De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 5 juli pagina 7

5 juli 1891 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Keizer Wilhel m's intocht (by het spoorweg-viaduct). De eerste Nederlandsche Leeuw, dien de Keizer te zien kreeg. ?JULIÜS PRUTTELMANBROMMEIJER. Ik moet zeggen: 't is me niet tegen gevallen. Amsterdam heeft zich waardig gedra gen. De ontvangst van Keizer Wilhelm was indrukwekkend. \ Wel had ik hem nog bij mij in de Bocht verwacht, ge lijk ik den vorigen keer reeds te kennen gaf, maar hij zal er f een tijd voor gehad ebben. Toch weet ik zeker, dat Z M. er wel lust in gehad zou heb ben, maar zoo'n man is ook al gebonden aan zijn program, en een program wordtin den regel niet ge maakt door hem die ?er het meest belang bij heeft. Nu, de Dam was aardig versierd; geheel in den trant van die kleine pyramide op Kyklust, het buitentje van mijn neef Brou wer, toen die zijn zilveren bruiloft vierde; ze hadden dat stuk steen voor het huis ook in het groen gezet, met de wapens van hem en zijn vrouws familie aan de voor en achter zijde, en gekroond met de busten van hem en zijn vrouw; alleen op Kijklust was meer water en spoten de fonteinen hooger en forscher, ook waren de guirlandes, de slingers groen tusschen de palen wat dikker en vol ler .... maar je begrijpt op Kijklust hadden ze 't groen zoo maar voor 't oprapen en hier op den Dam ie elk sparretakje een dubbeltje ?waard. Van uit het paleis moet het een imposant gezicht geweest zijn, vooral met het Kommandantshuis op den achtergrond. Nu werd het eerst recht duidelijk, hoe dom zij waren, die dat gebouw wilden wegnemen. Bij een gele genheid als deze kwam immers eens goed ?uit, dat het onmisbaar is om met de versiering van het monument een geheel uit te maken en die tot haar volle recht te brengen. Wat was dat alles bescheiden en eenvoudig, echt hollandsch en om zoo te zeggen achttiende-eeuwsch! Kom tegenwoordig eens_om zoo iets fijns. Die vlaggetjes daar bij bij de 'kroonlijst, deden mijdenken aan de krulletjes van een staartpruik, netjes en propertjes, en dan die vierkante goiuïvlakjes, precies een georneerde wafel. Ja, je moet maar smaak nebben. Maar wie heeft dat nog ? Ik bedoel Xederlandschen smaak, nationalen smaak, smaak als van een koekebakker, ach diebestaatnict meer, 't is alles Fransche humbug tegenwoor dig en als het dat niet is, is het niet goed. Maar ik wil vandaag niet mopperen. Ik ben tevre den over mijn volk en Willem III zon 't ook geweest '/ijn, als hij_nog leefde en had kunnen zien hoc flink wij dien Duitschcn keizer eens getoond hebben, dat wij hiei1 nog wel wat kunnen als wij willen- Enfin, (Uil weten ze daar in Berlijn ook wel. Wij hebben do moppen, wij kunnen 't betalen, en als we 't zelf' niet hebben, dan koopcn we liet. Zoo ging 't ook met het vuurwerk. Wij Hollanders zeiden:. wij vragen oen vuur werk voor een Duitselien kei/er, dat moot er een zijn, waar de man van opkijkt. En wat deden we nu? Voor een Holiartdsehc koning of koningin kon het wel wat zuiniger, daarvoor kunnen we het met een Hollandsch vuurwerk af, maar voor een Duitschen vorst laten we het uit Engeland komen. Zooveel pond sterling dat is alles. Wat geven wij om een pond sterling of wat? 't Moet er zijn, zei de burgemeester, en 't kwam er ook. Zie je, als het er op aan komt, zijn we cou lant. Daar houd ik van... En nu is een vuurwerk maar een vuurwerk, dat zegt niet veel. Maar, wat mij 't meest beviel, de geest van het volk wasgoed. Daar mankeerde niets aan. Volmaakt, zooals B hringer het in zijn vers verteld heeft: allemaal kranige lui. Die Böhringer kan het zoo goed zeggen; ik ben er trotsch op, dat hij evenals ik Luthersch is, en het verheugt medatmi^l jongste dochter bij hem catechiseert. Daar moeten nobele gedachten in dat kind komen, als het het elke week een heel uur met dien man doorbrengt. Hij denkt aan geen andere dan uitstekende menschen, aan geen andere dan kloeke daden en dus ook uitsluitend aan tierc woorden. Dat brengt je in een stemming, waarbij je je brandkast open zou laten staan om in de vaderlandsclie geschiedenis te gaan zitten lezen, of in den Bijbel. Nu Böhringer's gedicht heeft van beide boeken wel wat. en van het laatste vooral de inspiratie. Lieve hemel, dat gaat me een koers uit. Maar toch alles heel waar. Zoo b. v. dat bij Keizer Wilhelm's wieg stonden »de kloeke fiere grijzen, wier onverwrikt geloof', wier stoute heldenk'racht"... en verder, dat Keizer Wilhelm zelf »een ridder (wil zijn) fier en stout", en dat het Nederiandsche volk zegt, blijde en fier tot onze koningin", en dat wij Nederlan ders de geschiedenis der Oranjes lezende »hoog en fier de vederbos zien wapperen van 't kloeke legerhoofd''; dat ons voorgeslacht «steeds kloek" blijft getuigen en wij ;t levend volk zeggen: Wees welkom dan bij ons, fier, jeugdig keizerpaar." Och, wat een fiere boel is dat, en wat zal mijn Thêrèse, als ze maar door blijft catechiseéren bij Böhringer, ook lier worden; want al die fierheid is aantrekkelijk, dat moet, dunkt me, zoo zijn. Die fierheid zou gevaarlijk kunnen worden als zij niet samenviel met iets dat er een zachter plooi aan gaf; maar dat heeft mijn dichter niet uit het oog verloren, daarom heeft hij er de heiligheid aan gehuwd. Wel fier keizer, zegt hij, »maar wat den drijver drijft, zij heil'gc hooge plicht", en die heilige gezindheid loopt door het hoe-le stuk heen. Ik heb het vers zoo dikwijs gelezen dat ik het van buiten ken. Het slot is net, een psalm eu van psalmen houd ik bijzonder. |[et is Godlof! niet waar, dat list en nr.v jre'.vchl I)i; vlk'ren marhi'lrr>~ lal' 111 't la^e >io!' d.,ieit biii^v i. Ons moedig vu 'r^o!-:!-}].!, licl; blijt't si rcds klm-k '_'j i u:j;>' Kn 't levvnd vuik XI-LCI o ik: (io.U lav-t, b,'h-MI li ':ci veld. Wees \velknni dan !):j mi-, li:;i', jeiudi^' Ke'/erpaar! Gij ziet: 'Ie U'erinv rn 'l Kind /iju ,ni;. al-i ei-f'ms //?///',/. /')'> \ceit. ook Ncil Trind /:rh ',\ eliie^'lh Tind en vcilu'. 7/.m \;\\\± ht't sl\'.;,dt - <v.>i' al \ïat PHM U, ven', rn Aaar, />:0 !an:;' 't. x.gil uuui'd ^e-iaiid, ~tnx do:u' /ijii i'u;-:-i: ]e\ e,i, Xij'l \ i':,;!K'id h:: l! i haai't!.ro:[\\ , zijn llaït aan 't nv iii 'l 4'; '?. , a, /i».i laïu1 \e"hd't /ii1:; li'j-'a1 d<- //??"''>,'(' sejr, >!!,? va:ri. Wat leeft vo.,n"t iviivi:; Ljjcil. /.'tl s'iiaad'l:,k i'i t v. r_"i:in. !).s aa.i laars \\i-k niiiuloii ^.eii >ireds :n lal:i- reu',-,, j -\laai' nis i.i^elirijd'onk voui't ^jn n.,ij;in ', .\ ?; 'iand- h ea"> !" Nu. zou dat niet op nolon zijn Ie zeilen'.' : Alleen do laalsio twee reu'ois vind ik wal irewang'l. A's die adekuu1 eeuwen dv>oi' ..sie>M> ' Zijl! wiek Olltploi.'it Z;i! Ihj ZOO Vei' Van !l:li ? creraken, en ook d:u -N'edorimiu.-e'i'.1 L..VU ,/ moer, dunkt me, niet rustig voortschnj. ien ... want dan blijven de adehur en hij geen na buren, eu zij zullen allebei zoo moe worden. ? Dat is gemakkelijk te veranderen, b v.: Des aaillaai's \\ick ontplooi zich niet in latei' eeinv, Kn nistitc slape voort, zijn nabuur, Neêrlauds Leeuw. Ik geef het voor beter. SNUIFJES. Knappe lui toch, die ministers van ons. Ze ! hebben waarachtig hun lintjes van Z. M. kei zer Wilhelm wel verdiend, en het spijt mij, dat ze er niet alle acht n hebben gekregen. Terwijl wij nu ons hoofd breken over de quacsüe, hoe een cubinet d'fi/piiira met een liberaal tintje ineen zal worden getimmerd, zeggen de heeren : »Zacht wat. vriendjes, icij zijn er ook nog. Eerst netjes de leger wc t af: maken, dat wij zeggen, aannemen. En als je daar geen zin in hebt, dan kaïneront binding." *?* l Ik heb dat nieuwtje uit het llieyend Blad, i dat regeenngsorgaan schijnt te zijn geworden. i Ziedaar ook al weer een fijnen zet van ons ministerie. Dat het van eene ka nerontbinding spreekt, vóór nog het kiesrecht is viitI gebreid, zullen velen niet heel democratisch vinden. Daarom deelen de hoeren nu hun h arts- en kabinotsaeheiincn mede aan het 1 Volksblad van de Martel aarsgracht. l Sohiiterland is een district, dat zelfs oen oudpulitious, zooals ik ben, in de war zou bren gen. Ik heb de vorige week meneer Van den \ Bergh aanbevolen om er als liberaal de socia listen te vertegenwoordigen. En nu doet een ; heer, die klaarblijkelijk bang is. dat de kie! zers, naar mij luisterend, Van den Ikryh op hun briefje zullen schrijven, mij opmerken ' dat de candidaiU uit f-choterland \'<in <!<a llii'il heet. Dus /.onder //. Klaarblijkelijk geen familie van Mr. Zadok of van Van den Boroh van Ueeiiir-ieile. A.dvies aan de kiezers. Dixi (.-t >a!vavi animam meaiu et', op z'n Jïolland-ch : als de kiezers zich nu nog vcri-sen. dan is het hun eigen .-cïiuld. Ki'i;a'i- Wiilu-lm heeft. voi,r hij Amstordam Verüel', eeii!.' 'iVel-~i>ivkon(le hnhl'1 gebraelu aan onzeu "Tooien admiraal. Miclnel Adi'i;\iin>/,. ile uii.vle;'. \Vi-l.-iirokcnd -- oiüilai hij^ia;.!'dii-ni' ii;i!i'i;i' ga!' aan /.\\\\ eigvn .-yiiipiiüi:-.: eu aan /.ijiie waarch'ei'ing van do schoonste blad ['; :u-'i d:-. [..-!\jk i-.' \\\\\~ mijn ILeimers. op.??,?...!;'.;:?'.?:!. -!a daar slaat: het :' : Mooi, hèj1 Zou de keizer dat soms hebben gelezen ? Toen ik verder las, kreeg ik eea l beetje het land. Want ik beken, dat ik nooit i heb gedaan, wat de brave Heltners voor schrijft : .... bij 't marmer, dat uw asch omsluit, gezeten, j Verstommen bij uw deugd, mij zelf eu de aard vergeten. i Gelukkig, dat Helmers voor de Ruyterniet zooveel eischt als voor Evertsen: : O, wie bij dit verhaal zijn borst niet voelt ontgloeijen, l Niet Laar zijn tombe snelt l daar niet een traan laat vloeijen, Daar niet met blooten kruin bet koudo marmer kust, Waaronder 't overschot dier martelaren rust, Daar God niet knielend. (Jankt met zaamseldemda j baiulcn, j Verdient des mijnslaafs lot, in 'saardrijks ingewanden. ! Het is een troost, dat ik althans de eeltige i mijnslaaf in die ingewanden niet zou zijn. : * ! * * ! Ik zag met genoegen, dat P. H. Ritter ook tot de benoemden bij de Leidsche Maatschappij. | van Letterkunde behoort. Hij had al lang in i ons letterkundig Pantheon moeten worden j opgenomen, maar naar het schijnt heeft zijn '. historisch oogenblik de doorsnede van iet3 ' groots" den doorslag gegeven. Ik moet bekenj utn, dat ik zelf nog onder den indruk ben l van die machtige taal. Deze veelzijdig ontwikkelde man zal. naar ik hoor, spoedig worden benoemd tot lid der Koninklijke Akademic van Wetenschappen, wegens zijne poque-makende ontdekking van fresco's op een standbeeld te Berlijn. Bij die gelegenheid zullen zijn vereerders hem eene ircsco-inedaille aanbieden. Dat zal eene nieuwe openbaring zijn in de kunst. | Een soldaat was naar de komedie gegaan ; en in slaap gevallen. Hij ontwaakte plotse ling door een acteur, die met een tragische ? stem uitriep: 'Nu zijn wij hier reeds vijf da gen !" 'God beware me,'' riep de soldaat, >ik had maar verlof tot elf uur." Heertje (met zeer kaal hoofd tot barbiersjongen). Maak vooral de scheiding precies in t midden. : Bar'oiersjongen (na lang ge tal ml. Meneer, 1 war zal ik met dat derde haar doen ? 1 Mariotje. Pa, waarom eten de kippen kalk? Vader. Daar komen de schalen van de eieren, van. Marietje Als ze dan geen kalk eten leggen ze dan gepelde eieren? Jantje wordt op een Zondag door mama naar de kerk gestuurd, maar komt na een uur terug, beteuterd, eu ontstemd. Hij is niet naar de preek geweest. Vlak voor de kerii heelt hij zijn vriend Anglist gevonden, dio hrin heelt overgehaald, mee te gaan kiiikkei\;i. Jantje heeft gespeeld en al zijn knikkx-i's ve'J"ivu. Zie je wel?'' zegt mama; do Homol !:?.-i'i jo gestraft, omdat je uit do kerk geblevc n '^-nt '.'' Maar mama .. ?. August i- ook uit <i<-. kt rk L'obleven .... 0:1 die heeft nvvvoimeu !:'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl