Historisch Archief 1877-1940
T"
No. 733
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
waaraan de heer en mevrouw Dieulafoy misschien
Wel de meeste zorg en liefde hebbén besteed,
Wftnt zij zet de kroon op bun werk. het zichtbaar
en tastbaar bewijs van de vruchtbaarheid hunner
onderneming.
Menigeen heeft in de eerste zaal de marmeren
kapiteelen gezien, gevormd door stierenkopper,
bewonderenswaardige stukken van de kunst der
AchemenideP, en de friezen van boogschutters en
leeuwen, die prachtwerken van polychromie in hun
grootsche en zuivere teekening. Men weet dat die
kapiteelen en ft iezen afkomstig zijn van' de
Apadana ot troonzaal van Artaxerxes Mnemon,
die het paleis van zijn grootvader Darius, dat
verbrand was, liet opbouwen, en zich daarvoor
l>ediende van de materialen welke de werking der
vlammen hadden weerstaan, de stieren onder
anderen. De Apadana was een monument van
twee-en-twintig meter hoogte, dat eene oppervlakte
van een hektare bedekte. De heer Dieulafoy heeft
de overblijfselen ervan volkomen losgegraven en
de puinboopen teruggevonden, nadat hij de om
lijning van het paleis (100 hektaren) nauwkeurig
had berkend en afgebakend, met de juiste plaats
voor elke afdeeling, harem, citadel, slottoren, enz.
De Apadana of troonzaal dan, dit belargrirkste
gedeelte van het paleis van Artaxerxes te Susa
gebouwd, in 404, op de oevers van den Chaour,
daar waar men nog het graf van Daniël ziet, is
nu geheel herbouwd op een twintigste der ware
grootte en zal binnen weinige dagen voor het
publiek worden toegankelijk gesteld.
Ziehier de beschrijving: een paralellogram door
een enkele reusachtige zaal gevormd, welker dak,
van cederhout, gedragen wordt doorvier-en-zestig
kolommen van grijs marmer, regelmatig op een
rij geschikt, en wier kapiteelen eevormd ziin door
de stierenkoppen die men kent In de vier hoeken
van deze zaal, vier torens van rose mefselsteen;
-zij komen uit onder de zijportieken, door een
muur van de zaal zelf gescheiden, en die men
bereikt door zes marmeren poorten. Verder aan
den gevel, boven de kapiteelen die haar dragen,
de fries der leeuwen. Onder de portieken, boven
de deuren, de fries der boogschutters Op de
torens, eveneens in friezen, de voorstelling van
Ormuz of den Terouër (schutsengel) van Ormnz
of den beschermgod van het koningschap, voor
welke uitlegging de heer Dieulafoy de meeste
?geneigdheid voelt.
Op den grond loopen strepen van Perzisch tomjr,
op den achtergrond tu'schen de twee laatste ko
lommen is de gouden draagbemcl van den koning
geplaatst; tusschen de kolommen en den grond
«ijn de inscripties die bewezen hebben dat dit
werkelijk het paleis van Darius is, herbouwd
door Artaxerxes Mnemon, den zoon van Parysatis,
wiens geschiedenis mad. Dieulafoy verteld heeft
in haar bekenden roman, het paleis dus, waarvan
gesproken wordt in het Boek Esther.
Aan de voorzijde eenige boogschutters, van die
tienduizend onsterfelyken" die de wacht van
n koning uitmaakten, naar de fries gevormd,
en die, hoewel zeer klein, nauwkeurig de afmeting
?aangeven van deze grootsche zaal, deze grootsche
verwezenlükirg en voorstelling van de macht der
kchayathia, die onder dit dak, op feestdagen, hot
volk van Susa en van bet geheel koninkrijk, zich
?volgens den bijbel van Indiëtot Aethiopiëuitstrek
kend, ontvingen.Ten slotte is de zaal gecompleteerd:
langs de muren, door iriezen van leeuwen en
ongekleurde stieren, welker inscripties bevestigen
dat zij onder Darius gemaakt zijn ; achteraan door
glazen kasten waar voorwerpen van den godsdienst
tentoongesteld ziin, en in de hoogte, om de zaal
heenloopend, het panorama van den omtrek
door Rubé, Chaperon en Jambon geschilderd, op
aanwijzingen van den heer Dieulafoy. Het stelt
links den Chaonr voor, met aan den oever, het
«raf van Daniël, van voren en rechts de bergen
Baktyaris (de Agros der Grieken), van Susa ge
scheiden door een reusachtige vlakte van 40
kilometers, die bergen aan welker voet de steden
Dizfoul en Chuster liggen, eindelijk tusschen de
twee vensters, de hoogte waarop de Apadana
zich verhief.
