De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 31 mei pagina 2

31 mei 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOQR NEDERLAND. Na 727 d'gheid en toewijding te behandelen dan menSjhen, d'e gewoon zijd cliënten te hebben, als commissarissen, bankiers, notarissen, advocaten, enz. -r soms aan dezen besteden. ne gelukkige omstandigheid verzoet mij echter den arbeid: de heer BÏankenheijm is een zeer «dankbaar'' sujet om te behandelen er» is bijna'geen kwaads van hem te zeggen. Hij is zoo gezond als een vischje ia het w-ter naar het uiterlijk te oordeelen althans, want van intieme geneeskunde heb ik geen verstand en meneer BÏankenheijm kan dus best de eene of andere kwaal hebben, die hem te eeniger tijd onverwacht aan ons ontrukt. Maar hij ziet er volstrekt niet naar uit en men zou eer geneigd Zijn te geloove», dat alleen een spoorwegongeluk in staat is een einde aan rijn leven te maken. Veerkrachtig is zijn tred^ kaarsrecht zijne hou ding, zijn oogopslag... Ja, zijn oogopslag. Zijn oogÓps.bg is goedig en zijtie groote,bl.auwe oogen geven zulk een zachtaardig glausje, van zich, alsof ae gezond,e bezitter ervan in zijn leven veel in gezelschap van dames heeft doorgebracht. MisBcb'en wt'l veel zusjes gehad, zoover ken ik de familie niet. W ; hem als raadslid bijzonder merkwaardig maakt, is, dat vóór hem eerst zijn broer een korten tijd raadslid is geweest en wel bij ver gissing. Want die broer was een zwarte en het meerendeel der kiezers wist niet beter of zij hadden op den rooden geste nd. Die vergissing werd na eetigen tijd door het bedanken van den zwarten broeder hersteld en nu zit daar dan de echte, de bedoelde BÏankenheijm. De zwarte dit mag ik tusschen twee haakjes ter loops wel opmerken is inmiddels grijs g-worden, wat men wel niet zal toeschrijven aan heimwee naar den gemeenteraad, wanneer ik u vjrzeker dat ik juist grijs geworden ben omdat ik daar al zoolang zit. ET zoo'n verschillende uit werking kan een raad op twee normale menschen niet hebben. Veeleer wil ik" dan ook aannemen, dat deze broeder een paar jaar teleden ook bij vergissing bpter zou misschien gezegd zijn : met opzet zwart was. Maar onze Blankeuheijm, de bedoelde, de echte, de bekende, is .... laat ik het harde woord »rood" liever aan politie-cornmissari-sen overla ten .... is kastanjebruin ten minste.... ik moet het alweer zeggen .... naar het uiterlijk. Wanneer hij gezeten is achter de groene tafel, dan steekt zijne hooge gestalte lier boven zyne buren uit en ook de nevens hem zittende heer Mees, die ook lang, maar ontzagwekkend mager is, maakt bij hem vergeleken den indruk van petiterigheid. Bij de vele deugden, die den heer BÏankenheijm wel zullen s-ieren en waarvan we vermoedelijk wel alles zullen hooren bij zijne begrafenis, welke de Hemel tot in een verre toekomst gelieve te ?verschuiven, is er ne die hem als Raadslid bijzorder beminnelijk maakt. Als hij ooit een devies voor zijn wapen noodig heeft, dat hij er dan in schrijve: Swyght Utrecht." Hij kan met de grootste gemoedsrust dat anderen er toch een voorbeeld aan moch ten neincn uren lang kalm naar zijne mede leden zitten kijken, zonder, blijkbaar, een enkel oogenbbk den lust in zich te voelen opkomen om eens een woordje mee te spreken. Dat schijnt een familiedeugd te zij a want die broer van hem heb ik in zijn rasid-cbappelijk leven nooit en dezen nog slechts nmaal het woord hooien voerer. Maar die ne keer was voldoende om mij te overtuigen, dat het zoo zelden afgebroken zwijgen van dit raadslid inderdaad eene deugd mag genoemd worden. Hij l.wt het spreken niet na, omdat hij zich niet in staat acht »io het publiek" te spreken ; hij neemt niet het woord omdat hij zich zelven zoo gaarne hoort spreken; hij houdt ook geen redevoeringen voor het publiek dat belangstellend de kranten naleest om te zien »wie /e nu weer eens ferm op den kop gezeten heef." neen, hij spreekt alleen wanneer hij het in 't belang der' behandelde zaak noodig acht, ea dat is niet alleen voor hem maar ook voor de mef ~te andere Raadsleden in vele gevallen niet zeer dikwijls het geval. Overigens verslijt hij zijne welluidende stem alleen door bij rondvraag voor of tegen te roepen. Welluidend is zijne stem en toen hij sprak de krijtstreep staat nog bij mij thuis aan den balk rolden hem. de woorden ui!, den mond als rijksdaalders; en ofschoon hij na dien tijd zoo stil is geweest als een goud-tientje in de watten, die ne keer spreken is voldoende ge weest om hem in mijne oogeu te verheffen tot een der nuttigte raadsleden die wij hebbeo. Hoe hij in de afdeelingen de belangen der burgerij bewroet en bezivoegt, weet ik niet. Dat is een geheime deugd, dia wel niet ejr aan het licht zal komen dan wanr.eer uit voor een gewenschle herkiezing noodzakelijk geacht ivoi^H. Tot zoolang worden de lichten gewoonlijk onder de korenmaat gehouden. Xatuurlijk behoort de hoer BÏankenheijm zijn «merkbaar teeken" duidt het reeds aan ? tot de oppositie van ons «liberaal1' gemeentebe stuur. Met zijne mede cliristwieii JO.-cic en Kaag en nog eenige andere itntirevolutio'iaire n ede leden, is hij bij groote «beginselen" al.ijl dwars tegen den man ia. Het praten laat hij ook dan eenvoudig aan zijne collega's over, hij roept slechts: tegeu ! Ofschoon ik hiermede wellicht eenigs/.ins op die nog lang uittestellen begrafenis vooruitloop, ea aan geëerde sprekers, als het ware, »het gras voor de voeten wegmaai" moge dat gras uog honderdmalen weer groenen meen ik toch verplicht te zijn om aan het slot van deze orte schets te verklaren, dat de heer Blankenheym een man is. die bij al zijne medeleden, ook bij zijne tegenstanders zeer gezien is ; dat zijne adviezen op hoogen prijs worden gosteld; dat hij ik geloof als bestuurslid van een spy'skokeiij of' zoo iets toont een warm hart voor liet volk te bezitten en dus daarom alloen, wat er ook verder nog voor goeds van hem te vertellen moge zijn, meer dan waardig is' om eeuen zetel in den Utrechtsche'i gemeenteraad te bez-tten. Dat al die benijdenswaardige eigenschappen hem nift bc-letten om in zijn vrijen tijd er is Godlof', maar eens in de j l dagen raad/itting om als gelukkig huisvader eu tchtgenwot met de zijnen door Utrechts stralen te wandelen of te rijden, moge hem iu dezen veelbewogen tijd, DU het aantal zure gezichten van zulke wandelende huisvaders steeds toenemende is, tot aanbeveling strekken. Kunst en Letteren, DE JONGST!'] ACADK.MICIKX. Dat de leden dor Academie Francaiso don ka pitein ter zee Julien Viand, alias l'ierre Loti, als medelid geprefereerd hebben boven '/M\a. en l'c jjornier, hceit in en buiten Frankrijk eeüigen verwonderd. Zola's reeks van romans, en de liorrrier's treurspelen ?.<« jülc <ie Jin/nm!, ?,(.->: IKKCA (VAltila en litlt-oiiict., schenen hen den tauter.il van Octave Feuillet ruimschoots waardig te maken. Dat de keus juist op Loti moest vallen, i:gt na tuurlijk groofendeels aan do sainenstelJi'.g lier Académie, die zich door coöptatie aanvult, maar ook tegenover hot pabiiek dat zie» voor letterkundo interesseert, was de keus zeker geheel ge rechtvaardigd. Onder de tailooze lezers van Xola's werken hchooren er, hot behoeft niet betoogd te wordon, een menigte,die er eene geheel andere dan letterkundige nieuwsgierioheiümee trachten te voldoen; onder degenen die in litteratuur in.'lar.g stellen, behooren altoos i.og honderden die Xola vermijden. Ku wat de Ijornicr becre.i't, tragedies in vijf bedrijven in verzen, worden sic'.'ds nei'r op e.en afstand en op goed geloot bewonderd ; /ij maken niet populair, zelfs in letterkundige krin gen. Loti's eigenschappen daarentegen, gevoel eu verbeelding, klank en kleur, originaliteit, distinctie, grilligheid en melancholie, zijn aan ieder publiek, zelfs het mcosteischendo, wcige'ftmV. Xiju wer ken, Propos d'J'^j'il, 3/ü11 l'r'cre l're.s, _?/<.? runuw. d'un enfant, Le manage de, Loti, Le roman d'an Spahit Pécheur d'I^lande, Madame Chrysnntheme, toonen tegelijk dichterlijke frischheid, wereldkennis en wonderbare letterkundige vaardigheid. Curieus is het, nu te lezen, wat Paul Desjardins een paar jaar geleden, toen Loti's candidatuur voor de Académie voor de eerste maal op het tapijt gebracht werd. daarover schreef. Volgens hem had Loti in 't geheel geen kans, en hij verklaarde dit, uit de neiging der Fransche litteratuur, speciaal de academische, om de r.atnur niet te kennen en niet to willen kennen. Onze letterkunde, en in het bijzonder onzo poëzie, heeft in het geheel geen gevoel voor de groote natuur, die do werkkracht der menschheid tot een heel klein kringetje beperkt. K,'halve l'ascal, eri een weinig Bossuet, hebben onze klas sieken geheel het karakter van menschen, die nooit de zee gezien hebben, die nooit de wolken hebhen hekeken. Onze gelieele zeventiende en achttiende eeuw zijn in dit opzicht gelijk. Kerst die zonderling, Chateaubriand, Loti's geests-ijke vader, heelt het vergezicht ontd'jkt en gat aan do litteratuur een achterdoek. )At bracht ons zelfs in die dagen erg in verlegenheid; er is uit dien tijd een boekje van een abbc JUorellef, dat goheel den schrik teekent van de Fransche acade mische wereld, toen haar plotseling eene nieuwe, ongehoorde poëzie ontdokt werd. waarvan niet 's menschen persoon het grondbeginsel was.... >*u. in den grond zijn de hoeren het tot op den hnidigen dag nog met den abbéMorellet eens... De hersens van den ouden Franscbma/i houden niet van die nieuwigheden. Men haalt hom zijn gansche heelal, zijn pastoorstuintje," zooals Doudan het noemde, door elkaar; men maakt ftem verdrie tig en verschrikt. Och hemel, hecht gij er dan werkelijk veel aan, dat de wereld zoo groot, zoo onmetelijk zou zijn '>. En als zij zoo is, met uw nevelachtige ijUamUche zeeën, uw vulkanen van Tahiti, uw monsterachtige pagoden iu IndoChina, uwe woestijnen en oceanen, vat halen we daar r.og uit V Ken gedachte? Neen; een gevoel? nauwelijks, veeleer een sensatie, onbestemd, onduidelijk; niets dan een Iu! genot van mijmering of, zooals Loti het zelf' noem!, .Z'Ycurs d'Enuui. O afdaling, werkeloosheid van liet dunkend wezen, wij vervallen dan weer tot de dommeligheid van het dier als intellectueel genot. Dat bewust zijn van univcrscele nutteloosheid, die melancholie van Loti, is hetzelfde wat men hoort in het on gelukkig geioei der runderen, als hun oogen zich met duisternis vullen tegen het vallen van den avond... Laat dat blijven! \Vij Franschen, zijn vatbaar voor ideeën, wij begrijpen, wij redeneeren; dat is mannengenot." lijden, mijnheer, o, genade! Vermoord me niet. Wat heb ik u gedaan? Neem alles wat ik bezit, de sleutel zit op de secrétaire. Ma -.i" ik bid u, doe me geen kwaad!'1 De onbekende naderde baar dichter, zonder naar de secrétaire om te zien. Mevrouw Berton hield hnav arm voor de oogen en daar ze liet mes van den moorde naar meende te voelen naderen, schreeuwde zij uit alle macht: »He!p, hel]), een dief, een moordenaar! O, de politie komt dadelijk, je zult op liet schavot komen!'1 »Maar, mevrouw, mevrouw, schreeuw toch zoo niet, u zult u compromifloeren. Ik ben nocb een dief, noch een moordenaar.11 »Je liegt, dat bloed verraadt dat je reeds een slachtoffer gemaakt hebt.71 »Tocn ik van den tuinmuur sprong, heb ik me verwond aan een boomtak." »Men komt niet in een anders tuin zon der kwade bedoelingen," antwoordde me vrouw Berton, nog altijd haar oogen bedekt houdend. »Maar de agenten /.ijn op weg, ze zullen u pakken en onderzoeken." »Hebt u werkelijk om de politie gezonden, mevrouw r1" »()p mijn eevevvoord !" »]Seem dit dan tenminste terug, liet zou al te gek zijn, als ze dit bij mij vonden," zei de jonge man met een glimlach, terwijl hij de dame een portret aanbood. Mevrouw Berton sloeg de oogen op bet portret, dat van haar zelf was, en toen op den moordenaar en zei met verlichting, ver ontwaardiging en verrassing in haar stem: »Georgc." Zijn naam was haar ontsnapt, vóór ze er op bedacht was. Nu vroeg ze streng: »Wat beduidt het, dat u op dit uur, door het ven ster binnendringt r1"1 .Out beduidt, dat mevrouw lïerlon mij verhinderd heeft door de (leur binnen te komen, op behoorlijke uren.'' Mevrouw Berton glimlachte onwillekeurig en vroeg zachter: ;AYas het dan zoo noodig dat u me zag l'1' Hij zag haar aan met een blik, waarvoor ze, een weinig verward haai1 oogen neersloeg. '/MII stonden beiden een ooge-nbiik zwijgend voor elkander. Opeens hoorde men duidelijk door de stilte, dat de huisdeur werd geopend en daarop in de gang een weerklinken van voetstappen en stemmen, dat meer i-n meer naderde. .Mijn Ciod, wat. moet ik doen?'' Jluisterde de dame angstig en toen, zonder zich te bodenken, vattt den arm en duwde hem achter een tochtsclKTin. Keu brigadier met twee poliiiea<rcnten kwamen over den drempel, op mililuire wijze aanslaande, terwijl de verschrikte meid zich achter hen verborgen hield. ;AYat is er van uw dienst, mevrouw?'1 »()eb, 't spijt me zoo dat ik u moeite heb veroorzaakt, want het schijnt niets Ie. zijn geweest. Ik meende een beweging aan hol. raam te hooren en dacht toen dadelijk aan een inbreker. U begrijpt, niet, waar, als vrouw alleen, en dan, wanneer de couranten zooveel van allerlei inbraken vertellen..?'' slloorde u het geluid buiten het, raam?1' Ja, vóór het raam, en toen ik opsiond meende ik iets weg te zien vluchten, maar het kan evengoed verbeelding zijn geweest''. :AYij zullen den tuin inspecteeren en dan tevu'ïkeercn om de kamers te doorzoeken". Mevrouw Berton werd bleek. Toen de drie mannen terugkeerden, zei De Acadiimie heeft echter anders geoordeeld dan Desjaniii'.s anderhalf jaar geieden voorspelde; 'M] heeft Liti goiioze.'i, de iozers, voor wie Loti uailer is tl?n DJ JJoriiier of Xola, zullen haar ge lijk geven. Pi'duMr n"/?/'(;«/;; rocli is wellicht het meest oorspronkelijke, meest bekorende boek, dat i u de laatste twintig jaren (bv. na I<'roiiwitt Jfiine cl Ji'/s'/e?- ^l/ii/:) geschreven is, ot zooals l'aul llcsjarilins zegt, na allerlei fragmenten, vol potzie, vertrouwelijk en echt. hoeft hu. een enkele maai. het geluk gehad, de hand te leggen op een kade:, passend voor zijne verbeelding, voor zijne pe eoonlijke aandoening, en tegelijk van antieke ha.rnonische schoonheid. Ea toer. heeft die dwalende poëzie 'zich gecondenseerd tot een boek, tot <ie juiste taak welke Lo'i voorbestemd was te v rvullen, en die toen ook volkomen, definitief ver vuld was, om er niet meer op terug te komen.' Van al Loti's reizen en reisverhalen ziiu won derlijke beschrijvingen, meent hij, dat niets b!ij\ei zal; het exotische maakt niet lang indruk, het Japansche wordt gewoon. Hetgene, waardoor het zij-i waar» de zal houden, is juist de gehechtheid aan den vaderlanuschen grond, deze alleen maakt die verre reizen ceu weinig smartelijk en daardoor dichter lijk. Mot die liefde en die smart, drukt Loti's werk ook niet de ver,-ichpidonh«:d der woixltl, maar hare eenheid uit. De terui^Iag vai aandoeningen, die een brief van hot eene haltro'.ni naar het andere overbreng1-, is een zijner gelioiVlo episoden. Kn de zon, de algenuwne zon, die op'hetzelfde oogenblik don kleinen Silvestre /iet sterven in de Oostersche zee, eu zijn oude grootmoeder ziet breien, daar ginds (huis. en zijn vriend Vann visschcn in IJsland, is (ie opperste regelaar van het drama, door wien 1:1011 Het verband der tooneelen eu do eenheid van het drama verkrijgt..." Kn dan Loti's voornaamste eigenschap, eene sympathieke, modelijdende, verhevene opvatting van het leven, vol meegevoel voor de eenvoudige i en bjgrip van hunne bckonimwrriissen en genoe gens Hoven do ficties, op verschillende wijzen ad; merkwaardig, wt-lke Fiauberf, Daudec.. /ola, liourgei. vervaardigd hebben, heeft die eenvoudige l -1'i'c/tKtir (tTihtmiu zijne plaats, geheel afzonder lijk, omdat hij meer dan ecu van (lic allen met nieiischelijk gevoel gevuld is." En een Kngelscb. schrijver vult dit aan met: Loti's personen zijn zoo waar, zoo voikomen bij ons, terwijl wij ze lezen, dat hot ons verwondert, wanneer wij het boek mot een zucht sluiten, dat zij weer tus.sclien do bladen glijden en uit oiv: e'gea levert vallen en verloren zijn voor o;ize belangstelling en sympathie." * ?:?:? * Loti is eerst veerti- j.?*r, eu ziet. er r.og niet j zoo oud uit. llij heeft een z-jer aangenaam leven, ! gedurende den tijd dien hij in Frankrijk doori brengt, 'i.'c Kochefjrt, «.vaar hij geboren is, heeit j hij ceu fraai kasteeltje icrtrokkun en het artistiek i ingericht; wanneer juj er fuosten geeft, komt de elite tier artistieke c;i litteraire wereld van Parijs er gaarne voor over, en zijne jonge vrouw heipt er hem de honneurs waarnemen. Voor twee jaar gaf hij er een f/"t c </r>f/ti<iuK (het weekblad nam i de beschrijving op van eer. gedeelte van het menu); dit jaav was bot ecr.e xuircu arc.lie". Ken corresj pondcnt van i'iU-Muüvertelt ervan. Hut huis binnentredend ging men vooreerst l coii ('hinonschen sa ion of antichambre door. Da? ! beneden, in een lager godc-cKe van het hotel, | was eene J&panschc pagode, uit het land der, Opgaande Xou meegebracht, gereconstrueerd. \\ y gaan een tra;) op, langs een Gothisclio kamor, | m komen in een breede gang, door welkt r witte ] moiicharabias liet sterke maanlicht schijnt door j te dringen: wij gaan aan het eir.tl weer drie'. trapjes op, duwen een. zwaar gordijn op zijde, en ! zijn in .Marokko, liet is een prachtige- kamer, l hot iilaioml gedecoreerd als do mooiste kamers i in 1101 Albiiïiibra, mot marmeren kolommen en ! de uuren b-.ü'tekt met zijil-'n hangtapijti-n. liet i zacht c licht dat d t; groote knnior doorstraalt, l daalt uit (ie Oiislcrschc lamp-jr,. die aan het -plafond ' wiegelen. In het midden s'i.at Loti, in een prach tig Arabisch costuum, vieux rosc fi:i goutl, gehr'd, j en'mot een Tiirkschnn salmi oji zijde, een cadeau j van den keizer van Marokko. llij ontvangt zijn gasio.n naarmate zij aan komen, een .schittf.Tend go/eischr.p. Jean-A'card kom! als liouoe-ien, du arme Adrien Marie, dio nu al dood is, als oen Aisstifa. Aifne M<>r»t en Moussnt volgen, als Arabieren, prins l'ojidar k'a,ragcorg(;witscu als i'crs, de zoon van Aipbonse Daudet en do romancier outolot als Turken. Ku zoo gaat het voort, terwijl iu een hoek eou orkest van echte Oosterlingen, al to echt, n van hen: ^Mevrouw, het is neen ver beelding geweest. Ongelukkig schijnt de vogel gevlogen, waarschijnlijk luid hij ge dacht niemand meer op te vinden." De dame dus huizes kreeg een zenuwachtige hoestbui, want. achter het scherm verbeeldde zij zich een onderdrukt lachen te hooren :.\'an een boom zijn de takken gebroken, waarschijnlijk door zijn haast om over den muur to ontvluchten. Tol. niv tjoruststelling hoewel het voor ons zeker is, dat. hij weg is zullen we de kamers nog even inspec teeren". :.llecl graag/1 zei mevrouw iïerton met een sterke hartklopping, en dan met, een verleidelijk glimlachje: : maar u zult wt'! dorst, hebben, mag ik u niet eerst iets aan bieden, een glas wijn of een enkel glaasje cognac? Ik ben overigens evenzeer ovcriu'gd als u, dat de dief' reeds iang verdwenen is." De mannen keken elkander aan, namen de uitnoodiging aan en gingen met de meid mee naar beneden. >.-(.i au w nu,'' tluisterdo mevrouw llerton achter het scherm, zoodra, de mannen ver trokken waren, »he! terrein is vrij. (Spoedig, maak dat. u hier van daan komt." J)c jonge man trad te voorschijn en een zeer droei'geeslig gezicht zettend, sprak hij: :lk heb me eigenlijk afgevraagd, ot'hel mijn plichl. niet was, mij te laten arresf.ccren." : Arvesteeren, waarom, in (ïods naa.m ?" -?Wel, omdat ik bij u ingebroken ben en dan een goed inbreker g- '..'f. den moed niet op, vóór hij /ijn doel bereikt heef'r. Als ik me nu niet laat arrestceren, zal ik misschien morgen reeds opnr.aw een poging w igeii.'1 .Ik b rijp u niet, mijnheer.'1 :>Übegrijpt me zeer goc<.., mevrouw. Wat ik wil, is uw wederliefde, l' maakt het me onmogelijk u op tic gewone manier liet hoi' te maken, welnu, daarom doe ik het op deze i wij/.e. J k verlaat, deze kamer niet, vóór ik ! verkregen heb, waarvoor ik gekomen ben, j tenzij ....'' i .Tenzij?" vroeg mevrouw lïerton. Ten/ij ik u onverschillig ben, in dat ge| val, want. ook een inbreker heelt, zijn eer, i zult u nooit; meer Jas! van mij hebben.1' ! i lel, mooie weouwijc liet liet hoofd han: "en niet in slaat den indringer voor goed ?~^ ' , . --' , ^ l ie verbannen. JSeneiien _'ing een deur open. i Ca dan toch weg'', lluisterde ze angstig, l hem naar het raam dringend. ! -ïleeft de inbreker verkregen, wat hij ! wilde?" vroeg hij glimlachend, zonder zich l te verroeren. ,;,ia, ja, maar ga dan toch, om Godswil. ! Als je nieliet'iiebi, hoc kun je me dan zoo'n ! angst «m je laten uitstaan ?'' [ Tol; eenig antwoord nam hij haar hoofd ! (nssehen zij» handen en kuste haar haas1 tiLT. Toen wipte hij met een vluggen sprong in'den tuin. /'e hoorde het kraken van een j boom en zag l lauw, bij het slerrenlicht, een j donkere gestalte over den mum1 glijden. i 'Toen de agenten weer boven k\vamei?, i zat mevrouw jïerlon rustig Ie schrijver, ; reeds geheel bekomen van den kinder.icb! ii^en schrik, zooals '/.ij bun verzekerde. Zij l was opnieuw een brief begonnen aan haar vriendin en het begin luidde,: »Licvc Marie, j Ik heb je een allergewichtigst nieuws mee i te doelen: ik ga weer trouwen. Mijn ar 'slaande is een zeer degelijk joiigmensch, die reeds naam heeft gemaakt, llij is schilder, evenals mijn arme Bcrton, was. Miï_"chien dat dat wel de oorzaak is geweest, dat hij ze i spoedig mijn hart heeft vcioverd."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl