Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 726
lichtzinnigheid dezen zeker in de eerste
p'aats treft. Na het hier medegedeelde
zal onze Nederlandsch-Iudische regeering
dubbel dankbaar zijn, dat het bezoek van
dit uitgelaten reisgezelschap in onze
overzeesche bezittingen zonder ongelukken is
afgeloopen.
De Centrale Sectie der Belgische Kamer
heeft eindelijk, en wel met algemeene stem
men, de noodzakelijkheid der grondwetsher
ziening in beginsel aangenomen. De Rdforme
acht nu die herziening volkomen verzekerd.
»Het volk wilde haar", schrijft het blad.
sDe regeering, in hare aarzelende weekheid,
^eefc er in toegestemd. De Centrale Sectie
hee"t haar eenparig aangenomen. De
stemiiiing van de Kamer en die van den Senaat
zijn zeker. De medewerking van den koning
is boven allen twijfel verheven; iedereen weet,
dat hij niet de beslissing der Centrale Sectie
heeft afgewacht, om de herziening voor on
vermijdelijk te verklaren. Dus, nog eens, de
herziening is er!"
Het eerste gevolg van dit den aarzelenden
en tegenstrevenden»met zooveel moeite afge
perst besluit, is het ophouden der werksta
king. Doch men zal nog geduld moeten oefenen,
eer de Kamer en Senaat hun eigen dood
vonnis teekenen: men is lang niet zeker van
den uitslag van de verkiezingen voor de Con
stituante, en men. moet zich, wat de mate
der kiesrechtuitbreiding betreft, voorbereiden
op een moeielijken strijd en op mogelijke
teleurstellingen.
Toch is de vreugde in het kamp der voor
standers van het algemeen kiesrecht groot,
en terecht, want zoodra in beginsel is besloten
tot wijziging van het beruchte censusartikel,
is de grootste hinderpaal voor eene werkelijk
ernstige hervorming uit den weg geruimd, en
blijft de rest een quaestie van tijd.
Kunst en Letteren.
TÖONEÊL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre : Kapitaal en Arbeid.
Salon des Variétés: De verloren Zoon.
Door het Rotterdamsche tooneel gezelschap van
Die Vos en Van Korlaar heb ik in het Grand
Théatre in de Amstelstraat zien vertoonen,
Knrt:tual en Arbeid, tooueelspel in drie bedrijven naar
het Duitsch van Ludwig Fulda. In het
oorsp-onkelijko draagt dit stuk den naam van Dun verlure-ne
Faradies en. had men dien titel letterlijk vertaald,
?dan zou het m. i. beter geweest zijn, want'nu
brengt men den toeschouwer door den naam in
de war. Natuurlijk vermoedt men een behandeling
van. het arbeidersvraagstuk te zullen zien, maar
de werkstaking, waarvan hier sprake is, is slechts
bijfcaak. Hoofdpersoon is Edith Uernardi, de jonge
schaone dochter van den fabrikant, door hare
ouders opgevoed ais eene zeldzame plant; een
meisje, dal: slechts kennis nam van het f-choonste
in de kunst, van het edelste in het leven, dat als
het ware in een paradijs leefde, door de liefde
harer ouders verre gehouden van alles wat ellen
dig., leelijk en ongelukkig is. Haar vader wil op
zijn werk de kruou zetten (loor baar uit te huw
lijken aan een elegantrn jongen man met een
goed uiterlijk en een klinkenden naam. Geen
opoffering is den heer liertwnli te groot om zijn
kind gelukkig te zien, en daar de jonge ion Ot
tenAorf onbemiddeld is, neemt hij hem tot com
pagnon. liditJt, die haar aanstaande slechts
e.en paar koeren .op bals ontmoette, eischt een
naast hem gaande, voortging: zie je, de
anderen hebben het nooit zoo gauw te pak
ken .die komen er pas na een paar maanden uit."
Mijnheer Mathias keerde zich plotseling om
en fluisterde: »G_a weg, heiligschenner, weg
weg w?g!"
»Kom, kom," zei de doodgraver vaderlijk,
sik hinder u immers niet; u.hebt een beetje
lucht willen scheppen, zooals de andere ka
meraden ook wel doen."
Mijnheer Mathias voelde zich niet op zijn
gemak. In de verte zag hij gelukkig de poort
van het kerkhof, en als een man. vol
nienschenkennis, haalde hij een paar goudstukken
voor den dag, die hij uit voorzorg bij zich
had gestoken Hij hield ze den ouden man
voor en zei kortaf: «Kom, geen praatjes, gaef'
me den sleutel maar."
Gfimblot sprong achteruit en riep familiaar:
AVat, wou je er uil? Wat is me dat nu voor
een kuur. Daar komen we niet in, hoor!"
»Vier louis!" schreeuwde zijn gevangene
woedend.
»Als je rumoerig wordt, stop ik jo er weer
ia; op jou schreeuwen komt hier toch nie
mand. Ik heb er niets op tegen dat je eens
uit je graf komt en een beetje rondloopt, dat
doen de anderen ook."
»De anderen, welke anderen dan (och'?''
»Nu, die is goed, de andere doodeu
natuurlijk."
»Maar ik ben niet dood, ik ben springle
vend !"
»Ja, ja. dat weten we wel. Hij is goed, hij
is verduiveld goed," zei Grimblof grinuekend.
-Maar weet je wat, ik ben geen kwaje vent,
ga mae, dan zullen wc bij mij er eentje
pak.ken.''
Hij greep de pols van Mathias als in een
.schroef vast en bracht hem in een kleine ka
mer in het duodgravershuis, waar hij geheel
alleen woonde. Hij grendelde de deur en nam
een fïesch van een kastje, waaruit hij twee
glazen volschonk.
«Luister nu eens, beste man," zei mijnheer
Mathias. »Je wilt een grap hebben, en dat is
heel goed, maar overal komt een eind aan.
Jk ben levend en ik wil hier vandaan."
Grimblot ging voor de deur staan en zei
lachend: »Ja, je bent levend, maar je bent
niet de eerste, die me dat vertelt. Er komen
proeftijd Dm hem beter te loeren kennen, en
bezoekt nu tentoonstellingen, matinees met
hem om dat doel te bereiken. Ook wil zij
hem echter in zijn werk zien, maai- dan blijkt
dat hij niet aan hare verwachting voldoet. Hij is
ruw en aanmatigend jegens zijne ondergeschikten
en zelfs is hij oorzaak, dat een dreigende werk
staking plotseling uitbarst en het bestaan, der fa
briek m gevaar brengt.
Dan begrijpt Jüiitlt, dat hij niet de man is, die
baar gelukkig kan maken, maar ook dat er an
dere plaatsen zijn dan waar matinees gegeven
worden en feesten gevierd, dat er donkere haüen
zijn, waar de machines zuchten en stampen en
een bleek vermoeid menschensoort een kommer
vol bestaan lijdt.
Zij is uit haar paradijs verdreven en heeft ge
proefd van de vrucht van den boom der kennis.
Gelukkig heelt zij karakter genoeg om twee maat
regelen te nemen, aio in haar leven ingrijpen en j
het wel minder schoonschijuend, maar degelijker
en merischelijker zullen maken.
Z;j ontziet noch de praatjes en de verwonde
ring der menschön, noch de beden van hare ouders,
en bedankt v. OUendorf, en ten tweede brengt
zij er haar vader toe, dat luj den eisch der
werRstakers inwilligt en hun leven door de
loonsverhoogiiig mensonwaardiger maakt.
Mij dunkt dit is de eigenlijke bedoeling van
den schrijver geweest en had hij vastgehouden
aan dB behandeling van die gegevens, dan hal
men een zeer begrijpelijk en vrij natuurlijk
tooneelspel gekregen. Maar da schrijver heelt een
groote fout: Hy is te breedsprakig.
Er wordt in dit stuk zooveel beweerd, berede
neerd en betoogd, dat de toeschouwer er van
duizelt. Het huwelijk, het arbeidersvraagstuk, de
verhouding van den nij veren industrieel tot den
adellijken Iecglooper, alles en nog wat wordt met
een luidruchtig gewoel van woorden besproken.
Daarenboven is het cane zeldzaamheid als de op
tredende personen zich langer dan drie minuten
tot een onderwerp bepalen, en zij zijn zoo rnet
zich zelf ingenomen, dat ieder zich als het
middenpunt van eene quaestie beschouwt.
(Juk handelen zij uiterst onbegrijpelijk. Daar
is b.v. die goede oude meneer Bernardi, die alles
geven wil om zijn eenig kind gelukkig te maken
en nu niet beter weet te doan dan tot schoon
zoon een jongen man te kiezen, die niets is, niets
heeft, bahalve eene groote mate eigenwaan, en hem
zelf toevertrouwt, dat hij het kapitaaltje, hom
door zijn vader nagelaten, te Parijs met Wijntje
en Trijntje er deorgelapt heeft.
Eiiiin, als het bet geluk zijner dochler geldt....
maar dit jonge meisje is zoo weinig op haar aan
bidder gesteld, dat zij hem den verluvi.igskus
weigort en hem de voorwaarde stelt, dat zij .vóór
dat publiek worden van het engagement elkaar
goed moeten leeren kennen. Dit belet echter niet
het na een vrij heftig gesprek, waaruit m.i. al
zonneklaar blijkt, dat zij niet bij elkaar passen,
Elüh toestemt om over een paar maanden tu j
huwen.
Daar is ook ILin? Arndt, de technicus van de
fabriek, overigens de meest, aantrekkelijke ii^uur
uit het stuk, die op den verjaardag van Jïlith
toevallig zijn patroon mocteridj sprekun, va:i <!e
gelegenheid gebruik maakt om haar eene
hateJijkhiad toe te voegen ovc-r hare boekenwijsheid,
en dan later als hij de beslissing van zijn chei
komt vragen, nog eens met haar kibbelt over de
waarde van den mensen.
Vorder vind ik de werklieden verkeerd geteekend.
De deputatie moest niet bestaan uit een afgeleefden
machinist en een man met een slechte borst. Dit wekt
wel medelijden met hunnen toestand, maar als de
schrijver een drietal stoere snids had aangewe
zen, zou men meer het denküeeld hebben gekre
gen van het goed recht, dat zij vroegen. Nu is
het als gold het eene aalmoes.
er hier zooveel. Gisternacht was hier nog lïidt-1,
de notaris, je weet wei, die zijn nek heeft
gebroken en eergisteren, mevrouw Claudin.
Ik ben de kwaadste niet voor mijn
onderhoorigen. /e mogen 's nachts een luchtje j
scheppen, ik maak een praatje met ze
maar ze hier vandaan laten? Dat zou me wat
moois geven!'"'
Mijnheer Mathias keek den doodgraver
eens aan: ecu ineengedrongen man. met han
den als van een gorilla en koortsachtig schit
terende oogen. De gewezen apotheker kreeg
een rilling de man over hom was klaar
blijkelijk gek.
Hij trachtte den krankzinnige door zacht
heid te overreden. Hij sprak en pleitte tot
dat het dezen verveelde en hij kortaf sprak:
Er weer in!"
»Waarin'/"
-In je graf op den hoek van de vierde rij
in de derde afdeeling."
--Nooit!"
«Wil je niet? Ik zeg hot je voor de laatste
maal met zachtheid.'1
Mijnheer Mathias zag hoe degorillahnndeii
begonnen te trillen. .Kr was geen unuere
uitweg dan de deur, waarvoor de doodgraver
stond. In godsnaam, hij moest er door. tot
eiken prijs. Hij trok de schouders naar
aehter en sprong met een wilden schreeuw op
den gek toe. Deze had bedaard de hand
vooruitgestuken, waarin hij de keel van zijn
aanvaller vastgreep. Mijnheer Mathias werd
blauw iu zijn gelaat, hikte en poogde zich
te ontworstelen aan den ijzeren greep. De
doodgraver kneep nog wat sterker. Mijnheer
Mathias spartelde nog even eu hing toen in
elkaar als een slappe, levenlooze massa.
Grimblot ontsloot de deur, wierp het lijk over
zijn schouder en ging toen langzaam naarde
kapel, waar hij zijn last. in den grafkelder
wierp Hij sloot den steen, grendelde bet
hekwerk en ging toen, als een getrouw wach
ter, tussclien de graven door, terwijl hij bromde:
Heeft men ooit zooiets beleefd? Met geweld
hier vandaan willen! K n ik mijn betrekking
verliezen hij moet het me weer probccren!''
* *
Zoo stierf mijnheer Mathias en kon zijn
vrouw niet den man harer keuze trouwen.
Toch is dat uitbreken van de werkstaking een
der best geslaagde tooneelen uit het stuk, oindat
er kracht en leven in den toestand komt. Daarbij
werkt het decoratief, met de machinekamer op den
achtergrond, ongetwijfeld mede om het bedrijvige,
woelige en rumoerige van het fabrieksleven aan
te geven. Feitelijk is bovendien hier het toppunt
van de handeling, omdat door Ottendorj's gedrag
Eddh de oogen geopend worden.
Voor de artisten, die Kapitual en Arluid vertoon
den, heb ik niets dan lof. tloewel mevr. .Mulder?l
oelofsen de rol van de hoofdpersoon speelde, ston
den da hoeren de Vos als de fabrikant, v. d. Heu
vel als v. Otiendurf en v. Bienc als J luns Arndt
meer op den voorgrond.
Vooral v. d. Heuvel maakte voel werk van zijn
spel. liij was zeer goed in zijn waan, dat hij,
die als otiicier soldaten gedrild heefr, best iu
staat is ow het opstootje onder de werklieden
tegen te gaan.
In het derde bedrijf, als hij den lieer Bern<ir<li
zijn eompaguonschitp opzegt, ging hij wat veel
over tot het possespol, maar liet stuk driji't er daar i
toe. De heer de Vos leed meermalen aan het
zelfde euvel, doeh speelde overigens op losse aan- |
gename wijze.
De heer v. Biene is veel vooruitgegaan sinds
hij in Amsterdam optrad, maar hij Kijkt nog altijd
erg zwartgallig.
Mevr. Mulder?Roelofsen is, meen ik,
eenigszins nonchalant in het spreken geworden. Zij
brengt weinig wijziging in haar toon, en daardoor
is er iets kouds in hare manier van zeggen. Het
is echter mogelijk, dat dit enkel voor den avond
dat ik haar hoorde, goid. Onder de andere
medespelenden, merkte ik nog den heer Holkersop
ais "een artist, die zeer gemakkelijk spreekt eu
zich beweegt, en die een aardige figuur van den
indrukken zoekenden letterkundige had gemaakt.
De Rotterdamsche artisten zijn alweer den
langsten tijd hier geweest. Ik wensen ze wat
voller zalen toe, dan bij de première van
Kupitndl en arbeid. Men is bij hen steeds zeker ver
zorgd spel te zien.
Heel mooi vind ik de vertooning van De
verloren Zuon in don Salon. De muziek nu
daargelaten, is uit het oogpunt van
tooneelspeelkunst de bijwoning van eene voorstelling een zeld
zaam genoegen. De creatie door mevr. l
ssingSabiairolles gemaakt van de rol van Pierrot Jr.
is een gebeurtenis, maar ook mevr. de Boer-van
Rijk ala Mimii, Pierrot en mej. Anna Poolman
als Pkry nette muntten uit naast Poolman als
Pierrot Sr. en Pilger als de JJaron.
De geheele vertooning is als een snoer fijn ge
dachte tooueel'jcs, bijna te talrijk om aan te wijzen.
Van de eenvoudigste noem ik het lezen van de
courant door Poolman. Het hoofdartikel doet hem ;
een loelijk gezicht trekken, maar daar vindt hij eene
grap, wel wat schuin, maar heel goed. Kerst lachen
alleen zijne oogen, dan duet dit ook zijn mond; zijne j
pijp beweegt mcê. Hij snapt hoe langer zoo meer |
den witz, en dan schudt zijn buik, zijne schouders '
gaan op en neer, hij laciit onbedaarlijk. Zijne
vrouw vraagt dan wat hij leest: Pierrot wijst
dat het niets voor haar is, maar zij houdt, aan en
neemt de courant over. 1-ierrol wascht zijne han
den in onschuld en bespiedt het gezicht zijuervrouw. ;
Dat, eerst verbaasd, wordt langer en langer en met
een 'afkeurend gebaar geelt zij decourancteru.;. Dan
lacht l'icrrut weder, eu zonder dat wij weten wat hij l
las, lacht het geheele publiek. Iu tegenstelling
daarmede staat het tooneeltje als do joi.ge Pierrot
\ve_'geloopcri is en l'wi'ot Sr. weder zijne courant
za! li'zen en zijne pijp rooken. Peinzend iaat hij zijn
dagblad va'len, dan zal hij zijne pijp opsteken,
zijne vrouw heeft echter vergeten tabak in de pot
te doen. Kaorrig gaat hy heen om die te koopen
en als hij terugkomt, gaat hij weer in gedachten
verzonken zitten. Hij steekt zijne pijp niet aan
en houdt zijn hoed op. De vaier deukt aau zijn
verloren zoon: waar zou do jongen zitten'/ En
dat is het publiek zoo duidelijk, dat de
muziekbegeleidüig het niet aau behoefde te geven. -j
Ken mooi tooneeltje van mevr. de Hoer-van
llijk in het eerste bedrijf is als zij het geheim
van Pierrot's lusteloosheid wil uitvorschon. Zij
neemt haar jongen op haren schoot, alsof hij nog een j
bakerkindjt! is en zoo met zijn hoofd tegen
moeder's schouder vertrouwt zij wel, dat hij haar zal
mcdedeelen, wat hem deert. Als zij hem zoo in
hare armen heeft, d^nkt zij aan den tijd toen hij
nog een hulpclooze, roode, schreeuwende zuigeling
was en zij wie^t hum onwillekeurig heen en weer.
Hierop slaat in het ,'ie bedrijf' haar spel als ook
zij treurt over zijn misstap. Zij heeft niets meer
van hem dan zijn speelgoed en zijn portret; maar
zijne beeltenis neemt dan ook de plaats in van
een altaar, waarvoor zij knielt om voor zijne ;
terugkomst te bidden. E;i ook hier, denkende
ongetwijfeld aan den tijd, toen hij het lojpennog
moest leeren, neemt zij het portret iu hare armen ;
en wiegt het. Ach,', dat haar jongen daar weer j
zoo veilig lag.
Voor mcj. Anna Poolman en den heer l'ilgor
is de scène in hot tweede bedrijf een zeker SIK:- '
crs maar de toestand is niet zoo poëtisch als in
do scèaes, waarin de kleine J'ierrot optreedt. j
Van mevr. Rii.ising zijn zoo talrijke fraaie too- !
neeltjes aan te wijzen dat ik mij tot de voor- '
naamste bepaal. Op den voorgrond moet gesteld
worden 'lat de kleine Pierrot niet slecht, maar
ondeugend is. Slecht zou hij kunnen worden als
hij hingen t ij.l ouder den invloed van eene l'knj- j
?tietIe stond, nu beseft hij de zwaarte van zijne
daden nog niet, en daarom is er iets kwajongens- i
achtigs iu zijn optreden, zoowel in zijn liefde als
in zijn berouw. ;
Z'jne landerigheid in het eerste bedrijf wordt
zeer goctl weergegeven, maar het belangwekkende
komt na zijne kennismaking met het mooie
waschmeisje.
De diefstal is zeer fraai. Pierrot k-iint op met een
brandende kaars in de hand ; die blaast hij uit.
Ken zelfde lot wacht de lamp op tafel. Nu moet
hy de sleutels halen uit deu zak van ztju slapen
den vader. De zak links bevat niets, de zak [
rechts eeu zakdoek cii den ring met sleutels.
Zenuwachtig wordt dan de kast geopend.
IJiiukj biiletton en gouden munt steekt de jonge deug- !
. niet met volle handen bij zich. Eensklaps aarzelt
l hij. Ilij werpt het geld weer in de lade, maar j
! dan hoort hij weder die melodie, waarmee
Plirynctte opkwam. Dat beslist, bij steekt het
bankpapier bij zich en Mielt weg. Zijne ontwaakte
ouders blijven verschrikt achter.
Even fijn gedacht is de scène, als Pierrot na
tot valschen speler te zijn geworder,, zich door
I'lirynette verlaten ziet. Hij heeft overal gezocht,
maar zij is er niet, en wat geeft hem nu al dat
gfld V De bankbiljetten zwerven over den grond
en half suf, terwijl het verdriet op hem inwerkt,
neemt hij a!s in gedachten handen vol goud en
werpt het iu bogen op. zoodat het als een breede
stroom terug valt. Hij strooit hst geld, dat hij
zich verschafte om l'liryncile wedor te binden.
Eu dan, plotseling overmand door zijn verdriet.
barst hij in snikken uit en werpt hij zich languit
rp d'-n eroiid.
(jok h.'t bchriji'cn van den brief in het eerste
beJrijf en het lezen van PhfyucttKS kattebelletje
in hef: laatste, zijn Jijne proü/jcs v.in kunst
manr waartoe zal ik meer opnoemen V
De vertooning van De rcr/oreji. Zoon heeft ons
een nieuwen kunstvorm doen kennen, die goed
uitgevoerd, voel genot schenkt.
De dirot'tie van den S'doii mijn hulde voor de
? vlugheid, waarmee deze noviteit uit den vreemde
is overgebracht, den regisseur, den heer v. Kuyk,
eu de artisteu mijn dank voor de wijze waarop
zij beweikt is Voor het publiek nog de
mededeelifit! dat ook in den Salon de Vrijdagavond als
nicl-rookïitoiid is aangenomen.
FR.
Naar men meldt, zijn voor het Xederlandsche
toonec'gozelschap voor Indië' geëngageerd als
hoofdkrachtan mevr. Culp?Kiehl en mej.
Westerhoven van Fruxe'it-i, mej. Mouuier en mevr.
Westevhoven?de Heer van Rotterdam.
DE WILDE EEND TE PARIJS.
(Slot).
Paul Ginisfy denkt er geheel anders over dan
Sarcey: de Itriiublique is met Ilisen zeer ingenomen.
Hjioken had ons den indruk gegeven van een
treffend, vrceselijk stuk; ondanks al de
duisterheden die ons soms van de wijs brachten. De
Wilde Eend, dat uit een andere periode van
Ibsen's letterkundig leven dagteekent, komt oas
voor, niet minder de grootste belangstelling waardig
te zijn. Hot drama is ook in Noordsche nevelen
gehuld, de scenische voortgang is ook herhaalde
lijk teleurstellend, maar men heeft de overtuiging
dat m? tegenover een denker staat, een wijs
geer, die stoutweg de gnduchtste moreele vraag
stukken aanra.-kt, en telkens uitingen geeft van
diepe menscheüjkheid. Daarenboven is de opmer
kingsgave incest voortdurend krachtig realistisch;
de zielen worden blootgelegd met onmeedoogende
ontledingskuiist.
De Wilde K",nd getuigt van eene evolutie in
liisens wijsgeerige opvattingen. Tot nu toe had
hij met edele gramschap tegen de kleingeestig
heid der maatschappelijke conventies gemord; hij
scheen geloovig de komst van eeu andere eeuw
te wachten, die van den triomf' der vrije waarheid.
De opstand kivam bij hem uit volkomen recht
vaardigheid van hart eu geest voort.
M:iar nariat h'j in al z;ju drama's had goëischt,
dat d-) waarheid de grondslag zou zijn van alle
inensc'.ielijkc betrekkingen, schijnt Ibsen nu plot
seling ontgoocheld te zijn. Waartoe dient het?
Misschien is de wereld maar gelukkiger in de
leugen, waarin zij leeft...," en hij roep'; Laat
den zwakken hun illusies, hun leveasleugen ; zij
kunnen h't licht toch niet verdragen.'' En dan
komt hij er toe, do rol, die hij zelf' vroeger had
willen vorvuüen, ee:i bijna belachelijk aanzien te
geven, die, van Gregger Werle, die vervolgd door
zijn herscüiscli'm van volkomen rechtvaardigheid,
niets doet dan onherstelbaar onheil stichten en
aan al degenen die hj op z.ijiïe manier hoeft
willen radden, niets dan rampen brengt.
Drit is het sy nliool van de wilde eend; het sym
bool is een beetje geheimzinnig, en gedurende de
voorstelling hoeft men niet zonder moeite er aller
lei verklaringen voor gezocht. De wilde eend duikt
als zij gekwetst is, in den modder, houdt zich
aan de waterplanten va'st en komt niet meer bo
ven, of een knappo hond moet ham gaan zoeken.
X. 10 blijven de grove massa's, door het kwaal ge
kwetst," iu hun moiMcr steken, aan de waterplan
ten vastgehaakt, en in hot slijk waarin zij vast
zitten, zien zij de wereld niet meer zooais zij is.
Het is misschien beter, ze niet tegen hun zin te
redden en de rol van den hond te spelen, want
liet licht zou hen niet verlichten, maar verblinden.
Toch heeft Ibsen die pessimistische slotsom
ook niet als algemeen voorgesteld. Hij duidt wel
degelijk aan. dat alleen voor zwakke, onmachtige
zielen de dwaling beter is dan de waarheid.
Da actie speelt in een zeer vulgair milieu, en
niet zonder reden zeker heefr, Ibsen zijn treurigen
held. die niet te redden is, een photograaf doen.
zijn ; Ibsen. als hoog artist, vindt den photograaf
een ontwijder van de kunst.
Men moet het symbool uit den titel losmaken;
maar het zou belachelijk zijn, Ibsen te wi'len
bewonderen ook om zulke met moeite er bij gesleepte
allegorieën. Het is trouwens eene knust die van
de onze on onze helderheid geheel verschilt. Op
het govaar at voor een philister door te gaan bij
de u-erailiueerden die ook Ibsen's duisterheid als
verdienste roemen, beken ik. dat dit vreeselijk
symbolisme ook mij ai schrikt. Maar hetgeen men
zonder eenig voorbehoud kan bewonderen, is de
schildering der karakters, die uiterst scherpzinnig
is. on tevens eene naie»e grootschhei.i bezit; en
wellicht geeft juist deze heerlijke naieveteit het
moot de gewaarwording, dat men met een genie
te do-u heeft.''
Jules L"rnai:re is het meest van allen met De
w'i'dt' eend ingenomen, l lij vindt dat symbolisme
zoo erg niet, en vooral, hij zoekt er niet meer
mysterie achter, dan bedoeld is.
'..Voor wie eerst Spoken, JNom en Ji'oswicrs7to?»»
heeft nagegaan," zegt hij, moet het denkbeeld
van De reilde eend met weinig moeite duidelijk
zijn.
I>K vilde eend toch is eenvoudig eene schit
terende ironie, eeu hartstochtelijke en bittere be
spotting van de andere stukken van den Noorschen
dichter.
Hetgeen Ibsen elders predikt, is liefde tot de
waarheid, haat tegen de leugen; hij komt op