De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 7 juni pagina 2

7 juni 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

.*'» -t" i. 3 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 728 vleeschetende wildeman uit het bekende sprookje. 'De reuzeman Publiek is integendeel eer een goede, rijke, meegaande lobbes, die niets liever doet dan zijn zevenmijls laarzen aantrekken en er op uitgaan, ten einde zich op allerlei wijzen door politieke, letterkundige en musicale Duimpjes te laten amuseeren. Telkens heeft hy getoond veel tjjd en geld over te hebben voor eene goede opera of komedie, een mooi concert of een leesbaar boek. De waarheid is dat hij zonder geestelijk voedsel evenmin als zonder zijn dagelijksch brood, op den dnur recht geeond en vroolijk kan blijven. En ziet, daar schijnen die booze Lilliputters het in den afgeloopen winter er op toegelegd te hebben om Publiek intellectueel' te laten doodhongeren. Van nieuwe onderhoudende romans, waarop vooral de vrouw van Publiek zoo gesteld is, omdat deze haar bij den weinig afwisselenden huiselijken arbeid, eene aangename vervoering be zorgen, is in het geheel geen quaestie geweest. Toch kan de dood des konings, die voor het totaal mislukken van opera's en komedies dezen winter zoo trouw dienst doet, hier niet eens toepasselijk zyn, tenzij men met het predicaat koning" be doelt : koning der menschelijke gaven: genie of talent. Laat ons echter hartelijk hopen en wenschen, dat die' koning niet dood is, en het er voor honden dat de Nederlandsche auteurs op Eline en kippenveeren slechts voor een tydje in slaap gevallen zijn. Duidelijk heeft men hier weer kunnen zien, hoe noodlottig altijd de werkstaking van zekere groep arbeiders noodzakelijkerwijze knaagt aan den voorspoed en welvaart van andere groepen. Door de strike" der auteurs waren de acteurs van nieuwe rollen verstoken, en om in hun levens onderhoud te voorzien, genoodzaakt om met ver legen waar te koop te loopen. Zij deden hun uitersten best om door vertoon van rijke costumes en toiletten, en het schikken van keurige tooneeltjes te vergoeden, wat hun aan verdere dra matische kracht ontbrak; maar sinds de groote behangers en stoffeerders hier ter stede vorstelijk gemeubelde salons en boudoirs voor niets achter hun spiegelruiten laten bewonderen, is bijna nie mand zoo gek meer om daarvoor een dure plaats in de komedie te betalen. Wint de meening veld dat alle schouwburgen langzamerhand in doof stommen-instituten veranderd, en zelfs de hoofd rollen door zwijgende personen of poppen vervuld moeten worden, dan staat ons te wachten dat eerlang het kleermakers-ampitheater van Peek & Kloppenburg met zijn hoogstafwisselende jassenen broeken-apotheoses, het coliseum van den Haag zal zijn. Tot nu toe is de smaak van Publiek ?voor de pantomime echter nog niet sterk genoeg ontwikkeld om naar die vertooning langer dan vyf minuten te krjken, zoodat de lange winter avond er niet door opgelost is. Aan de Duitsche opera komt de twijfelachtige eer toe van Publiek bepaald verschalkt te hebben. Gelijk weleer de straatgoochelaar, verklaarde zij plechtig met hare toeren te zullen beginnen, zoodra er zeker aantal centen op het uitgespreide kleedje opgeworpen zouden zijn; maar toen het geld er ?was, kwam na lang dralen zij voor den dag met kortademige Lohengrins, trekbeenige Don Juan en Leporello's, stomme Figaro's, tandeloozo Zerlines en afgeleefde Fausten, die door middel van den sterksten tooverdrank niet meer verjongd konden worden. Het bezoek van de Duitsche opera droeg dezen winter dan ook het karakter van haastige dokter-visites. Men kwam niet om eenig genoegen te zoeken, maar enkel en alleen om te zien of de kranke ook teekenen van beter schap vertoonde, en pakte zich in de pauze weg, De treurige afloop van het korte ziekteproces is bekend. Op zekeren avond, dat dokter weer voorreed, behoefde hij niet meer uit zijn koetsje te stappen. Het Gebouw voor Kunsten en Weten schappen was van onder tot boven gesloten, ten teeken dat de Duitsche opera overleden was. Mot de Fratische opera was het ai even treurig gesteld. Ook1 deze had algemeen stemrecht in den meest uitgebreiden zin van het woord, maar bleef Hij had een hoed genomen en een over jas, het eerste, het beste, wat hij vond en vloog toen de trap af. Op het oogenbllk dat hij de straat op w.ou gaan, bleef hij even nog staan onder het gaslicht in de vestibule en herlas den brief' nog eens. Zie hier wat hij inhield : MijiiJieer. Een meisje Ranet, uw vroegere maïtresse, naar het schijnt, is zooeven bevallen van een . kind, waarvan zij zegt dat gij de vader zij t. De moeder ligt op sterven en roept voort durend om u. Ik neem de vrijheid u dezen te schrijven en u te verzoeken, een laatste onderhoud toe te staan aan deze vrouw, die mij zeer ongelukkig en zeer medelijdenswaardig toeschijnt. Uw Dienaar, Dit. BoxxAun. Toen Jacques de ziekenkamer binnentrad, lag zij reeds te sterven. Hij herkende haar in het eerst nauwelijks. De dokter en een paar oppassters waren bij haar , twee kaarsen wier pen haar flauw licht. Achter liet bed, in een teenen wiegje, schreeuwde het kind af en toe, en bij elk geschrei bewoog de afgetobde moeder zich, huiverend onder de ijskoude kompressen. Maar noch het ijs, noch de zorgen van den dokter, konden het leven der jonge moeder verlengen. Zij herkende Jacques .dadelijk en wilde de armen opheffen, maar ze kon niet, ze waren te zwak, en op de bleeke, ingevallen wangen rolden langzaam een paar tranen weg. Hij viel op zijn knieën naast het bed, een der afhangende handen grijpend, die hij zenuwachtig begon te zoenen, daarop naderde hij langzaam, meer en meer, het magere ge zichtje, dat bij zijn aanraking trilde. De eene oppasster stond bij het bed, met een in gebreke om behoorlijk stemmen uit te brengen. De groote meerderheid der geleverde geluiden moest met den besten wil van de wereld van on waarde verklaard worden. Haar wanhopige strijd tusschen te zijn of niet te zijn", werd door het nu en dan voor het voetlicht verschijnen van nood hulp Dphelia's, zooals Emma Nevada, Louisa Heymann en Albani, gerekt tot Paschen; maar iedere huisvrouw, die wel eens zonder meid gezeten heeft, weet hoe het dan met de huishouding gaat: de kokskorf verschijnt, het goed humeur en de levenslust verdwijnt. Zeer zeker heeft de Hollandsche opera hair best gedaan en een pluimpje ver diend voor haar welgemeende pogingen om de huishouding zoo geregeld en aangenaam mogelijk doen loopen, maar niemand zal van een kind dat nog school gaat, dat zelf nog zooveel leeren moet, verwachten, veel'minder nog vergen, dat het zulk een groot, tamelijk verwend en veeleischend ge zin, als dat van Publiek, terstond in allen deele voldoet. Het concert Diligentia is eigenlijk de eenige instelling geweest, die dezen winter redelijk wel aan hare roeping beantwoord heeft; maar wat baten zeven muziekuitvoeringen op twee honderd avonden? Freule Oefening leeft ook nog, maar lijdt merkbaar al lang aan verval van krachten; zeker was zij geen geschikt gezelschap voor een reus. Z. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. D. V. Gr. : Uitgaan en Taalfouten. Deze week zal ik mij bepalen tot een kort ?woord naar aanleiding van de tooneelvoorstelling gegeven door de zoo te goeder naam en faam bekend staande vereenigïng D. V. Gr. De keuze der tooneelstukjss was m. i. zeer ge lukkig. Zoowel het fijngevoelde en aardig geteekende Uitgaan van Glanor als het geestige Taal fouten van Labiche en Jolly, beiden bezorgden reeds menig publiek een aangenamen avond, maar dan moet de stijl van het spel der acteurs anders zijn dan nu het geval was. In de eerste plaats meen ik, dat een Vereeniging als D. V. 67., d{e, zoo ik geloof, zich in oen grooten bloei verheugen mag, voor een betere en ruimere aanschaffing van rcquisieten zorgen moet. Het ameublement b. v. in Uitgaan was stuk voor stuk wel goed, maar het geheel was erg sober. Het gaf niet den indruk van te passen in den salon of de huiskamer van een man van smaak, zij het ook dat hij niet over ruime middelen te beschikken heeft. Maar die huisheer zelf, Eluard Valkenberg, de jonge, geziene en gezochte diplomaat, waar heeft hij zijn pruik, zijn knevel gehaald? Die jonge, man had een ander type moeten zijn. Ik zou hem mij voorstellen, hetzij blond of donker, maar niet zoo dik in het haar. Da wilde haren zijn er bij zulk een heer wel uit en van de overige is ook niet veel meer over. Een beetje maneschijn zon niet misplaatst zijn geweest en baard en knevel hadden daarmede in overeenstemming moeten zijn. Deze kapperspruik had veertig jaar geleden meegekund, maar voor 187.'! niet. Beter beviel mij de kop van den kolonel, wiens toon en optreden over het algemeen van veel meer stijl blijk gaven. De heer Gérard ran Torenliewel had een Tourniaireüntje in zijn spel, dat waarlijk niet onverdienstelijk was, maar zijn costuum pastte niet voor don Haags.:hen dandy. Mevrouw Marie Vulkenlicrg was.wel eon aardig jong mevrouwtje, alleen vaak wat hoog naïef in haar toon. Over het algemeen moeten deze dilet tanten er zich wat meer op toeleggen om klankverschil in de stem te brengen, bij hen is daar geen diepte, geen buiging in. Verder moet hun spel meer karakter toonen, zij zitten niet genoeg in den toestand. De indruk is over hen heengegleden en dientengevolge pakt hun voordracht den toeschouwer niet. Wegena de ongesteldheid van eene der dames had mevr. Stoetz de rol van dienstbode Mina op zich genomen. Zij oogstte n om hare onnavolg bare kunst n om hare bereidwilligheid vele toe juichingen. Wat ik van Taalfouten moet zegge^ weet ik waarlyk niet. Ik zie nog altijd het gele nankingsche inexpressibletje van den heer Caboussat voor mij. Dat domineerde alles. En dan Poitrinas omgetooverd in een dooleerenden koster .... Neen, zoo kan Labiche zich geen voorstelling van Taalfouten gedacht hebben. Men heeft mij den naam genoemd van een be kend iemand, die als regisseur zou opgetreden zijn. Aan hem zijn zeker enkele juiste gebaren te danken, die.ik opmerkte; pruiken en costumes durf ik niet aan hem toeschrijven. F n. DE UITVOERING VAN DE NED. TOONKONSTENAAKSVEREENIGING TE ALKMAAR, op Vrijdag 22 Mei. Ieder jaar heeft bij gelegenheid van de Algemeene Vergadering van bovengenoemde Vereeniging eene muziekuitvoering of muziekfeest plaats. Hebben deze concerten het voordeel dat men ge tuige kan zijn van het streven van Ned. compo nisten, zoo heeft men ook gelegenheid kunst broeders uit verschillende oorden des lands te begroeten en met hen samen te zijn. Hoewel dit laatste niet het hoofddoel is, zoo is het toch eene zeer aangename bijkomende omstandigheid. Wie bovendien het bewijs wil zien dat degelijke kunstenaars elkanders talent waardeeren en boven kleingeestige jaloezie verheven zijn, kan dit bij zulke gelegenheden bevestigd zien. Ieder is collegiaal gestemd en dus zweeft er een weldadige geest over allen. Sedert een paar jaren heeft deze vereeniging het besluit genomen aan de werken die voor het eerst op een dezer uitvoeringen werden ten gehoore gebracht, bekroningen te schenken. Met meerder heid van stemmen moet dit door de aanwezige leden-toonkunstenaars beslist worden. Het spreekt van zelf dat eene bekroning door toonkunstenaars uitgereikt, eene eigenaardige en groote waarde heeft. De beide werken die thans hiervoor in aanmer king kwamen waren: Bernard /weers, De Kosmos, voor koor en orkest, en Gottfried Mann's Ouver ture Freia. De overige werken waren of reeds be kroond of van een toonkunstenaar die geen lid van de vereeniging was. Aan beide werken werden met meerderheid van stemmen bekroningen toegekend, zoodat beide componisten eene verguld zilveren medaille zullen ontvangen, (m. i. ten volle verdiend). l Do heer Paul Koerman leidde de meeste wer ken en hij was het ook die de uitvoering had voor bereid. Het koor bestond geheel uit Alkmaarsche krachten (hoofdzakelijk uit de zangvereeiiiging van j de Maatschappij tot bev. der Toonkunst), terwijl i het orkest uit Leiden van den heer Mann, ver| sterkt door eenige Leidsche en Amsterdamsche j krachten, medewerkte. i Na eene ouverture in D, van Verhuist, die wel wat verouderd bleek en ook niet zeer gelukkig werd uitgevoerd, behaalde /weers' cantate groot en welverdiend succes. Dit werk heeft mij in veel opzichten zeer vol daan. Na een krachtig begin geeft, het gedeelte: Uw beekjes huppelen" een gewenschto en schoone afwisseling. Eigenaardig van kleur is het gedeelte : Nu gaat het hongerig wou Igebroedsel'1 door de triolen figuren in de begeleiding, terwijl de schoone instrumentatie bij de woorden -. een züverschubbig watorvolk" bijzonder gereleveerd moet worden. De componist werd warm toegejuicht. Daarop dirigeerde de heer Mann zijne ouverture Fi'd/t. Met groote belangstelling hoorde ik dit j werk van onzen begaafden landgenoot. Het is { zeer warm getint en blijft tot het einde toe boeiend. Met een ernstig (ik zou zeggen) gewijd motief vangt deze ouverture aan. liet kwam mij voor dat de componist zich Freia vooral als mensen heeft gedacht. Althans sprak tot mij de climax, die bereikt werd van menschelijk zieleleven en het werk was er my.te liever om. De doorwerking getuigt van veel kennis en ta lent. In de uitvoering van deze overture heeft het orkest een van zijne gelukkigste oogenblikken gehad. Ook den heer Mann vielen zeer warme toejui chingen ten deel. Drie liederen van Tetterode, Loots en Spoel( door de Ned. Toonkunstenaarsver. uitgegeven, werden door den heer Spoel op artistieke wijze gezongen. Met juiste declamatie en schoon gescha keerde voordracht bracht hij deze liederen ten gehoore. In het eerste lied detoneerde de heer Spoel eenigszins, terwijl hij toen ook een weinig vibreerde, doch later won hij aan helderheid en vastheid. Van deze drie liederen hebben die van Tette rode on Spoel mij het meest voldaan. Ken zeer interessant werk is: C. II. Coster's Ki-tter Oluf, in het vorige jaar bekroond. liet is geschreven voor drie solostemmen (alt, sopraan en bariton) met begeleiding van strijkkwintet, harp en klavier. Deze compositie, in nieuwen stijl geschreven, heeft op mij grooten indruk gemaakt. De meesterlijke en kleurrijke bewerking, met deze eenvoudige middelen ver kregen, heeft mij verrast. De heer Coster verstaat het, dramatisch te schilderen. Terloops merk ik op dat het motief door de alt ingezet, wat sterke overeenkomst heeft met het motief van den Fiicgenden Hollander van Wagner, doch tevens dat het geheel een zeer oorspronkelijk karakter draagt. Na de pauze werd Willem de ilaan's Jlarpa voor drie soli, koor en orkest uitgevoerd. Naast zeer schoone gedeelten draagt deze compositie te veel een Mendelssohnsch karakter, en is ze ook door to veel herhaling wel wat lang. De bewerking verraadt echter de meesterband, al is ook de instrumentatie hier en daar niet krachtig genoeg van uitdrukking in verhouding tot de klankmassa. Het Alkmaarsche koor heeft zich wakker ge houden, hetgeen te meer lof verdient, als ik er bijvoeg, dat de stemming zeer hoog was. Vooral bij de tenoren was hiervan niets te merken. Frisch zongen zij ook in het hooge register. Ook het orkest had vele gelukkige oogenblikken, men mag dus den heer Koerman hulde brengen voor de zorgvuldige en taktvolle wijze, waarop hij het geheel heeft voorbereid. Mevr. Spoel heeft mij vooral in de groote duj etten van Jlurpa voldaan, daar zij, hoewel het timbre van hare stem niet naar het dramatische neigt, door voordracht en dictie daaraan wist te gemoet te komen. Ia. Mej. Snijders leerde ik | eene talentvolle jeugdige zangeres kennen, die j veel voor, de toekomst belooft, /ij zingt zeer muzikaal en heeft in Coster's Ritter Oluf' bewezen, j dat geene moeilijke intonatie haar in de war < brengt. Do overgang van het medium naar het ? lage register moet nog wat gemakkelijker worden, doch dat zal Mej. Snijders weten te overwinnen. l /ij doet haren leermeester, den heer Spoel, alle ! eer aan. j ()t)k de hoer Spoel gaf in: Eilter Oluf en Ilarpa ! veel to genieten. Hij is een voortreffelijk geschoold l zanger, die alles juist weet uit te drukken. Te | groote uitzetting van stem was een enkele maal l merkbaar'; doch het was hij de dramatische mo menten en wanneer men voelt wat men zingt, komt i dit licht voor. Met de draagkracht van de stem i dient echter steeds rekening gehouden te worden. | Lang liieef men na atloop van het concert vriend schappelijk bijeen. De toasten stroomden bijna l nog overvloediger dan de tonen in den vooravond. j Den volgenden dag had de jaarlijksche vergai dering plaats, waarin bleek dat de vereeniging i zich zoowel stoffelijk als geestelijk krachtig onti wikkelt. Ik vertrok' daarna, de overtuiging met | mij nemende, dat dergelijke bijeenkomsten (afge{ scheiden van hun hoofddoel) den band tuischen de kaars in de hand ; van den achtergrond der j kamer keek de dokter naar hen. ' l Met een stem die reeds verwijderd klonk en moeilijk sprekend, zei ze : »Tk ga sterven, lieveling; maar beloof me te blijven, tot het laatste toe. O, laat me niet alleen nu, ver laat me niet in de laatste oogenblikken!" \ Hij zoende haar op het voorhoofd, op haar j haren en snikkend fluisterde hij: »Wces be- j daard, ik zal blijven." j Het duurde eenige minuten vóór ze weer j spreken kon, want zij was benauwd en werd j voortdurend zwakker, /ij hernam: ^l)o j kleine is van jou. Ik zweer het je bij (Jod, l ik zweer het bij mijn ziel, bij het oogenblik waarin ik zal sterven. Ik heb uooit een anderen man liefgehad. Beloof me, dat je l hem niet aan zijn lot *ult overlaten.'' j ,Taci(ues beproefde het arme lichaam,waarin geen bloed bijna meer was, in zijn armen te nemen en alles vergetend, behalve Je knagende smart cii het hevig berouw, snikte hij : --Ik zweer het je, ik zal hem opvoeden en lief hebben. Kooit zal hij mij verlaten." Toen trachtte zij Jacques (e omhelzen. Niet in staat om het uitgeputte-hoofd op te lichten, stak zij haar bleeke lippen vooruit, als een zwijgende bede om een laatsten kus. Ken weinig kalmer, fluisterde zij, hél /acht: :>I>i'eng hem hier, opdat ik zien kan, dat je hem lief hebt.'' ITij nam bet kind on legde hot zachtjes op het bed, lussohon hen beiden, en het kleine schepseltje hiold plotseling op met schreien. Zij lluistorde: »Verroer je niet." K n hij. verroerde zich niet. Hij bleet'zitten, in zijn brandende hand ha :r hand houdend, die telkens trilde van koude in den beginnenden doodsstrijd, zooals lüj voor eon uur had gezoten niet dat andere handje in zijn hand, dat trilde van geluk en liefde. Van tijd tot tijd wierp hij een vluchtigen blik naar de pendule, angstig naarde wijzers ziende, die middernacht aanwezen, toen n uur, daarna twee uur. De dokter was niet meer in de kamer. De oppassters, na nog een poos met lichten tred door het vertrek gedwaald te hebben, waren ingedommeld, ieder op een der stoelen. I lel kind sliep en de moeder, niet de oogen dicht, scheen eveneens (e sluimeren. Kensklaps, toen het bleeke morgenlicht reeds door de neergelaten gordijnen begon te dringen, strekte zij de armen uit, met zulk een hevige en onverwachte beweging, dat zij het kind bijna op den grond had ge worpen. Ken ratelend geluid kwam in haar keel, daarna vielen de armen weer neer on bleef ze op den rug liggen, onbewegelijk, dood. De oppassters snelden toe en verklaarden : :-ITot is voorbij." Voor de laatste maai kuste hij de vrouw, «lic hij eens had liefgehad, toen zag hij naai de pendule die h:df vijf aanwees en zijn overjas vergetend, vluchtte hij weg, in zwar ten rok, met het kind in /ijn armen ge drukt. 'Nadat hij haar alleen had gelaten, was zijn JOIILTO vrouw, vrij kalm in den beginne, op hem blijven wachten in het Japan.-che boudoiv. Daarna, toon hij niet terugkwam, was ze in het s:;lon «jo^ian, gewoon on kalm voor bot oog, maar inwendig zeer onrustig. l laar moeder, die haar alleen zag, luid ge vraagd : >?? \Yaar is je man ?'' Kn zij had geantwoord: >Tn zijn kamer, j hij zal dadelijk terugkomen." j Xn verloop van een uur, toen iedereen l naar hem begon te vragen, bekende zij cindo| lijk de bezorging van den brief en de ont,| ,-ielteiiis van Jac<{ues en haar vree.* voor een ongeluk. Men wachtte nog sleeds. De gasten ver trokken, alleen een paar naaste bloed verwanten bleven. Te middernacht bracht men do jon<re vrouw, zenuwachtig snikkend, te bed. j l aar moeder en twee tantes, die bij ! baarbed waren gezeten, hoorden haar schreien, terwijl ze niet in staat waren, haar te troos! ten. De vader was naar den commissaris. j van politie om inlichtingen. Om vijf' uur weerklonk een haastige stap [ in den gang; een deur ging open en werd L'esloten ; daarop hoorde men een zwak ge schrei door het doodsohe huis. De vrouwen waren opgesprongen, Berthe was de voorste, in i haar witten nachtjapon, terwijl haar moeder j en haar tantes haar vergeefs trachtten tegen te houden. Middim in hel; bruidsverlrek stond Jacques, bleek, ademloos, mot een kind in zijn ! armen. Do, vier vrouwen zagen hem verschrikt l aan, totdat Berthe, moedig geworden door al i h;ui>r angst, op hem toesnelde. ;:Wat is er'3 /i-u' t.ooh, wat is er' dan ?'' j lij zag er ilit als een gek bijna, toen hij met honende stem sprak : >,Kr is er is dat; ik een kind heb, en dat de moeder i zooeven gestnrvon is..." Kn in zijn onhani di"-o, armen toonde hij het zacht schreiende kind. Onwillekeurig, zonder een woord te zeggen, l nam Berthe liet van hem over en haar oo'jx-n, vol tranen, op haar man slaande, vroeg ze: ,.De moeder is dood, zeg je? l Ja, daareven gestorven,, in mijn armen. j Sinds don zomer had ik gebroken met haar. Ik heb haar brieven ongelezen verscheurd. ik wist niets, liet was de dokter, die om mij sturn'de.'' i Kn Bcrthc fluisterde : »De moeder zou ik j gehaat hebben. Arm schepseltje W i zullen het samen opvoeden, Jacijties.'1

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl