Historisch Archief 1877-1940
't '''.'?' '. : ? '. ?
DE AMÖTiRDlMMEE, WEEKBLAD VOOK NEDERLAND.
Na 733
»Er bestaat" zoo ging de oude senator
vooit »eene moraal voor de volkeren zoo
wel als voor «fe individuen. Frankrijk heeft
Jangen tijd gestaan aan de spits der bescha
ving en staat daar ook thans nog; liet zou
verraad plegen aan deze heilige zaak, wan
neer het Rusland begunstigde, dat barbaarsche
land, dat in zoovele opzichten lijnrecht tegen
over Frankrijk staat. Zeker, voor menschen
bestaat eene gerechtigheid evenals voor natiën,
en zij die daarmede geen rekening houden,
moeten er voor boeten. Pat heeft Frankrijk
in het begin dezer eeuw tot zijne schade en
schaiKie ondervonden. En wat zouden wij
winuejs door een nieuw verraad van de zaak
der beschaving? In het geval eener neder
laag der Fransch-Rassisehe legers zon ons
grondgebied geheel worden verbrokkeld; wij
zouden worden behandeld als vroeger de
PWen. Wanneer wij integendeel overwinnaars
bleven, zou men ons Elzas-Lotharingen, mis
schien wel den geheelen linkeroever Rijn
oever teruggeven ; maar wij zouden gedwon
gen zijn, tot het einde der eeuwen ons
wachtwoord te St. Petersburg, dat wil zeggen
bij de barbaren te halen. Neen, ik zeg u:
laat ons, als wij het noodig achten, ons verder
toerusten, maar laat ons geïsoleerd blijven en
onze neutraliteit bewaren."
De Fransche bladen zeggen over deze
krasse uitlating weinig of niets. Maar onge
twijfeld zijn zeer velen het in Frankrijk met
den heer Barthélemy St. Hilaire eens, al
heeft niet ieder in gelijke mate den moed
zijner overtuiging.
(1). De Gil Bla* heeft inderdaad ook geen naam
genoemd, doch de aanwijzing van den heer Barth
lemy St. Hilaire is zóó duidelijk, dat iedere vergis
sing is uitgesloten.
Kunst en Letteren.
EENE PARODIE OP IBSEN.
Aan de behoefte, die bij vele toeschouwers op
kamt,'' schrijft men uit Londen aan de Kölnisclie,
.om by eene voorstelling van Ibsen het uit te scha
teren van het lachen, heeft de tooneelspeler en
schouwburg-Jirecteur Toole op geestige wijze
voldaan. Zoekt men steeds nog in alle hand
boeken van Londen vergeefs naar de stille kapel,
waar de secte der Ibseniten hun profeet in ver
veling aanbidt, nu althans ontbreekt de
muzentenipel niet meer, waar raen hem eiken avond
een korten tijd uitlacht. lb,eris Spook of Toole
met egn tijd meegegaan (Ibseris Ghost or Toole
«p to Date) is de titel van het kluchtspel, dat
sedert eenige weken op de planken van Toole's
theater wordt opgevoerd. Toole is als tooneelspe
ler de eerste komiek van Londen en hij is op de
hoogte van zijn tijd'' gebleven, door midden in het
stuk van den ouden Peter Terentius, die door
geesten geplaagd wordt, over te gaan in den dich
ter der erfaon.de Ibsen zelf, en wel met zulk
een bedriegelijk masker, dat het publiek, van den
geert der klacht doordrongen, na het einde der
voorstelling den dichter Ibsen uitroept!"
Drie drama's van Ibsen heeft Toole tot een
klucltspel laten fijnhakken: Spoken, Nora of een
foppenfiuishouden, en Hedda Cfabler. Het stuk
begint, waar Hedda, Gabler ophoudt, terwijl Thea
Elv-sted na den zelfmoord ran Hedda met Jörgen
Tesman trouwt en hem verlaat, zooals dat voor
eene Ibsen-vrouw past. Zij verbrandt hare minne
brieven, hare zuigelingen", zooals zij ze noemt,
roept hem weemoedig toe: Ik ben nieuwsgierig
wie je volgende vrouw zijn zal", schrijft hem een
afscheidsbrief, dien hij zelf op de post moet bren
gen en vertrouwt hem tegelijk het verschrikkelijk
geheim van haar leven toe, hare kuswoede. Waar
z\j maar kan, kust zij, achter de deur, op de trap,
rporstel, maar met meer voorzorg en meer
overtuigende welsprekendheid.
De landbewoners schudden eveneens het
hoofd ten. teeken van weigering, maar toen
zij hoorden van de honderd francs die ze
iedere maand zouden krijgen, werd dat schud
den zwakker en zagen ze elkander tersluiks
aan.
Zij bewaarden lang hun zwijgen, twijfelden
?wat ze doen zouden. Eindelijk vroeg de
vrouw:
Nu, wat zeg jij er van, man?"
»Wel," antwoordde hij op overwegenden
toon, »ik zeg, dat het nog niet zoo verwer
pelijk is".
Mevrouw dTIubières, die trilde van ver
wachting, sprak hun van de toekomst van
hun kind, van zijn geluk, van al het geld
dat hij hun later kon geven, maar de boer,
zijn eigen geclachtengang volgend, vroeg:
»Die rente van honderd francs per maand,
wordt dat beschreven bij den notaris ?''
»Zeker, morgen reeds, als alles iu orde is".
De boerin, die nagedacht had, sprak:
«Honderd francs, dat is niet genoeg om
ons van. den kleine te berooven. Hij is sterk.
Binnen een paar jaar begint hij al te ver
dienen. We moeten honderdtwintig francs
per maand hebben."
Mevrouw d'Hubières, trippelend van on
geduld, stemde dadelijk toe en daar ze het
kind dadelijk reeds wou meenemen, gaf zo
hun honderd fraucs als geschenk, terwijl haar
man een geschrift opmaakte. Twee verre
buurlieden, van een veld geroepen, dienden
tot getuigen.
En de jonge vrouw, die verrukt scheen,
nam het schreiende kind mee, als een lang
gewenscht sieraad uit een winkel.
De Tuvache's stonden op hun drempel
»n zagen het vertrek zwijgend en somber
op bals en soirees* Driemaal kuste zij in deze
week: 's Maandag^ den rechter Brack, Dinsdags
mijnheer X. en 's Woensdags mijnheer IJ I Ka
haar sukkel van een echtgenoot antwoordt pp deze
onthullingen met zijne bekende oimoozeüieid:
Verbeeld je!"
De verklaring van deze zonderlinge kuswoede
vernam zij eerst van haren grootvader, Peter
Terentius (Toole), die zooeven inet grootmoeder
voor zes maanden komt logeeren.
Deze Peter Terentius is een opgeruimde grijs
aard met twee eenzame haarlokken op den ove
rigens kalen schedel; hij heeft 's namiddags in
het Prince's Taeater d? Fransche pantomime
U Enfant Prodigue gezien, landt, door de zucht
tot gebarenspel aangestoken, bij zijn kleindochter
aan, en zwaait met de handen door de lucht, zon
der echter i:n staat te zijn Thea, die in het
kusraadse-1 verdiept is, te vervroolijken. Ten slotte
echter wordt hij haar leed gewaar, maakt een
luchtsprong van ontzetting en schreeuwt, evenals
mevrouw Alving: Spoken, spoken!" Van hem
zelf heeft de arme jonge vrouw de kuswoede ge
rfd. Hij kuste toch in den avond vóór zijn brui
loft een der liefste bruidsmeisjes, en tot op dit
oogenblik gevoelt hij de behoefte, elk lief meisjes
kopje aan te pakken en te kussen. Spoken, spo
ken!" En terwijl grootvader en kleinkind nog over
de ongeneeslijke erfelijkueidstheorie peinzen,wordt
het tooneel donker en na verloop van eenige mi
nuten zijn beiden in den dichter Ibsen en de
zelfmoord-fijnproefdter" Hedda Gabler veranderd.
En zware beproevingen staan hem a's dichter
Ibsen te wachten; want daar verschijnt zijne
vrouw, de oude grootmoeder Terentius en houdt
een strafpredicatie tegen hem. Terwijl hij in l'rince's
Theater naar L'Enfant Ptodiyue ging, heeft
zij de voorstelling van Ibsen's Nora, een
Poppenhuishouden bezocht en daarbij voor de eerste maal
de ontdekking gedaan, dat zij eene vrouw en hij
een monster van eer, fatsoen en trouw is. Woe
dend grauwt zij hem toe: Jij bent me steeds
trouw gebleven, en je wilt een man zijn! Je noemt
me deugdzaam en hebt met mijne haarspelden
je pijp uitgehaald; gaf je me dan ooit gelegenheid
om iets anders dan deugdzaam te zijn ? Heb j<3
mij ooit in kwaad gezelschap gevoerd of heeren
van slechte reputatie aan tafel genoodigd? Heb
je ooit eene opmerking gemaakt, die voor vrou
welijke ooren kwetsend was?" Zij sluit met den
vloek; Jij man met schandelijk gezond verstand!''
en daar haar zelf bij de treurige vlekkeloosheid
van haar vervelend gelukkig huwelijk niet meer
dan de zelfmoord overblijft zij is toch te oud,
om nog haar eigen afzonderlijk leven te gaan leven
moet ten minste grootvader Ibsen zich vooraf
tot straf ombrengen. En thans komt het verschil
tusschen de beide Ibseniden duidelijk aan 't licht.
Grootmoeder Terentiug is eerst tot Nora doorge
drongen; zij weet dus nog niets van Hedda Gabler
en den aesthetisch schoenen zelfmoord. Thea, die
in Hedda veranderd is, drukt den grootvader een
proppenschieter in de hand, smeekt hem. zich in
schoonheid" dood te schieten en een mooie plek
uit te zoeken, in het hoofd, in den halj, in de
borst, en kittelt hem daarbij op de bedoelde plek
ken; grootmoeder echter, die van deze fijnheden
nog niets begrijpt, bromt knorrig: Schiet maar,
alle plekken zijn goed!" Daaromtrent echter komt
de bevende Ibsen tot geen besluit. De dames
eerst", roept hij in angst; maar de dames bedan
ken voor den voorrang; en ten slotte komen
ze overeen zich gelijktijdig samen te zelfmoor
den; ook de bange Jörgen Tesman neemt er aan
deel, dank zij den onuitputtelijken voorraad
proppenschieters, waarover de zelfmoord-virtuose Hedda
beschikt. Tot slot wordt een couplet door de lijken
gezongen, waarbij de Ihsensche ladies" naar den
Hades" gewenscht worden, dat in het Engelsen
ongeveer rijmt.
Veertig minuten duurt de grap en even lang
het onafgebroken gelach over de bespotting van
den Koorweegschen dichter, wiens naam tot nog
toe te Londen als synoniem met raoreele verdor
venheid, onnatuur en verveling geldt.
aan, inwendig misschien hun weigering be
treurend.
Men hoorde niet meer spreken van den
kleinen Jean Vallin, het meegenomen kind.
De ouders gingen iedere maand hun hon
derdtwintig francs halen bij den notaris. Zij
leefden in onmin met hun buren, omdat
vrouw Tuvache hen telkens beleedigd had,
door overal te vertellen, dat men wél onna
tuurlijk moest wezen, om zijn eigen kind te
verkoopen, .dat het afschuwelijk was, vuil en
laag. En dan nam zij met veel vertooning
Charlot in haar armen, steeds herhalend,
hoewel hij haar nog niet begreep :
»Ik zou je niet verkoopyn, arm schaap,
ik ben niet rijk, zooals zeker iemand, maar
ik verkoop mijn kinderen ook niet."
Jaren lang ging dit zoo voort. Vrouw
Tuvache meende dat ze boven iedereen ver
heven geacht moest worden, omdat zij haar
kind niet hadden willen afstaan en zijn toe
komst verzekeren. En de menschen, die over
haar spraken, zeiden :
»Er was misschien veel vóór orn hem af
te staan, maar in elk geval, ze heeft zich
gedragen als ceu goede moeder."
Men noemde haar naam als een voorbeeld
en Charlot, die reeds achttien jaar werd, be
gon zich ook te beschouwen als verheven
boven al zijn kameraden, omdat hij in zijn
jeugd niet verkocht was geworden.
De Vallin's leefden nu tamelijk op hun ge
mak, dank zij de maande! ij ksclie rente.
De gedachte daaraan maakte den haat der
Tuvache's, die even arm bleven als vroeger,
onverzoenlijk.
Hun oudste zoon ging onder dienst, de
tweede stierf en op Charlot kwam de
gansche zorg neer om met den ouden man voor
de moeder en twee jongere zusters den kost
op te halen.
MUZIKALE KRITIEKEN.
Thans zijn drie werkjes van onzen landgenoot
Hugo Nolthenius aan de beurt, en wel Lnarint
Wiegenliedchen aus Julius Wolff's Tamthauser (1).
Drei Lieder nach Dichtungen von Peter
Cornelius, Michael Bernays und Heinrich Heine(2)en:
Helm Fass, Trinklied aus Julius Wolff's Stngu/ (3).
Bij het eerste lied behoort eene korte, proloog1.
De componist verlangt, dat deze inleiding bij den
text worde afgedrukt wanneer het in de con
certzaal wordt voorgedragen. Dit denkbeeld is zeer
toe te juichen, ten eerste omdat de hoorder dan
beter georiënteerd is, en ten tweede omdat een
kort lied, getrokken uit een groot gedicht, vaak
onverstaanbaar wordt wanneer men het verband
rnist. De heer NoUkeniua toont hiermede, dat hij
niet voor hoorders wil componeoren dio bij voor
keur zeggen, of ten minste denken: Ik vind het
mooi, want ik begrijp er niets van.
De melodie van dit liedje is bekoorlijk en een
voudig. De Mmponiit is hier wel van do moderne
opvatting afgeweken on heeft niet altijd het ka
rakter van de muziek in overeenstemming met de
woorden gewijzigd ; doch in dit lied is meer eene
stemming weergegeven en dit acht ik bij dit wie
geliedje nipt ongemotiveerd.
Ware de componist een Duitscher geweest, zoo
zou hij zeker bij het woord Luarin. het accent op
de eerste lettergreep gelegd hebben; doch het
accent zooals hij het op den tweeden lettergreep
heeft gelegd, klinkt muzikaler. Dit liedje i-s een
voudig en voor muzikale dilettanten niet moeilijk
uit te voeren. Ik twijtel dus niet of dit aantrek
kelijk nummer zal in vele handen komen.
De Drei Lieder: Ich war ein J31att. An die
Nacht en Ich habe dich geliebt, verlangeji voor
de voordracht goed ontwikkelie zangeressen. Zij
zijn dieper gedacht en kunnen alleen voldoen bij
eene artistieke wedergade en last not least eene
in alle opzichten goede begeleiding.
Met toenemende belangstelling hsb ik deze lie
deren gelezen en herlezen, terwijl enkele gedeelten
(vooral in het tweede lied) die mij bij de eerste
doorzage vreeml voorkwamen en waaraan het oor
min of meer wennen moet, toch bij goede voor
dracht on vooral discrete bsgeleidinghetgewenschte
offset zullen maken.
Wel heeft dt; componist met Qa,erstanden" hier
en daar wat heel liberaal omgesprongen, doch
het blijkt uit alles dat hij weet wat hij doet.
Het eerste lied is in molodischen stijl geschre
ven, terwijl ik hierin vooral de vloeiende ea schoone
basgangen in de begeleiding moet vermelden.
Hiervan maakt de componist ook in de beide an
dere liederen veel werk; hoewel ik de gelijke
bewegingen in de eerste maat van blz. 5 en 8
(maar vooral op blz. 5) niet schoon kan vinden.
L it dit lied spreekt veel warmte. Het langzame
en statige begin en slot, afgewisseld door een
meer bewegelijk middengedeelte, is hoogst geluk
kig en ongemeen van uitdrukking.
De begeleiding gaat een geheel zelfstandigen
weg en zal menig onerrare.i zanger of zangers
geducht in den weg zitten, doch zooals ik zeide
den bundel is voor goed ontwikkelde artisten ge
schreven en dus aan allen die ernstige studiën
gemaakt hebben beveel ik dit bundeltje zeer aan,
daar ook het derde lied, dat ik een impressie zou
kunnen noemen, zich waardig bij de vorigen aan
sluit.
Het lied: Beim Juiss, voor lagere mannenstem
met een refrein voor mannenkoor in vier couplet
ten, gaat minder diep, waartoe de woorden dan
ook aanleiding geven. liet is een frisch karakte
ristiek liedje, dat als aanvullhigsnummer bij
liedertafel- uitvoeringen zeer goede diensten kan be
wijzen, als ten minste de stem van den solist klinkt
als een klok of (om in den geest van den titel
van dat gedicht te blijven) als een leeg vat.
liet komt mij voor dat het wenschelijk ware
geweest, het eerste gedeelte van het vierde vers
eenigzins anders te componeeren. De woorden
geven hiertoe aanleiding en dit zou eene
gewenschte afwisseling gebracht hebben.
Mijn eenig bezwaar tegen deze drie bundeltjes
zou kunnen zijn, dat zij allen op Duitschen text
gecomponeerd zijn; doch het is mij aangenaam
te kunnen mededeelen, dat de componist reeds
een nieuwen bundel van Ned. liederen heeft aan
gekondigd.
Met groote belangstelling zie ik dus dit nieuwe
opus van dezen begaafden toonzetter te gemoet.
Het Klokje van Lmisfare", kerstsprookje van Fr.
Halm, vrij bewerkt in het Nederlandsch door C.
d. V: en getoonzet voor piano, driestemmig vrou
wen-koor en soli met declamatie door Dr. A. J. A.
Prange (4) is volgens het voorbericht geschreven
met het doel om door Zondagsscholen op Kerst
mis te worden uitgevoerd. De heer Prange zegt
dat de oorspronkelijke muziek te weinig ernstig
was on dat hij die dus geheel moest omwerken,
terwijl hij alleen de melodieën van de nummers 2
en 4 («ene oude Scbotsche kerkmelodie en het
Marialied) behouden heeft.
lionduit gezegd moet ik verklaren dat ik ook
deze bewerking te weing ernstig en te opper
vlakkig vind. Zij heeft dan ook op mij geen
gunstigen indruk gemaakt.
In het eerste koor moduleert de componist aan
houdend en wel op vaak onhandige wijze, zooals,
op de eerste en tweede pagina, van G dur naar
A dur. Verder gaat hij weer naar G. Vervolgens
naar C, F, Bes, F, Es, G, D, F, om eindelijk door
C E dur en C mol weder in G terecht te komen.
Voor oen koortje van 51 maten is dit wel wat veel.
Bij dergelijke werken is het juist wenschelük
zooveel mogelijk in den oorspronkelijken toonaard
te blijven, met n, hoogstens twee, uitwijkingen
naar den dominant of de parallel-toonaard.
Ook tegen de stroefhfüd vaa de begeleidingen
en basgangen heb ik bezwaar. Zoo is b.v. de
overgang van de tweede op de derde maat
van blalz 4 waar de grondtoon F, gelegd tegen
het nevenseptiem accoord op den zevenden trap,
plotseling naar het sext-accoord van F. springt,
niet te verdedigen.
In No. 3 (Alt-solo) klinkende octaven tusschen
de melodie en bas in maat 5 en 6 zeer slecht, al
meent de componist die ook door eene Vorhalte"
te hebben belekt, terwijl de drie maal verdub
belde terts, die ia het eerste accoord van maat 6
voorkomt, eveneens slecht klinkt.
Behalve de onjuistheden waarvan ik enkele
staal'jes heb aangehaald, biedt het werkje, ook
als stijl, weinig nobels of belangrijks. Zoo ont
neemt o. a. de begeleiding in triolenfiguren aan
het Marialied, van af de zesde maat, alle ka
rakter.
Dit werkje is waarschijnlijk oorspronkelijk alleen
bestemd om in den huiselyken kring door familie
en kennissen uitgevoerd te worden. Als zooda
nig zal het met genoegen aangehoord zijn en dit
heeft den componist misschien verleid het uit te
geven. M. i. had het in dea huiselijken kring
behooren te blijven, daar het werkje niet als een
aanwinst voor de Ned. muziekliteratuur kan be
schouwd worden, hetgeen zeer jammer is, want er
bestaat werkelijk behoefte aan werkjes in
dergelijken vorm, in eenvoudigen maar ernstigen
degelijken stijl.
VAN MJLLIGEN.
1. Uitgegeven te Utrecht bij J. A. Wagenaar,
prijs /' 0.40.
a. Uitgegeven te Utrecht bij J. A. Wagenaar,
prijs /'0.50.
3. Uitgegeven te Utrecht bij J. A. Wagenaar,
prijs / 0.35.
4. Uitgegeven te Nijmegen bij II. C. A. Thieme.
Prijs der piano-partituur mot recht van ne uit
voering /'ü.
PS. In mijn vorig verslag komt het woord
Kcrktoon koorsoort voor. De lezer zal reeds be
grepen hebben dat dit moet zijn: Kerktoonsoort.
Ook zijn in mijn stukje over Joseph Joachiin, van
het Muziekfeest sprekende, de woorden: te Keulen
uitgevallen.
HET PALEIS VAN ARTAXERXES TE PARIJS.
Binnen eenige dagen zal er een nieuwe zaal
in het Museum van het Louvre geopend worden:
de tweede zaal van het museum Dieulafoy, die
Hij was eenentwintig jaar, toen op een
helderen zomermorgeu een sierlijk rijtuigje
voor de twee hutten stilhield. Een jong
heer, deftig gekleed, met een ketting vau
goud aaii zijn horloge, sprong er uit en
hielp toen een oude dame, met grijs haar
uitstijgen, die tot hem zei: »Dii;ir is het,
lieve kind, in het tweede huis," en zij traden
de hut der Vallins binnen.
De oude vrouw stond aan de waschtobbe,
de vader, min of meer gebrekkig, dommelde
bij den haard. Beiden hieven verrast het
hoofd op, toen de jonge man riep: »Dag
vader, dag moeder !"
De boerin liet van ontroering den
zeeppot in de tobbe vallen en mompelde:
»Ben jij het, kind, ben jij liet werkelijk ?"
Jean nam het oudje in zijn armen en
kuste haar en herhaalde : »I)ag moeder".
De oude, met zijn bevende knieën, stond
op en zeide met de kalmte, die hem nooit
verliet:
| >;lïen je dan toch terug gekomen, jongen ?"
j /ij trokken huri Zondagschc kleeren aan,
om den (eruggekomene overal te vcrtoonen, !
bij den burgemeester, bij den pastoor, bij
den schoolmeester eu bij oude vrienden. j
Charlot, die met ecu bleek gezicht op j
den drempel van zijn woning stond, zag hen [
voorbij gaan. j
Des avonds, aan den maaltijd, zei hij tot
zijn vader : j
;>U moet beiden toch wel gvoole domkop- j
pen geweest zijn, om de Vallin's de gele- i
eenheid gegeven te hebben hun kind af te i
staan."
De moeder antwoordde met haar oude
| stijfhoofdigheid : j
AVij hebben ons kind niet verkocht."
De vader zei niets en de zoon hernam:
»'t Is wel ongelukkig om op die manier
opjjeoff'erd te zijn."
Toen sprak de oude Tuvache op
toornigen toon :
»Verwijt je ons misschien, dat we je hier
hielden ?"
En de jonge man, brutaal:
»Ja, dat verwijt ik je, dat je ezels bent
geweest. Ouders, zooaïs u, zijn een onge
luk voor de kinderen. Je verdient niet
beter dan dat ik heenga."
De moeder schreide boven haar bord en
zuchtte:
«Daarvoor voedt men nu zijn kinderen op."
»Ik was liever niet geboren," hernam de
zoon weer, ;>dan te worden, wat ik nu ben.
Toen ik dien anderen zag, van morgen,
begon mijn bloed te koken. En ik zei tot
me zelf: »Zie je, dat zou jij nu hebben kun
nen zijn, als och!"
I lij stond op en sprak na een poos weer:
»Ik voel dat ik weg moet, want als ik
bier bleef, dan zou ik van den ochtend tot
den avond niets kunnen doen, dan u je ge
drag verwijten en wat voor leven vol ellende
zou dat worden ? Daar, ik kan er niets
aan doen ; maar ik zal het je nooit ver
geven !''
De oude lui zwegen, geheel verslagen, met
tranen in de oogen.
De zoon ging voort:
»Xceii, het leven bier zou te hard zijn.
't Is beter dat ik mijn kost ergens anders
zoek."
Hij opende de deur. Een geluid vau
vroolijke stemmen weerklonk. Het waren
de Vallin's, die feest vierden om den
weergekomen zoon.
Charlot stampte toornig met den voet en
nog eens omziende, riep hij minachtend :
:,üomme kinkels!"
Toen verdween hij in de duisternis.