De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 24 mei pagina 4

24 mei 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 726 Zyne gezondheid was reeds op dit tijdstip zeer aangetast. Deck kon de eerste proeven voor de nieuwe pate tendre" en grosse porcelaine" slechts aanduiden en nagaan, waarvan eenige stukken in 1889 werden tentoongesteld, maar waarvan het procédéder fabrikatie nog niet ge heel alle moeielykheden overwinnen heeft. Als mensch was Deck de welwillendheid zelf. Hjj bad een heel mooien kop, en zijne leerlingen en omgeving noemden hem wel eens Père Eter nel", eene benaming, die hem goedig deed glim lachen. Ia allen gevalle was zijn 'ziel een ware kunstenaarsziel, eenvoudig, oprecht en groot. Hij was onbekend met de kleine manoeuvres der coterieën en de intriges die in een oogenblik reputatiën opbouwen. Dit is de schoonste lofrede voor dezen kunstenaar, wiens naam in de toekomst naast dien van Palissy zal blijven. De Maatschappij tot Bevordering der Bouw kunst, heeft in haar ruime lokalen, Marnixstraat 402, weder hare jaarlyksche tentoonstelling geo pend. Er is het een en ander dat reeds meer te zien was, maar ook heel wat nieuws; de ten toonstelling verdient, zoowel om den artistieken smaak als om de nieuwe toepassingen en nieuwe industrieele fabrikaten, ten zeerste het bezoek van leeken en vakmannen. TOONEEL EN MUZIEK. Het Concertgebouw, zoo meldt men ons, ver keert in groote fl.iancieele moeielijkheden. Wij vestigen daarom met aandrang de aandacht onzer lezers op de circulaire der Vereeniging tot instand houding van het Concertgebouw te Amsterdam. Op' 4 en 5 Juni a.s. zal de inschrijving worden geopend op eene premie-obligatieleening, ten be drage van f 500.000 nominaal, verdeeld in 2500 seriën, ieder van 10 obligatiën aan toonder, groot ? 20 nominaal. De obligatiën worden met min stens f 25 uitgeloot binnen een tijdsverloop van 66 jaren; de eerste trekking met premiën van f 2000 tot f 50, zal in het begin van het vol gend jaar plaats hebben. De administratie van het door deze leeniug verkregen kapitaal is ge heel onafhankelijk van die van het Concertge bouw, zoodat men, ook indien laatstgenoemde in richting onverhoopt mocht ophouden te bestaan, van de geregelde aflossing en uitlotjng verzekerd is. latusschen is het zeker dat van het volteekenen der thans ontworpen leening het voortbettaan van het Concertgebouw zal afhangen; het is dus werkelijk geen gering belang, waarvoor de steun van het publiek wordt ingeroepen. Houders van obligatiën der leening groot ? 300,000 ten laste van het Concertgebouw hebben recht van voorkeur bij de inschrijving op deze premieleening en kunnen iedere obligatie a f 1000 der eerstgenoemde leening in betaling geven voor 25 volgestorte premie-obl.gatiën. Waar het geldt eene zoo belangrijke kunstin stelling voor onze stad te behouden, mag men ver wachten, dat de deelneming algemeen zal zijn. LETTEREN EN WETENSCHAP. Onder den titel Disraëli and his day k te Londen een boekje verschenen van William Fraser, vol Disraëli-anecdoten. Men weet dat de premier geestig en zelfs boosaardig was. Deze intusschen getuigt voor zijn karakter. -Bernal Osborne had eens de onvoorzichtigheid tot hem te zeggen: Ik heb u in het Hyde Park gezien, met uwe vrouw; wat kunt ge toch gevoelen voor die oude dame V" Disraeli zag hem kalm aan en antwoordde: iets dat u misschien nog nooit ge voeld hebt: dankbaarheid.'' Toen een vriend hem feliciteerde, nadat hij mi nister geworden was, zeide hij: Ja, ik ben den vettigen cocagnemast opgeklauterd." En : Als ik iemand ontmoet en ik kan niet op zijn naam komen, dan denk ik een oogenblik na. En lukt het mij dan nog niet, dan zeg ik maar: wel, hoe gaat het met de oude kwaal?" Van Dr. Cauer te Tübingen is, naar aanleiding van dd onlangs te Londen gevonden handschrif ten, een werk ter perse, waarin wordt uiteengezet, dat de verhandeling over de constitutie van Athene geen werk van Aristoteles kan zijn. Hen letterkundige krijgsraad. Van 13 dezer wordt uit Kopenhagen geschreven: Zooals reeds vroeger medegedeeld is, heeft de Deenscbe regee ring tegen het liberale blad Kji/benltacn een, proces begonnen wegens het opnemen van den roman Bel Ami van Guy de Maupassant. Daar de rodacteur van het blad op het oogenblik wegens een vroeger vergrijp in de gevangenis zit, heeft men het proces op den vertaler van den roman, Madsen, overge bracht. Deze echter is tegenwoordig bij de marine, waar hij zijn militaire plichten vervult, en er is daarom een krijgsraad, een ware krijgsraad be noemd, om een oordeel te vellen over de letter kundige waarde van den roman en daarnaar de straf voor den boosdoener te bepalen. De leden van den krijgsraad moeten met deze taak, die hun opgelegd is, in 't geheel niet tevreden zijn. Ondanks het succes van Zola en eenige anderen, blijft Victor Hugo toch nog steeds de meest ge zochte der moderne Fransche schrijvers. Naar zijn schoonzoon Vacquerie in Le Huppel mede deelt, hebben in de laatste vijf jaar de zeven uitgaven van Victor Ilugo's werken de ronde som van 71/0 millioen francs opgebracht. Een der beste schrijvers en denkers van Frank rijk, tevens een achtenswaardig man en geestig journalist, J. J. Weiss, is overleden. Hij was in 1827 te Bayonne geboren, werd kweekeling der cole normale, beoefenaar van philologie en philosophie, leeraar aan een gymnasium, en daarna journalist. Sedert 18(JO behoorde hij tot de redac tie van de Dél>ats en schreef er de destijds be roemde politiek van den dag'', tot bij in 18G7 met Edouard Hervéeen ander blad stichtte, het Journal de Paris; dat duurde echter niet lang, en hij kwam, na onder-staatssecretaris in het minis terie Ollivier en later in het ministerie Gambetta geweest te zijn, weer bij de Débats, tot hij als bibliothecaris van het kasteel Fontainebleau van het woelige politieke en journalistische leven af scheid Dam. De verkiezing voor de Académie Franc.aise, waarbij ook Zola candidaat was, heeft Donderdag plaats gehad. Afwezig waren de H.H. de Mazade (op reis), Bertrand (die zijn voet verstuikt had) en Victor Duruy ("ongesteld). De heer de Freycinet is nog niet geïnstalleerd en heeft daarom nog geen recht van stemming, er waren dus 35 stem men. Het gold het vervullen van den fauteuil van Octave Feuillet, en de candidaten waren: Ferdinand Fabre, Ilenri de Bornier, Pierre Loti, Emile Zola, Stephen Liégeard en Le.oy de Kéraniou. De uitslag was bij de verschillende stemmingen : Fabre 7 8 6 G G 7 De Bornier 5 10 11 13 13 10 Loti . 7 10 14 14 15 18 Zola 831110 Liégeard G 3 2 l O O Leroy 00 O 00 O Blanco 21 l 000 35 35 35 35 35 35 Eerst bij de zesde stemming dus was, door wederzijdsche concessiën, de keus beslist; Pierre Loti, de zeeofficier Julien Viaud, de schrijver van Pêcheurs iïldunde en Mon f rere l'ves, is dus ge kozen. »IN ASIAM PROFECTUS EST". Naar AMALIA SKRA.M (Kopenhagen). Hagbart Jensen deed zijn eindexamen in het Latijn. Hij zat in een der lokalen van de uni versiteit tusschen de overige candidaten, met gekromden rug, het hoofd diep over den zwarten lessenaar gebogen, en knabbelde ijverig aan zijn nagels. De witblonde verwarde haren op zijn voorhoef i raakten bijna het papitr, dat voor hem lag; de borst rustte op zijne hftnden, en de armen waren z >o lang, dat de ellebogen over de zijde van de lessenaar reikten. Ginds, bij het venster, waar eene kleine zwarte tafel stond, zat een man met kalen schedel, wit ten bakkebaard, scheven inojid en versch geschoren gezicht. Hij zst voorovergebogen, zoodat de rug eeu kromme lij u beschreef, en de armen verborg hij onder de tafel. De oogeri schenen gesloten en de gelaatstrekken onbewegelijk hls bij een slapende, maar telkens kwam een magere hand over den kant der tafel te voorschijn en sloeg voorzich'ig een blad van het dunne boek om, dat voor het hangmd gelaat lag. Tnsschen de rijen lessenaa s liepen met stille bewegingen en onhoorbare stappen de dwarskijkers" heen en weder. Er stonden een paar ramen open ; maar toch was het drukkend in tiet lokaal, druk kend en stil. Hier eu daar zuchtte de een en kuchte de ander. Overigens vernam men geen geluid dan de zorgvuldige stap van de surveilleerenden en de schrijvende peuuen krasten over het papier. Daar legde f en hunner de p m neer en stond op. Hagb.nt draai ie het Loul'd om en zag een langen, forschen jongen man naar het raam gaan, voor den kalen heer buigen en zijn werk afleveren. Toen boog de eerste weder eu verliet bet vertrek. »Doe maar niet zoo deftig1', dacht Hagbart, terwijl hij hem met de.oogen volgde. »Wij zul len eerst eens zien, hoeveel uw werk waard is. En dat hij zich niet schaamt, zoo te stampen, terwijl de, dwarskijkers toch zoo stil loopen". Hagbart knabbelde weder op zijne nage's. Spoedig daarop stond sr weder een op, en nu vol«de de een den ander, totdat ongeveer de helft der candidaten vertrokken was. Daar werd de heer, die bij het raam zat. door een anderen heer afgelost, die op een haar op den eersten heer geleek, behalve dat hij gceu scheven mond had. Gij zijt nog niet begonnen. Zijt ge ziek?" Een der surveilleerenden stootte Hagbart up den schouder, terwijl hij (luisterend tot hem sprak. Hagbart keek op met een narzeleuden blik die uit de verte scheen te komen, en antwoordde toen fluisterend ia een zuidelijken tongval: »Ik maak het altijd eerst in het hoof l gereed." De surveillant verwijderde zich en wandelde met de hand op den rug weder op en-neer. Nu dus voor de laatste maal" Hagbart las het proefwerk woord voor woord door. Toen schoof bij het terzijde, sloot de oogen en ver taalde het stuk uit het hoofd in het Latijn. Een paar maal keek hij ia de opgave, om zich te vergewissen, of hij zich den tekst goed herin nerde. Het handelde hierover, dat Caesar als jongman den dictator Sulla trotseerde, die hem geproscribeerd haJ, en zonder te trachten zich te verzoenen naar Aziëvertrok. Eindelijk nam hij het papier voor zich en begon langzaam, met de gekromde vingers geheel on der aan de punt van de pen, te schrijven. Toen hij gereed was, bemerkte hij dat hij de laatste was geworden. Met verlicht hart sieeg hij de universiteitstrap af. Nu was dus het schriftelijke afgeloopen. Hij had er zich zonder twijfel goed uitgered. Vooral in het Latijn voelde hij zich gerust. Er kon geen fout iu zijn, behalve m^schi u een paar klei nigheden, die uiets beteekendeu. Hij zou een prachtig examen doen en hun vreugde bereiden, zijn brave ouders thuis, en aan de hoogmoedige dorpsbluflers, die hem vooruithielpen, reeds toouen, dat ze hun geld niet voor niets wegge gooid hadden. Boerenzoons brachten het dik wijls het verst, had de predikant gezegd, toen hij vati hem afscheid nam, omdat zij aan hun kindergeloof hechtten en omdat zij geen ver kwisters waren. Ja, het kindergeioof bezat hij goddank nog, en tevredenheid was zijne geringste kunst. Hij slingerde bij elke schrede die hij deed met de armen en keek met welgevallen op zijne nieuwe kleederen neer, die veel te wijd waren voor zijn naader slingerend lichaam, terwijl hij in zijn met traan ingesmeerde laaizen, waiir onder zooibeslag zat, naar de volksgaarkeuken klotste, waar hij voor de eerste maal in zijn leven zijn middagmaal gebruiken zou. »Ach ja, wie werkt verdient belooning," zuchtte hij bij zich zelf, toen hij voor de rookende erwten zat, waarboven een stuk spekzwoerd zwom. Heerlijk eten, uitmuntend goed eten, en op mar meren tafels. En wat een massa brood kreeg men er bij, veel meer.dan iemand op kon. Maar dan nam men toch zeker de rest mede. Of was dat hier geen gewoonte? Hij zou opletten als er iemand klaar was, en zien wat deze deed. Want men moest volgens de gebruiken handelen. Daar stond e*n jong knap heer op. Neen, mijn hemel \ Hij liet het brood liggen. Al dat goede brood, minstens een half avondeten. Dat moe-t er een zlin die geld had, ducht Hagbart. Nu zullen we bij den volgenden zien. Maar de volgende die heei ging, liet het brood eveneens liggen. Misschien mocht men het niet meenemen. Dan wilde hij toch liever probeeren, het erin te stop pen, want het was toch zonde en jammer, deze schatrijke gaarkeuken iets cadeau te geven. Hij legde den lepel weg en leunde verzadigd achterover in den stoel, terwijl hij de duimen in de broekzakken stak eu de ronde, lic te. nieuws gierige oogm door het groole lokaal Het gaan. Tegen hem over, aan de volgende tafelrij, zat een vrouw met een doek om het hoofd en Laast haar een klein meisje, welks bloote beeiien onder de tafel zichtbaar waren. Het | kind wierp het grootste deel van iederen lepel dien het aan de lippen brac'it, over de kin en droogde die dan telkens aan de mouw van haar lichtgrijs jakje af. Toen viel de lepel op den grond. De vrouw bukte zich en raapte hem op. Het kleine meisje greep er tastend i.aar en wierp daarbij haar bord om, waarvan de inbond over de tafel stroomde en juist in den schoot van een welgekleed man die daarnaast zat. De man stond meteen knorrigen uitroep op. De vrouw hief de band af werend op, als vreesde zij. dat hij s aan wilde, en zeide smeekend: »Ze is blind, bet arme kind', waarop zij de kleine uit baar eigen bo d teeten gaf. Er kwam eene kellneriu en ruimde het weg. De man wreef met zijn zakdoek zijn jas schoon en at verder, zonder een woord te zeggen. »Als dat eens Sulli geweest was \" sprak Hagba't bij zichzelf »Hij zou terstond vrouw en kind geproscribeerd hebben." Deze voorstelling kwam hem zoo komisch voor, dat hij zachtjes bij zichzelf lac' te, dat hij schudde. »Keeds vroegtijdig gaf Caesar blijk van een groote en sterke ziel," herhaalde Hagbart uit zijne thema eu begon te vertalen. Ja, zonder twijfel btt opstel was goed. Mis schien was er zoo goed als geen f'iut, mis schien ook in 't geheel geen. Hagbart Jensen had geene fout. Hij kreeg «uitmuntend". Ja, ja! Dat zou wat opzien geven \ Plotseling gevoelde hij een ruk door het geheele lichaam. De puntige ellebogen vlogen even in de hoogte eu de dikke lippen drukten zich samen, zoodat bij geheel wit werd. Als een visioen stond het plotseling voor zijn geest, dat hij van Caesar geschreven bad : »iu Asia profcctus est" in plaats van »in Asiam". Hij bleef ongeveer eene minuut geheel onbe wegelijk zitten ; toeu stond hij op, nam zijn hoed en ging heen. /onder op iemand of iets te letten li~p hij door de straten. Hij slingerde niet meer met de armen, en de schoenen met zooibeslag klotsten niet meer op de stee: en als voorheen. De bals was gebogen en de wangen schenen slap en smal. Toen hij ia zijne kamer in Briskeby aange land was, ging hij voor zijn bed op een stoel zitten eu kruiste de handen op zijn schoot. Neen, maar dat hij vAsia" geschreven bad l Dat hij dat, dat doen kon! Hij. die zoo goed wist dat het ->Asiam" moest zijn en niet Asia'! Was er nog gerechtigheid op de wereld ! Hij stampte met den voet op den grond en balde de vuist in d« lucht. Hij klemde de tanden op elkander, dat a ij knarsten. Of was bet mog.-lijk, dat hij zich vergi.