De indruk dien men krijgt door dit bouwwerk
is waarlijk treffend. Wanneer men, in gedachte,
deze Apadana boven op den omgang en achter
de pylonen, die er voor stonden, plaatst, de kolom
men twintig meter hoog derkt, de stieren en de
fries der leeuwen er op plaatst; dan is men diep
bewosen door de grootheid en pracht der
Achemenidische kunst, een der indrukwekkendste der
oudheid.
AANTEEKENCTGEN SCHILDERKUNST.
Er is veel gesproken over de versiering van het
monument op den Dam tijdens de Keizersfeesten.
Of het idee geweest zou ziin het monument be
paald te maskeeren, dan wel of men geen andere
kans zag den Dam een feestelijk aanzien to geven,
en het monument wat daartoe midden op zoo
aangewezen staat, dus maar als een kapstok ge
bruikt werd.
Maar een ding is wel zeker.
Door het feit dat men, uit welk grondidee dan
ook het monument, op die manier weer heeft
opgetooid, werd officieel erkend dat het monument
een leelijk ding is. Want met iets rcspektabels
of niet-leelijks zou men toch nooit zoo d >en.
En als nu een monument dat op het voor
naamste plein van de hoofdstad, vlak voor dat
eeuwig deftige stadhuis, zoo in het gezicht staat,
niet naar de mee.ning van enkelen, maar volgens
officiëele en algemeeno erkenr in<r een leelijk ding
is, niet monumentaal en iiiot pittoresk
zou het dan niet tijd wor-l'Vi het eens vier
kant op een kruiwagen weg te rij.len, want dat
kan niemand nu beeldstormerij vinden. Wat blijtt
er over van het begrip van een nationaal
godenkteeken als dat gedenkteeken niet kan worden
goresnekteerd '?
Er moot toch in Amsterdam weer een gracht
gedempt worden ? Dn ElandsgrBoht.
Een solieda onderlegger dunkt me. daarvoor,
zoo'n stevig steenen blok.
D? pop van de Maagd bivonop, zou desnoods
wel ergens in een historiesch Museum opgesteld
kunnen blijver".
Verleden week schreef ik enkels opmerkingen.
over de loealiteit, de inrichtirg en de
der stukken van de Utrechtsche invitatie-tentoon
stelling. Bij die opmerkingen had ik er rog
eene moeten voegen. liet is namelijk een vraag
die het bespreken waard i?f of de schilderijen
van Matthijs Maris die men er vindt, niet zeer
onvoldoende geplaatst zijn. Ik geloof dat ieder
die de expositie bezocht heeft dien indruk
krijgen zal. Maar het lijkt me vrij wat makke
lijker te zeggen dat deze stukken verkeerd ge
plaatst zijn, dan aan te wijzen hoe men ze dan
had moeten plaatsen.
Ook het groote doek van Derkinderen was
moeielijk te expozeeren, maar de commissie wist
vooruit dat dit komen zou, en de loods werd er,
om zoo te zeggen, op gebouwd. De stukken van
M. Maris daarentegen kwamen naar ik hoor. als
een verrassing een paar dagen vóór de opening.
Van het schilderwerk uit den laatsten tijd van
M. Maris was in ons land nog nooit iets ge
xpozeerd, en het is niet onbegrijpelijk dat de com
missie verheugd was juist op oen tentoonstelling
als deze daar wat van t e kunnen lat en zien. Maar
wat kon men er mee doen ? Ze in de groote
zaal hangen tusschen al de gekleurde schilde
rijen? Dat zou zeker heelemaal verkeerd zijn
geweest. Ze in een rustig vertrekje op een af
zonderlijk vak exposeeren scheen betrekkelijk nog
het beste. Toch zijn zij er, ook door het blinken
van de platgouden lijsten op het zijlicht, slecht
te zien.
