De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 24 mei pagina 2

24 mei 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 726 lichtzinnigheid dezen zeker in de eerste p'aats treft. Na het hier medegedeelde zal onze Nederlandsch-Iudische regeering dubbel dankbaar zijn, dat het bezoek van dit uitgelaten reisgezelschap in onze overzeesche bezittingen zonder ongelukken is afgeloopen. De Centrale Sectie der Belgische Kamer heeft eindelijk, en wel met algemeene stem men, de noodzakelijkheid der grondwetsher ziening in beginsel aangenomen. De Rdforme acht nu die herziening volkomen verzekerd. »Het volk wilde haar", schrijft het blad. sDe regeering, in hare aarzelende weekheid, ^eefc er in toegestemd. De Centrale Sectie hee"t haar eenparig aangenomen. De stemiiiing van de Kamer en die van den Senaat zijn zeker. De medewerking van den koning is boven allen twijfel verheven; iedereen weet, dat hij niet de beslissing der Centrale Sectie heeft afgewacht, om de herziening voor on vermijdelijk te verklaren. Dus, nog eens, de herziening is er!" Het eerste gevolg van dit den aarzelenden en tegenstrevenden»met zooveel moeite afge perst besluit, is het ophouden der werksta king. Doch men zal nog geduld moeten oefenen, eer de Kamer en Senaat hun eigen dood vonnis teekenen: men is lang niet zeker van den uitslag van de verkiezingen voor de Con stituante, en men. moet zich, wat de mate der kiesrechtuitbreiding betreft, voorbereiden op een moeielijken strijd en op mogelijke teleurstellingen. Toch is de vreugde in het kamp der voor standers van het algemeen kiesrecht groot, en terecht, want zoodra in beginsel is besloten tot wijziging van het beruchte censusartikel, is de grootste hinderpaal voor eene werkelijk ernstige hervorming uit den weg geruimd, en blijft de rest een quaestie van tijd. Kunst en Letteren. TÖONEÊL TE AMSTERDAM. Grand Théatre : Kapitaal en Arbeid. Salon des Variétés: De verloren Zoon. Door het Rotterdamsche tooneel gezelschap van Die Vos en Van Korlaar heb ik in het Grand Théatre in de Amstelstraat zien vertoonen, Knrt:tual en Arbeid, tooueelspel in drie bedrijven naar het Duitsch van Ludwig Fulda. In het oorsp-onkelijko draagt dit stuk den naam van Dun verlure-ne Faradies en. had men dien titel letterlijk vertaald, ?dan zou het m. i. beter geweest zijn, want'nu brengt men den toeschouwer door den naam in de war. Natuurlijk vermoedt men een behandeling van. het arbeidersvraagstuk te zullen zien, maar de werkstaking, waarvan hier sprake is, is slechts bijfcaak. Hoofdpersoon is Edith Uernardi, de jonge schaone dochter van den fabrikant, door hare ouders opgevoed ais eene zeldzame plant; een meisje, dal: slechts kennis nam van het f-choonste in de kunst, van het edelste in het leven, dat als het ware in een paradijs leefde, door de liefde harer ouders verre gehouden van alles wat ellen dig., leelijk en ongelukkig is. Haar vader wil op zijn werk de kruou zetten (loor baar uit te huw lijken aan een elegantrn jongen man met een goed uiterlijk en een klinkenden naam. Geen opoffering is den heer liertwnli te groot om zijn kind gelukkig te zien, en daar de jonge ion Ot tenAorf onbemiddeld is, neemt hij hem tot com pagnon. liditJt, die haar aanstaande slechts e.en paar koeren .op bals ontmoette, eischt een naast hem gaande, voortging: zie je, de anderen hebben het nooit zoo gauw te pak ken .die komen er pas na een paar maanden uit." Mijnheer Mathias keerde zich plotseling om en fluisterde: »G_a weg, heiligschenner, weg weg w?g!" »Kom, kom," zei de doodgraver vaderlijk, sik hinder u immers niet; u.hebt een beetje lucht willen scheppen, zooals de andere ka meraden ook wel doen." Mijnheer Mathias voelde zich niet op zijn gemak. In de verte zag hij gelukkig de poort van het kerkhof, en als een man. vol nienschenkennis, haalde hij een paar goudstukken voor den dag, die hij uit voorzorg bij zich had gestoken Hij hield ze den ouden man voor en zei kortaf: «Kom, geen praatjes, gaef' me den sleutel maar." Gfimblot sprong achteruit en riep familiaar: AVat, wou je er uil? Wat is me dat nu voor een kuur. Daar komen we niet in, hoor!" »Vier louis!" schreeuwde zijn gevangene woedend. »Als je rumoerig wordt, stop ik jo er weer ia; op jou schreeuwen komt hier toch nie mand. Ik heb er niets op tegen dat je eens uit je graf komt en een beetje rondloopt, dat doen de anderen ook." »De anderen, welke anderen dan (och'?'' »Nu, die is goed, de andere doodeu natuurlijk." »Maar ik ben niet dood, ik ben springle vend !" »Ja, ja. dat weten we wel. Hij is goed, hij is verduiveld goed," zei Grimblof grinuekend. -Maar weet je wat, ik ben geen kwaje vent, ga mae, dan zullen wc bij mij er eentje pak.ken.'' Hij greep de pols van Mathias als in een .schroef vast en bracht hem in een kleine ka mer in het duodgravershuis, waar hij geheel alleen woonde. Hij grendelde de deur en nam een fïesch van een kastje, waaruit hij twee glazen volschonk. «Luister nu eens, beste man," zei mijnheer Mathias. »Je wilt een grap hebben, en dat is heel goed, maar overal komt een eind aan. Jk ben levend en ik wil hier vandaan." Grimblot ging voor de deur staan en zei lachend: »Ja, je bent levend, maar je bent niet de eerste, die me dat vertelt. Er komen proeftijd Dm hem beter te loeren kennen, en bezoekt nu tentoonstellingen, matinees met hem om dat doel te bereiken. Ook wil zij hem echter in zijn werk zien, maai- dan blijkt dat hij niet aan hare verwachting voldoet. Hij is ruw en aanmatigend jegens zijne ondergeschikten en zelfs is hij oorzaak, dat een dreigende werk staking plotseling uitbarst en het bestaan, der fa briek m gevaar brengt. Dan begrijpt Jüiitlt, dat hij niet de man is, die baar gelukkig kan maken, maar ook dat er an dere plaatsen zijn dan waar matinees gegeven worden en feesten gevierd, dat er donkere haüen zijn, waar de machines zuchten en stampen en een bleek vermoeid menschensoort een kommer vol bestaan lijdt. Zij is uit haar paradijs verdreven en heeft ge proefd van de vrucht van den boom der kennis. Gelukkig heelt zij karakter genoeg om twee maat regelen te nemen, aio in haar leven ingrijpen en j het wel minder schoonschijuend, maar degelijker en merischelijker zullen maken. Z;j ontziet noch de praatjes en de verwonde ring der menschön, noch de beden van hare ouders, en bedankt v. OUendorf, en ten tweede brengt zij er haar vader toe, dat luj den eisch der werRstakers inwilligt en hun leven door de loonsverhoogiiig mensonwaardiger maakt. Mij dunkt dit is de eigenlijke bedoeling van den schrijver geweest en had hij vastgehouden aan dB behandeling van die gegevens, dan hal men een zeer begrijpelijk en vrij natuurlijk tooneelspel gekregen. Maar da schrijver heelt een groote fout: Hy is te breedsprakig. Er wordt in dit stuk zooveel beweerd, berede neerd en betoogd, dat de toeschouwer er van duizelt. Het huwelijk, het arbeidersvraagstuk, de verhouding van den nij veren industrieel tot den adellijken Iecglooper, alles en nog wat wordt met een luidruchtig gewoel van woorden besproken. Daarenboven is het cane zeldzaamheid als de op tredende personen zich langer dan drie minuten tot een onderwerp bepalen, en zij zijn zoo rnet zich zelf ingenomen, dat ieder zich als het middenpunt van eene quaestie beschouwt. (Juk handelen zij uiterst onbegrijpelijk. Daar is b.v. die goede oude meneer Bernardi, die alles geven wil om zijn eenig kind gelukkig te maken en nu niet beter weet te doan dan tot schoon zoon een jongen man te kiezen, die niets is, niets heeft, bahalve eene groote mate eigenwaan, en hem zelf toevertrouwt, dat hij het kapitaaltje, hom door zijn vader nagelaten, te Parijs met Wijntje en Trijntje er deorgelapt heeft. Eiiiin, als het bet geluk zijner dochler geldt.... maar dit jonge meisje is zoo weinig op haar aan bidder gesteld, dat zij hem den verluvi.igskus weigort en hem de voorwaarde stelt, dat zij .vóór dat publiek worden van het engagement elkaar goed moeten leeren kennen. Dit belet echter niet het na een vrij heftig gesprek, waaruit m.i. al zonneklaar blijkt, dat zij niet bij elkaar passen, Elüh toestemt om over een paar maanden tu j huwen. Daar is ook ILin? Arndt, de technicus van de fabriek, overigens de meest, aantrekkelijke ii^uur uit het stuk, die op den verjaardag van Jïlith toevallig zijn patroon mocteridj sprekun, va:i <!e gelegenheid gebruik maakt om haar eene hateJijkhiad toe te voegen ovc-r hare boekenwijsheid, en dan later als hij de beslissing van zijn chei komt vragen, nog eens met haar kibbelt over de waarde van den mensen. Vorder vind ik de werklieden verkeerd geteekend. De deputatie moest niet bestaan uit een afgeleefden machinist en een man met een slechte borst. Dit wekt wel medelijden met hunnen toestand, maar als de schrijver een drietal stoere snids had aangewe zen, zou men meer het denküeeld hebben gekre gen van het goed recht, dat zij vroegen. Nu is het als gold het eene aalmoes. er hier zooveel. Gisternacht was hier nog lïidt-1, de notaris, je weet wei, die zijn nek heeft gebroken en eergisteren, mevrouw Claudin. Ik ben de kwaadste niet voor mijn onderhoorigen. /e mogen 's nachts een luchtje j scheppen, ik maak een praatje met ze maar ze hier vandaan laten? Dat zou me wat moois geven!'"' Mijnheer Mathias keek den doodgraver eens aan: ecu ineengedrongen man. met han den als van een gorilla en koortsachtig schit terende oogen. De gewezen apotheker kreeg een rilling de man over hom was klaar blijkelijk gek. Hij trachtte den krankzinnige door zacht heid te overreden. Hij sprak en pleitte tot dat het dezen verveelde en hij kortaf sprak: Er weer in!" »Waarin'/" -In je graf op den hoek van de vierde rij in de derde afdeeling." --Nooit!" «Wil je niet? Ik zeg hot je voor de laatste maal met zachtheid.'1 Mijnheer Mathias zag hoe degorillahnndeii begonnen te trillen. .Kr was geen unuere uitweg dan de deur, waarvoor de doodgraver stond. In godsnaam, hij moest er door. tot eiken prijs. Hij trok de schouders naar aehter en sprong met een wilden schreeuw op den gek toe. Deze had bedaard de hand vooruitgestuken, waarin hij de keel van zijn aanvaller vastgreep. Mijnheer Mathias werd blauw iu zijn gelaat, hikte en poogde zich te ontworstelen aan den ijzeren greep. De doodgraver kneep nog wat sterker. Mijnheer Mathias spartelde nog even eu hing toen in elkaar als een slappe, levenlooze massa. Grimblot ontsloot de deur, wierp het lijk over zijn schouder en ging toen langzaam naarde kapel, waar hij zijn last. in den grafkelder wierp Hij sloot den steen, grendelde bet hekwerk en ging toen, als een getrouw wach ter, tussclien de graven door, terwijl hij bromde: Heeft men ooit zooiets beleefd? Met geweld hier vandaan willen! K n ik mijn betrekking verliezen hij moet het me weer probccren!'' * * Zoo stierf mijnheer Mathias en kon zijn vrouw niet den man harer keuze trouwen. Toch is dat uitbreken van de werkstaking een der best geslaagde tooneelen uit het stuk, oindat er kracht en leven in den toestand komt. Daarbij werkt het decoratief, met de machinekamer op den achtergrond, ongetwijfeld mede om het bedrijvige, woelige en rumoerige van het fabrieksleven aan te geven. Feitelijk is bovendien hier het toppunt van de handeling, omdat door Ottendorj's gedrag Eddh de oogen geopend worden. Voor de artisten, die Kapitual en Arluid vertoon den, heb ik niets dan lof. tloewel mevr. .Mulder?l oelofsen de rol van de hoofdpersoon speelde, ston den da hoeren de Vos als de fabrikant, v. d. Heu vel als v. Otiendurf en v. Bienc als J luns Arndt meer op den voorgrond. Vooral