-te ? O neen ! Hij zag het al te duidelijk voor zich. D f laat-te woorden links, onderaan in den allerlaatsten regel, daar stond het. Met heldere ronde letters : MII Asia". Ten slotte zag hij het woord Asia overal. Het danste voor zijne oogen heen en weer, het stond in reuzeidetters op de wanden, op do tafel, de stoelen, den vloer. O, als slechts die ,,m" er bij gestaan had. Alleen maar die eenvoudige »m". Hij beproefde hem er aan te maken, wilde Asia met de eindletter m" voor zich zion, maar het gelukte hem niet. Asia'' stond er iu het proef werk, heelemaal links in den hoek, onderaan in den allerlaatsten regel. »Asia" stond er op de wanden en op de tafel, op de stoelen en op den vloer. Wat een kwelling, daar hulpeloos te zitten. Zoo geheel eu al hulpeloos, want er was niets meer aan te doen. De thema was onder bewa ring van den professor; bij kreeg nu een vier dubbele fout, en dat verminderde zijne aanteekoning minstens met een cijfer. Rekende men er dan nog de kleine fouten bij, waarvan de verta ling natuurlijk wemelde, dan kreeg hij, wat hij /.elf begreep, een t. Of misschien wel een 5. Hu hij, die het goed had kunnen en moeten doen. De tranen drongen in zijne oogeu en hij wreef ze met den rug van zijnen wijsvinger op liet netisbeen weg. ?In A-ia prol'ectiis est." Ah, wat bet knaagde eu beet. Dat zou zijn dood zijn. Was er dan geen redding meer? 11 ij stond op en besron met lange, laifgzame schreden in de diepe kamer rond te loopen. Was bet te begrijpen dat iemand zoo iets overkomen kon. Mocht een God der gerechtigheid dit kalm aanzien ? Werd hij mis schien voor iets gestraft'.' Hij had toch dezen morgen, voordat hij naar bel examen ging. zoo flink gebeden. Was bij misschien in het gebed nalatig geweest? Maar i.een, dat niet eens. En hij wi.st ook overigens van geeu eenigszius groote zonde af, die hij in deze dagen begaan had. Was God dus misschien grillig en niet te vertrouwen? Ja, want het zag er werkelijk uit als niets dan een kwaadaardigheid van het toeval, geheel als of God vergeten had opteletten. Waarom liet God hem dan dat verkeerde schrijven, daar Hij toch wist, hoe Hagbart zijn zaken wel kende. Waarom liet Hij het henr dan althans toen nog niet opmerken, in plaats van te wachten, tot het te laat was. Neen, maar het was niet mogelijk, dat God daarmede tevreden was. Hij moest zich toch ergeren, Hij ook, zoo waar, als Hij een God der waarheid en gerechtigheid was. Kon Hij hem dan Eiet ergens mede helpen ? Het hart van den professor ingeven, h >e het eigenlijk was? God was toch almachtig, denk eens : almachtig! Hij moest wel een middel kunnen vinden als Hij wilde. Het was er om te doen, Hem tot willen te brengen. Natuurlijk. Bidden moest hij, bidden zoolang als hij adem kon halen, bidden dat het een steen zou vermurwen. Had hij dao Go-ls hart doen ontroeren, dan wilde hij zich rustig onderwerpen, iu de overtuiging, dat bij verhoord en geholpen was. En bij wilde niet meer aan de geschiede nis denken, noch »Asia" noch «Asiam" voor zijne oogen zien. Want gelooven was daartoe noodzakelijk. Het geloof was voorwaarde ; zonder dit bleef God doof Geloof, zoo groot als een mos terdzaadje, kon bergen verzetten. Trotsche, heer lijke gedachte! Hij ging naar de deur en grendelde haar. Toen zonk hij voor het bed op de knieën, leunde met de ellebogen op den rand vaa het bed en hield de gevouwen handen omhoog. Toen bad hij, innig een kwartier lang. Het visioen was niet verdwenen; »ia Asia" stond er. Hij begon weer, nog inniger, en legde God alles uit, en vroeg om een wonder. Als God de »m" er maar bijvoegde. Toen stond hij op, plaatste zich aan het venster, waaruit hij het Uranicngebergte zien kon. Zou bij nu Duitsch gaan zitten studeeren het eerste, waarin hij mondeling examen bad of zou hij misschien in het prachtige weder eene wandeling gaan maken, vóór het avondeten terugkeeren en vroeg naar bed .gxan en, voordat hij inslii-p, God i.ogmaals aan datgene herinneren, wat Hij reeds wist ? Ja, hij wilde heen. Toch bleef hij staan en staarde lang met 'ijne lichte, ronde kiuderoogen, die van bet gebed en de tranen nog glinsterden, zoo voor zich heen. »In Asia profeet u < est" neen, maar wat was dat dan ? Hij h»d CJod toch beloofd, dat bij er niet meer aan zou denkeu en nu stond de thema wedtr voor zijn innerlijk oog en hij moest weder en weder dien eenen regel geheel links onderaan lezen, waarin stond : »Iu Asia profectus est." Hij greep zijn hoed en suelde uaar buiten. »In Asia profectns est." Daar bleef hij staan en dacht na. Hij meende toch zoo, dat hij dien z waren last den liewn God op de schouders geleed had, maar hij droeg hem dus toch nog met zich mee; was dit ten teekeu, dat God hem niet verhoord had, omdat hij i.nmers toch niet de kracht bezat, hem 'van zich te werpen, boe veel moeite hij ook deed ? Dat was zeker liet geval. Dus moest hij dan opnieuw bidden, en anders. Hij keerde zich om en ging naar Briskeby terug. Nog ootmoediger, nog berouw voller, nog meer vervuld van schuldbewustheid moest hij zijn, als hij waagde de knie te buigen voor den stren gen hartondej zoeker en Hem om iets te bidden. Hij had op zijn recht gepocht eu vrijpostig ge vorderd, wat hij, iu het stof kruipende, moest af gebeden en afgebedeld hebben. Zoo stond de zaak. God vond geen welbehagen in zijn ge bed. Hij moest zich a's een worm aan Gods voeten kronkelen; hij zou zijne bloedende verbro ken ziel als een rookend brandufl'r den Heer aanbieden. Dat veilungde God. Toen hij op zijn kamer gekomen was, sloot hij weer de deur af, legde zich plat op deu grond neer en begon in gloeiende, dwepende woorden zij'i hart voor deu Heer uit te storten. Hij schreide bet met dof gesteun uit en bleef lang liggen, de kin op de gevouwen handi-n geleund en het hoofd naar achteren geboden, zoodat het hem in den hals pij;) deed. Daarna brak hij iu snikkend geween u't eu liet bet gelaat plat op de handen vallen, die vlak op den grond lagen. Toeu bij eindelijk opstond, voelde hij zich ge troost en verlicht, en toen hij weer uitging geluk'e het hem bijna geheel >A.-i t" uit zijne ge dachten te verbannen. Vol moed en hoop l->gde hij zich 's avonds te rusten, doch toen hij des morgens ontwaakte, overviel hem dat »in A.sia profectus est" opnieuw met knollenden druk, en terwijl hij zich waschte en aniikleedd-. za^f hij oveial de f'.ut voor zich. l 11 iiij beducht zich de onmogelijkste toevnllen, die hem zouden kunm-u redden, oi.di-r anderen, dat f ene plotselinge- zonsveidnisterir «? ontstaan of dat de kreet geklonken bad: -de universiteit st.-at in brand' , of dat hij onwel geworden en van dm stoel ge^uHen wa*, jui-l op het oogen blik toen t.-ij dut ,,'n Asin" vertalen wilde, en dat zij hem hadden moeten wegdragen. Zijne wangen gloeiden en bet klopte als hamers in zijne slapen. 'Maar wat hielp het, zich daarmee af te matten? liet was alleen alle sap en kracht uit zijn ziel trekken. Neen, bidden, opnieuw bidden, dat was het eenige. Misschien, dat de Heer het geheel vprsreten had. l lij had immers duizend millioen dingen waaraan 11 ij moest denken, waarmede IIii zich moe-t bezig bonden. Meu moest Hem wakker houden. Zoo bad hij weder lang en innig en zette zich \ toen eeiii/ermate bedaard aan 't stir'.eeren. Doch in d(ii loop van den dag begon hij er over te verzinnen, hoe God het nu zou aanvatten om zijne fout te verbeteren. Het proefwerk had de protV.-sor immers, en bet lag veilig en goed be waard in een gefloten ladi', of hoog.-lens op zijn schriiflessenaar in een groote porU--ft-uille. Als de lieve God nu dat wonder doen wilde, dan moest het dus bij nacht geschieden, dan echter waren de deuren gegrendeld. Bah, wat deed er dat toe? Onze God was toch maus genoeg, om ook door gesloten deuren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl