De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 14 juni pagina 1

14 juni 1891 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEE A°. 189L WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Eet auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam. Singel bij de Vijzelstraat 542. Zondag 14 Juni. Abonnement per 3 maanden .... Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel ?1.50, fr. p. post/7 1.65 mail 12. , . , 0.12* ... 0.20 , . 0.40 I N B O V D: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL. LETON: Regerl", naar Anzengrnber. KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, door Fr. Muzikale kritieken, door Van Milligen. Muziek, Tooneel en gezang der Chineezen. De matinee in Trianon. Aanteekeningen Schil derkunst, door V. Een boek van Victor Hugo. VARIA. SCHAAKSPEL. WETENSCHAP: Klimaat en kleur. Het baccarat-proces. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLA MES. PEN-EN-POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Van verre en van nabij. De quaestie der graanrechten blijft in Duitschland aan de orde, al bestaat er zeer ?weinig kans, dat de regeering zal terugko men op hare weigering om aan den Bonds raad een voorstel te doen tot opheffing of verlaging van deze rechten. Wij hebben er vroeger reeds opge wezen, dat de heer Von Caprivi in dit opzicht nog protectionistischer is dan zijn voorganger vorst Bismarck, die in beginsel had toegegeven, dat tot verlaging of schorsing der invoerrechten op granen zou moeten worden overgegaan, zoodra de prijzen een zeker maximum hadden bereikt, terwijl dat maximum nu reeds lang is over schreden. Klaarblijkelijk is de heer Von Caprivi bevreesd, dat de heer Von Bismarck, die gewoon is met zijn eigen antecedenten nog al luchthartig om te springen, zich in den Rijksdag, die ten slotte de goedkeuring voor de verlaging der invoerrechten zou moeten verleenen, aan het hoofd der oppositie zou stellen. Verder vreest de te genwoordige rijkskanselier, dat hem het eenige middel om de toestemming te ver krijgen van de Oostenrijksche vertegenwoor diging voor het ontworpen handelstraktaat met Duitschland, zal worden ontnomen indien hij thans reeds overgaat tot de ver laging der graanrechten, zonder hiervoor als equivalent van Oostenrijk eene verlaging te kunnen bedingen van de daar te lande ge heven invoerrechten op de producten der Duitsche nijverheid. Hij wil dus die quaestie op de lange baan schuiven, want in het Feuilleton, 99 naar ANZENGRUBEK. Huilend raasde de storm om het armzalige hutje en stuwde de sneeuw op, die in dikke vlokken neerviel. Soms, bij een oogenblik windstilte, vielen de vlokken zoo dicht, dat het was of de hut er onder begraven moest worden, maar dan stak de storm plotseling weer op en veegde alles weer glad en eifen. Daar binnen, in de armoedige kamer, zaten een jong paar en een oude vrouw aan den disch voor het avondmaal, een melksoep met wat brood er in. Allen aten uit denzelfden schotel, die in het midden der tafel stond. Het vertrek was vochtig, op de wanden parelden groote droppels, ondanks de zwoele en neerdrukkende warmte, die er heerschte. Weldra zou nog een vierde de ellende der anderen komen deelen. De oude vrouw en haar schoondochter schenen zooeven getwist te hebben, en met een driftige beweging gooide de laatste juist haar lepel neer. De schoonmoeder ging voort met eten en dompelde haar lepel in de soep, maar toen ze de hand naar den mond wilde brengen, beefde deze zoozeer, dat een deel van het vocht op de tafel stortte. De jonge vrouw trok den neus op, met een uitdrukking van walging. »In elk geval, heel smakelijk is het niet om met je te eten, moeder I" merkte de jonge man op, die zich met den twist der vrouwen niet bemoeid had. De arme oude liet haar lepel vallen en begon langzaam haar boezelaar in elkaar te rollen. Na een oogenblik zei ze zeer zacht, met iets hokkends in haar stem: »Als ik je tot last ben, zeg het dan maar, dan zal ik gunstigste geval kan het Duitsch-Oostenrijksch handelstraktaat eerst op l Februari 1892 worden toegepast. Intusschen tracht hij op allerlei manieren, maar zonder veel succes, te bewijzen, dat de Nolhstand zeer overdreven wordt voorgesteld. Het is jammer, dat de heer Von Caprivi niet den middenweg heeft ingeslagen, die door den conservatieven hoogleeraar Delbrück wordt aanbevolen. Deze is volstrekt geen vrijhandelaar, en hij acht de graan rechten op zichzelf wenschelijk en nuttig, doch slechts onder voorwaarde, dat zij eene behoorlijke mate van elasticiteit behouden en niet onveranderd worden toegepast in tijden van schaarschte en duurte, Daarom zou hij de graanrechten in Duitschland voor beperkten tijd, bijvoorbeeld voor acht weken hebben willen opheffen. Voerde men ze daarna weder in, dan zou men toch het middel hebben behouden om in Oostenrijk pressie uit te oefenen ten gunste van het traktaat. Tusschen Frankrijk en de Porte zijn moeielijkheden gerezen, naar aanleiding van een bloedig conflict, dat te Bethlehem tusschen Latijnsche en Grieksche monniken heeft plaats gehad. Tusschen de vertegenwoordi gers van de Katholieke en van de Griekschorthodoxe kerk bestaat in het Oosten sedert eeuwen een naijver, die reeds menigmaal tot zeer onstichtelijke botsingen aanleiding heeft gegeven en die thans op eene gewijde plaats ergerlijke tooneelen veroorzaakte. De La tijnen en de Grieken hebben elk een afzon derlijken ingang naar de crypte, welke de legende als Jezus' geboorteplaats aanwijst, en de laatsten hebben zich, naar het schijnt, van den specialen ingang der Latijnen willen meester maken. Frankrijk maakt, zooals bekend is, aan spraak op het protectoraat over de Katho lieke kerk in het Oosten en ondersteunt in zijn eigen koloniën de Katholieke missiën op de krachtigste wijs. Deze politiek want het is eene quaestie van zuiver poli tiek, waarmede de godsdienst niets te maken heeft is ook onder de meest anticlericale ministeriën gehandhaafd. Gambetta verontschuldigde deze meer of min dubbel zinnige houding indertijd door te zeggen, wel heengaan." Toen stak ze het hoofd vooruit om het antwoord van haar kind af te wachten. Maar haar zoon, haar eenige zoon, sprak geen woord, en de blik, die uit de uitgedoofde oogen op het jonge paar viel, zei meer dan woorden. Eenige minuten verliepen in oen stilte, waarin men niets hoorde dan het eentonig getik-tak van den koekoek aan den muur. Eindelijk stond de jonge vrouw op en terwijl ze den schotel opnam om hem naar de keuken te brengen, zei ze met een hatelijken glimlach tot de oude : je ziet, er wordt je niet gevraagd om heen te gaan maar evenmin om te blijven." De wanhopige moeder keerde zich opnieuw tot haar kind, terwijl haar oud gezicht ze nuwachtig trok en de oogen knipten. De zoon had zijn oogen neergeslagen in hardnekkig zwijgen, ten laatste stond hij ook op en volgde zijn vrouw naar de keuken, waar weldra het luidruchtig lachen der schoondochter weerklonk, terwijl de jonge man zacht floot, als in gedachten wat hij doen moest. Oude Regerl wierp haar boezelaar over het hoofd en schreide lang, met bedwongen snikken. Toen stond ze op en haar tranen w gvegend, knielde ze neer voor een kist, waar uit ze eenige afgedragen kleeren nam, die ze brj elkander bond, en een paar schoenen, die ze aantrok. Eenige oogenblikken, nadat ze weer was opgestaan, bleven haar oogen ronddwalen in het vertrek, toen trad ze op de wijwaterbak toe en zegende de kamer met het gewijde water; en zich kruisende, opende zij zacht de huisdeur. De woedende wind overdekte haar, zoodra ze buiten was, met sneeuw en trachtte haar terug te dringen in de hut. »Laat me met rust, domme wind!" mom pelde de oude vrouw. »Wat wil je? Ik ben hier immers te veel tegenwoordig!" En de wind, alsof hij haar begrepen had, viel haar niet meer aan van voren, maar dat het anti-clericalisme geen artikel van uitvoer was. Er is echter aan het krachtig optreden van Frankrijk ten gunste van de Latijnsche monniken te Bethlehem ne zijde, die haar voor de algemeene politiek van Europa van meer belang maakt, dan het geval zou zijn, wanneer de strijd tusschen andere partijen ware gevoerd. Want evenals Frankrijk zich voor den aangewezen beschermer der Oostersche Katholieken houdt, kent Rusland zich dit recht toe tegenover de Grieksche ortho doxen. Wil de Porte den Franschen gezant te Constantinopel, den heer de Montebello, voldoening geven, dan moet zij Rusland's beschermelingen in het ongelijk stellen. Frankrijk treedt hier dus eigenlijk op tegen Rusland, en dit is een merkwaardig teeken des tijds, vooral als men het beschouwt in verband met de kwalijk of eigenlijk in 't geheel niet verborgen ontstemming over de scheidsrechterlijke uitspraak van den czar in de Lawa-quaestie en wan neer men eenige waarde hecht aan de ge ruchten, dat de czar het door de Fransche regeering voor eenige weken gedane voorstel tot het sluiten eener formeele de fensieve alliantie op beleefde, maar koele wijze heeft afgewezen, onder het voorwendsel dat Rusland natuurlijk het behoud van den vrede wenschte en daarom voor de voltooiïng van zijn eigen verdediging moest zorgen, maar dat het juist daarom in alle opzichten de vrije hand moest behouden en zijne be langen niet ondergeschikt kon maken aan of' verbinden met die van eenige andere mo gendheid, hoeveel vriendschap zij ook voor deze mocht gevoelen. Geen wonder dat de Figaro onder deze omstandigheden schrijft: «Alexander III is zelfstandig en absoluut. Voor hem bestaan geen egards; hij doet wat hij voor juist houdt, zonder zich te bekommeren om de mogelijke gevolgen zijner daad. Hij is een monarch uit een anderen tijd, en dit boezemt ons, eerlijk gezegd, vrees in. Wie kan zeggen, wat zal geschieden op den dag der beslissing, als men zijne hulp inroept ?" Voorloopig niemand, zal de Figaro op deze vraag moeten antwoorden. Op de Fransche chauvinisten (die gelukkig niet zoo talrijk zijn als men het elders wel eens ge blies haar in den rug, haar voor zich uit duwend, haar dwingend soms om hard voor hem uit te loopen, wat haar oude, versleten beenen zoo moeielijk meer konden. Ver dwalen kon ze niet, de weg was vlak en breed en slingerde door het woud heen naar het dorpje, waar het armhuis was. DtLar zou ze misschien wel een onderkomen vin den. Geluk verwachtte ze er niet, maar ze zou er tenminste behandeld worden als de anderen; het brood zou er even hard, maar niet harder zijn, dan van de overigen. En als er twist uitbrak, zou ze geen woorden meer hooren, die haar het hart door sneden. Wie kon zeggen wat ze geleden had tot nu? Met vastgesloten lippen ging ze voort, worstelend met al haar krachten tegen den storm. Plotseling bedaarde de wind, maar dichter en overvloediger nog begon de sneeuw te vallen. Een nevel kwam over den geest der oude vrouw. Ze voelde zich zoo moe en ging een oogenblik zitten, zich geruststel lend met de gedachte, dat het grootste ge deelte van den weg reeds was afgelegd. En de nevel om haar heen werd dikker, ze voelde haar beenen niet meer, die verdoofd schenen, noch de kille sneeuwvlokken, die op haar gelaat bleven rusten. Zoo sliep Regerl in met een weldadig gevoel van rust. * * * Toen zij weer bijkwam, voelde ze een pijn lijke trekking door al haar leden, terwijl er een groote warmte om haar heen was. Zij opende de oogen en trachtte zich te her inneren. Zij lag uitgestrekt op een grof linnen bed. Het beschot der kamer was van ruwe plan ken en voor het eenige venster zwierden buiten dennetakken heen en weer. Dat alles leek precies op de kamer van den ouden houthakker, die halfweg het bosch woonde. Op een stoel bij de kachel hing haar wol len doek te drogen en verspreidde een war men damp, die haar deed hoesten. lieft voor te stellen) zullen dergelijke over wegingen een kalmeerenden invloed kunnen hebben. In welke verhouding staat Engeland tot de triple alliantie ? Die vraag is in de laat ste dagen weder druk besproken naar aan leiding van eene «onthulling" van den Fran schen afgevaardigde Millevoye. Deze voor' malige Boulangist schijnt zich verheugd te hebben in het ta^'zonder vertrouwen van den. onlangs overleden prins Napoleon en be weert van hem te hebben vernomen, dat Engeland zich had verbonden, om in geval van een eventueelen oorlog tusschen Frankrijk en Italië, de kusten van het laatstgenoemde rijk met zijne vloot te dekken, zoodat de koning van Italiëzijn leger ongestoord zou kunnen mobiliseeren. Koning Umberto zelf zou dat zijn zwager, prins Napoleon, her haaldelijk hebben verzekerd. Wanneer men mag afgaan op het oor deel der meeste Engelsche bladen en op dat van het bekende parlementslid Henry Labouchère, dan bestaat er tusschen Enge land en Italiëgeenerlei traktaat, alli antie of r/eschreven overeenkomst. Mis schien is zelfs ook geen mondelinge be lofte gegeven. Maar wel zou lord Salisbury op verzoek van den heer Von Bismarck, aan de Italiaansche regeering hebben mede gedeeld, welke houding »naar zijn inzicht1' de Engelsche Regeering, met het oog op de belangen van haar land, zou moeten inne men bij een mogelijk conflict tusschen Itali en Frankrijk. En daar het nu juist Frank rijk is, dat zich het meest afgunstig toont op Engeland's toenemende macht in de Middellandsche Zee men denke aan Gi braltar, aan Malta, aan Cyprus, aan Egypte zou het niet twijfelachtig zijn, welke partij Engeland koos, als het zijne neutrali teit opgaf. De liberale lord Rosebery schijnt hierover juist zoo te hebben gedacht als de conservatieve Lord Salisbury. Doch op het »a/s" komt het aan, en voor het oogenblik kan men met voldoende zekerheid aanne men, dat het Engelsche Parlement, welks medewerking onmisbaar is, niet licht zal zijn over te halen tot het ter zijde stellen. van de politiek der vrije hand, die voor En geland tot dusver niet onvoordeelig is geweest. Op dat geluid keerde een man in hemds mouwen zich om en liet het hout en de pook, die hij in de handen had, op den grond vallen. Zijn gebruind gelaat vormde een zon derlinge tegenstelling met zijn baard en zijn. haren, die sneeuwwit waren. Zijn gebogen neus gaf hem het scherpe voorkomen van. een arend. De houthakker veegde zijn vochtig voor hoofd af met zijn hemdsmouw en sprak: »Eindelijk kom je dan toch bij? Ik dacht waarachtig dat ik de brand in de heele hut zou moeten steken, vóór je ontdooien wou. Hoe kwam je er toe met zulk weer op weg te gaan?" »Ik ging naar het armhuis", antwoordde zij zacht. »O!'' Hij hoorde haar alles uit. Toen zij uitverteld had, sprak hij: »Kom, kom, mijn arme Regerl, je wilt toch niet gaan sterven temidden van vreemden? Weet je wat, 't zou nog beter zijn als je hier maar bleeft. 't Is hier evengoed een armen huis en je zult er tenminste rust hebben'V »Mijn God, wat zou je willen, dat ik hier deed", riep Regerl uit. «Precies hetzelfde wat je van plan bent daarginds te doen. Niet veel bijzonders, denk ik, want op onzen leeftijd is men tot niet veel meer nut, Je zult uitrusten, dat is al." »En wat zullen ze iii het dorp gaan zeg gen ?" »Wat ze willen. Ik geloof dat we de menschen gerust kunnen laten kakelen. Er zullen misschien nog wel zijn, die zich herinneren, dat we het indertijd niet al te slecht met elkaar konden vinden, anderen zullen er groote oogen van opzetten : welnu, laat ze hun gang gaan. Om je de waarheid te zeg gen, ben ik volstrekt niet verwonderd over hetgeen gebeurd is, maar jij, arm, goedgeloovig schepsel, je bent geweest als alle vrouwen : niet tevreden voordat ze getrouwd zijn en een kind hebben. Nu ben je er ach ter, wat al die vreugde waard is. De pas toors zijn nog zoo dom niet, hè, om er niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl