Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 728
14 Maart?l April: Tentoonstelling van
reproductiën naar de werken van de Fransche beeld
houwers Carrier-Belleuse en Joseph Chéret.
Na l April konden de tijdelijke tentoonstellingen
wegens werkzaamheden ter restauratie van het
gebouw gedurende eenigen tijd niet plaats hebben,
In Mei werden zij echter weder geopend met eene
tentoonstelling van antieke kistjes, etuis, koffers
en oude doozen, die zeer belangrijk belooft te
?wwden, daar reeds bijzonder fraaie exemplaren
werden toegezegd.
Ook werd tot den heer Brandsma het verzoek
gericht, de" diploma's ingekomen ter beantwoor
ding van de door hem gestelde prijsvraag,
tijdehjk ter tentoonstelling te willen afstaan, waarop
een gunstig antwoord is gevolgd.
Verder werden bij herhaling plaatwerken, soms
vermeerderd met werken van de leerlingen der
teekenschool, aangevraagd vpor tentoonstellingen
en kunstbeschouwingen te 's-Gravenhage, Rotter
dam, Leiden, Tiel en Noordwijk.
Deze tentoonstellingen dragen er krachtig toe
bij, het bezoek steeds te doen toenemen en de
belangstelling voor het Museum in ruimer kring
t« verspreiden.
Het verslag besluit met een belangwekkend
opstel, Beschouwingen over onze ambachtsnijverheid,
door den verdienstelijken directeur den heer E.
van Saher er aan toegevoegd. Er is geen twijfel
aan of de bloei, waarin school en museum zich
verheugen, is voornamelijk aan den ijver en het
beleid van den heer van Saher te danken.
TOONEEL EN MUZIEK.
Een symbolistische voorstelling. Uit Parijs wordt
van 22 Mei geschreven: Het IVatre d'Art is
een der vele pogingen, die het (toch ook nog vrij
bescheiden) succes van het Théatre Libre heeft
doen wagen. Een jonge man, genaamd Paul Fort
heeft het een jaar geleden gesticht, het na eenige
'half geslaagde proeven geheel ten dienste der
zoogenaamde symbolisten afgestaan en het daar
door als tegenstelling tegen de naturalistische
neigingen van Antoine doen optreden. Na drie
voorstellingen, waarvan de eene aan het bloedige
drama van Shelley, Tlie Genei, gewijd was, bleek
het comitédat het tijd geworden was, een grooten
fc'lag te slaan. De behoeftige toestand van den
dichter Verlaine, den eeuwigen gast van de
. Parijsche hospitalen, en die van den
jongen'schilder Gaugnin, dien. de haat tegen het realisme
tot het versmaden van elke natuurlijke teekening
en schildering gedreven heeft, leverden hem de
gewen&chte aanleiding.
Zoo werd dan als vierde voorstelling van hot
ThéatrK d'Art gisteren-namiddag een groot bene
fiet voor Verlaine en Gaugnin in het
Vaiulevilletheater gehouden en de prijzen zoo hoog gesteld,
dat deze alleen reeds aantoonden, welk een goede
meening de symbolisten van hun eigene werken
hebben. De voorstelling zelve, die van half twee
tot half zeven duurde en reeds wegens dezen lan
gen duur langzamerhand haar publiek verloor,
bracht nevens de producten van de jongeren ook
eenige proeven van die mees ers, die zij als voor
beelden erkennen. Er werden gedichten van
Lamartine, Victor Hugo en Baudelaire voorgedragen.
Uit de laatste koos men het beruchte gedicht La
Charogne, waarin de dichter met innig genot een
rottend kreng beschrijft en aan het slot galant
tot zijne geliefde zegt: zoo zult gij ook een
maal de geuren der ontbinding verbreiden." De
keus verbaasde van de zijde der
anti-naturalistische symbolisten. Van De Banville werd een
klein Virgiliaansch herdersdicht op het tooneel
gebracht, allerliefst, maar zeer klassiek. Van
de levenden kwam het eerst de beneficiant
Verliine aan het woord, met een zeer zwak stnkje
a la Marivaux, Les Um et les Aulres, in céu acte,
enkel rozenwater, waarbij eenige uitdrukkingen
als Etes-vous béte!" in den mond van de
coquette markiezin uit de XVIII eeuw als taalfouten
klonken. Hij werd gevolgd door den duistersten
aller duistere poëten, Stephane Mallarmé, met
een prozavertaling van Poe's llie Maren. Over
duisterheid was slechts in zoo vorre te klagen,
dat men den voordrager in een donkere kamer
met een lamp opsloot; de vertaling was getrouw
en duidelijk, maar hoe smakeloos, Edgar Poe's
ballade, met het bekende refrein: Quoth the ra
ven: Nevcrraore!'' in proza, als een dramatischen
monoloog te laten voordragen." Mallarméis leeraar
in het Engelsch, in de uren dat de muze hom
rust laat; deze belachelijke misvorming van een
der meesterstukken der Engelsche litteratuur
strekt hem noch als dichter, noch als onderwijzer
tot eer.
Catulle Mendès had half tegen zijn zin een ge
dialogiseerd gedicht, Le soleil de minuit, afge
staan, dat hij niet voor de opvoering op een too
neel bestemd had Een chasseur de narvals" en
een chasseur d'ours" bespreken er hun liefde in
termen die men liever leest dan hoort, maar de
verzen waren mooi; Catulle Mendw heeft ze ge
maakt vóórdat het symbolisme bekend was. liet
meest was men echter nieuwsgierig naar een
stuk van Charles Morice, een der hoofden der
symbolisten. Zijn Chérubin zou dan eindelijk eens
doen zien, wat het symbolistisch drama efgenlijk
is. Het werk is in proza geschreven, de taal is
eenvoudig en helder, en vele aanhangers van het
langage abscons" zullen dit hun chef Morice wel
kwalijk nemen. Morice laat Don Juan een zoon
van Harpagon zijn, en Chérubin is diens klein
zoon. Don Juan en Ilarpagon behouden het ka
rakter, hun door Molière gegeven; van Chérubin
daarentegen maakt Morice een koelen jeugdigen
egoïst, die zijn grootvader wil vermoorden, diens
wroeten in het goud als dwaasheid veracht,daar toch
het beleggen van het kapitaal de winst vermeerdert,
en die zelfs de genegenheid welke hij een eenvoudig
meisje inboezemt, alleen gebruikt om een grooten
schelmenstreek uit te voeren, om zijn vader Don
Juan de erfenis van Harpagon af te kapen. Men
begrijpt niet, waarom Morice onder die omstandig
heden den naam van Chérubin van Beaumarchais
geleend heeft. Het publiek lachte, toen Ilarpagon
en Chérubin aan het eind van het eerste bedrijf
aan n ei hun genoegen aten, en de zoutkorrel
tjes telden, die zij erin strooiden; maar in het
vervolg werd de rol van den jongen gierigaard,
door eene jonge dame gespeeld, toch al te on
waarschijnlijk en te onsympathiek, en als Chéru
bin eindelijk Ilarpagon doodt, door voor diens
oogen goud uit het raam te strooien, en terstond
daarop door een zijner slachtoffers doorpriemd wordt,
was het aantal uitfluitenden even groot als dat
der toejuicnenden. Als de gordijn valt, hoort men
in de verte Don Juan zijn serenade weer aan
heffen ; hij zal de erfgenaam zyn van grootvader
en kleinzoon, en daarmede is symbolisch bewezen,
dat het beter is voor liefde dan voor geld te leven,
een waarheid die wel eens meer op het tooi:eel
vertoond is, maar dan boeiender en dichterlij k er.
Het laatste kwam het best, L'intru<e van den
Belgischen Shakespeare" Mueterlinck.De indi
rigster" is de dood. Grootvader, oom en drie klein
dochters zitten 's nachts rondom de tafel en wach
ten hoe het met de ziekte der dochter van den
grootvader zal afloopen. Terwijl de overigen op
de goede woorden van den dokler vertrouwen, is
de blinde oude man met droeve voorgevoelens
vervuld; hij voelt een onbekende imiringster h'et
huis naderen en meent dat het gezin hem dit
verbergt, ofschoon men hem het tegendeel ver
zekert. Zijn angst gaat langzamerhand ook op de
drie meisjes over, die zich aan elkaar vastklem
men, en niet meer alleen door de kamer durven
gaar, als grootvader haar beveelt, uit het raam
in het park te kijken.
Maeterlirck heeft hier, om eene akelig be
nauwde stemming te schilderen, eene menigte
karakteristieke trekjes, van fijne psychologische
observatie getuigend, bijeengebracht; alleen het
herhalen en ophoopen daarvan is te veel. Ook
hier was het al te donkere tooneel, evenals bij
Antoine, een nadeel; het zou bijvoorbeeld inte
ressant geweest zijn, als men het korte drama,
dat met bet bericht van den dood sluit, ook op
de trekken van den blinden grijsaard er zijn
kleinkinderen had kunnen volgen. Telkens begon
het publiek te lachen, als er op het tooneel over
de duisternis gesproken werd. Toch was het applaus
aan bet eind bijna onvermengd, Maeterlinck is
stellig een dergenen waarop men in de toekomst
rekenen kan; hij zal dan ook wel door de sym
bolisten" en de sociétó d'admiration mutuellc die
den Mcrcure de France volschrijft, als verrader
gebrandmerkt worden, zooals zij nu reeds met
Bourget en anderen doen."
Er waren van Ganguin eenige proeven tentoon
gesteld, beeldhouw-, schilder en plateolwerk. Het
verslag in den Temps zegt ervan : C'est comme
ceramhte qu'il m'a paru supérieur, c'est a dire
supérieur a lui-mème. Sa peintnre imite
maladroitement la naïveté, rnais, décèle assez na'ïce
ment la maladres.se."
J)e feestspelen" te lioyreuth. De repetities
voor dd voorstellingen van dit jaar beginnen,
zooals wordt medegedeeld, met Tnniihituner
('21?80 Juni), dan volgen Tristun und kolde
(20?30 Juni) en l'arsiful (l G Juli). Van 7 1;3
Juli zijn de repetities van afzonderlijke a et en en
groote scènes en den 14, 16 en 17 Juli de
algeineune repetities der drie werken. Voor den tijd
van 19 Juli tot 19 Augustus zijn er twintig pu
blieke voorstellingen bepaald, waaronder Poniful
met tien opvoeringen (19, 23, 26, 29 Juli en
2, (!, 9, 12, 16, 19 Augustus) Tiimihtiimer met
zeven (22, 27, 30 Juli en .'!, 10, 13, 18 Augustus)
en 'l'ristun met drie (20 Juli en 5 en 15 Augustus).
Er wordt uit Münclierr geschreven : De konink
lijke hoitheater intendance" heeft in overeenstem
ming met de kunstenaars, die aklaar spelen, be
sloten, dat deze ook niet meer na den afloop van
een bedrijf of aan het eind van de voorstelling
aan terugroepen zullen gehoor geven; gelijk men
weet is het terugroepen gedurende de bedrijven
reeds lang afgeschaft. Uitzonderingen hebben slechts
plaats bij jubileum-voorstellingen; verder bij
gastspelen" aan het slot van de geheelu voorstelling,
en natuurlijk ten opzichte der dramatische dichters.
Omtrent l'ietro Mascagni, den componist van
Catalleria rusticawa, wordt bericht, dat hij tot
nog toe aan tantièmes voor de opvoering van zijn
werk in Italië220,000 lire gebeurd heeft.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Anton Springer. Te Leipzig is op .'H Mei pro
fessor Dr. Anton Springer, de bekende geschied
schrijver, en kunsthistoricus, in den ouderdom van
CG jaren gestorven. Sedert 1873 was Springer pro
fessor te Leipzig. Zijne voornaamste werken zijn:
Ilanillnich der Kumtflesclticltte."' (reschichte
der Hielende Kii.nate im ]!> JnJirhundert.''
.,(7cschiclite Oesterreichx seit dcm Wiener Frieden",
..Itaffasl und Miehelanrjclo."
Militaire Zaken.
DE LANDSVERDEDIGING.
Maandsfiliri/ïcnx.
In no. (iiil van dit blad werd. bij de verr
schijniug der ecrsfe aflevering van bovenge
noemd tijdschrift, de inhoud van die allevering
en het programma der redactie in het kort be
sproken.
Dit jonge tijdschrift Leeft liet lofwaardige doel
om te wijzen op de middelen, welke, naar de
innige overtuiging der redactie, de weerbaarheid
van Nederland kunnen verhoogen, en te strijden
tegen alles, wat die weerbaarheid kan benadeelen.
Daarom vooral zal het zeker wel algemeene be
langstelling wekken, dat ook de inhoud van de
tweede allevering hier kortelijk worde nagegaan.
Het artikel Begrooting wijdt eeu hartig woordje
aan de begroetingen van Oorlog en Marine. De
schrijver wil o. a., zelfs afgescheiden van de
nieuwe voorgestelde wet tot regeling van den
dienstplicht, eene doelmatige wijziging der orga
nisatie en mobilisatie van liet leger, zoodat wij
tegen coups de rnain gewaarborgd zijn en het
veldleger spoediger dan nu slagvaardig kan staan,
waar het noodig is.
In het opstel Vriju-ül/ije oi~/<>mn<jen in ilen
wapenhandel wordt gewezen op de noodzakelijk
heid om deze te houden, aangedrongen op
meerhulp vau de zijde der regeering, op eene goede
keuze van instructeurs en op eene bijzondere
belooning van hen voor die inspannende taak.
Een en ander over Icgeroryfinisafi'e bevat het
vervolg en slot van het reeds in de eer-te all.
begonnen opstel, in groote trekken de
ontwerpwet betreffende de regeling van den krijgsdienst
behandelende. Hierin wordt o. a. de noodzake
lijk; eid uitgesproken om de (veld)legsr-reserve
van 20,000 man reeds in vredestijd op te lichten
en in te deelen. S. keurt het, eu onzes inziens
terecht, af, dat de/e eerst bij de mobilisatie van
het veldleger wordt afgescheiden.
Maar eigenlijk wenscht S die reserve bij het veld
leger te behouden, en dit alzoo op omstreeks 05,000
man te brengen. Wij kunnen het noodzakelijke
van dien wensch echter niet zoo onverdeeld toe
geven. Een veld'eger is natuurlijk noodig en hoe
sterker dit is hoe beter, maar voor elk volk is er
een zekere grera van krachtsontwikkeling, en
-15,000 man is toch niet zulk eene onbeduidende
macht, terwijl eene reserve, die spoedi;/ in staat
is om de verliezen van het veldleger aan te
vul'len (de :-! oudste lichtingen zijn daardoor be
stemd) toch ook onontbeerlijk is. Van de vrij
willigerkorpsen wacht S. als zelfstandige lichamen
weinig heil, en dit zijn wij geheel met hem eens,
daar de militaire waarde van die korpsen inden
regel niet voldoende kan zijn.?Wie mee wil vech
ten," zegt schrijver, »trekke <'en g^oven soldaten
rok aan en late den geveHerden hoed achter bij
de kinderen." Alhoewel S. de voorkeur zou
gegegeven hebben aan alyemecnen oefen
(dienst)plicht, i-t hij toch met den persoonlijke» dienst- en
algemeenen weerplicht dus os/schaf fin g van de
plaatsvervanging, zeer ingenomen, en kan hij zich
ook mtt deu duur der diensttijden vereenigen.
Alleen zou hij, bij het eventueel te vormen
greusleger, zooals dit door hem op bldz. 25 en 2(i der
1ste afl. wordt opgegeven, eene vcrmimb-ring
van dienstjaren weuschen, teneinde den druk op
dat gedeelte der bevolking met te zwaar te ma
ken. Aargenomen, dat de wijze hoe S. dat
grensleger wil samenstellen, namelijk door miliciens
uit de grensstreken met pak en zalf (dus ook
met hunne wapenen en een zeker aantal patro
nen) naar huis tp doen gaan, door oefeningen
en inspectiën hun boeltje iu orde te houden en
hen in compagnieën af te deelen, practisch doen
baar is (V), bestaan er tegen zulk een maatregel
toch ook groole bezwaren, en zouden wij er de
voorkeur aan geven om tot grensbewaking enz.
zoo mogelijk een uit vrijwilligers samengesteld !
zelfstandig grenskorps te bestemmen, dal. met
de mobilisatie niet-> te maken heeft en later bij
het veldleger kan worden aangetrokken.
Het artikel ..Militaire rechtspleging'' heeft Vn
doel, de zoo zeer vertischte kennis der milit.ire
rechtspraak onder de officieren te bevorderen,
o. a. ook door bet geven vau openbaarheid aau
vonnissen, waaruit leering is te trekken.
Onder het opschrift. Iti groot en klein teuue"
worden eenige o;.zes inziens zeer juiste beschou
wingen geleverd over het soldaat zijn en het ka
zerneleven. Vooral aau hen, die niedegfsleept
zijn geworden door de in slechten zin overdre
ven geteekende toestanden te dien opzichte, wordt
de lezing van dit opstel zeer aanbevolen.
Naar aanleiding van dit PU ook van een in de
lst« all onder denzelfde!! titel voorkomend op
stel (over de wetenschappelijke bijeenkomsten)
geven wij den schrijver in overweging, of het
niet doelmatig zou zijn om het hoofd, de titel,
de korte inhoud, het onderwerp ais 't wa-e vau
zijne opstellen, meer in overeenstemming te bren
gen met den inhoud daarvan ?
Onder het hoofd Vóór en in de Kamers"
worden versckiUende opmerkingen omtrent de
begrooting van oorlog en marine gemaakt;
bjr\vijl in ..Onze leestaf.-l'' kortelijk eenige nieuw
uitgekomen geschriften worden lesproken, o. a.
Kazerneleven", waarvan de inhoud als eenzijdig
en riaardoor tuinder waar wordt gekenschetst.
Onder >Va;ia" wordt een l>"knopt overzicht ge
geven van de militaire dagbladliti'ratuur of wel
geschieden andere medcdeelingen, die op 's lands
defensie betrekking hebben of daarmede in nauw
verhand staan.
De inhoud van deze tweede aflevering is even
als die der eerste hoogst belangrijk, zoo dat dit
tijdschrift ten zeerste verdient d-.ior elk Neder
lander met aandacht gelezen, en door de
llegeering. waar zulks noodig is, met zorg over
wogen te worden. ?
(Wegens gebrek aan plaatsruimte is dit artikel
eenigen tijd blijven liegen. KM!.)
SOEVEREINEN" TI-IK1S.
Sultan Abd-ul-Hamid, die, sedert vijftien
jaren, het Ottornaansche keizerrijk bestuurt, is een
verlichte geest, voor een Turk buitengewoon
verlicht en veel meer dan zijne voorgangers
geneigd oin nieuw bloed in de organisatie van
bet rijt te doen stroomen. Welwillend van
Eatuur, heeft hij altijd blijk gegeven van een
wezenlijk verlangen om liet lot zijner onder
danen te verbeteren. Telkens geeft hij uit zijn
privaat schatkist groote geldsommen om
ougelukkigen te ondersteund!, zonder onderschei.l van
godsdienst. Nog onlangs heeft hij voor '250,1:00
piasters geieekend voor de scholen van het j
eiland t Vela; bij eene andere gelegenheid heeft |
hij een deel van zijn gouden sr-rvies en vau zijne j
sieraden doen verkoopen om de uitgeputte schat- '
kist te hulp te komen.
Maar ij] Turkije zijn de misbruiken zoo
ingewoileld, de ontelbare personen die er van leven
hebben er zooveel belaag bij, /.e te handhaven,
dat Ahd-ul-Hamid, om niet als, het oll'er van
eene paleis-revolutie te vallen, heeft moeten afzien j
van heel wat verbeteringen die hij zou gewenscht
hebben, voornamelijk Vnii liet verminderen der
buitenspoiige uitgaven vau het hof en den harem, j
l'olitikos meent te kunnen verzekeren dat per- |
soonlijk Abd-ul-Hamid tot het huwelijk met
n vrouw genegen zou zijn ; niettemin moet
hij er vier echtgeuooten op na houden, gelijk ieder
sultan die moet bezitten, en daarenboven een
talrijken harem onderhouden.
De gewoonte wil, dat hera op ziju verjaardag
eene jonge slavin ttn geschenke gegeveu wordt.
Ken gelijk cadeau ontvangt hij 'bij vele andere
omstandighe l en : zoodra de sultan haar aangeno
men en goedgekeurd heeft, heeft de nieuwe
kosteaugster van den harem recht op e-~n eigen huis
houding, gevolg en dienstpersoneel, bestaande in
minstens vier serailwacliters en zes dienaressen,
met het bijbehoorend gerij van paarden, e<|uipnges
en staibedienden. Menigmaal neemt de sultan eeu
der vrouwen uit den harem, om haar als vrouw
aan een vau zijne officieren of gunstelingen aan
te bieden, en dan behoort hij haar een
huwelijksgift van 250000 francs mee te geven. Men
zou zeggen, dat deze huwelijken althans het
voordeel hadden den harem te doen afnemen,
maar dit is uiet het geval, want hij die zulk een
vrouw uit de handen van .-en sultan heeft ont
vangen, moet bij de eerste gelegenheid hem eene
slavin aanbieden om den harem compleet te hou
den, die werkelijk nooit minder dan drie hon
derd vrouwen bevat, liekent men alle persoren
bijeen die aan het serail verbonden zijn,
alle officieren, gunstelingen, ambtenaars, bedien
den van den sultan, dan neemt men aan dat
Abd-ul-Hamid zes duizend personen per dag
heeft te voeden. Men zal dus niet verwonderd
zijn dat er in de keizerlijke paleizen heel wat
geld verteerd of verkwist wordt: iederen dag
twee of drieduizend pond visch, bijua achttien
duizend pond brood, twee duizend pond rijst om
den onvermijdelijken pilafF te bereiden, zes hon
derd pond suiker, ze-* honderd poud koffie, zon
der vau het vlee^ch, d« specerijen, de groenten,
de droge of versche vruchten, koek en bonbons
te spreken. In een land waar geen groote mark
ten bestaan, zooals in het Westen, is de
proviandeering van de keizerlijke paleizen eene veel
model ijker en ingewikkelder operatie dan de
voeding van een leger te velde. De intendant
vau het paleis, die met deze zware taak belast
is, heeft een legioen van personen onder zijne
bevelen, die allen druk werk hebben.
Maar in het keizerlijk paleis wordt ook on
noemelijk veel onnut verkwist. Wat eiken dag
weggeworpen wordt door de koks van den sul
tan, zou, naar men zegt, voldoende ziju orn
honderd gezinnen te onderhouden ; alles wordt
ook verslonden door bedelaars en door de vele
zwervende h«uden, waarvoor Gonstantiuepel be
kend is.
Deze weinige bijzonderheden omtrent het
Ottomaausche bof verklaren hoe eene civiele lijst
van 100 millioen nauwelijks aan de behoeften
van den sultan voldoet. Abd ui-Hamid, betrekke
lijk zuinig, weet zich, hoewel met moeite, met
deze toelage IP redden, die veel minder is, dan
die van verscl'.tid?ne zijner voorgangers, en toch
zat n deze altijd (lup in de schuld
De sultiin hou U zijn maal ij den alleeu, dikwijls
zoijder bor.ien, en bedii'üt zich van zijne vingers
in plaats van me sen of vorken. De voorzorgen,
dis tt'gi-u p.'gi'gen t 4 vergiftiging genomen wor
den, zijn buitengewoon sireng.
K-u enkele kok en teuige uitgekozen helpers
hebben alleen het. recht het keizerlijk voedsel te
bereiden. Dit voedsel wordt iu gouden en zil
veren vaatwerk gekookt; elke sclrial wordt ver
volgens gesloten, en met een strook papier be
vestigd, d'e aan de beide einden verzegeld wordt:
liet zegel wordt in de tegenwoordigheid van den
sultan verbroken, en de kamerheer van dienst
moet een lepel van het opgediende eten, voordat
de sultan er van proeft. Als zijne eetlust be
vredigd i«, laat Abd-ul-Hamid ziju kolfie eu
ziju chiboek brengen; vervolgeLS strekt hij z^ch
op ziju divan tiit, in deu j-taat van zachte,
aangcuiuie mijmering, die men noemt »7ijn kief
nemen". Wee ieder die hem op dat oogenblik
zou storen!
Ondanks al de weelde der etiquette, waarmede
hij onningd is, leidt Abd ui Hamiii een heel
«A'üvcudig lever!. Hij staat vroeg op: na vlug
tuilet Diaken, doet hij de voorgeschreven gebeden,
neemt een kop zwarte koffie, en begint cigaretten
te rookui, waarmee bij niet voor den avond zal
ophouden. Vervolgens houdt hij zich met huise
lijke zaken bezig, die vanzelf heel ta;rijk
ziju bij 'oo'u uitgebreid gezin. A's hij dat
gedaaii heeft, verlam hij de» l.areui en begeeft
zicii naar het sélamlik. Daar ontvangt hij de
rapporten omtrent de zaken over bet hui' daarna,
legen tien uur, brengen de voornaamste
dignitaris.sen hem de depèc es van den dag. De Sul
tan, gezeten op een sofa, besteelt vrij veel tijd
aan het lozen v;ui die documenten en vau de
uittreksels der Turksche eu vreemde couranten.
Na het ontbijt maakt hij eene wandeling iu het
park of roeit op een der nieren. Na verloop van
twee nren, als hij in het paleis t-ruggekeerd is,
houdt hij een open audiëntie of' presi leert een
of ander comité. Een uur of twee voor het on
dergaan der zon, maakt hij weer een wandeling.
Zij;i diner is even eenvoudig als zijn ontbijt.
Om te gehoorzamen aan de bevtleu van den
profeet, drinkt hij nooit sterke dranken;
daarentegeu gvbiuikt hij vtel sorbcts en geglaceerde
dranken. Na het diner ontvangt liij in den sélam
lik, of wel hij keert naar den harem terug, waar zijne
dochtertjes spelen en nuriek voor hem maken. Hij
gaat zeli' wel eens aan de piano zitten ; hij speelt
h>'el goei, maar heeft, bo.haho voor de nnmek, niet
deu minste!! sma-ik voor schoone kunsten. Hij
houdt hartstochtelijk veel van zijn kinderen, en
is ook zeer gehecht aau de loden zijner familie.
Aud-'.i!-Ha;iiid is vau middelmatige ge-talte,
goed gecvenredigd; bij lie.d't een zwarten baard,
zwarte haren eu zwarte oogen. /ijn voorkomen
is verstandig, maar er ligt over zijn gelaat eene
uitdrukkir.g van zorg en onrust, ni:u;r ai te zeer
gerechtvaardigd door de gevaren, die liet leven
van een Oostersch vorst gedurig bedreigen. Het
is te hopen, irs het belang van Turkije, dat de
vrees van den Sultan niet zal vervuld worden, tn
dat het bestuur hing in zijn handen züblijven.
Want, al kan hij aan het Ottomaansche rijk zijn
vroegere kracht u iet teruggeven, Abd ul-Hamid
weet ten minste ziju ondergang te verhinderen
ofte vertragen; men zou denz^If.ieii lof niet
kuunen geven aau de sultans die voor hem
geresreerd hebben.
EENE KIE/ING IN VLA A N DEKEN.
?^Mijnheer Van Vaere is dood!"
Zoo liep de tijding door ons, rustig stadje, op
een uiooieu dag der laatste maard. Eu waarlijk,
onze vei tegenwoordige r in de Kamer luid deu
last des levens vau zijne schouders geworpen.
Er moest tot eene kiezing overgegaan worden.
Htrijd zou er zijn, en dat nog wel tusschen
twee hoeren der zelfde partij.
Ja, de strijd zou hevig zijn. Voor deze zeld
zame gebeurtenis heeft ons stadje zich in feest
gewaad getooid ; aan bijna ieder geveltje, op de