Historisch Archief 1877-1940
.*'»
-t"
i.
3
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 728
vleeschetende wildeman uit het bekende sprookje.
'De reuzeman Publiek is integendeel eer een goede,
rijke, meegaande lobbes, die niets liever doet dan
zijn zevenmijls laarzen aantrekken en er op
uitgaan, ten einde zich op allerlei wijzen door
politieke, letterkundige en musicale Duimpjes te
laten amuseeren. Telkens heeft hy getoond veel
tjjd en geld over te hebben voor eene goede opera
of komedie, een mooi concert of een leesbaar
boek. De waarheid is dat hij zonder geestelijk
voedsel evenmin als zonder zijn dagelijksch brood,
op den dnur recht geeond en vroolijk kan blijven.
En ziet, daar schijnen die booze Lilliputters
het in den afgeloopen winter er op toegelegd te
hebben om Publiek intellectueel' te laten
doodhongeren. Van nieuwe onderhoudende romans,
waarop vooral de vrouw van Publiek zoo gesteld
is, omdat deze haar bij den weinig afwisselenden
huiselijken arbeid, eene aangename vervoering be
zorgen, is in het geheel geen quaestie geweest.
Toch kan de dood des konings, die voor het totaal
mislukken van opera's en komedies dezen winter
zoo trouw dienst doet, hier niet eens toepasselijk
zyn, tenzij men met het predicaat koning" be
doelt : koning der menschelijke gaven: genie of
talent. Laat ons echter hartelijk hopen en
wenschen, dat die' koning niet dood is, en het er voor
honden dat de Nederlandsche auteurs op Eline
en kippenveeren slechts voor een tydje in slaap
gevallen zijn.
Duidelijk heeft men hier weer kunnen zien, hoe
noodlottig altijd de werkstaking van zekere groep
arbeiders noodzakelijkerwijze knaagt aan den
voorspoed en welvaart van andere groepen. Door
de strike" der auteurs waren de acteurs van
nieuwe rollen verstoken, en om in hun levens
onderhoud te voorzien, genoodzaakt om met ver
legen waar te koop te loopen. Zij deden hun
uitersten best om door vertoon van rijke costumes
en toiletten, en het schikken van keurige
tooneeltjes te vergoeden, wat hun aan verdere dra
matische kracht ontbrak; maar sinds de groote
behangers en stoffeerders hier ter stede vorstelijk
gemeubelde salons en boudoirs voor niets achter
hun spiegelruiten laten bewonderen, is bijna nie
mand zoo gek meer om daarvoor een dure plaats
in de komedie te betalen. Wint de meening veld
dat alle schouwburgen langzamerhand in doof
stommen-instituten veranderd, en zelfs de hoofd
rollen door zwijgende personen of poppen vervuld
moeten worden, dan staat ons te wachten dat
eerlang het kleermakers-ampitheater van Peek &
Kloppenburg met zijn hoogstafwisselende
jassenen broeken-apotheoses, het coliseum van den Haag
zal zijn. Tot nu toe is de smaak van Publiek
?voor de pantomime echter nog niet sterk genoeg
ontwikkeld om naar die vertooning langer dan
vyf minuten te krjken, zoodat de lange winter
avond er niet door opgelost is.
Aan de Duitsche opera komt de twijfelachtige
eer toe van Publiek bepaald verschalkt te hebben.
Gelijk weleer de straatgoochelaar, verklaarde zij
plechtig met hare toeren te zullen beginnen, zoodra
er zeker aantal centen op het uitgespreide kleedje
opgeworpen zouden zijn; maar toen het geld er
?was, kwam na lang dralen zij voor den dag met
kortademige Lohengrins, trekbeenige Don Juan
en Leporello's, stomme Figaro's, tandeloozo
Zerlines en afgeleefde Fausten, die door middel van
den sterksten tooverdrank niet meer verjongd
konden worden. Het bezoek van de Duitsche
opera droeg dezen winter dan ook het karakter
van haastige dokter-visites. Men kwam niet om
eenig genoegen te zoeken, maar enkel en alleen
om te zien of de kranke ook teekenen van beter
schap vertoonde, en pakte zich in de pauze weg,
De treurige afloop van het korte ziekteproces is
bekend. Op zekeren avond, dat dokter weer
voorreed, behoefde hij niet meer uit zijn koetsje
te stappen. Het Gebouw voor Kunsten en Weten
schappen was van onder tot boven gesloten, ten
teeken dat de Duitsche opera overleden was.
Mot de Fratische opera was het ai even treurig
gesteld. Ook1 deze had algemeen stemrecht in den
meest uitgebreiden zin van het woord, maar bleef
Hij had een hoed genomen en een over
jas, het eerste, het beste, wat hij vond en
vloog toen de trap af. Op het oogenbllk
dat hij de straat op w.ou gaan, bleef hij
even nog staan onder het gaslicht in de
vestibule en herlas den brief' nog eens. Zie
hier wat hij inhield :
MijiiJieer.
Een meisje Ranet, uw vroegere maïtresse,
naar het schijnt, is zooeven bevallen van een
. kind, waarvan zij zegt dat gij de vader zij t.
De moeder ligt op sterven en roept voort
durend om u. Ik neem de vrijheid u dezen
te schrijven en u te verzoeken, een laatste
onderhoud toe te staan aan deze vrouw, die
mij zeer ongelukkig en zeer
medelijdenswaardig toeschijnt.
Uw Dienaar,
Dit. BoxxAun.
Toen Jacques de ziekenkamer binnentrad,
lag zij reeds te sterven. Hij herkende haar in
het eerst nauwelijks. De dokter en een paar
oppassters waren bij haar , twee kaarsen wier
pen haar flauw licht. Achter liet bed, in een
teenen wiegje, schreeuwde het kind af en
toe, en bij elk geschrei bewoog de afgetobde
moeder zich, huiverend onder de ijskoude
kompressen.
Maar noch het ijs, noch de zorgen van
den dokter, konden het leven der jonge
moeder verlengen.
Zij herkende Jacques .dadelijk en wilde de
armen opheffen, maar ze kon niet, ze waren
te zwak, en op de bleeke, ingevallen wangen
rolden langzaam een paar tranen weg.
Hij viel op zijn knieën naast het bed,
een der afhangende handen grijpend, die hij
zenuwachtig begon te zoenen, daarop naderde
hij langzaam, meer en meer, het magere ge
zichtje, dat bij zijn aanraking trilde. De
eene oppasster stond bij het bed, met een
in gebreke om behoorlijk stemmen uit te brengen.
De groote meerderheid der geleverde geluiden
moest met den besten wil van de wereld van on
waarde verklaard worden. Haar wanhopige strijd
tusschen te zijn of niet te zijn", werd door het nu
en dan voor het voetlicht verschijnen van nood
hulp Dphelia's, zooals Emma Nevada, Louisa
Heymann en Albani, gerekt tot Paschen; maar iedere
huisvrouw, die wel eens zonder meid gezeten
heeft, weet hoe het dan met de huishouding gaat:
de kokskorf verschijnt, het goed humeur en de
levenslust verdwijnt. Zeer zeker heeft de
Hollandsche opera hair best gedaan en een pluimpje ver
diend voor haar welgemeende pogingen om de
huishouding zoo geregeld en aangenaam mogelijk
doen loopen, maar niemand zal van een kind dat
nog school gaat, dat zelf nog zooveel leeren moet,
verwachten, veel'minder nog vergen, dat het zulk
een groot, tamelijk verwend en veeleischend ge
zin, als dat van Publiek, terstond in allen deele
voldoet.
Het concert Diligentia is eigenlijk de eenige
instelling geweest, die dezen winter redelijk wel
aan hare roeping beantwoord heeft; maar wat
baten zeven muziekuitvoeringen op twee honderd
avonden? Freule Oefening leeft ook nog, maar
lijdt merkbaar al lang aan verval van krachten;
zeker was zij geen geschikt gezelschap voor een
reus. Z.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
D. V. Gr. : Uitgaan en Taalfouten.
Deze week zal ik mij bepalen tot een kort
?woord naar aanleiding van de tooneelvoorstelling
gegeven door de zoo te goeder naam en faam
bekend staande vereenigïng D. V. Gr.
De keuze der tooneelstukjss was m. i. zeer ge
lukkig. Zoowel het fijngevoelde en aardig
geteekende Uitgaan van Glanor als het geestige Taal
fouten van Labiche en Jolly, beiden bezorgden
reeds menig publiek een aangenamen avond,
maar dan moet de stijl van het spel der acteurs
anders zijn dan nu het geval was.
In de eerste plaats meen ik, dat een
Vereeniging als D. V. 67., d{e, zoo ik geloof, zich in oen
grooten bloei verheugen mag, voor een betere en
ruimere aanschaffing van rcquisieten zorgen moet.
Het ameublement b. v. in Uitgaan was stuk voor
stuk wel goed, maar het geheel was erg sober.
Het gaf niet den indruk van te passen in den
salon of de huiskamer van een man van smaak,
zij het ook dat hij niet over ruime middelen te
beschikken heeft.
Maar die huisheer zelf, Eluard Valkenberg,
de jonge, geziene en gezochte diplomaat, waar
heeft hij zijn pruik, zijn knevel gehaald?
Die jonge, man had een ander type moeten zijn.
Ik zou hem mij voorstellen, hetzij blond of donker,
maar niet zoo dik in het haar. Da wilde haren zijn
er bij zulk een heer wel uit en van de overige
is ook niet veel meer over.
Een beetje maneschijn zon niet misplaatst zijn
geweest en baard en knevel hadden daarmede in
overeenstemming moeten zijn. Deze kapperspruik
had veertig jaar geleden meegekund, maar voor
187.'! niet.
Beter beviel mij de kop van den kolonel, wiens
toon en optreden over het algemeen van veel meer
stijl blijk gaven. De heer Gérard ran Torenliewel
had een Tourniaireüntje in zijn spel, dat
waarlijk niet onverdienstelijk was, maar zijn
costuum pastte niet voor don Haags.:hen dandy.
Mevrouw Marie Vulkenlicrg was.wel eon aardig
jong mevrouwtje, alleen vaak wat hoog naïef in
haar toon. Over het algemeen moeten deze dilet
tanten er zich wat meer op toeleggen om
klankverschil in de stem te brengen, bij hen is daar
geen diepte, geen buiging in.
Verder moet hun spel meer karakter toonen,
zij zitten niet genoeg in den toestand. De indruk
is over hen heengegleden en dientengevolge pakt
hun voordracht den toeschouwer niet.
Wegena de ongesteldheid van eene der dames
had mevr. Stoetz de rol van dienstbode Mina op
zich genomen. Zij oogstte n om hare onnavolg
bare kunst n om hare bereidwilligheid vele toe
juichingen.
Wat ik van Taalfouten moet zegge^ weet ik
waarlyk niet. Ik zie nog altijd het gele
nankingsche inexpressibletje van den heer Caboussat
voor mij. Dat domineerde alles.
En dan Poitrinas omgetooverd in een
dooleerenden koster .... Neen, zoo kan Labiche zich
geen voorstelling van Taalfouten gedacht hebben.
Men heeft mij den naam genoemd van een be
kend iemand, die als regisseur zou opgetreden
zijn. Aan hem zijn zeker enkele juiste gebaren
te danken, die.ik opmerkte; pruiken en costumes
durf ik niet aan hem toeschrijven.
F n.
DE UITVOERING VAN DE NED.
TOONKONSTENAAKSVEREENIGING TE ALKMAAR,
op Vrijdag 22 Mei.
Ieder jaar heeft bij gelegenheid van de
Algemeene Vergadering van bovengenoemde
Vereeniging eene muziekuitvoering of muziekfeest plaats.
Hebben deze concerten het voordeel dat men ge
tuige kan zijn van het streven van Ned. compo
nisten, zoo heeft men ook gelegenheid kunst
broeders uit verschillende oorden des lands te
begroeten en met hen samen te zijn. Hoewel
dit laatste niet het hoofddoel is, zoo is het toch
eene zeer aangename bijkomende omstandigheid.
Wie bovendien het bewijs wil zien dat degelijke
kunstenaars elkanders talent waardeeren en boven
kleingeestige jaloezie verheven zijn, kan dit bij
zulke gelegenheden bevestigd zien.
Ieder is collegiaal gestemd en dus zweeft er
een weldadige geest over allen.
Sedert een paar jaren heeft deze vereeniging
het besluit genomen aan de werken die voor het
eerst op een dezer uitvoeringen werden ten gehoore
gebracht, bekroningen te schenken. Met meerder
heid van stemmen moet dit door de aanwezige
leden-toonkunstenaars beslist worden.
Het spreekt van zelf dat eene bekroning door
toonkunstenaars uitgereikt, eene eigenaardige en
groote waarde heeft.
De beide werken die thans hiervoor in aanmer
king kwamen waren: Bernard /weers, De Kosmos,
voor koor en orkest, en Gottfried Mann's Ouver
ture Freia. De overige werken waren of reeds be
kroond of van een toonkunstenaar die geen lid
van de vereeniging was.
Aan beide werken werden met meerderheid van
stemmen bekroningen toegekend, zoodat beide
componisten eene verguld zilveren medaille zullen
ontvangen, (m. i. ten volle verdiend).
l Do heer Paul Koerman leidde de meeste wer
ken en hij was het ook die de uitvoering had voor
bereid. Het koor bestond geheel uit Alkmaarsche
krachten (hoofdzakelijk uit de zangvereeiiiging van
j de Maatschappij tot bev. der Toonkunst), terwijl
i het orkest uit Leiden van den heer Mann,
ver| sterkt door eenige Leidsche en Amsterdamsche
j krachten, medewerkte.
i Na eene ouverture in D, van Verhuist, die wel
wat verouderd bleek en ook niet zeer gelukkig
werd uitgevoerd, behaalde /weers' cantate groot
en welverdiend succes.
Dit werk heeft mij in veel opzichten zeer vol
daan. Na een krachtig begin geeft, het gedeelte:
Uw beekjes huppelen" een gewenschto en schoone
afwisseling. Eigenaardig van kleur is het gedeelte :
Nu gaat het hongerig wou Igebroedsel'1 door de
triolen figuren in de begeleiding, terwijl de schoone
instrumentatie bij de woorden -. een züverschubbig
watorvolk" bijzonder gereleveerd moet worden.
De componist werd warm toegejuicht.
Daarop dirigeerde de heer Mann zijne ouverture
Fi'd/t. Met groote belangstelling hoorde ik dit
j werk van onzen begaafden landgenoot. Het is
{ zeer warm getint en blijft tot het einde toe
boeiend. Met een ernstig (ik zou zeggen) gewijd
motief vangt deze ouverture aan. liet kwam mij
voor dat de componist zich Freia vooral als
mensen heeft gedacht. Althans sprak tot mij de
climax, die bereikt werd van menschelijk zieleleven
en het werk was er my.te liever om.
De doorwerking getuigt van veel kennis en ta
lent. In de uitvoering van deze overture heeft het
orkest een van zijne gelukkigste oogenblikken
gehad.
Ook den heer Mann vielen zeer warme toejui
chingen ten deel.
Drie liederen van Tetterode, Loots en Spoel(
door de Ned. Toonkunstenaarsver. uitgegeven,
werden door den heer Spoel op artistieke wijze
gezongen. Met juiste declamatie en schoon gescha
keerde voordracht bracht hij deze liederen ten
gehoore.
In het eerste lied detoneerde de heer Spoel
eenigszins, terwijl hij toen ook een weinig vibreerde,
doch later won hij aan helderheid en vastheid.
Van deze drie liederen hebben die van Tette
rode on Spoel mij het meest voldaan.
Ken zeer interessant werk is: C. II. Coster's
Ki-tter Oluf, in het vorige jaar bekroond.
liet is geschreven voor drie solostemmen (alt,
sopraan en bariton) met begeleiding van
strijkkwintet, harp en klavier. Deze compositie, in
nieuwen stijl geschreven, heeft op mij grooten
indruk gemaakt. De meesterlijke en kleurrijke
bewerking, met deze eenvoudige middelen ver
kregen, heeft mij verrast.
De heer Coster verstaat het, dramatisch te
schilderen. Terloops merk ik op dat het motief door
de alt ingezet, wat sterke overeenkomst heeft
met het motief van den Fiicgenden Hollander
van Wagner, doch tevens dat het geheel een zeer
oorspronkelijk karakter draagt. Na de pauze werd
Willem de ilaan's Jlarpa voor drie soli, koor en
orkest uitgevoerd. Naast zeer schoone gedeelten
draagt deze compositie te veel een Mendelssohnsch
karakter, en is ze ook door to veel herhaling wel
wat lang.
De bewerking verraadt echter de meesterband,
al is ook de instrumentatie hier en daar niet
krachtig genoeg van uitdrukking in verhouding
tot de klankmassa.
Het Alkmaarsche koor heeft zich wakker ge
houden, hetgeen te meer lof verdient, als ik er
bijvoeg, dat de stemming zeer hoog was. Vooral
bij de tenoren was hiervan niets te merken. Frisch
zongen zij ook in het hooge register. Ook het
orkest had vele gelukkige oogenblikken, men mag
dus den heer Koerman hulde brengen voor de
zorgvuldige en taktvolle wijze, waarop hij het
geheel heeft voorbereid.
Mevr. Spoel heeft mij vooral in de groote
duj etten van Jlurpa voldaan, daar zij, hoewel het
timbre van hare stem niet naar het dramatische
neigt, door voordracht en dictie daaraan wist te
gemoet te komen. Ia. Mej. Snijders leerde ik
| eene talentvolle jeugdige zangeres kennen, die
j veel voor, de toekomst belooft, /ij zingt zeer
muzikaal en heeft in Coster's Ritter Oluf' bewezen,
j dat geene moeilijke intonatie haar in de war
< brengt. Do overgang van het medium naar het
? lage register moet nog wat gemakkelijker worden,
doch dat zal Mej. Snijders weten te overwinnen.
l /ij doet haren leermeester, den heer Spoel, alle
! eer aan.
j ()t)k de hoer Spoel gaf in: Eilter Oluf en Ilarpa
! veel to genieten. Hij is een voortreffelijk geschoold
l zanger, die alles juist weet uit te drukken. Te
| groote uitzetting van stem was een enkele maal
l merkbaar'; doch het was hij de dramatische mo
menten en wanneer men voelt wat men zingt, komt
i dit licht voor. Met de draagkracht van de stem
i dient echter steeds rekening gehouden te worden.
| Lang liieef men na atloop van het concert vriend
schappelijk bijeen. De toasten stroomden bijna
l nog overvloediger dan de tonen in den vooravond.
j Den volgenden dag had de jaarlijksche
vergai dering plaats, waarin bleek dat de vereeniging
i zich zoowel stoffelijk als geestelijk krachtig
onti wikkelt. Ik vertrok' daarna, de overtuiging met
| mij nemende, dat dergelijke bijeenkomsten
(afge{ scheiden van hun hoofddoel) den band tuischen de
kaars in de hand ; van den achtergrond der j
kamer keek de dokter naar hen. ' l
Met een stem die reeds verwijderd klonk
en moeilijk sprekend, zei ze : »Tk ga sterven,
lieveling; maar beloof me te blijven, tot het
laatste toe. O, laat me niet alleen nu, ver
laat me niet in de laatste oogenblikken!" \
Hij zoende haar op het voorhoofd, op haar j
haren en snikkend fluisterde hij: »Wces be- j
daard, ik zal blijven." j
Het duurde eenige minuten vóór ze weer j
spreken kon, want zij was benauwd en werd j
voortdurend zwakker, /ij hernam: ^l)o j
kleine is van jou. Ik zweer het je bij (Jod, l
ik zweer het bij mijn ziel, bij het oogenblik
waarin ik zal sterven. Ik heb uooit een
anderen man liefgehad. Beloof me, dat je l
hem niet aan zijn lot *ult overlaten.'' j
,Taci(ues beproefde het arme lichaam,waarin
geen bloed bijna meer was, in zijn armen te
nemen en alles vergetend, behalve Je knagende
smart cii het hevig berouw, snikte hij : --Ik
zweer het je, ik zal hem opvoeden en lief
hebben. Kooit zal hij mij verlaten." Toen
trachtte zij Jacques (e omhelzen. Niet in
staat om het uitgeputte-hoofd op te lichten,
stak zij haar bleeke lippen vooruit, als een
zwijgende bede om een laatsten kus.
Ken weinig kalmer, fluisterde zij, hél /acht:
:>I>i'eng hem hier, opdat ik zien kan, dat je
hem lief hebt.''
ITij nam bet kind on legde hot zachtjes
op het bed, lussohon hen beiden, en het
kleine schepseltje hiold plotseling op met
schreien. Zij lluistorde: »Verroer je niet."
K n hij. verroerde zich niet. Hij bleet'zitten,
in zijn brandende hand ha :r hand houdend,
die telkens trilde van koude in den
beginnenden doodsstrijd, zooals lüj voor eon uur
had gezoten niet dat andere handje in zijn
hand, dat trilde van geluk en liefde.
Van tijd tot tijd wierp hij een vluchtigen
blik naar de pendule, angstig naarde wijzers
ziende, die middernacht aanwezen, toen n
uur, daarna twee uur.
De dokter was niet meer in de kamer.
De oppassters, na nog een poos met lichten
tred door het vertrek gedwaald te hebben,
waren ingedommeld, ieder op een der stoelen.
I lel kind sliep en de moeder, niet de oogen
dicht, scheen eveneens (e sluimeren.
Kensklaps, toen het bleeke morgenlicht
reeds door de neergelaten gordijnen begon
te dringen, strekte zij de armen uit, met zulk
een hevige en onverwachte beweging, dat
zij het kind bijna op den grond had ge
worpen. Ken ratelend geluid kwam in haar
keel, daarna vielen de armen weer neer on
bleef ze op den rug liggen, onbewegelijk,
dood.
De oppassters snelden toe en verklaarden :
:-ITot is voorbij."
Voor de laatste maai kuste hij de vrouw,
«lic hij eens had liefgehad, toen zag hij naai
de pendule die h:df vijf aanwees en zijn
overjas vergetend, vluchtte hij weg, in zwar
ten rok, met het kind in /ijn armen ge
drukt.
'Nadat hij haar alleen had gelaten, was
zijn JOIILTO vrouw, vrij kalm in den beginne,
op hem blijven wachten in het Japan.-che
boudoiv. Daarna, toon hij niet terugkwam,
was ze in het s:;lon «jo^ian, gewoon on kalm
voor bot oog, maar inwendig zeer onrustig.
l laar moeder, die haar alleen zag, luid ge
vraagd : >?? \Yaar is je man ?''
Kn zij had geantwoord: >Tn zijn kamer,
j hij zal dadelijk terugkomen."
j Xn verloop van een uur, toen iedereen
l naar hem begon te vragen, bekende zij
cindo| lijk de bezorging van den brief en de
ont,| ,-ielteiiis van Jac<{ues en haar vree.* voor een
ongeluk.
Men wachtte nog sleeds. De gasten ver
trokken, alleen een paar naaste bloed
verwanten bleven. Te middernacht bracht men
do jon<re vrouw, zenuwachtig snikkend, te
bed. j l aar moeder en twee tantes, die bij
! baarbed waren gezeten, hoorden haar schreien,
terwijl ze niet in staat waren, haar te
troos! ten. De vader was naar den commissaris.
j van politie om inlichtingen.
Om vijf' uur weerklonk een haastige stap
[ in den gang; een deur ging open en werd
L'esloten ; daarop hoorde men een zwak ge
schrei door het doodsohe huis. De vrouwen
waren opgesprongen, Berthe was de voorste, in
i haar witten nachtjapon, terwijl haar moeder
j en haar tantes haar vergeefs trachtten tegen
te houden.
Middim in hel; bruidsverlrek stond
Jacques, bleek, ademloos, mot een kind in zijn
! armen.
Do, vier vrouwen zagen hem verschrikt
l aan, totdat Berthe, moedig geworden door al
i h;ui>r angst, op hem toesnelde. ;:Wat is er'3
/i-u' t.ooh, wat is er' dan ?''
j lij zag er ilit als een gek bijna, toen hij
met honende stem sprak : >,Kr is er
is dat; ik een kind heb, en dat de moeder
i zooeven gestnrvon is..." Kn in zijn
onhani di"-o, armen toonde hij het zacht schreiende
kind.
Onwillekeurig, zonder een woord te zeggen,
l nam Berthe liet van hem over en haar
oo'jx-n, vol tranen, op haar man slaande, vroeg
ze: ,.De moeder is dood, zeg je?
l Ja, daareven gestorven,, in mijn armen.
j Sinds don zomer had ik gebroken met haar.
Ik heb haar brieven ongelezen verscheurd.
ik wist niets, liet was de dokter, die om
mij sturn'de.''
i Kn Bcrthc fluisterde : »De moeder zou ik
j gehaat hebben. Arm schepseltje W
i zullen het samen opvoeden, Jacijties.'1