Aangenomen dat men deze schilderijen b.'er
wilde laten zien, en dat men ze liever niet
dan onvoldoende had moeten plaatsen, is wel
wat te gemakkelijk radikaal beweerd dan had
men nog n ding kunnen proheeren.
In de groofe zaal namelijk, alleen op het klei
nere vak tegenover het groote doek van Derkin
deren hadden deze schilderijen evenals dat andere
zonder lijst, wellicht passend gesteld kunnen
worden. Het beeldhouwwerk van Zijl dat daar
nu staat en hangt, had best in een der kleine
vertrekken mogen komen. Zeker er van dat
onder het hooge hloote licht zij ook hier niet
verkeerd zouden doen, ben ik niet, en ik zeg dit
dan ook al een onderstellend stuurman aan don
wal zonder eenige bazige bedoeling. Want juist
door het maken van deze enkele overwegingen
wilde ik hier doen voelen, hoe makkelijk het is de
plaatsing van mooie schilderijen te veroordeeler,
maar hoe verbazend moeielijk het moet geacht
worden om een verzameling goede kunst te plaatsen
als een goed geheel, en zóó dat toch alle werk
in 't bizonder tot zijn recht komt.
En vereerders en kenners van het werk van
Thijs Maris zal zijn werk op een tentoonstelling
wel altijd onbevredigd laten. Om het sublieme in
zijn verheven creaties tot alle recht te doen ko
men moest men om zulk werk heen immers een
heerlijk huis kunnen bouwen.
Op de uitgeschreven prijsvraag om eene premie
plaat voor hare afdeelirg Beeldende Kunsten, is
dit jaar bij de Maatschappij Arti et Amicitiae
maar een enkele ets ingekomen, die bij stemming
der werkende leden niet werd aangenomen. Het
is opmerkelijk dat, terwijl voor den wedstrijd
Willink van Collen het aantal mededingers ieder
jaar nog toeneemt, het animo voor deze zaak
waar een drie- viermaal grooter premie op staat,
zoo bizonder gering wordt. Daar moet een reden
voor zijn.
Den vijfden Augustus wordt in den Ilaae door
de firma Nijhoff de collectie-Bauduin geveild, die
nu in Pulchri Studio is tentoongesteld. De ver
zameling is zeldzaam rijk aan uitgezochte Ja pan
ache kunst, lakwerk. brons, ivoor, netzuké's,
percelein en kakemono's. De heeren Bauduiu waren na
1860 in Japan gevestigd juist in den tijd toen
daar door den val van het oude leenstelsel de
oude verzamelingen van de mooiste kunst ver
spreid werden, en door hunne invloedrijke positie
konden ZN menig kostbaar stuk machtig worden.
V.
DE NAPOLEONS.
Van generaal Ricard zijn de er dagen Mémoi
res verschenen, die menige interressante meóV.
dëeling omtrent verscheidene leden van de familie
Bonaparte bevatten. Generaal Ricard is soldaat
gew< est onder het eerste keizerrijk, bij was
vleugel-adjudant van den ex koning Jéióme en
later van diens zoons. Hij was een overtuigd
Bonapartist en het Napoleonisme: was om zoo
te zeggen zijn godsdienst, nsaar dit. belette hem
niet, in vele gevallen de waarheid te zien en
ook te zeggen. En hij heeft zooveel fouten en
gebreken gezien, dat hij op een plaats treurig
uitroept: «Men moest bijna denten, d«t de
Napoleons er een genoegen in vonden, het
Bonapart'sme te vernietigen !"
De herinneringen van den generaal scheiden
zich in twee d pel en ; het eerste het ft op het jaar
1703 tot 1800 betrekking.
Pe ouders van den a;enersal waren in l TOS
te Marseille, en hier reeds kwam de jr>nce Uicard
met de farr.i ie Bonaparte in ant rakirg. Deze
familie bestond toen uit mud a me L"otitja, de drie
zoons Louis. Jo-eph en Jé.óme. en de dichters j
Elisa. Pauline en Caroline Rieard w.is vooral '
met Jóiöme bevriend eu kw:ru dikwijls bij de j
familie aan huis. De dichters hadden jui-t geen
heel goede reputatie. Hio. rd wi^ echter nog
te jor?g, om over dit punt afdoend bor'e.ht l?
geven De jull':onwen I> innparto speelden <r.'i:>rne
komedie, en Ricard \verd benevens zijn neef C'.iry
a's page srebruikt. Wij mankten voor hot !ooi;o»!
01 s toilet," vertelt hij, -te zaïnen met de damrs
Bonaparte, die er ree r op e-t°'d ware1', m.s naar j
haren sma;-:k op te tooien. Zij kleedden ons
dan. en wij li-t^n ze begaan, zij !c:.'d<-;i ons ronuro
op, de eene schikte ons het haar, de andere den
das. Men nam ons soms bij de ooren en gnl'
oi,s nu en dan ee;i k'eir.e oorvcey, daarvoor
ku.-te men OLS ook, en ve. oorloofde or.s, ten-g
te kussen.''
De generaal : ehihlert uitvoerig <!en ouli-n
Jórnnio, wai-rvan hij zeut. dat deze ar-on kwa:"!e :
kerel is geweest, maar ondankbaar in den ).oog
sten giaad. en laUr hè. i'i ziin ;<tnn een
verii-serdeir invloe-l op hom nitL'P, ell-lld. V;.n '!' ze
OLdankbaarhfid «'< fc Rie.'.r l vele Iso.yij en. e.1!
ook van gemis a;<n e.lthiK.e-i'^heJd en ui>-'.. Van
18.32 tot 1850 was generaal Ricard eerste
vleugel-adjudaLt van den ouden Je. ome, en hierdoor
verkeerde hij zeer intiem mtt de tweede keizer
lijke familie. Hij kturt scherp de opposi'ie af,
die de jonge prits Jéróme tegen den. keizer
voerde, en hij verbergt niet, dat deze oppositie
ontstond uit het bewustzijn van Jéröme, dat hij
zilf eigenlijk keizer mo-st zijn. Eens kwam de
prits in een groot geïelschap; lij girg voorden
rpiegel staan, bekeek zich en zeide toen zoo luid,
dut alle aanwezigen het konden hooren : «Dat
is tcch ten minste een Napoleoni-kop, niet
waar, generaal ?" Generaal Ricard, tot w'en de
woon'ei) waren gericht, vertelt verder: »Ik maakte
zwijgend eene bu'ging, wij begrepen allen de zin
speling op eene ai.dere persoonlijkheid der fami
lie, wier profiel zeker weinig op een Caesarskop
gelijkt. De prins ging terstond weder heen, waar
schijnlijk was hij sleeh's gekomen om deze kleine
tc'èxe te vfrtoonen. Htt was hitusschen niet de
eerste maal, dat ik hem zoo hoorde spreken ;
somtijds heeft i ij jich ten opzichte van zijn i eef
nog veel duidelijker uitgelaten. Hij maakte er
volstrekt geen geheim van, dat hij hem in 't
geheel niet beschouwde als tot de familie
der Napoleon's te behooren, of hoogstens als
iemand, die er door het toeval wiis ingewwpen.
Zonder twijfel weet dit iedereen, en de onzeker
heid begint eerst Han als het er op aankomt, den
vader te zoeken, dien men onzen souverein kan
toeschrijven ; Hoitente zelf had misschien daar
omtrent geen jui-te opheldering kunnen geven."
Uitvoerig zegt de generaal zijne opinie over de
Fransche legeraarjvoering in den Krimoorlog.
Dat prins Napoleon terugkeerde, keurt hij niet
goed, maar hij is het volkomen eens rnet hetgeen
de pril s over de Fransche gw en als zeide. Zij
haddtn den oorlog slechts ia Afrika geleerd,
ipaar de Europeesche legers waren geen
Bedouinen. Aan de Fransche soldaten zwaaien beiden
den hoogsten lof toe. ,,Onze soldaten'', zeide de
prius, zijn leeuwen, die door ezels geleid wor
den." Herhaaldelijk spreekt de generaal over
het toenemende gemis aan discipline en over de
omkoopbaarheid onder het keizerrijk De keizer",
schrijft hij in 1850 in zijn dagboek, wordt van
alle kanten bestolen ; hij wordt bestolen als
souverein en als man. Hij betaalt een nieuw
geweersysteem met 100,000 francs, de uitvinder
krijgt slechts 10,000. Hij koopt een paard, dat
men hem met 00,000 francs in rekening brengt,
terwijl de verkooper 8000 francs ontvangt en
ook niet meer gevraagd heeft. Wat een om
geving !" Van mademoiselle Montijo verwacht
de generaal mets goeds fn gaat haren wassenden
invloed met zorg en angst na. Bij schildert de
dolle feesten eu int'igea van Compiègne en
Foutaintblea", en de dubbelzinnige elementen,
die men er aantreft; hij schrijft vervolgens:
»Wa»rlijk, de waardigheid vervliegt steeds meer
en meer bij onze vorsten en huune omgeving.
Men zo:i meeneu dat deze geheele wereld zich
zelf iriet als ernstig opneemt en aan den duur
van de tegenwoordige regeering niet gelooft. Het
is een mengelmoes van lieden, die alleen genieten
willen; in deze betde moet men geen
beletfdheid eu goe.ien toon zoeken. De keizerin is, zoo
als men zegt, eene groote vereerster van koningiu
Marie Autoinette, die in een tijd nis de onze
geen voorbeeld tot navolging is; hetgeen men
Maric-Antoinette. die eene keizersdochter was, niet
vergeven heeft, dat zal men mademoiselle Mom ij o
r,og minder vergeven. Maar de lessen van het
verleden zijn voor het hof een doode letter. Hoe
kan de keizer, die dan toch voor een verstandig
u,an doorgaat, al deze dwaasheden dulden, voor
welke hij tegenover de publieke opinie de verant
woordelijkheid draaiit? Ons bof moet een voorwerp
van bespot'ing voor de vreemde hoven zijn. Paar
wij vorsten zijn willen, moeten we het ten minste
irr de houding en den goeden toon zijn. Maar
i iets bewijst beter, hoezeer de monarchale tra
ditie in Frankrijk verdwijnt, dan het gedrag van
deze zich voornaam aanstellende persoonlijkheden
die onder het oude régime nauwelijks in de
antichambre gedi ld zouden worden." i e
generaal schilde: t vervolgens, hoe de invloed
van de keizerin nog «rooier werd, toen zij den
keizer een erfgenaam schor,k. en op den 12
Augustus IS50 schrijft hij in zijn dagboek: >Ik
heb het duistere voo'gevoel. dat deze domn.e,
lichtvaardige, ijdele, f'aiitasti-che en opvliegende
p? rsoonlijkheid eeumaal het ongeluk van zijn
vaderland zijn zal!" Wel heeft de generaal gelijk
gehad.
Fraai is de volgende plaats ia het dagboek:
»10 Maart 1850. De keizerin heeft heden een
zoon gekregen. Priiia Napo'eon (\vien deze
knaap de hoop afsneed, zelf keizer te worden)
heeft zich bij deze gelegenheid zeer onhandig
en onbeleefd gedragen. D;;ar hij kon weten hoe
hij bij htt voorstellen van den jonggeborene
doiT alle hovelingen, die riet van hem hielden,
werd gadegeslagen, had hij terr minste zooveel
zelfbeluersehing moeten hebben, orn zijne erger
nis niet te laten merken. Maar de/,e ergernis
kon iedereen, om zoo te zeggen, rnet handen
trijpen. Zijne Kei erlijke Hoogheid zette een
huog.-t sombtr eir knorrig gezicht. Men verhaalt
een bon mot. dat. een mini-jU r op deze serie
n aakie : »Zii t daar Nero, die over ht t \ernu.orden
van Britaiiiiicus deukt!' Men kent de
gecstighoilM'. dia in Je onige-.'in<i van den prins op
d'_- Keizerin gemaakt woidc.", znowd voor als
n,i ili' gi-b'iorle van den ld i/erlijkeu prins. Pat
herinnert in jtllts aüir het Hol' van Lodewijk
N VI, natuurlijk zonder den toeirrt'aliuen goeden
UiiHïen de w.-lgeinajm rdheid. Marie-Aiiioiiiette
wa< toch zelf van d>' /ij'e harer naaste
hloedvr\vai.teuhet doelwit van dciMrelijke bix^aardighedeii
vu bvUisteriii</(".i. Tot ws.t hoi ft hel lx Kle-u srevoerl,
den la^t'Taur e;i grappenmaker zoowel a's xija
oll'er':< Hoe zij.i toch de lessen van eene
ireM'hie !('!:l^, U KT i^'t tli'/'-'n liOi!" OiidtT IM1S U'VII'.
>.<)i> >[>.' i'di.g kiiiirn-ii verlieten worden ! ' Men
Lt.Yoe'i, welk zieh'lfpd di/r1 lomlh^r-iige
Kinap,ini-t vtrdioi-Lf. ais hij zulk oen huis'ioü'len en
zulk pervuKi'ijkhi'-leii lie.-choiiwdi'. Voor bcüi
geldt ooi', wat hij v.',n een anderen toew.'iiep'fn
(liiiiaar '.air h< l keizerrijk bcr.V.hi, die eens tot
hem z'.-iik' : \\~:<,(, is her, voor voMij^, dut vij
vv het /ijl) tot!i N:ipo)eon- :"
VARIA.
PLASTISCHE KUNST,
Te Villeneuve-s>ur-Lot is een standbeeld van
Bernard Palissy, den genialen plateeihakker ver
rezen. Naar aanleiding hiervan geert in de Jaetice
t'ft'roy een aardige karakteristiek van den
grooten ceramicus.
,,Toen bij zijn langen, moeielijken en
bewonderenswaardigen worstelstrijd had geëindigd, had
Palissy niet minder gevonden dan het witte email,
hot wit, bruin en blauw gejaspeerd aardewerk,
de gekleurde emails, en de vazen en schotels dje
hij rustiques ti^ulines'' noemde. Ala&r ook, em
da klüi door hem geonouleerd, te versieren, was
de realist motieven voor decoratie gaan zoeken
bij de tlora en fauna in zijne omgeving.
In zijn lange zwerftochten dooi' de moerassen
aan den zeekant, langs de (Jharente en de beken
van Saiiitonge, vorschte hij en bestudeerde het
krioelen der dierenwereld in het water, en den
vuchtigen plantengroei van rotsen en oevers. Hij
bleef zwijgend turen naar het heen en weer schie
ten der schepsels tusschen de holle steei.en of onder
het gras. Ten slotte was hem niets meer ver
borgen van de bewegingen en gewoonten der
grijze slangen, onhoorbaar schuifelend over den
grond., de adders, hun platten kop door de stee
nen doorstekend, de hagedissen in hun schichtig
voorbijschieten op de grauwe steenen, of stilliggend
met opgezwollen keel, om de zon in te drinken.
Toen kende hij de bewegingen der visschen, die
op de oppervlakte van het water kwamen lucht
happen , of pijlsnel hun. prooi naijlden, met han
plotselinge zwenkingen, hun verschillende
zwembeweginger. Hij zag de kikvorschen springen en als
steenen in het water plompen, de kretdten en
krahben door het slib tcharrelen, de bonte schel
pen langzaam opengaan. Hij merkic de kleur
verschillen op in de waterwereld der planten, van
het bruinrood en het somber groen dir zeewieren
tot het grijzig bleek van den wilg.
En, toen hij alles gezien en alles geleerd had,
kon hij het ook weergeven, zooa'.s hij het hal
gezien.
Wie voor het eerst naar het Louvre gaat, staat
verbaasd stil,als hij tusschen do Italiaansche faïences
en die der Franbche Renaissance plotseling vazen,
schotels en borden ziet^ van een zonderlinge
decoratie. Verwonderlijk! liet is alsof om die
vazen, die kannen, die kommen, zich van zelf die
takken kronkelen, die klimplanten, zoo frisch en
bloeiend, liet is alsof' die borden, die groote
muurschotels, rotsholten zijn, of strepen aarde
met water doorweekt, welke men daar, met hun
bewoners, hun tinten en hun leven, op fantastische
wijze heeft kunnen herbergen,
Daar vindt ge de schenkkannen met tuiten als
iriskelken, waterkruiken met lauwertakken om
hun dikken buik, bloeiende takken van
bessenhoornen, de schotels,waar op een grond van schelpjes
zich de bruine en grijze adders kronkelen, elk
ander zoekend. Daaromheen, in het stroomende
water, schieten vorens, baarzen en snoeken; op
den oeverrand, in de dichte gras- en waterplan
ten, in het teedere groen van waterkers,
wateraardhezié'n, postelein, varens, sluipen de hage
dissen, hurken de goucloogige jonge kikvorschen
neer. liet email heeft aan de bladeren hun glans,
aan de visschen hun spiegeling, aan de schel
pen hun paarlemoergloe.d weergegeven. Wat wij
hier onder de oogen hebben, is een bezield hoek
je natuur, met het trillen van haar groen, de
vochtigheid van haar stroomen.
*
Wat Palisty's denkbeelden en indrukken zelt
waren, weten wij uit een boek. dat h'.i in 1580
te Parijs deed verschijnen bij Martin Le Jeune,
in De Slang". Dit boek handelt over het water,
het ijs, de metalen, houten, steenen, kleisoorten,
het is een werkelijke cursus in de vergelijkende
geologie. Het heet: Discours i.dmiraiiles de la
nutttre des eau.c et fontaines temt naturelles
qu'artificielles, des m, taux, des sels et salines,
des picrres, du feu et des maiu-, ai:cc piaaieurs
uutres excelleiits secrets des dioses naturelles.
In dat hoek leert men Palissy kennen als
physicus, chemicus, geoloog, in een tijd toen al die
wetenschappen nog geen wetenschappen heetten.
Hij doet proeven omtrent mestsoorten, zouten,
metalen, en vertelt wat hij gevonden en ontdekt
heeft. Enkele oogenblikken wordt de sluier opge
licht voor den geleerde vol intuïtie, die bijna de
wet der uitzetting en die der zwaarte van de
lucht formuleerde, die tlauw het beginsel der
aantrekkingskracht zag, en dat van d>; ontleding
der lichtstralen, die het eerst op hot der.kbceld
kwam vanartesische putten, die de theorie der
cristallisatie volkomen juist formuleerde, en om zijne
waarneming omtrent de kalkformatiër. den oor
sprong dc-r füssilen, door Cuvier terecht de vader
der moderne geologie genoemd wordt.
Te Parijs ziju dezer dagen weer hooge prijzen
besteed voor kunstvoorwerpen en antiquiteiten.
Er was eene collectie uit Italiëonder den hamer,
men betaalde o.a. voor drie statuetten van Clodion,
ItJ.TOO ir.; twee oud Meissener candelabros in
goudbrons gemonteerd, van den bronzcur l'u:iirri, die
onder Louis XVr beroemd was; l'J.Ono franc'-', twee
kleine appl!i[ues zonder brons 150 francs; een
Krar.sch tapijtbehingsel uit de tijd xan Louis XIV,
eer.c allegorie van Amerika, 8750 i'ra'M'.s: een
Brusselse!! tapijtliohangsel. de1 massacre des
Innoceat.s", cii'.d 10de eeuw. 700:) i'rxics; een ander,
De jacht", haar Teniers. eind 17de ecu»'. 10,500
francs; een derde. Boerciikcrmis'1. naar Teniers,
li;'gin 18do i'i.'uw, 10,500 francs, ei:z. te zam.cn
101 ;'i5_' i'uu.cs.
1','i'u ij'.'i'f uil lu-t br<ii<xiij'li't'rk. N<iar aan de
K'<'iiiti-i:!i'! Z':itn.:i'i uit Peter.ibu.-g geniohlt wordt,
is onl.uigs i;i hi:t gouvernement Jukaterinuslaw
en; z;.f." interi'ssaiitüarchacologisdie vor.iUt
goil.uiu. .uir. i:i het di.-trict Al'xandro-.\>k, hij
het iU-r;> l! ',40 Kr. ontdekte on.ifosor E.varnizki
cc:: k:i:u:i!i 'lieiue!) e'i liet dc;:cu in zijiie
tcg!.!i:',v;;ofii:ghci i opengraven. Men vond het graf
va/i I.VKO vrouw uit hut brons1 ijdpcrk ('ongeveer
ui":(i ja;en geleden). In het graf !ag een voor. re Ir'ulijk
in oijeJi'.;' Mtp.at gchloven geraamte var; eei.e vrouw,
dooi1 talrijke hoiig^t Ixïlar.nrijhc archa^ologi; die
vo '!''M 'in n i!.nj,ijveu. Hi(.'n,n:!cr lievi;i::l zirh
verM'hi:ii.'ji'.i ii'.i ::ui:i niet o\ei:>H;;1.-i'i;'n var» sjrijzei1.
ecu kri.ü; nul c-,i\. gekriitalütord ovcr.-.chut van