v. d. Heuvel maakte voel werk van zijn spel. liij was zeer goed in zijn waan, dat hij, die als otiicier soldaten gedrild heefr, best iu staat is ow het opstootje onder de werklieden tegen te gaan. In het derde bedrijf, als hij den lieer Bern<ir<li zijn eompaguonschitp opzegt, ging hij wat veel over tot het possespol, maar liet stuk driji't er daar i toe. De heer de Vos leed meermalen aan het zelfde euvel, doeh speelde overigens op losse aan- | gename wijze. De heer v. Biene is veel vooruitgegaan sinds hij in Amsterdam optrad, maar hij Kijkt nog altijd erg zwartgallig. Mevr. Mulder?Roelofsen is, meen ik, eenigszins nonchalant in het spreken geworden. Zij brengt weinig wijziging in haar toon, en daardoor is er iets kouds in hare manier van zeggen. Het is echter mogelijk, dat dit enkel voor den avond dat ik haar hoorde, goid. Onder de andere medespelenden, merkte ik nog den heer Holkersop ais "een artist, die zeer gemakkelijk spreekt eu zich beweegt, en die een aardige figuur van den indrukken zoekenden letterkundige had gemaakt. De Rotterdamsche artisten zijn alweer den langsten tijd hier geweest. Ik wensen ze wat voller zalen toe, dan bij de première van Kupitndl en arbeid. Men is bij hen steeds zeker ver zorgd spel te zien. Heel mooi vind ik de vertooning van De verloren Zuon in don Salon. De muziek nu daargelaten, is uit het oogpunt van tooneelspeelkunst de bijwoning van eene voorstelling een zeld zaam genoegen. De creatie door mevr. l ssingSabiairolles gemaakt van de rol van Pierrot Jr. is een gebeurtenis, maar ook mevr. de Boer-van Rijk ala Mimii, Pierrot en mej. Anna Poolman als Pkry nette muntten uit naast Poolman als Pierrot Sr. en Pilger als de JJaron. De geheele vertooning is als een snoer fijn ge dachte tooueel'jcs, bijna te talrijk om aan te wijzen. Van de eenvoudigste noem ik het lezen van de courant door Poolman. Het hoofdartikel doet hem ; een loelijk gezicht trekken, maar daar vindt hij eene grap, wel wat schuin, maar heel goed. Kerst lachen alleen zijne oogen, dan duet dit ook zijn mond; zijne j pijp beweegt mcê. Hij snapt hoe langer zoo meer | den witz, en dan schudt zijn buik, zijne schouders ' gaan op en neer, hij laciit onbedaarlijk. Zijne vrouw vraagt dan wat hij leest: Pierrot wijst dat het niets voor haar is, maar zij houdt, aan en neemt de courant over. 1-ierrol wascht zijne han den in onschuld en bespiedt het gezicht zijuervrouw. ; Dat, eerst verbaasd, wordt langer en langer en met een 'afkeurend gebaar geelt zij decourancteru.;. Dan lacht l'icrrut weder, eu zonder dat wij weten wat hij l las, lacht het geheele publiek. Iu tegenstelling daarmede staat het tooneeltje als do joi.ge Pierrot \ve_'geloopcri is en l'wi'ot Sr. weder zijne courant za! li'zen en zijne pijp rooken. Peinzend iaat hij zijn dagblad va'len, dan zal hij zijne pijp opsteken, zijne vrouw heeft echter vergeten tabak in de pot te doen. Kaorrig gaat hy heen om die te koopen en als hij terugkomt, gaat hij weer in gedachten verzonken zitten. Hij steekt zijne pijp niet aan en houdt zijn hoed op. De vaier deukt aau zijn verloren zoon: waar zou do jongen zitten'/ En dat is het publiek zoo duidelijk, dat de muziekbegeleidüig het niet aau behoefde te geven. -j Ken mooi tooneeltje van mevr. de Hoer-van llijk in het eerste bedrijf is als zij het geheim van Pierrot's lusteloosheid wil uitvorschon. Zij neemt haar jongen op haren schoot, alsof hij nog een j bakerkindjt! is en zoo met zijn hoofd tegen moeder's schouder vertrouwt zij wel, dat hij haar zal mcdedeelen, wat hem deert. Als zij hem zoo in hare armen heeft, d^nkt zij aan den tijd toen hij nog een hulpclooze, roode, schreeuwende zuigeling was en zij wie^t hum onwillekeurig heen en weer. Hierop slaat in het ,'ie bedrijf' haar spel als ook zij treurt over zijn misstap. Zij heeft niets meer van hem dan zijn speelgoed en zijn portret; maar zijne beeltenis neemt dan ook de plaats in van een altaar, waarvoor zij knielt om voor zijne ; terugkomst te bidden. E;i ook hier, denkende ongetwijfeld aan den tijd, toen hij het lojpennog moest leeren, neemt zij het portret iu hare armen ; en wiegt het. Ach,', dat haar jongen daar weer j zoo veilig lag. Voor mcj. Anna Poolman en den heer l'ilgor is de scène in hot tweede bedrijf een zeker SIK:- ' crs maar de toestand is niet zoo poëtisch als in do scèaes, waarin de kleine J'ierrot optreedt. j Van mevr. Rii.ising zijn zoo talrijke fraaie too- ! neeltjes aan te wijzen dat ik mij tot de voor- ' naamste bepaal. Op den voorgrond moet gesteld worden 'lat de kleine Pierrot niet slecht, maar ondeugend is. Slecht zou hij kunnen worden als hij hingen t ij.l ouder den invloed van eene l'knj- j ?tietIe stond, nu beseft hij de zwaarte van zijne daden nog niet, en daarom is er iets kwajongens- i achtigs iu zijn optreden, zoowel in zijn liefde als in zijn berouw. ; Z'jne landerigheid in het eerste bedrijf wordt zeer goctl weergegeven, maar het belangwekkende komt na zijne kennismaking met het mooie waschmeisje. De diefstal is zeer fraai. Pierrot k-iint op met een brandende kaars in de hand ; die blaast hij uit. Ken zelfde lot wacht de lamp op tafel. Nu moet hy de sleutels halen uit deu zak van ztju slapen den vader. De zak links bevat niets, de zak [ rechts eeu zakdoek cii den ring met sleutels. Zenuwachtig wordt dan de kast geopend. IJiiukj biiletton en gouden munt steekt de jonge deug- ! . niet met volle handen bij zich. Eensklaps aarzelt l hij. Ilij werpt het geld weer in de lade, maar j ! dan hoort hij weder die melodie, waarmee Plirynctte opkwam. Dat beslist, bij steekt het bankpapier bij zich en Mielt weg. Zijne ontwaakte ouders blijven verschrikt achter. Even fijn gedacht is de scène, als Pierrot na tot valschen speler te zijn geworder,, zich door I'lirynette verlaten ziet. Hij heeft overal gezocht, maar zij is er niet, en wat geeft hem nu al dat gfld V De bankbiljetten zwerven over den grond en half suf, terwijl het verdriet op hem inwerkt, neemt hij a!s in gedachten handen vol goud en werpt het iu bogen op. zoodat het als een breede stroom terug valt. Hij strooit hst geld, dat hij zich verschafte om l'liryncile wedor te binden. Eu dan, plotseling overmand door zijn verdriet. barst hij in snikken uit en werpt hij zich languit rp d'-n eroiid. (jok h.'t bchriji'cn van den brief in het eerste beJrijf en het lezen van PhfyucttKS kattebelletje in hef: laatste, zijn Jijne proü/jcs v.in kunst manr waartoe zal ik meer opnoemen V De vertooning van De rcr/oreji. Zoon heeft ons een nieuwen kunstvorm doen kennen, die goed uitgevoerd, voel genot schenkt. De dirot'tie van den S'doii mijn hulde voor de ? vlugheid, waarmee deze noviteit uit den vreemde is overgebracht, den regisseur, den heer v. Kuyk, eu de artisteu mijn dank voor de wijze waarop zij beweikt is Voor het publiek nog de mededeelifit! dat ook in den Salon de Vrijdagavond als nicl-rookïitoiid is aangenomen. FR. Naar men meldt, zijn voor het Xederlandsche toonec'gozelschap voor Indië' geëngageerd als hoofdkrachtan mevr. Culp?Kiehl en mej. Westerhoven van Fruxe'it-i, mej. Mouuier en mevr. Westevhoven?de Heer van Rotterdam. DE WILDE EEND TE PARIJS. (Slot). Paul Ginisfy denkt er geheel anders over dan Sarcey: de Itriiublique is met Ilisen zeer ingenomen. Hjioken had ons den indruk gegeven van een treffend, vrceselijk stuk; ondanks al de duisterheden die ons soms van de wijs brachten. De Wilde Eend, dat uit een andere periode van Ibsen's letterkundig leven dagteekent, komt oas voor, niet minder de grootste belangstelling waardig te zijn. Hot drama is ook in Noordsche nevelen gehuld, de scenische voortgang is ook herhaalde lijk teleurstellend, maar men heeft de overtuiging dat m? tegenover een denker staat, een wijs geer, die stoutweg de gnduchtste moreele vraag stukken aanra.-kt, en telkens uitingen geeft van diepe menscheüjkheid. Daarenboven is de opmer kingsgave incest voortdurend krachtig realistisch; de zielen worden blootgelegd met onmeedoogende ontledingskuiist. De Wilde K",nd getuigt van eene evolutie in liisens wijsgeerige opvattingen. Tot nu toe had hij met edele gramschap tegen de kleingeestig heid der maatschappelijke conventies gemord; hij scheen geloovig de komst van eeu andere eeuw te wachten, die van den triomf' der vrije waarheid. De opstand kivam bij hem uit volkomen recht vaardigheid van hart eu geest voort. M:iar nariat h'j in al z;ju drama's had goëischt, dat d-) waarheid de grondslag zou zijn van alle inensc'.ielijkc betrekkingen, schijnt Ibsen nu plot seling ontgoocheld te zijn. Waartoe dient het? Misschien is de wereld maar gelukkiger in de leugen, waarin zij leeft...," en hij roep'; Laat den zwakken hun illusies, hun leveasleugen ; zij kunnen h't licht toch niet verdragen.'' En dan komt hij er toe, do rol, die hij zelf' vroeger had willen vorvuüen, ee:i bijna belachelijk aanzien te geven, die, van Gregger Werle, die vervolgd door zijn herscüiscli'm van volkomen rechtvaardigheid, niets doet dan onherstelbaar onheil stichten en aan al degenen die hj op z.ijiïe manier hoeft willen radden, niets dan rampen brengt. Drit is het sy nliool van de wilde eend; het sym bool is een beetje geheimzinnig, en gedurende de voorstelling hoeft men niet zonder moeite er aller lei verklaringen voor gezocht. De wilde eend duikt als zij gekwetst is, in den modder, houdt zich aan de waterplanten va'st en komt niet meer bo ven, of een knappo hond moet ham gaan zoeken. X. 10 blijven de grove massa's, door het kwaal ge kwetst," iu hun moiMcr steken, aan de waterplan ten vastgehaakt, en in hot slijk waarin zij vast zitten, zien zij de wereld niet meer zooais zij is. Het is misschien beter, ze niet tegen hun zin te redden en de rol van den hond te spelen, want liet licht zou hen niet verlichten, maar verblinden. Toch heeft Ibsen die pessimistische slotsom ook niet als algemeen voorgesteld. Hij duidt wel degelijk aan. dat alleen voor zwakke, onmachtige zielen de dwaling beter is dan de waarheid. Da actie speelt in een zeer vulgair milieu, en niet zonder reden zeker heefr, Ibsen zijn treurigen held. die niet te redden is, een photograaf doen. zijn ; Ibsen. als hoog artist, vindt den photograaf een ontwijder van de kunst. Men moet het symbool uit den titel losmaken; maar het zou belachelijk zijn, Ibsen te wi'len bewonderen ook om zulke met moeite er bij gesleepte allegorieën. Het is trouwens eene knust die van de onze on onze helderheid geheel verschilt. Op het govaar at voor een philister door te gaan bij de u-erailiueerden die ook Ibsen's duisterheid als verdienste roemen, beken ik. dat dit vreeselijk symbolisme ook mij ai schrikt. Maar hetgeen men zonder eenig voorbehoud kan bewonderen, is de schildering der karakters, die uiterst scherpzinnig is. on tevens eene naie»e grootschhei.i bezit; en wellicht geeft juist deze heerlijke naieveteit het moot de gewaarwording, dat men met een genie te do-u heeft.'' Jules L"rnai:re is het meest van allen met De w'i'dt' eend ingenomen, l lij vindt dat symbolisme zoo erg niet, en vooral, hij zoekt er niet meer mysterie achter, dan bedoeld is. '..Voor wie eerst Spoken, JNom en Ji'oswicrs7to?»» heeft nagegaan," zegt hij, moet het denkbeeld van De reilde eend met weinig moeite duidelijk zijn. I>K vilde eend toch is eenvoudig eene schit terende ironie, eeu hartstochtelijke en bittere be spotting van de andere stukken van den Noorschen dichter. Hetgeen Ibsen elders predikt, is liefde tot de waarheid, haat tegen de leugen; hij komt op

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl