Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 730
l
*n
derdaad te verdedigen is, zoolang de wetten van
het schoone nog niet ontdekt zijn. Misschien
ware het gewanscht geweest, noo mogelij k, ook
nu en dan de redenen te noemen, die tot het
subjectieve oordrei hebben geleid. Nu blijft het
in den regel hy een: dac vind ik mooi en dat
niet", wat mij wat al te. subjectief klinkt.
Het boek is goed geschreven. Menige aanha
ling vestigt de aandacht op schoone of om andere
redenen merkwaardige verzen, fraai uitgevoerde
portretten strekken tot sieraad van de twee lij
vige boekdeelen.
Ik heb slechts n gewichtige bedenking. Het
k er eene van kritischen aard. Herhaaldelijk
wjJ8t de auteur op Bilderdijk's lang niet altijd on
bewuste overdrijving, waar de dichter spreekt
van zich zelf of zijne werken, op zijne tastbare
leugens te dien opzichte. Terecht teekent de heer
Kollewijn dan ook meer dan eens aan, dat men
onzen dichter niet al te nauw op zijn woord
moet gelooven. Concedo. Maar dan mag men
de uitingen van zulk een man ook niet als bron
van kennis omtrent zijn persoon, zijne familie,
zyne vrienden, zijne levens -omstandigheden, zij ae
werken gebruiken. Dat laatste nu doet de heer
Kollewiju m. 1. nog te veel en begaat daarmede
eene fout als historicus. Zoo b. v. op blz. 341
van het eerste deel, waar op gezag van
Bilicryk allten wordt aangenomen, dat hij vóór 1805
>zélden meer dan om den derden nacht sliep, in
Brunswijk soms zeven, acht, ja tien etmalen
door(bracht) zonder zelfs in te sluimeren". (!)
Dat bij den omvangrijken Floris V »iu drie da
gen tijds" opstelde, klinkt mij ongeloofelijk.... al
zegt Bildeidijk het zelf; den heer Kollewijn blijk
baar niet.
Ik geef gaarne toe dat er bij het samenstellen
eener biografie zeer veel is, waaromtrent men
alleen van de persoon zelve inlichtingen kan
verkrijgen, maai waar die persoon zoo volslagen
onvertiouwbaar is als onze dichter en waar men
dit zelf herhaaldelijk moet toegeven, zou ik voor
mg iedere uitlating van den man zelf, wanneer
zij niet van elders, wordt bevestigd, mistrouwen.
Het blijkt bovendien uit menige mededeeling
van zijne latere «rienden, uit menige opgave zij
ner werkelijke inkomsten, dat het inderdaad lang
niet zoo erg met hem was noch wat zijn lichaam,
noch wat zijne omstandigheden aangaat als hij
zelf beweert, ja in de sttrkste bewoordingen ver
zekert.
Nog een enkel woord over die latere vrienden.
Zij Da Costa, Capadose, De Clercq, Groen van
Prinsterer, de Hogendorpen, VVap hebben
Bilderdijk bewonderd, zijn door het di.hterlijk
genie, de groote kennis, de voor hen meestal
groote vriendelijkheid van dezen man, door de
overtuiging, waarmede hij gewoonlijk sprak,
batooverd. Voor mij ligt in deze betooveriug iets
onaangenaams. Hoewel geen antirevolutionair,
betreur ik het zeer, dat genoemde edele en
geIterde Nederlanders in hunne jeugd als hun leids
man^ ja als den grondlegger hunner denkbeelden,
nebbeu vereerd een man zonder karakter, zon
der w aar heidslief Ie. Voor die mannen, voor Da
Oosta en De Clercq vooral, heb ik diepen eerbied,
vuor velen hunner groote sympathie. Ligt er niet
iets onverklaarbaars in die betoovering ? Of zou
de Bilderdijk van later jaren een ander man ge
weest zijn dan die van vroeger? Zou hij omstreeks
1810 een nieuw gevoel van sterke neiging tot
godsdienstig leven in zich hebben voelen ontwa
.ken, vooral na 1816? Zou ook zijn geest door het
ongeluk gelouterd zijn en hij onder de vleugelen
van het sterkst orthodoxe Protestantsche geloof
bescherming gezocht hebben tegen de twijfelingen
zijner ziel en de slagen van het ongeluk ? Als
simpele onderstelling is hier veel voor te zeggen
maar.... daartegenover staan de getuigenissen uit
later dagen, uit diezelfde jaren, waarin de
ge. noemde sieraden van het Nederland na 1815
tot hem kwamen om als leerlingen te zitten aan
zijne voeten getuigenitsen van dezelfde over
drijving, hetzelfde gemis aan waarheidsliefde, het
zelfde gebrek aan karakter, dezelfde grenzenlooze
ijdelhei i, dezelfde kwaadaardigheid, dezelfde
oteerlijkheid. Teleurgesteld wendde ik mij af van de on
derstelling en ik kwam tot eene andere: zij, vurige
jongelingen als zij waren, hebben zich iu hun
verklaarbaar enthou-iasme voor den ouden strij
der tegen den geest der eeuw" een Bilderdijk
geschapen, zooals hij niet was. Hunne jeugd,
zijn ouderdom, hun medelijden, zijn toenemende
geastrerzwakkiDg hebben hen een Bilderdijk doen
zien anders en beter dan hij was en dan zijne
oudere tijdgenooten hem kenden, hem maar al
te goed kenden.
Groningen, Juni 1891. P. J. BLOK.
(1) Dr. E. A. Kollewijn, Bilderdijk, zijn le
ven en zijn werken, 2 deelen Amst. v. Holkema
en Warendorf, 1891.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Het portret van Molike door Mevr. Vïlma
Parlaghy. Men schrijft uit Berlijn van 12 Juni:
Mevr. Vilma Parlaghy, wier uitstekend portret
van Windthorst op de schilderijententoonstelling
van het vorige jaar een welverdiende bewonde
ring verwekte en de kunstenares op eens als een
eerste in haar vak had gekenmerkt, zou op deze
internationale tentoonstelling van het jaar met
een portret van Moltke verschenen zijn, zoo de
jury haar werk niet had afgewezen. Deze zaak
werd spoedig bekend en wekte bevreemding. De
schilderes stelde het afgewezen portret in haar
eigen woning ten toon, voor een kleinen kring
van kunstkenners, en dezen verlieten hoofdschud
dend het atelier. Het hoofdschudden gold de
jury, niet mevr. Parlaghy. Nu is het veelbe
sproken schilderij in Schuite's Kunstsalon",
Unter den Linden, ter openlijke bezichtiging gasteld,
en de kunstlievende bezoekers stellen zich ge
heel aan de zijde der kritiek, die de uitstekende
eigenschappen van het stuk met warmte erkende
en het oordeel der commissie van toelating on
begrijpelijk vond. Want men heeft hier niet
te doen met een stuk dat er nog wel mee door
gekund had", maar met een inderdaad
voortreffeujk werk, zoowel wat de gelijkenis van het ge
schilderde als wat de schildering zelf betreft. De
gestorven generaal-veldmaarschalk, die voor de
kunstenares kort voor zijn dood meermalen heeft
geposeerd, kon zelden zoo ^vertuigend en zoo
natuurlek weergegeven zyn in zijn menschelijke
eigenaardigheid. Op een hoogen Florentijnschen
leuningstoel gezeten, de armen op zijde gesteund,
ziet h\j tegelyk welwillend en nadenkend voor zich
uit, zonder dat er iets van een theatrale houding
te bemerken is. De linkerzijde van het fraai
gemodeleerde hoofd, in de schaduw liggend, is door
reflexie verlicht, frischheid van kleuren brengt
de geheele gestalte door en door plastisch naar
voren op den groenachtig zwarten achtergrond;
de breede en vaste beheersching van het penseel
vermijdt al het kleine en kleingeestige. De
moeielijkheid in het coloriet, ontstaan door de nauwe
lijks merkbare tegenstelling van het rood der
rokopslagen met het karmozijn der stoelleunin
gen is allergelukkigst opgelost: de geheele uit
drukking van den persoon laat naast een manne
lijke wilskracht een vrouwelijke fijne gevoeligheid
opmaken, die met het gelaat van den geschilderde
zoo geheel overeenkwam. Met dit stuk, dat niet
recht bewonderd wordt en werkelijk niet tot roem
zijner weigeraars hier hangt, is aan de groote
tentoonstelling een sieraad ontnomen, dat nog des
te meer aanspraak op waardeering gemaakt zou
hebben, 'omdat het het aandenken van den grooten
doode op waardige wijze verlevendigt, een lof,
die aan Moltke's portret door Anton von Werner,
dat nu in de eerezaal hangt, helaas niet mag
worden toegekend.
Van eene Internationale Tentoonstelling tot
Bsvordering der Fotografie, te houden in Amster
dam Sept.-Oet. 1891, wordt ons het programma
toegezonden. De tentoonstelling zal uit drie
afdeelingen bestaan. Afdeeling A is open voor
personen, welke het maken en verkoopen van
fotografieën of andere beelden, door fotografie ver
kregen, als hun beroep of o tderdeel daarvan,
uitoefenen. Zij kunnen inzenden: portretten;
groepen en genrebeelden; vergrootingen; repro
ductie, niet naar fotografieën; fotografieën van in
beweging zijnde voorwerpen; serie-fotografieën;
landschappen en intereurs; beelden, naar foto
grafische negatieven verkregen door mechanische
drukmethoden.
Afdeeling B is open voor amateur-fotografen.
Hier worden verlangd: genrebeelden en interieurs;
fotografieën van in beweging zijnde voorwerpen;
landschappen en stadsgezichten; fotografieën, op
genomen met zoogenaamde hand- of detective
camera's; lantaarnplaten, diapositieven op glas,
ge-chikt voor projectie; landschappen opgenomen
in Nederland; fotografieën van in beweging zijnde
voorwerpen. De twee laatste rubrieken zijn alleen
open voor amateur-fotografen, welke in Nederland
gevestigd zijn.
Afdeeling C is bestemd.voor fabrikanten van
apparaten, preparaten en utensiliëu, betrekking
hebbende op fotografie of aanverwante weten
schappen.
De prijzen zullen bestaan in afdeelingen A en C
uit medailles en diploma's en in afdeeling B al
leen uit medailles.
Inzendingen moeten voor l September 1891 in
Amsterdam aanwezig zijn.
De jury zal bestaan uit 3 tot 5 personen
(nietinzenders, of inzenders buiten mededinging).
Alle aanvragen of tnededeelingen, deze tentoon
stelling betreffende, moeten gericht worden aan
den Isten secretaris der regelingscoimnissie Chr.
J. Schuver, Amsterdam, P. C. Hooftstraat 72.
De Vereeniging St. Lucas zal Zondag 21 Juni
a. s., in de kunstzaal van het Panorama-gebouw,
Plantage alhier, eene tentoonstelling openen,
van schilderijen, schetsen, beeldhouwwerken enz.
De expositie zal bestaan uit ongeveer een
100tal werken van jonge artisten.
TOONEEL EN MUZIEK.
Vhtgheid is geen hekserij. De gevangen genomen
reizigers van den Orient-Express hebben nauwelijks
hunne vrijheid weergekregen en zijn nog niet eens
tot hun huiseljjken kring teruggekeerd, of zij zijn
reeds ten tweeden male overvallen en wel door
drie vrijbuiters : een componist, een dramaticus en
een pantominedichter. De gebeurtenis die dagen
lang de wereld der lezers in spanning heeft gehou
den, zal naar den stelregel: men moet het ijzer
smeden, terwijl het heet is", voor de recette der
schouwburgen geëxploiteerd worden, en in een
oogenblik is z\j in drieërlei vorm voor de wereld
der planken opnieuw verrezen,
Victor Hollander is de componist van een
burleske operette Oriënt express, die den aanval, de
uitplundering en de bevrijding der reizigers be
handelt. De vervaardiger schijnt van den stam van
de Vliegende Hollanders" te zijn. De drama
dichter is nog niet geheel klaar gekomen met zijn
werk, maar belooft het nog ontbrekende op aan
vrage per ommegaande te leveren. Zijn werk is
getiteld Der Ueberfall von TschtrkesJcoy.es. werd
het eerst aan den directeur Blaser van het
Weener Carl-Theater, aangeboden, die op dezen dich
terlijken aanval blijkbaar niet voldoende was voor
bereid en het manuscript heeft teruggezonden.
Als de derde van de bewerkers treedt Herman
Wegner op, die eene pantomime vervaardigd
heeft, genaamd, Der berfallene rientzug of
Türkisc/ie Banditenstreiche. Is volgens Schiller de
jeugd spoedig met het woord gereed", de heer Weg
ner was, zooals men ziet, spoedig klaar zonder
woorden. De muziek is door Franz Klaile gele
verd; het stuk heeft vier bedrijven : 1. Das
Volksfest in Kirkilisseh, 2. der Ueberfall des
Eisenbahnzuges, 3. lm Gebirge, 4. Die Befreiung. De schrij
vers bevelen hun werk den directeuren met aan
drang aan: De handeling is spannend, maar te
gelijk zeer humoristisch". Dit maar" is op zich
zelf reeds humoristisch.
Uit Petersburg wordt geschreven:
Anton Rubinstein, die de volgende maand Rus
land voor langen tijd verlaat, zal zich, zooals men
beweert, voorloopig naar Dresden begeven, om
daar in stille afzondering zijn oratorium Mozes en
tegelijk eene nieuwe Russische, nog niet betitelde
opera te voltooien. Buitendien, zoo vernemen de
Petersburger bladen, is de Russische maestro ook
nog van plan, te Dresden een onlangs begonnen
letterkundig werk over muziek" te voleinden.
Wanneer Anton Rubinstein naar Rusland
terugkeeren zal, is voorloopig nog niet bepaald.
Petersburg zal in het volgende saizoen behalve
de keizerlijke Russische opera nog een permanente
Russische particuliere opera in het Kleine The
ater" verkrijgen. Een schatrijk aristocraat, te
vens groot muziekkenner, heeft namelijk de noodige
middelen daartoe verschaft en contracten gesloten
met uitmuntende zangers en zangeressen. Zoo ver
telt men althans in de residentie en noemt daarbij
den naam van graaf Scheremetjew.
Van Zola's roman Le rêve, is door hem zelven
met Louis Gallet een libretto voor een op
racomique gemaakt; de muziek is gecomponeerd
door Alfred Bruneau, een kalm Wagneriaan ; deze
week zou de opera opgevoerd worden. Omtrent
het succes is nog niets te voorspellen ; Bruneau
heeft een zeer eenvoudig orkest gebruikt.
Sigrid Arnoldson is met veel succes als Migwon
in de Opéra-Conmjue te Parijs opgetreden, waar
zij sedert l Juni een engagement heeft.
Bij de gala-voorstelling in de Italiaansche opera
te Londen op 5 Juli, ter eere van keizer Wilhelm
door de koningin bevolen, wordt de prijs van een
fauteuil d'orchestre van l guinje op 8 guinjes (96
gulden) gebracht. Hofcostuum is voorgeschreven.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
De Maatschappij van Letterkunde te Leiden
hield Donderdag 16 Juni hare 124e Jaarlijkschc
Vergadering, onder voorzitterschap van Prof.
Fockema Andries die haar opende met eene rede
over het wezen en de beteekeriis dor verleening
van stadsrechten in Nederland.
Tot binnenlandsche leden zijn benoemd: dr. P.
II. Ritter, te Amsterdam; mr. W. J. van Weide
ren, baron Rengers; mr. R Fruin Th. Azn.; dr.
G. Heymans, te Groningen; dr. C. C. Uhlenbeck,
te Leiden; dr. G. M. Slothouwer, te Rotterdam;
dr. F. A. Stoett, te Amsterdam; dr. W. Galand,
te Breda; C. II. den Hertog, te Amsterdam; jiir.
mr. W. F. Rochussen, te 's-Gravcnhage; dr. A.
W. C. Borns, te Amsterdam; dr. J. II. Groene
wegen, te Amsterdam; mr. C. A. Marchant, te
Leiden; P. van Eeghen, te Amsterdam; P. II. van
der Kemp. te Batavia; W. P. Groeneveldt, lid
van den Raad van Fed. Indië; dr. C. H. van
Rhijn, te Groningen; mr. A. J. Andreae, te
Kollum; mr. W. A. Reiger, te Groningen; mr. G. H.
Betz, te 's-Gravenhage; mr. R. E. Hattink, te
Almelo; F. Netscher, te Rotterdam; dr. H. IJ.
Groenewegen, te Dokkum; J. A. Tours, te Am
sterdam; J. C. A. Ilezenmans, stads archivaris te
's-Hertogenboscb.
Buitenlandsche: J. Vercoullie, te Gent; F.
Lapidoth, te Parijs; Henri Stein, te Parijs; mr. J.
Ermerins, te Parijs; Fr. W. Cuno, te Edigehausen.
De Frankfurter maakt zich grappig boos, omdat
een artikeltje van haar Parijschen correspondent,
den geleerden en geestigen Karl Vogt, door de
Herliner Post is overgenomen als van een
zekeen heer Vogt."
; Wij veroorloven ons," zegt de Frankfurter,
de redactie der Post er op opmerkzaam te ma
ken, dat zij over een zekeren Vogt, die met n
zekeren Desor bij een zekeren Agassiz werkte, in
ieder Konversationslexicon nadere informatiën
kan inwinnen."
Uit Würzburg wordt geschreven van 12 Juni:
Hofrath Friedrich Wilhelm Scanzoni v. Lichtenfels,
de bekende gynaekoloog, is te Zinneberg gestorven.
Hij was den 21sten December 1821 te Praag ge
boren en van 1850 tot het einde van 1887 als
professor aan de hoogeschool te Würzburg werkzaam.
BUFFALO-B1LL.
Ik heb Buffalo Bill gezien, Buffalo-Bill met
zijne roodhuiden, zijne Mexicaansche vaqueros,
zijne paarden en zijne cow-boys. Ik heb hem
gezien, rijdend aan het hoofd dier wilde of half
wilde menschenkinderen uit het geheimzinnige
Far-West. Ik heb hem gezien, niet in die onaf
zienbare prairieën, waar de bergen hoog zijn eu
het gras lang; niet ondtr die heldere luchten
waar de Zonne verzengt; neen, ik heb hem ge
zien in de vlakte van Ten-Bosch te Brussel. De
bergen hier zijn gereduiseerd tot hoogtjp», het
gras is zeer kort zoo'n heel deftig grasje ;
van wilde beesten geen noemenswaardig spoor,
en de lucht is'koud en nat en somber. De prairie
van Ten-Bosch is niet onafzienbaar, afgesloten
als ze is met planken. Gaat er maar zonder
vrees binnen ; om verrassingen van lassos of aan
vallen van wilde stammen hoeft ge u niet te
bekommeren; de heeren Roodhuiden aan de poort
zijn mak als kanarievogeltjes.
Het foyer is door een zeil van de eigenlijke
prairie gescheiden. Een teeken, dat doek schuift
weg; wel veertig, in vogels verkleede ruiters
komen wild dravend tot voor uwe voeten ge
reden, en groeten 't publiek, zoodat ge wel moet
bekennen dat die Eoodhuiden edukatie ontvangen
hebben.
Want dit zijn Roodhuiden. Consulteer het pro
gramma. Inderdaad, hun aangericht is rood. Ze
zijn onversaagd te paard, leest het programma.
Waarlijk, ze rijden twee, driemaal met snelheid
rond, en tuimelen niet in het zand. Het publiek
juicht toe. Ze vallen eene diligencie aan (dewelke
eene zeer slechte reputatie blijkt te hebben), en
worden door de cow-boys verjaagd. Ze zitten
eenen troep verhongerde uitwijkelingen op de
hielen en worden door de cow-boys verjaagd. Ze
dansen nationale dansen en zingen en spslen
tam-tam. Ze werpen den lasso en schieten op
bisons, echte bisons en eenige soort, meldt alweer
het programma. De gewetensvolle bisons loopen in
in het rond, lijf tegen lijf, gelijk de pasrdjes van
eenen paardjesmolen op de kermis. Die wilde
Indianen vuren op de arme bisons, maar dragen
wel zorg dat de lading geene prop raake, anders
zouden bisons kunnen gekwetst wor !en, en dan
kregen de wilden observaties van den baas. Ik
heb ergens gelezen want papier is verdul
dig dat zulke dieren wel eens treinen in
Amerika durven ophouden, gedurende verschei
den dagen, door zich in massa voor het
lokomotief te werpen. Deze bisons echter zijn al te
vreedzaam om zoo iets slechts te durven denken.
Ook kan ik verzekeren dat de kwade naam dezer
beesten in Europa voor drie vierde te wijten is
aan de leugenachtige biljetten en etiketten der
Vleesch-Extract Companies.
De cow-boys springen op den rug van tamme
ontembare backirig-horses (Mustang»), en hou
den er zich op met tamelijken goeden wil.
Colonel -Büffalo, te voet of paard, schiet naar
witte ballekens, door een zijner discipelen in de
hoogte gegooid, en treft, er zooveel als 't hem
lukt; immers, naar gieren of arenden kan hij
voorloopig niet mikken: ons verachterd landeke
heeft er geene te zijuer beschikking.
De paarden lateu zich streelen en weten zich
te gedragen zooak 't past bij deftige gezelschap
pen. Ze stampen niet. Ze hinniken niet. Ze laten
zich den lasso om den nek werpen zonder
onbeleefden tegenstand te maken.
Heere! gaat daar niet eene rookwolk in de
hoogte? Wellicht staat de prairie in vlam. Och,
neen, vlucht maar niet; 't is een hoofdman die
zijne pijp aansteekt, het spel is geëindigd. Wat
moet ie krachtige man krachtigen tabak smo
ren: zoo'n tabakske uit de prairieën! Helaas, het
merk op zijn tabakzak verraadt hem,'t is slechts
Semois van het Vossepleintje.
Kijk, hier vindt ge nu ook de wig-wama der
Indianen; zeer primitief, eenvoudig en slecht.
Hier wonen de lui en betalen geene contributie.
Daar we niet in de prairieën zijn die uit het
Far-West is de vijand gemakkelijk op
eerbiedigen afstand te houden, alleenlijk bij
middel van een gespannen ijzerdraad. De tenten
der kolonels en kapteins en luitenanten zijn balf
geopend. Geriefelijfc gemeubileerd met tapijten
eu Europeesche stoelen en secrétaire. In enkele
woningen is een open vuurtje aanwezig dat fel
gekookt wordt (Juni te Ten Bosch staat gelijk
met December onder andere breedten). Voor de
Indianen teut court bestaat het element, dat
Prometheus den lever ko tte, uit twee brandende
stukken hout op een dito getal roode klinkers.
(Hildebrand, die bestaan!)
Later op den dag zult ge de Eoodhuiden ont
moeten omtrent het midden der stad, ia open
rijtuigen (Brusselsche Monopools) Buffalo wil zijn
volk de merkwaardigheden toonen, maar die
woeste wezens hebben geen oog daarvoor; onze
schoonste wig-wamslaten hen onverschillig. Hunne
harten-zijn wel ia het Far West Hunne on
tembare vrijheidszucht, hunne ingeboren fierheid,
dat heeft men bij deze Indianen niet kunnen
fnuiken, 't I» hit eenige wat in hen niet valsch
scheen.
De cow-boys en Indianen zijn voor Euro
peesche be.-chaving zeer vatbaar; ze weten de
hoedanigheden vau onzen gene «er op prijs te
stellen, smoren cigarettes fin de ziedt en geven
drinkgeld aan de garcons der koffiehuizen die
ze met hun bezoek vereeren. Eene oude
Indiaansche heb ik met de meeste voldoening uit
eene Duitsche doos zien snuiven.
De tocht van Buffalo is ongemeen leerrijk
voor zijne volgelingen. Wanneer ze nu zullen
teruggekeerd zijn in hunne prairifën (daartoe
helpe hen God en president Harrisson!), en hunne
wig-wams zullen mogen planten in langgemisten
grond, wat gaan ze weten te vertellen van onze
Europeesche gewesten'
Ook voor ons heeft de omreis van Buffalo heur
nut gehad: thans weten onze bengels hoeveel
voordeel er te trekken is uit den lasso voor het
stroppen van honden, katten en ander wild ge
dierte onzer prairieën (of soms ook van voorbij
gangers 's avonds); voortaan wordt de eereiitel
Buffalo Bill het loon van hem die 't ergst den
meester kan trêtcren of het vaardigst belleken
weet te trekken. Onze meisjes verven nu hunne
poppen rood en maken Indiaansen brood roet
maïs en melk, of plagen hunne ouders om een
karabijn voor haar te koopen, daar ze ook wil
len leeren schieten gelijk Miss Oakley. Zooverre
gaat de indruk, dat mijne moeder, die voor haar
plezier een baan houdt, het beest den toegang
van het voortuintje heeft moeten ontzeggen, de
wijl de snaken der buurt het arme dier levend
pluimden om zich te kunnen tooien in Rood
huiden !
Maar ik wil geen kwaad zeggen van den man
en zijne mannen. Vraag echter den echten Brus
seleer niet wat hij er van denkt, want hij zou
u antwoorden: »Bluf, allo!"
HERMAN BOGAERD.
Brussel, Juni 1891.
MENSCHEN AAN DE MARKT!
Wie tegenwoordig de weekmarkten bezoekt te
Joure, Sneek, Bolsward en andere plaatsen in
dtn greidhoek van Friesland, ziet eeu schouw
spel, dat lang in herinnering blijft.
Langs het marktplein staan arbeiders meestal
op klompen' met zeis over den schouder en
blauwen zak op den rug, vastgehouden door een
paar grijze kouse», die als draagriemen dienst
doen, die eiken boer aanspreken met deze woor
den : «Boer, heb je ook een mier (maaier)
noodig ?" De boer kt ert zich om en antwoordt,
als hij al voorzien is, met: ik heb er al, of ik
heb dit jaar maar twee noodig, het gras is zoo
min.''
Is er oen boer, die deze maaiersche werkkracht
koopen wil, dan blijkt duidelijk boe evenals
op de beestenmarkt ook bij dezen koop de prijs
af hangt van den aanvoer der markt en de vraag
der koopers.
Nauwelijks heeft hij zich uitgelaten dat hij
masiers in dienst wen?cht te nemen, of de werk
krachten komen van alle kanten opdagen en de
hardel begint. Al dadelijk blijkt hoe sterk de
concurrentie tusschen deze arbeiders is, al is zij
ook gerechtvaardigl, omdat velen werk moeten
hebben, willen zij met huisgezin spoedig geen
honger lijden.
De boer vraagt wat het loon is dat men vraagt
per mad, na gewoonlijk eerst al te' hebben mee
gedeeld, dat hij geen pl?n heeft, zooals ver1 eden
jaar rijksdaalders of 55 stuivers te geven, dat er
EU het er zoo slecht voorstaat en hij zoo
duur hooiland gehuurd heeft lang niet af kan.
De aanbiedingen volgen nu, het gaat als op
een boelderij bij den omroeper, doch iu
tegenovergestelden zin, men biedt zich hier telkens
voor minder loon aan. Ik doe het voor ?2.25
zegt de een, ?2.15 zegt de ander, een derde wil
voor ?2.00, nog een dubbeltje minder zegt een
vierde en niet zelden wordt als men het zoo
noemen mag de koop gesloten voor ?1.80,