aan de
?waarheid; ik dank er hem voor.
Ik heb nooit te kort gedaan aan den eerbied
dien ik hem verschuldigd was. Vergeet hij ook al
edelmoedig, dat hij in 1820 geboren is, het is my'n
plicht dat niet te vergeten. Moet ik hem dan
herinneren, dat hij een van die glories is, waaraan
men niet raakt?"'
De twist zal hiermede wel uit zijn; geen van
beiden heeft er veel bij gewonnen.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
De Borglot-zalen in het Vutikaan. Dezer da.n-en
is uit Rome het bericht gekomen, dat Leo XIII
de Borgia-zalen, bet zoogenaamde Appartamento
liorgia, die in liet zuiden van het Vatikaan aan
een deel van de St. Pieterskerk grenzen on tot
nog toe gesloten waren, voorliet publiek toegankelijk
wil doen maken. In de kunstwereld verwekt dit
bericht, zooals begrijpelijk is, veel opzien en blijde
verwachting, want al zijn ook vele verbalen om
trent de wonderen en pikante voorstellingen van
deze zalen geheel ongegrond, toch bergen zij
genoeg kunstschatten (o. a. de fresco's van
l'inturicchio) oru hare opening als eene gewichtige gebeur
tenis te doen begroeten. Juist te rechter tijd is een
werk verschenen van Charles Yriarte, met dentitel
Autour des 'liorgia,'' waarin een geheel, groot,
hoofdstuk, juist aan dit deel van het Vatikaan,
zijn inhoud en zijne geschiedenis, op grond van
zorgvuldige historische onderzoekingen gewijd is.
Wij willen hier de voornaamste feiten mededcelen.
De liorgia-zalen liggen in den rez-de-chaus?ée van
het Vatikaan, juist onder de Loggie van Rafael.
Hun afsluiting dateert reeds uit het jaar 1503,
onmiddelijk na den dood van paus Alexander VI
Borgia, die de za!on. waaruit de afdecling bestaat,
voor zich had laten maken on dccorceren. Toon
Julius II den Heiligen Stoel in bezit bad geno
men en voor de eerste rnaal deze lokalen aan
schouwde, geraakte hij op het gezicht van de muren,
die door l'inturicchio beschilderd waren, iu zulk
eene woede, dat hij tegen den pauselijken
ceremonimeester op de ruwste wijze uitvoer en tegen zijnen
voorganger de ergste scheldwoorden uitte. Ilij
liet de zalen dadelijk voor altijd sluiten, en
slechts eene ervan, d'e zoogenaamde
Pontifexzaal'', liet hij door dezelfde kunstenaars, die ook
de Loggie voor hora beschilderden, anders ver
sieren. Toen op (i Mm LVJ7 de Counetable de
Bourbon Rome veroverd had en plunderde, bra
ken zijne lieden de prachtige lokalen open on
maakten negen maanden lang een kazerne en ecu
paardenstal ervan; de Duitschc namen, met de
punten van dolken erin gekrast, staan nog op de
wanden. Sixtus V, die de Borgia's minder baatte,
liet de schade herstellen (de fresco's van Pintu
ricchio hadden, wegens hare hoogte, woiin.g ge
leden) en woonde er zelf een tijdlang in; daarna
werden zij echter verlaten en tot allerlei geringe
doeleinden aangewend. Du prachtige lokalen, waarin
Alexander VI,den Franschen koning Karol VIII
ontvangen en vernederd had, en waarin hij die orgieën
vierde, die zijn ceremoniemeester liurchanl aan de
geschiedenis overgeleverd heef t,dienden bij feestelijke
gelegenheden als eet- en banket-zalen voor bet
dienstpersoneel en de soldaten van luit Vatikaan;
voor vreemden bleven zij gesloten. Eenige malen
plaatste men daarin ook, bij de vorkiezing van
een paus, do cellen voor de leden van het
heilig college. In bet begin van deze eeuw maakte
Pius Vil hiervan eene museum, waarin hij eene
menigte antieke standbeelden en schilderijen liet
brengen.
Sinds l S K), toen de bibliotheek van het Vati
kaan te eng was geworden, wierp men boeken
en manuscripten ordeloos en zonder voor haar
onderhoud zorg te dragen, in de liorgia-zaion.
De vreemden werden hierna zoo mogelijk nog
strenger eruit gebonden.
?Stciidhal, die liet geheele Vaükaan door
snuffeld heelt, kon alleen in deze zalen niet
binnendringen, en van alle schrijvers, die het
Vatikaan beschreven Lobben, van Arnpcre tot
Gregorovius, is goei; enkele erin geweest. Velen
schilderen bet af. alsof zij alles gezien hadden,
maar zij herhalen alleen legenden. Zoo Vasari,
die verteld heeft, dat een der fresco's Alexander
VI voorstelt, terwijl hij in volledig pauselijk orr.aat
de maagd .Maria' huldigt, die clc trekken van
Alexamler's maitresse, de beruchte Julia Farncsc,
draagt. Yriarte beweert, dat dit niet zoo is: de
paus^liuldlgt op het schilderstuk Christus, rd'e uit
het graf verrezen is. Over 't geheel beschrijft
Yriarte de gezamenlijke zalen op grond der platte
gronden, cartons, historische getuigenissen en boven
dien van 'zijne eigene oogcn, en volgens zijne beschrij
ving zou niets in de zalen to vinden zijn, wat het
kicsche trevoel van een vroom Katholiek meer zou
kunnen "kwetsen, dan wat ook in andere musea
te zien is. Juiius II. moet dus voor zijne woede
geen L'odsdionstige of artistieke, maar alleen een
bijzondere anti-borgisiisoue reden geluid hebben.
'Voltrens Vriartc is ook de heer Armstrong, kunst
directeur van liet South-Kensingtou imiseum. in
de zalen geweest, dunk zijne rusteloozc bemoeiin
gen en zone bekendheid met een persoonlijken
vriend van Leo XIII, graaf Lemmo-liossi-Seatti
van Perusa. Hij heelt niet alleen oen model van de
zaica voor zijn inu-cum kunnen nemen, maar ook
eenige fresco's van Pinturicchio gccopieenl.
Herhaald aandtingen van talrijke kunstkenners
heeft deu Paus eindelijk doen besluiten, de zalen
algemeen toegankelijk te maken. De
do-coratiearrliik'ct van het Yatikaan. signor Zeit, die reeds de
catidolabrc-galerij gerestaureerd heciï, ontving_de
opdracht, ook de Borgia zalen in overeenstemming
daarmede weer iu orde te, maken, en beett zich reeds
voor de uitvoering van dien last veel moeite
gegeven. Yriarte verzekert, dat de restauratie,
met betrekking tot alle kunstvoorwerpen, niet de
grootste voorzichtigheid, met historische zaakken
nis en liju kunstgevoel volbracht wordt. Leo XI11
stelt veel belang in bet werk, en het besluit om
het ten uitvoer te brengen en de zalen voor bet
publiek toegankelijk te maken, is onherroepelijk.
Bij de langzaamheid, waarmede in het Vaükaan
gewerkt wordt Rome is eeuwig en kan wach
ten zal het zeker nog wel eenigen tijd duren
eer de zalen geopend zullen worden; maar voor
zijn besluit, dat aan de kunstwereld nieuwe schat
ten zal openen, mag men nu reeds den Paus dank
baar zijn.
Zaterdag is te Londen, bij Christie Manson en
en Wood, de verzameling schilderijen en aqua
rellen verkocht, die aan wijlen Bolckow hebben
behoord.
Deze veiling, de belangrijkste van het seizoen
heeft 1.734.500 francs opgebracht. De twee grootste
prijzen zijn voor schilderijen van de Fransche
school betaald. Le Peintre d'enseigne door
Meissonier heeft de eer van de verkoóping opgehou
den, van een inzet van 50,000 francs, is ditkleïne
schilderijtje spoedig op 170,000 francs gekomen.
Allitnt au marché, een merkwaardig stuk van
Troyon, is met 125,000 francs betaald.
Van de andere stukken verdienen de volgende
vermelding: Vue d'Auïcrf/ne, door Rosa Bonheur
31,000 francs. Portret nm Kosa Ilonheur door
K Dubufe en Rosa Bonheur, 33,000 francs. Tapis
a vendre, door Géróine 37,000 francs. Van de
aquarellen van de Fransche school: Intérieur de
bttzar door Fortuny 25,500 francs. Antichambre
door Meissonier, 20,000 francs. Van de stukken
der andere scholen; Schakers door Muller 81,000
francs. De Haven van Caluis door Ilogarth 68,Y>00
francs. De Koopman te ecitta door John Philip
61,000 francs.
De beeldhouwer Gcorge Dubois heeft in den
Salon der Gharnps Elysces zijn standbeeld Sticles
f-uturs" stukgeslagen, omdat het op een ongun
stige plaats tentoongesteld was.
TOONEEL EN MUZIEK.
De Kölnisclie Zeitung bevat een artikel over de
Oedipus-opvoering te Utrecht, waarin hoog opge
geven wordt van do toewijding, kosten en studie
er aan besteed, maar betreurd wordt, dat bet
Hollandsen, geen Vosz, Rückert en Platen" ge
had heeft, om het elastisch te maken. Ook heeft
geen Goetho'scbe Iphigeuie" aan de wetenschap
pelijke Renaissance nieuw leven ingeblazen en
het volk opgevoed.
De muziek, van den feinsinnigen" kenner van
oude muziek, .Ilir. van Riemsdijk, wordt zeer
geroemd. Met lijnen tact liet midden houdend
tr..isclien archaïsch en modern, leidt do ouverture
met voornamen eenvoud de stemming in; in
verbeven bescheidenheid vertegenwoordigen de koren
alioen do grondgedachte der stukken. Tegen liet
eind bevinden zich, naar mijne meening, een
paar betreurenswaardige, misgrepen, nog te be
treurenswaardiger, omdat zij bet publiek sche
nen mee te sloepen. liet hoopvolle koor, vers
1081), is als bacchantendans opgevat, vergetende
dat liet cdelo Thebaausdic grijsaards zijn. die
het zingen ; werkelijk men vreest, dat de boeren
studenten de baarden zullen afwerpen en de tab
baarden zullen opneni'"ii voor den dans. Ka dau
de melodramatische inkleeding van bet gesprok
tusschen Oedinus en het koor, terstond na de
catastrophc, vers l-;!)7 tot l.'lfii*. Hier, waar reeds in
bet drama de uiterste ademlooze spanning kunst
matig gerekt is, (want er is niets meer te hopen
of te vreezen), wordt door lyrische muzikale
verwe-ekïng van rede en tegcnrede de stemming
ver1 zwakt en veranderd, de kracht van het woord
verlamd, wij staan in de opera. Als een lawine
i wast do muziek van tooneel tot tooneel aan,
ein| [lelijk bet gedicht over het hoofd groeiend, bet
ernstige slotwoord van liet koor verstuift in dui
zend toondrnppels, vol koor achter het tooncel.
mannenkoor op den voorgrond, alleen het woord
bleef onverstaaii.''
De verslaggever prijst ook de mise-en-scène en
bet deeor. zelfs in zijn afwijkingen van het
voorge.sdirevone; ook de 'groepeering van het koor en
de houding van den kooraanvoerder. De ideale
befcr-kcms van de aangebrachte pracht vertoont
zich in de afronding van ieder moment tot een
tableau-vivant: bet ganscbe stuk is zoo lijn door
gewerkt, ieder gebaar, iedere schredo in het geheel
en het bijzonder zoo goed overlegd, iedere be
woging zoo verheven aiuomeen gehouden, dat het
oog in rustig genot a iu bet voortdurend, zich
steeds verschuivend beeld van klassieke schoonheid
bluft hechten."
liet SIM-! der acteurs wordt geroemd; bet
gej mis aan' teen:iisehe stemoetenir.g en besparing,
zonals tooneelsjidM-s die hebben, wordt opgewogen
door bet intelligent va-ergeven der rol; van Oedipns
wordt de markige Kraft und glanzende
Fiiidgkeit" genoemd. Ten sb.-tte luidt het :
..De "humanistische vorn.ing beeft hier een na
tionaal leest bereid, aan dit volk getoond welke
?iroo'lieiil, welk eeuwig leven de boekenwijsheid"'
!:ot beider bewustzijn van
bun verhevene taak, van de M'hoonc impulbie
voorTe \\\-(.
keizer en
togl'i, L'Jl
en is. in te;-enwoo!'diglieid van den
van een jjruoicn kring van
aartsheraarts.he.rtogii.nen. op .'! Mei de eerste
4 gegeven van liet romantische drama
"idiolc'. van ('armen Sylva, de koningin
enié. ' Do eeiv,te aeten voldeden niet
men vond de psychologische
motiveeo:svo!doende. maar de derde acte was
iortisch en gevoelvol, en de Jaal.sto acte
ti.-.eh eiïeet, dat door uitmuntende
verior de acteurs van liet lïnrgtheater) en
!it>g liecurafiof gesteund, grootei: bijval
vervan R'iL'ii:
bijzonder:
ring v-'at
krachtig, ]
vol
tolking (d
pracht
wierf. Ma
zeventien
Ken aantal
stelling bij
Voor den Lnhe.ngrin, die in September te Parijs
iu de (irootc Opera zal worden opgevoerd, is de
tenor Ernest van Dyck geëngageerd.