De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 21 juni pagina 7

21 juni 1891 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

De herstemmingen in Friesland. FRIEZIN: Daar ben ik voor 't laatst met mijn wafeltjes, juffrouw. ... in het vervolg kom ik alleen met boerenjongens. SNUIFJES. Een mooie instelling toch, die Maatschappij \OOT Nederlandsche Letterkunde te Lalden ! Dit jaar heeft zij weder vijfentwintig men schen gestempeld tot beroemde Nederlanders in spe en hun aanspraak verleend op eene yereerende levensbeschrijving, als zij tot hun .jongsten snik hunne contributie tijdig hebben betaald. De lauweren de posthume name lijk zijn bij ons heusch niet duur. Maar waarom heeft de Leidsclie Maat schappij hare eeregalerij slechts voor 25 van ?de . ik geloof wel 80 of' 85 aspiranten ge opend ? Kan Nederland ooit te veel beroemde mannen krijgen ? Het Handelsblad heeft dezer dagen mede gedeeld, dat de Porte een aantal bataillpns heeft uitgezonden om de oproerige Assyriërs te bestrijden. Ofschoon nu dit bericht niet van den Van-Dag-tot-Dag-man, maar van den Van-Naeht-tot-Nacht-man afkomstig is, schijnt het mij toch toe, dat de phantasie den steller parten heeft gespeeld. Eerst heb ik in dit bericht een diepe symbolische beteekenis gezocht, en als in het volgend nummer was vermeld, dat de sultan troepen had uit gezonden tegen dePhoeniciërs, de Carthagers, de Hyperboraeërs, enz., dan zou ik hebben gedacht, dat een satire op de achterlijkheid van dfen Grooten Turk was bedoeld. Maar nu zou ik haast gelooven, dat de Van-Nachttot-Nacht-man een beetje slaperig is geweest en dat hij van Assyriërs sprak, toen het tele gram den stam der Assyrs in Yemen bedoelde. Zoo ziet men alweer, dat zelfs groote geesten niet altijd met hun tijd meegaan! * * * Zou het waar zijn dat Schaepman alleen len gevolge van een onbescheidenheid, bij den Aartsbisschop op Goeden Vrijdag heeft ge dineerd ? De Tilburgsche CL zegt het, met ver melding van de bron. Doch ik geloof niet dat Schaepman bij die gelegenheid on beschei den heeft willen zijn Veeleer houd ik het er voor, dat hij juist eens zijn bescheidenheid wenschte te toonen. De Aartsbisschop had gezegd: yals de heeren geestelijken genoegen nemen niet wat ik hel), dan zijn zij uitgenoodigd" en nu was Schaepman de eenigc, die het eenvoudige voor lief nam, en alzoo het boos gerucht logenstrafte als zou een goed maal bij hem boven alles gaan. * * * »Van nu tot Dinsdag moet er bij dagen en bij nachten geijverd, rondgegaan, gespeurd en gecontroleerd worden," zegt de Standaard- Bij dagen vind ik goed, men moet zijn best doen. Maar bij nachten.... ? Ik had niet durven denken dat er onder de anti-revolutionairen zooveel nachtbrakers waren. Zou het heusch noodig wezen ook des nachts hen na te speu ren en te controleeren? Dit schijnt mij vreemd toe. JULIUS PRUTTELMAN BROMMEIJER. Ik heb van de week nagedacht over die geschiedenis met de prins van Wales. Dat is een zeer dwaze historie. Je kunt er uit zien, hoe deEngelschen nog veel meer bedorven zijn door die satansche Fransche revolutie dan de Franschen zelf en in elk geval tien maal meer dan onze kleine Hollandsche natie. Daar heb je nu een kroonprins, die niets te doen heeft, dan zalen in te wijden, gedenksteenen te leg gen, diners bij Ie wonen, met zijn oude moeder op de hof etiquette te passen ; iemand, die ofschoon hij al grootvader is, zijn vader nog niet in de zaken is opgevolgd, enfin een persoon, die zich allerjammerlijkst verveelt en natuurlijk zoo zijn eigen liefheb berijen heeft gekregen. De man heeft pleizier in een spelletje, een beetje baccarat; hij heelt het land aan valsche spelers, en houdt er daarom zijn eigen fiches op na; omdat hij veel van huis is, neemt hij zijn speelgerij mee op reis, precies als een ander zijn photographietoestel, zijn schetsboek of zijn veldfiesch, en aangezien hij weet, dat er onder zes spelers altoos een is, die wel yalsch zou willen spelen als hij kon, kijkt hij goed uit zijn oogen, en heeft zich gewapend met een stukje krijt, om er voor te zorgen, dat de lui ver genoeg van hun spel afzitten opdat ze geen gauwigheden kunnen doen ; kortom een consciëntieus man, maar die dan toch voor een honderd pond of wat door een van zijn vrienden wordt in den nek gezien, en omdat die oplichter een kolonel is en een vriend, hem niet aanklaagt bij diens superieuren. den vent dus dood eenvoudig laat Joopen. En wat zie je nu gebeuren in liet defiige Engeland ? liet geval wordt bekend, en in plaats dat ze het nu in den doofpot stoppen, zooals het behoort, als er iemand van naiun en fatsoen bij zoo'n smerige geschiedenis hutrokken is, praten ze er over, goed, dat zouden we hier ook doen, neen, maar wordt het een rechtszaak, jandon. Waarachtig, een rechtszaak, waar de kranten het druk over hebben, en dat gaat links en rechts te keer tegen den Prins van Wales, alsof' In; een doodgewoon burgerman was, znodat /'. 11. zich genoopt zag zijn vcrontschuldigiiigon :ian liet publiek aan te bieden bij monde van den Minister in het parlement. Ik vraag wai Mijn er op die manier van onze voorrechten over? Neen, dan leven wij hier toch in een ander land. Stel dat een nederlandsche kroonprins ook eens tot zijn vijftigste jaar kroonprins had moeten blijven en uit verveling een lief hebberij had gekregen, die niet algemeen in den smaak viel, of dat een zijner vrienden iets had gedaan, wat dezen zijn positie in het leger had behooren te kosten, zou men dan hier ook zoo revolutionair ontaard zijn geweest, om een prins van den bloede, een troonopvol ger, daardoor in opspraak te brengen ? Ik wil er mijn hoofd onder verwedden, dat wij allen te zamen de zaak verdonkeremaand zouden hebben. We mochten op de sociëteit onder mekaar er over gepraat hebben, maar we zouden er in de krant geen letter over gelezen of geschreven hebben, alleen mis schien dat de kolonel verplaatst was, of be vorderd werd orn hem met schik een beetje uit de buurt te kunnen sturen. Zoo doen wij hier die dingen af, en zoo komt het, dat bij ons het prestige van groote menschen be waard blijft, Ik vroeg zoo pas : wat schiet er op die Engelsche manier van onze voorrech ten over r1 Ik zeg van OHÏC, al stel ik mij niet op n lijn met den Prins van Wales. Maar het spreekt immers vanzelf, dat wij als groot handelaars, hetzij in 'goederen, hetzij in effecten als anderszins, allicht eens een dobbelpartijtjc uitvoeren, al heet dat nu juist niet bac carat, en ook dat er onder onze lui soms een is, die zich aan geen krijtstreep, zelfs niet aan een inktstreep stoort ; de een of ander die zijn handen niet kan thuis houden, en j die van die heelc diepe broekzakken heeft, | zoodat het zonde zou wezen, als hij er niet een portemonnaie van een ander in wegborg, en die dat dan ook werkelijk doet. Nu daar zou ik heel wat voorbeelden van kunnen opnoe men, en ik niet alleen, maar verscheidene mijner vrienden van de Bocht, doch denk je dat wij daar lawaai over maken, mede zouden werken om een vervolging in te stellen V We \ zijn wel wijzer, en fatsoenlijker. Wc houden i niets van die plebeïschc drukte, die op zijn j engelsch >=publieke opinie" heet, we smoren , dan zoo'n zaak; we waarschuwen den patiënt, en j gelukkig zijn de wetten en het recht hier te ? lande dan ook zoo ingericht, dat ieder, die i niet al te onnoozel is, tijd heeft om zich te ! verwijderen. Maar zooals ik zeg, verwijderen behoef je je niet eens; ''t moet al heel gek i wezen, als je hier niet zou kunnen blijven, ; want we helpen meikaar; we vormen een | kring, waarin geen onbescheiden verklikker wordt toegelaten ; wij dulden geen recher cheurs in onze omgeving, wij doen zelf' recht, : en dat is een soort van recht, dat niet onder de zondige menschen bekend is. maar alleen '? onder do Christenen van de Kocht en van de Blaak en van nog een paai1 ? beroemde. buurtschappen in Nederland. Wij bcdc-ki ken alle dingon. waar een steekje aan los is, niet den mantel der liefde. Och, hemel, wal 'neb ik op mijn levensweg al een aantal van die mantels noodig gehad... voor anderen. Voor nie zelf heb ik /e lot nog loe kunnen mis . ofschoon eens.... enfin dat doet er nog tieren, die hij in zijn eigen staten, zelfs met zijn kranige polizei,! er maar niet in. houden kan. Is altoos onbe.-cheiden om ove aaiM'happij hebben, die heel wat honger slaat dan hare zustei1 in Kngetn. * ;i dat de Prins van Wales volsuvkl geen excuus zou hebbc-n behoeven ie vragen, als i'ij heljeen er niet zijn baccarat is voorge vallen... beleefd had tusr-eiien de l'irerhisehe en L.'-idi'-'/liesiraat. M. i. is de Bocht het vei ligste plekje van heel Kui'opa, en daarom kun ik oppe.rbc/st begrijpen dal. keizer Wil helm haar eens wil zien. Trouwen.-:, hij zal wel vee! van on-i gehoord hebben, e:i weten, dat al die ouderwetsche burgerdeugden hier VER- EN HERKIEZINGSSPRE EK WOORDEN. Baslcrt. Zucht wat, jagertje, dan breekt het lijntje niet. Bax. Alle hout is geen timmerhout. Mr. W. H. de Beaufort. Een goede naam is beter dan olie. Borefl. Lange wegen leggen tusschen doen en zeggen. Borgesius. Hec hemd is nader dan de rok. Jhr. C. M- Brantscn, Uit het oog, uit het hart. Gecrtfic.mri. Men moet niet hei!" roepen, vóór men over de brug is. Van Gilse. Een rollende steen gaart geen mos. Glctcltman. Wie den naam heeft van vroeg op te staan, kan lang in bed blijven. llaffmans. Stuur een kat naar Rome, die zegt miauw" als ze terug komt. Ilc.cmslxrk. Hebben is hebben en krijgen is de kunst. Ileldt. Een goed woord vindt een goede plaats. Van tier Kaay. Hij laat zich de kaas niet van zijn brood eten. J)c Kanicr. De aanhouder wint. Keucltcnins. Krakende potjes duren 't langst. Land. Recht door zee is de beste weg. Mr. J. A. Leri/. Oude liefde roest niet. Levysohn Xonnan. Men moet zijn licht niet onder de korenmaat zetten. 'Licfuiifl:. Blaffende honden bijten niet. De Meijicr. Al regent het varkens, Jan Salie krijgt er geen borstel van. Mi'. W. Jl. J..lïoiiaardx, Zoo wijs als Salo mo's poes, die van wijsheid van de trappen viel. SiJiacjmian. Een oude rot in den val. 'lak van Poortilici. In troebel water is. 't goed visschcn. Tnaaylino. Kleine potjes hebben groote ooren. Tirtth. Wie A heeft gezegd moet ook B zeggen. Vu n der VH/Jm. Wat Hansje niet leert, zal Hans niet weten. I'IIK i!f V\~arl. Wie een hond wil slaan kan altijd wel een stok vinden. Van ll'erdc r/ïit Jj/jkrcld. Eén bonte kraai maakt nog geen winter. Z'/aijrr. Veel gosehreeuw en weinig wol. IL'itdclxlilad. Nood leert bidden. * * * MORAAL: Wie 't lest lacht, lacht 't l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl