De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 17 mei pagina 7

17 mei 1891 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DB AMSTERDAMMER. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. uia est m eo ?^^ Virtus dormitiva, Cujus est natura Sensus assoupire. De" heer KEUCIIENIUS : Ik btn den voor.i'ttr dankbaar, dat hij mij heeft laten uitspreken, zonder mij eene enkele maal tot de orde te roepen. CANDIDATENLLJSTEN. Statig en waardig als altijd vergaderden Grondwds getrouwen; Klein, ja, was hun getal, maar groot is hu» macht en. hun invloed. Negen mannen te kiezen, een zetel op 't Binnenhof waardig, ,. ,; 't Was hun een drukkende taak! Gelukkig, dat n slechts bedankte: Gildemeester, die zegt, dat hij mi van de Kamer genoeg heeft. Acht dus bleven er over, en allen (naar 't schijnt) zijn het waardig, Grondwds aanzienlijken steun te genieten bij de verkiezing. »Acht, zoo verschillend van kleur?" zoo vraagt ge, onnoozele lezer. Acht liberalen, meneer! Dat woord zegt veel. Daarenboven, Elk wat wils, zegt Grondwet »bedenkt, ze zitten nu eenmaal!" Allen vonden genade bij onpartijdige rechters; Onpartijdig1, want lof noch blaam deed n van hen hooren. Slechts van den voorzitter hoorde men, als weer een naam was gelezen: Niemand het woord ? Zoo neen, dan valt ook op hem onze keuze." Stil ging alles en vlug en de hamer klopte maar zachtkens. Maar nu de negende man? Helaas, dat ging niet zoo maklijk! Hier was men vrij, en in Grondwet wil men liefst voorgaan door volgen." Twee zijn voorgesteld: Levy, de groote jurist, die nog steeds voor Kiesrecht naar rechtsbekwaamheid pal staat te allen tijde, Doch wiens liefde verdeeld is zoodra het de prioriteit geldt. Naast hem een krijgsman, op wien ons land zich met grond mag beroemen : Oud-minister Den Beer Poqrtugael, die, (dank zij Bergansius) Door een kleingeestig besluit aan zijn loopbaan te vroeg werd onttrokken. Wien te kiezen? Die vraag drukt loodzwaar op de gemoedren. Raad schaft weder de voorzitter: Vrienden!" zoo spreekt hij niet heden Worde door ons een besluit genomen. Egards zijn we schuldig Aan onze zustervereeniging, haar die gewoonlijk ons voorgaat, Doch die ik weet niet waarom, en ik wil het zelfs liever niet weten Thans nog aan 't aarzelen is. O broeders, aarzlen wij samen! Zeker wordt ons besluit na al dat aarzlen nog beter!" Ziet, zelfs Martin Wolff, in de schaapskooi van Gronrhcd verschenen, Werd door die woorden geroerd en offerde zij/t, candidaat op. 't Was Meester Levy. Natuurlijk behield de heer \\rolrt zich het recht voor Later diens lof te zingen.... als Burgerplicht eerst heeft gesproken. II. Amsterdam. Je moet ook maar jong en brutaal zijn!" Zoo bromde mijn vriend in zijn baard Als paarden, die aan den haal zijn, Zoo gaat het in vliegende vaart! Wat is voor die lieden nog veilig? 't Moet alles, ja alles omver. Noch Tak, noch Beaufort is hun heilig; Ja, zelfs niet de schittrende ster Van Gleichmaii kan hun impoueeren. Verbleekt!'' zoo roepen ze luid; En de pittigste van onze heeren, Een Kutgers, moet óók al eruit-" Zoo bromde mijn vriend, gramstorig; Het lijstje van Amsterdam Dat maakte hem zoo baloorig, Omdat er zooveel op kwam, Dat oud was noch belegen, Vooral niet liberaal, Niet met een verleden verlegen, Maar flinkweg, gewoon radicaal. 't Zijn allemaal vriendjes, dat zie-je, Die elkaar daar hebben gesteld !" »Maar wat deden daar met hun drieën Kerdijk dan en Hartogh en Heldt ?" Die drie ? Dat was een vergissing, Althans voor de eerste twee." »'t Is waar; reeds kwam hun beslissing: Meneeren, we doen niet mee. We willen van u geen stempel Als radicaal candidaat. We weten te goed, warempel, Dat daar een boete op staat. Een toezegging willen wij geven, Maar slechts in het algemeen. Zelfstandig willen wij.... zweven, Wij zelf weten "t best waarheen."? Slechts Heldfc wou heelemaal meegaan." Och, och, wat een stout besluit! En. hoe zal het met die twee gaan ?" ;>Ik denk wel: óók eruit!" .SNUIFJES. Wat de kindertjes tegenwoordig vroeg rijp zijn! Na de steenlegging voor het Buitengasthuis, door liet kouinginnetje, zal de school jeugd zingen : En waar Oranje in zijn vorstinnen Den steen der wijding kronen zon, Ontvangt, geliefde koninginnen, Als op een altaar d'eed van trouw. Wat zouden in mijn tijd de kinderhersentjes getobd hebben over dien steen in de vor stinnen, en over die geliefde koninginnen op een altaar; over dat kronen door Oranje van een steen der wijding, en dan over dien eed van trouw. Ik zou den hoeren Gerhard en Schook, die zoo slecht denken over de resul taten van het volks-onderwijs, wel eens wil len vragen, of zij hun beweringen nog durven volhouden. * * * En daar zal nu in Juni of Juli de reizende keizer ook ons landje bezoeken. Goed, ik wil hem wel eens zien. Dan krijgen we zeker ook een revue, gecombineerde nianwuvres van leger en vloot en een parade van de schut terij. Dat wordt een drukke tijd voor Van Someren Brand, Van Tienhoven, Steenkamp en Dudok de Wit. Nu, ik hoop dat de keizer en die heeren. veel pleizier zullen hebben en dat dezen er voor zullen zorgen dat gene een goeden indruk van de hoofdstad ontvangt. Er dient met eenig beleid gehandeld te wor den. Zoo is het wenschelijk dat ze den hoogen gast wat weten terug te houden als hij de loods op_het Dam rak passeert en vooral'dat zij hem iets heel interessants vertellen als hij onder de Opster- of Westerviaduct doorrijdt. I lij heeft niet noodig te merken, hoe schuin de Nederlandsche leeuw daar op zijn achterste zit. En dan ... dit is wel het lastigste van j het geval: wij hebben geen stadsschouwburg. i Waar blijven nu diealbedillers, die meenden, l dat wij 't zonder een stadsschouwburg zouden kunnen stellen! Ook zou het niet kwaad zijn, behalve de bouwplannen voor 't Leidschepiein, hem de bekroonde beursplannen te hi Ie n zien. Op die manier, dunkt me, was er nog wel iets te bereiken. Ik kom later op dit punt terug. EENE WOLKE VAN GETUIGEN. De meeningen van een volk zijn steeds af hankelijk van groote algemeene oorzaken, die haren invloed op het geheele land doen gevoelen ; maar de wetten zijn dikwijls het werk van enkele machtige personen, in strijd met den nationale» wil. BrCKLE. * * Het is do groote tout der hervormers en philanthropen van onze dagen, dat zij knagen aan de gevolgen eener onrechtvaardige macht, in plaats van de onrechtvaardigheid zelve te herstellen. STU.UÏT MILL. Wee der regeering, die geen onderscheid kun maken tusscheu de natie eu het gepeu pel ! Wee der regeering, die deukt, dat eene ?rronte, eene gestadige, eene iangaanhoudende beweging van de openbare meening kan wor den tegengegaan als een straatoproer ' MACAULAY. * # * Al diegenen, die niet stoutmoedig genoeg zijn om te handelen, al diegenen, die boos zijn omdat men hun vooruit streeft, keureu de eerste pogingen af', al komen de resulta ten daarvan hun wenschelijk voor. TIIIERS. * * * Hartstochten der regeering getuigen van zwakheid, hartstochten van het volk daaren tegen getuigen van kracht. BÜHNE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl