Historisch Archief 1877-1940
' "i.
DB AMSTERDAMMER, "WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 731
l
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL IE AMSTERDAM.
Schouwburg Frascati: De Prinses
van Trebixonde.
Salon de Varietés: De bedelares.
Tivoli: De helden van den
hedendaagschen verkiezingsstrijd.
Bn de heeren Prot volgen de Prinsessen el
kander op. Na Prinses Colombine wordt in den
schouwburg Frascati nu de Prinses van Trebix-onde
vertoond.
H.H. was eigenlijk slechts een waseenbeeld uit
de verzameling van den ppelkbaas Cabriolo,
maar door een onherstelbare verminking waarde
loos geworden. Zanttla, de bekoorlijke dochter
van Qnbriolo, heeft toen voor ene voorstelling
zich in de plaats van de prinses gesteld en juist
o|> <fien dag bezocht Prins Rafael de kermisten!;
IHJ wnschotrw'de het levende beeld en werd
smoorlyk verüefd.
Zanetta's lot verandert echter weldra. Haar
vader heeft een lot genomen in de verloting van
een kasteel en den prijs, naar het schijnt ook met
de middelen om ruim te leven, gewoimen.
Zoo vindt de prins Zanetta als chatelaine terug
ea «fyoedig genoeg weet hij tot een huwelijk met
zjjne aangebedene te geraken.
/Het is als de spellebaas Cabriolo en als de
paljas Tremolini, dat d« heeren Kreeft en Kelly
een ocgelocflijk succes hebben, maar zij zijn dan
ook weer onbetaalbaar.
Deze heeren hebben altijd het groote voordeel
geheel in hunne rollen op te gaan. Men
herkent de gelaatstrekken, de stemmen, maar ver
dier zijn zij geheel de personen, die zij voorstel
len. Het karakter van die personen vindt men
tot In de bijzonderheden, tot in hunne kleederen
terug. Als Kreeft bv. eigenaar van het kasteel
i» geworden, heeft hij zijn acrobaten pak j e uit
getrokken en zich een mooi huisjasje aangeschaft,
v*n znlk een typisch snit echter dat men
dadelijk den oud-spullebaas verklapt ziet. Kelly,
die zijn meester als kamerdienaar gevolgd i*,
?verraadt zich meer door zijn gedrag : een bui
teling, een sprong over tafel heeft de oud-clown
nog noodig als het dagelijksche brood. Mevr.
Wssteihoven, in Cabrioh'a tent de sterke dame,
staat ook nog steeds gereed tegensprekers met de
Boodige snelheid te doen vertrekken.
Het is het groote gebrek van mej. Terhoeven,
dat rij zich geene moeite geeft voor degelijk spel.
Toen deze jonge dame voor het eerst optrad
hoopte ik, dat zij zich wel zou leeren bewegen, maar
zij is nog niet veel verder gekomen. Zij zingt
wat meer vrij uit, maar verder heeft zij hèt niet
gebracht. MeiT. Poons van Biene is als actrice
nare meerdere, maar zingt meerendeels geheel
onverst aanbaar.
De operette De Prinses van Trebixonde is ge
componeerd door Jacques Offenbach, de muziek
ia das lustig en luchtig. De tekst van Ch.
Nuitter en Et. Trefu is hoogst fatsoenlijk. Alles te
zaam genomen is het niet te vei wonderen dat
ondanks de warmte, de JVaseró-schouwburg
goed bezocht wordt.
Daar was eens een tijd, dat de Hemel zich nog
ran donder en bliksem bediende om de
aardbewoneiB, die van den rechten weg «aren afgedwaald,
te straffen. Op schending der huwelijkstrouw
stond destijds verlies van Jbet gezichtsvermogen
door een bliksemstraal de weèrlicht zegt mej.
Julia Cuypers en in dien tijd is De Bedclarea,
het drama van Anicet Bourgeois en Michel
Masson, geschreven en mooi gevor.den.
Die tijd is echter voorbij dat kon rnej.
Cnypers, de begaafde actrice van den
Antwerpschen Schouwburg, ook weten waarom koos
nj dan genoemd oud drama voor de drie voor
stellingen. die zij in den Salon zou geveu?
Mej. Cuypers toonde hierin een verouderden
smaak, en ik vond dien terug in haar voorkomen.
Haar zwarte kleed, haar meer dan blaik gepoederd
gelaat en bare dito armen, de blonde fraai krullende
pruik, haar sluier, dat alles was geheel volgens
de traditie. Ik stem toe het past in het stuk,
maar het stok past niet meer voor ons.
En zoo mej. Cuypers nog menigmaal de toe
juichingen der toeschouwers oogstte, het was om
dat zij zoo mooi staat en zegt, omdat haar bet
kunstenaars bloed in de aderen vloeit.
Mooi werd zij ook bijgestaan door den heer
Van Kuyk, die de rol van Jean Paul speelde in
de plaats van den heer Ducaju,maar treurig was
het optreden van den heer Morrien, die evenmin
als mej. Kamphuyzen tehuis was in het stuk.
Als mej Cuypers nog eens hier ter stede
mocht optreden, hoop ik dat het in een beter
gekozen stuk en met beter gekozen medewerkers
zal zijn.
Toen de uitslag der herstemmingen reeds be
kend was, ben ik in Tivoli De keiden van den
hedendaagschen verkiezingsstrijd (op de aanplak
biljetten staat der hedendaagse-hè) gaan zien.
Toevallig was mij ter oore gekomen, dat de
woorden van een der verkiezingscandidaten op
het tooneel zulk een hevig protest in de zaal
hadden uitgelokt, dat er een hooge twist, in het
politiebureau beëindigd, uit was voortgekomen en
ik vermoedde iets te zullen zien en hooren dat
raak was.
Zulk tam volkje, als daar in 's-Graterjland en
Marken de volksvertegenwoordigers kiest, had
ik mij echter niet voorgesteld te zullen ont
moeten.
De groote grap bestaat natuurlijk in de door
schijnend verdraaide namen als Jollig, Muis,
Helder, Land-Helder, Kieuwenhuyzen, Koperdal,
Fortunus en mej. Trekker en ds meer of minder
geslaagde gelijkenis van eenige der heeren met
bekende personen.
De schrijver heeft overigens uit het politiek ge
twist alleen het humoristische gezocht, zijne glossen
zijn zeer onpartijdig ovtr links en rechis ver
deeld.
Niemand kon zich aan de vertooning ergeren
of het moest ijn omdat er zoo weinig pitiniit.
FR.
In de Plantage-Middenlaan, tegen den gevel
van het groote houten huis van wijlen Dr. Wes
terman, is een groote plank aangeslagen, met het
opschrift: Operetten-Theater, onder directie van
Kreeft en liuderinan, maar er is nog niets in
te zien. Die weidsche titel is alleen de
voorloopige aankondiging, dat, als het benoodigde
kapitaal voor de onderneming wordt gevonden,
op die plaats een nieuw oporetten-theater zal ver
rijzen, gebouwd door den heer Bombacli.
Waarlijk de heer Bombach toont moed. door
zich na de door hem, met den heer Louis Bouw
meester c. s. geleden nederlaag, nogmaals aan een
dergelijke onderneming te willen wagen.
Feitelijk zijn hier te Amsterdam reeds schouw
burgen te veel en vooral voor een operetten-theater
is hier geen plaats meer. Frascati, van de heeren
Prot & Zoon, wordt aanmerkelijk vergroot en ver
fraaid en nieuw gemeubileerd. Nieuws krachten
worden geëngageerd en het publiek, dat gaarne
operetten hoort, prijst steeds de zorgvuldige regie
en mise en-scène van de heeren Prot &, Zoon.
De Parkschouwburg, zoo uitnemend geschikt
voor Opera, Operette, Spcctacle-coupé, enz. is nog
veel avonden onbespeeld, waarom dan nüg een
schouwburg? En waar moet het publiek van daan
komen dat zulk een nieuwen schouwburg zou
bevolken?
Wij gelooven niet dat de heer Bombach slagen
zal maar men kan niet weten , er zijn in
ons gezegend Amsterdam altijd nog menschen die
geld te veel hebben en aan de kunst een offer
willen brengen.
Of zouden we ons ook daarin vergissen? Im
mers, trots alle inspanning, alle moeite en zorgen
is het niet mogen gelukken om het Concertge
bouw in stand te houden. Het orchest zal weldra
worden afgedaiikt; dat inderdaad voortreffelijke
orchest zou het niet heel wat kunstzinniger
zijn, heel wat verstandiger, om aandeel to nemen
tot instandhouding van een Instaande OOEIH-: zaak,
hem baken naar de zwarte als hij de
blonde in zijn armen hield. Terwijl zijn eene
helft nog liefhad, voelde de andere een
on?willekeurigeB haat. Zijn hart was als een
Btrijdveld, waarop twee onbekenden zich de
everwinning betwistten.
Op het kerkhof rustte meer dan ne, die
hem had liefgehad. Veel Noorsche, blanke
bloemen waren door hem van heur stengel ge
rukt, zonder dat hJj de bedoeling had gehad ze
te knakken. Hij wee tfprecht geweest in zijn
liefde en in zijn trouweloo»heid.
Eens riep Oluf zijn getrouwen dienaar
Dietrich en sprak : »zadel mijn paard, ik
wil uitrijden."
»Door dit weer ?" vroeg de oude knecht,
«Zie hoe de sneeuw dwarrelt, hoor hoe de
storm huilt en raast? Denk aan de wolven,
die razend zijn van honger."
Maar graaf Oluf lachte slechts en reed
weg, door storm en sneeuw, langs huilende
wol-ven, die den ruiter en zijn honden: Murg en
Fenris, een poos naliepen en dan eensklaps
Yerdwener. Hij wist dat van den hoogsten
toren van zeker kasteel een vrouwenoog
angstvallig de vlakte doorzocht om hem te
ontdekken.
*Oluf, ge komt laat," sprak (Je schoone
bewoonster van het kasteel, toen hij einde
lijk was aangekomen. Ik vreesde al, dat
de beren u hadden opgehouden of wel
de elfen u tot haar dans hadden
uitgenoodigd en dat ge aan die uitnoodiging ge
hoor had gegeven."
Oluf stond op uit den eikenhouten
armstoel aan den haard en wilde haar omhel
zen. Maar zij wees hem af en vroeg : «Waarom
brengt ge op een liefdesamenkomst een
vreemde mee ? Waart ge bang alleen door
iet woud te gaan ?''
dan tot stichting van een Operetten-theater, dat
geheel overbodig is?
LE RÊVE.
Lyrisch drama In vier bedrijven en acht
tafereelen, naar den roman van mile Zola bewerkt
door Louis Q-alltt, muziek van Alfred Bruneau.
In het vorige nummer van het Weekblad is
reeds met een enkel woord de opvoering van
bovengenoemd werk in de Opéra- Comique te
Parijs aangekondigd, terwijl de heer J. van
Santen Kol ff in het weekblad de Portefeuille
brieven en bijzonderheden heeft medegedeeld
aangaande de bewerking van enkele van Zola's
romans tot lyrifche drama's. Zoo moet
Massenet reeds vroeger het plan hebben opgevat
eene bewerking van La faute de l'AbbéMouret
te componeereu, terwijl zijn oud-leerling Bruneau
ook denzelfden wensen koesterde. Massenet wilde
zijn recht om nu of later dit plan te volvoeren
niet opgeven en dus besloot Bruneau in overleg
met Zola den meest idyllischen roman ter compo
sitie te laten bewerken en wel : Le Rune.
In het laatst van de vorige week heeft de
eerste opvoering van dit werk plaats gehad.
Leest men de critieken in verschillende dag
bladen van Parijs, dan krijgt men den indruk
dat het gedicht buitengewoon, doch de muziek
maar matig voldaan heeft.
Een criticus geeft qpn gunstiger oordeel en
wel een der meest gezaghebbenden, n.l. Ernest
Rfi/er, de componist van Sigurd en Salammbo.
Zijn oordeel heeft waarde, omdat hij in de nieuwe
richting streeft, zonder echter met al de buiten
sporigheden van de jongste richting in Frankrijk
mej.e te gaan, terwijl hij als waardig leerling
van Berlioz het goede in iedere richting opzoekt
en waardeert.
Reycr erkent dat Bruneau nog zoekende is
naar zijn weg, doch dat zijn streven niet on
vruchtbaar is, zooals dat bij vele van de jongeren
het geval is, die met verwaarloosing van vorm
en regels en bij gemis vaak aan inspiratie of
persoonlijkheid, zich tot allerlei harmonische on
nauwkeurigheden en hardheden laten verleiden,
die zij dan voor vonken van het geoie houden.
Dit is noch het geval bij Ijruneau, noch bij
Le Rèee.
Al heeft deze componist slechts den tweeden
grand prix de Romu kunnen verkrijgen, zoo
weet hij niet te min (het is nog altijd Rever die
spreekt) al het noodzakelijke, ja zelfs het over
tollige dat men weten moet ten einde eene ern
stige of vroolijke opera te kunnen schrijven.
Hij moet door ervaring zich nog vrij leeren
beheerschen, doch deze proeve moet als proere geëer
biedigd worden, want het gevaar schuilt niet in
het streven, maar in het goede of slechte ge
bruik dat men maakt van de middelen, die tot
verwezenlijking van een doel worden aangewend.
Niemand mag hem dus verwijten, dat hij de af
gesloten vormen verwaarloost en het systeem
van Leitmotive volgt. Dat hij iets durfc te wa
gen door de gepassioneerde of lyrische uitingen
ia den mond te leggen van personen met heden ?
daagsche wandeltoiletten, mantels met gitten of
Hu«eelen vestor.s, mag hem evenmin verweten
worden.
Hoewel hij iu de behandeling van
desymphonische gedeelten nog niet die ontwikkeling weet
te verkrijgen, die de meester met vaste hand
aanbrengt , toont toch zijne instrumentatie
en bewerking van de orchestrale gedeelten groote
kennis van behandeling en kleurschakeering.
Het tooneel speelt te Beaumont PEglise iu
onze dagen. Men ziet in de eerste acte den winkel
van het echtpaar Hulert en Hubertine,
borduurders, die met hun aangenomen kind Angélique
rustig leven. Het jonge meisje heeft eene zucht
naar het m\>tieke en droomerige. Vaak hoort
zij in gedachte de stemmen van de heiligen.
Hare pleegouders verwijten haar op zachte wijze
die droomerijen en sportn haar tot werkzaamheid
aan, daar Monseigneur spoedig zal komen en
dan moet zijn stool geborduurd zijn.
Monseigneur stelt bij zijn bezoek levendig be
lang in de visioenen van Angélique en zegt :
»Van welken vreemde spreekt ge toch,
Bloem mijner ziel':" antwoordde Oluf, zeer
verwonde] d.
»O, ik weet alles," hernam de schoone
gastvrouw, mijn oude min heeft mij alles
verteld. Ik spreek van den ridder der roode
ster, van den boozen geest in wiens bezit
ge zijt. Ontdoe u van hem, of ik kan nooit
naar uw liefdeseeden luisteren, ik mag de
vrouw niet zijn van twee mannen tegelijk,
de vrouw van een dubbelen ridder."
Oluf sprak lang en veel, maar al zijn
betoogen hielp niet. Brenda gelastte hem, niet
weder te keeren, voor hij zich ontdaan had
van den rooden ridder, dien ze bijna altijd
om hem heen zag.
Zeer ontevreden zoekt hij eindelijk zijn
eigen kasteel weer op, tot zichzelf zeggende:
»Brenda is gek geworden," en vast besloten
niet meer tot haar terug te keeren.
Maar den volgenden dag reeds neemt hij
weer den weg naar haar kasteel, op zijn
groot paard Mopse gezeten en vergezeld van
zijn beide honden. Het weer is even on
stuimig, dwarrelend komt do sneeuw naar
beneden en belet de grens tusselicn
hemel en aarde te onderscheiden. Een groote
troep raven zwermt, ondanks het
hondengeblaf, onheilspellend boven den ruiter en
aan het hoofd van den troep vliegt, zwart als
git, de raaf, die voor jaren op den schouder
zat van den vreemden zanger, die voor de
blonde Edwiga zijn tooverliederen zong.
Plotseling blijven de houden onbewegelijk
staan, hun snoeten snuffelend vooruit in de
lucht; zij ruiken de tegenwoordigheid van
een vijand, maar een wolf' of' beer is het
niet.
Een geluid van paardenhoeven doet zich
hooren en weldra verschijnt bij een
kromming van den smallen weg een ruiter, ge
volgd door twee groote houden. Hij draagt
dezelfde wapenrusting en hetzelfde blazoen
als Oluf, maar inplaats van een groene,
draagt hij een vuurroode pluira op zijn helm.
«Ridder Oluf', wijk achteruit, opdat ik voorbij
kan gaan," spreekt de ridder van onder zijn
neergeslagen vizier. »Ik heb een langen
tocht te doen, men wacht mij".
»Wijk gij achteruit! Mij wacht de liefde!"
roept Oluf, de hand aan zijn zwaard slaande.
Zonder verder antwoord trekt de vreem
deling zijn zwaard en een verschrikkelijk
gevecht begint.
Telkens als de zwaarden op de ijzeren
maliënkolders neerkomen, schieten kleine
vonken door de sneeuwvlokken heen. Ju
de wolk, waarin de uitdamping der paarden
hen hult, gelijken zij op twee smeden , woe
dend op een aanbeeld slaande. De paarden,
j door dezelfde woede als hun meesters
be1 zield, trachten elkander in de gespierde
! nekken te bijten en zich van hun hoeven
als van ijzeren vuisten te bedienen, terwijl
boven hun hoofden, hun meesters elkander
vrceselijke slagen toebrengen. De honden zijn
l niet meer dan n weelenden hoop, waaruit een
woedend gehuil opstijgt. Uondom op de
blanke sneeuw liggen donkcrroode bloed
vlekken.
Het, vreemde is dat Oluf, al de slagen,
j die hij zijn tegenpartij toebrengt voelt,
als, of hij ze zelf' ontvangt. Een oogenblik voelt
i hij een vreeselijke pijn en een ijzige koude
l in zijn borst, alsof' daar het staal was
j doorgedrongen om zijn hart te zoeken
eu toch is zijn borstkuras nog
onbesehai digil. Het is een zonderling tweegevecht,
waarin <!e overwinnaar bijna evenveel lijdt
als de overwonnene. Oluf voelt hoe zijn
II me semble qu'elles sont miennes;
Ces saint«s au regard si doux,
Je les vois dans Ie blanc cortege
Des nuages sous Ie ciel clair.
Telles que des flocons de neige
Saus nombre elles passent dans l'air.
Anyélique verneemt dat Monseigneur getrouwd
is geweest en dat hij een zoon bezit, schoon als
een engel en rijk als een koniog. Zijn vader
heeft hem tot het priesterambt bestemd. Sedert
eene maand woont hij bij zijn vader in, waar
hij zeer eenvoudig en teruggetrokken leeft.
Het schijnt dat Angélique niet alleen droomt
van de heiligen : ook een prins Ie prince bleu,
inengt zich in die droomen, zij verwacht hem en
zij vindt hem ook.
In het tweede tableau dat op het afgesloten
land speelt (Ie clos-Marie) waar linnengoed ligt
te bleeken, heefc de eerste ontmoeting plaats. Bij
het kloppen van de bleeksters wordt het eerste
liefdeduet gezongen. Félieien noemt zich echter
geen prins, doch een eenvoudig schilder van
kerkglazen.
Ia het derde tableau, dat in het atelier van
Hubert speelt, kornt Fétieien de stool, die nu
gereed is, afhalen. Tvveede liefdeduet, gevolgd
door de verklaring van Anyélique aan Hubertme,
dat Félieien een verkleede piins moet ziju.
Men hoort de klok keu luiden voor de pro
cessie. Anytlique ziet door het venster, hoe het
volk voor Monseigneur geknield ligt. Zij ziet
tevens dat Félieien de zoon van den geeste
lijke is.
Hier begint het drama. Jean de Rauteeour
verneemt de liefde van zijn zoon, en weigert hem
van zijne gelofte, priester te zullen worden, ie
ontslaan.
Op jeugdigen leeftijd getrouwd zijnde, heeft
hij zijne vrouw vroeg verloren, en nog steeds
beweent hij haar verlies.
Hij wil zijn zoon die kwelling besparen en
weigert onverbiddelijk.
Romeo beklimt nu het balcon van Julia ; doch
helaas! -noch de nachtegaal noch de leeuwerik
doen zich hooren. Anr/élique ontwaakt, de stem
hoorende van hem dien zij vreesde niet weer te
zullen zien, doch zij voelt dat zij gaat sterven.
Een oogenblik laat zij zich medesiepen, maar de
stemmen van de heiligen doau zich weerhoorea.
Zij zal het offer volbrengen.
In het volgende tableau verwijt de zoon den
vader zijne hardheid, uitroepende:
Ah! Vorn n'avez jamais aimémrv mère !
waarop de vader zicïi met zijn priesterlijk ge
waad bekleedt en naar het altaar treedt met
de woorden :
Si Dieu veut, je Ie veux!
Het wonder geschiedt en de gelieven worden
vereenigd.
Aldus eindigt noch de romau van Zila, noch
het libretto van Gallet, maar ter wille van een
bevredigend slot heeft de directeur Carvaltio iu
overleg met Zola eu Galltt, (er wordt niet bij
gemeld < f Bruneau er ook in gekend is), het
laatste tableau gecoupeerd.
In dit werk hebben de liei'deduetten het meest aan
gesproken. Het spreekwoord: Donnez del'amour
etc. is dus weer bevestigd. Het gemis aan groote
eusembles (er komt er slechts een aau het slot
van de opera voor) heefc velen gecontrarieerd.
Sommige effecten, zooals een kreet Op een zeer
hooge noot bij de woorden: Elles n'ont jamais
parlési finut, eeu orchestraal effect bij het woord
clat benevens enkele andere trucs verstoren den
indruk min of meer. De Leitmotive loopen vol
gens Rcyf.r elkander wat veel na, vereenigea
zich en verwarren zich soms in elkander.
De indruk dien men echter van deze critiek
krijgt, is, dat al heeft men met geen rijp mees
terwerk te doen, het muzikale gedeelte in La
Kève eene groote balofte voor de toekomst in
houdt.
De drie hoofdrollen waren in handen van
Mlle. Simmonet (Angé.liquc) en de H.H. Engel
(Félieien) en Bouvet (?hem de Uaulecour).
De interpretatie wordt over het algemeen
gekrachten hem langzaam ontzinken, maar
plotseling staat het gelaat van Brenda voor
zijn geest en met een laatsten, wanhopigen
houw gelukt het hem, het gesloten vizier
van het gelaat zijns tegenstanders weg te
rukken.
A Vet zag de zoon van Lodbrog en
Edwiga ? Hij zag zich zelf', getrouwer dan een
spiegel kan weerkaatsen. Hij was slaags ge
weest met zijn evenbeeld, den ridder der
roode ster, die, zoodra zijn gezicht ontbloot
was, een afschuwclijken kreet slaakte en
plotseling verdween. Krassend vloog de
duistere troep raven hem na.
Toen dien avond de dappere Oluf op zijn
kasteel terugkeerde, voerde hij Brenda, als
zijzi bruid met zich rnee. Nu hij den roodeu
ridder, die altijd om hem was, had over
wonnen, had ze met vreugde toegestemd zijn
vrouw te worden.
De nacht was blauw en helder, als de
nacht zijner geboorte en Oluf' voerde zijn
bruid mee in den toren, waar de oude ster
renwichelaar nog steeds zijn verblijf' hield,
om haar de dubbele sier van zijn levensloop
te laten zien. Maar er was nog slechts n
ster, de groene ; de roode was verdwenen.
En toen zij iu de groofee zaal traden,
merkte Brenda plotseling op, dat zijn zwarte
oomcn veranderd waren in azuurblauw,
klaar en helder als de oogen zijner moeder
waren, voor ze den donkeren vreemdeling
hadden aanschouwd.
En door de zaal ruischle het zacht, hier
en ginds. Daar ging de onzichtbare geest
l der blonde Edwiga rond, die zich verheugde
over de hemelsche verzoening eu over haar
kind, dat eigen pijn had overwonnen, om
i 'len boozeu geest te overwinnen, die in den
menscli woont en tot verderf brengt.