De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 12 juli pagina 3

12 juli 1891 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

T" No. 733 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. waaraan de heer en mevrouw Dieulafoy misschien Wel de meeste zorg en liefde hebbén besteed, Wftnt zij zet de kroon op bun werk. het zichtbaar en tastbaar bewijs van de vruchtbaarheid hunner onderneming. Menigeen heeft in de eerste zaal de marmeren kapiteelen gezien, gevormd door stierenkopper, bewonderenswaardige stukken van de kunst der AchemenideP, en de friezen van boogschutters en leeuwen, die prachtwerken van polychromie in hun grootsche en zuivere teekening. Men weet dat die kapiteelen en ft iezen afkomstig zijn van' de Apadana ot troonzaal van Artaxerxes Mnemon, die het paleis van zijn grootvader Darius, dat verbrand was, liet opbouwen, en zich daarvoor l>ediende van de materialen welke de werking der vlammen hadden weerstaan, de stieren onder anderen. De Apadana was een monument van twee-en-twintig meter hoogte, dat eene oppervlakte van een hektare bedekte. De heer Dieulafoy heeft de overblijfselen ervan volkomen losgegraven en de puinboopen teruggevonden, nadat hij de om lijning van het paleis (100 hektaren) nauwkeurig had berkend en afgebakend, met de juiste plaats voor elke afdeeling, harem, citadel, slottoren, enz. De Apadana of troonzaal dan, dit belargrirkste gedeelte van het paleis van Artaxerxes te Susa gebouwd, in 404, op de oevers van den Chaour, daar waar men nog het graf van Daniël ziet, is nu geheel herbouwd op een twintigste der ware grootte en zal binnen weinige dagen voor het publiek worden toegankelijk gesteld. Ziehier de beschrijving: een paralellogram door een enkele reusachtige zaal gevormd, welker dak, van cederhout, gedragen wordt doorvier-en-zestig kolommen van grijs marmer, regelmatig op een rij geschikt, en wier kapiteelen eevormd ziin door de stierenkoppen die men kent In de vier hoeken van deze zaal, vier torens van rose mefselsteen; -zij komen uit onder de zijportieken, door een muur van de zaal zelf gescheiden, en die men bereikt door zes marmeren poorten. Verder aan den gevel, boven de kapiteelen die haar dragen, de fries der leeuwen. Onder de portieken, boven de deuren, de fries der boogschutters Op de torens, eveneens in friezen, de voorstelling van Ormuz of den Terouër (schutsengel) van Ormnz of den beschermgod van het koningschap, voor welke uitlegging de heer Dieulafoy de meeste ?geneigdheid voelt. Op den grond loopen strepen van Perzisch tomjr, op den achtergrond tu'schen de twee laatste ko lommen is de gouden draagbemcl van den koning geplaatst; tusschen de kolommen en den grond «ijn de inscripties die bewezen hebben dat dit werkelijk het paleis van Darius is, herbouwd door Artaxerxes Mnemon, den zoon van Parysatis, wiens geschiedenis mad. Dieulafoy verteld heeft in haar bekenden roman, het paleis dus, waarvan gesproken wordt in het Boek Esther. Aan de voorzijde eenige boogschutters, van die tienduizend onsterfelyken" die de wacht van n koning uitmaakten, naar de fries gevormd, en die, hoewel zeer klein, nauwkeurig de afmeting ?aangeven van deze grootsche zaal, deze grootsche verwezenlükirg en voorstelling van de macht der kchayathia, die onder dit dak, op feestdagen, hot volk van Susa en van bet geheel koninkrijk, zich ?volgens den bijbel van Indiëtot Aethiopiëuitstrek kend, ontvingen.Ten slotte is de zaal gecompleteerd: langs de muren, door iriezen van leeuwen en ongekleurde stieren, welker inscripties bevestigen dat zij onder Darius gemaakt zijn ; achteraan door glazen kasten waar voorwerpen van den godsdienst tentoongesteld ziin, en in de hoogte, om de zaal heenloopend, het panorama van den omtrek door Rubé, Chaperon en Jambon geschilderd, op aanwijzingen van den heer Dieulafoy. Het stelt links den Chaonr voor, met aan den oever, het «raf van Daniël, van voren en rechts de bergen Baktyaris (de Agros der Grieken), van Susa ge scheiden door een reusachtige vlakte van 40 kilometers, die bergen aan welker voet de steden Dizfoul en Chuster liggen, eindelijk tusschen de twee vensters, de hoogte waarop de Apadana zich verhief. De indruk dien men krijgt door dit bouwwerk is waarlijk treffend. Wanneer men, in gedachte, deze Apadana boven op den omgang en achter de pylonen, die er voor stonden, plaatst, de kolom men twintig meter hoog derkt, de stieren en de fries der leeuwen er op plaatst; dan is men diep bewosen door de grootheid en pracht der Achemenidische kunst, een der indrukwekkendste der oudheid. AANTEEKENCTGEN SCHILDERKUNST. Er is veel gesproken over de versiering van het monument op den Dam tijdens de Keizersfeesten. Of het idee geweest zou ziin het monument be paald te maskeeren, dan wel of men geen andere kans zag den Dam een feestelijk aanzien to geven, en het monument wat daartoe midden op zoo aangewezen staat, dus maar als een kapstok ge bruikt werd. Maar een ding is wel zeker. Door het feit dat men, uit welk grondidee dan ook het monument, op die manier weer heeft opgetooid, werd officieel erkend dat het monument een leelijk ding is. Want met iets rcspektabels of niet-leelijks zou men toch nooit zoo d >en. En als nu een monument dat op het voor naamste plein van de hoofdstad, vlak voor dat eeuwig deftige stadhuis, zoo in het gezicht staat, niet naar de mee.ning van enkelen, maar volgens officiëele en algemeeno erkenr in<r een leelijk ding is, niet monumentaal en iiiot pittoresk zou het dan niet tijd wor-l'Vi het eens vier kant op een kruiwagen weg te rij.len, want dat kan niemand nu beeldstormerij vinden. Wat blijtt er over van het begrip van een nationaal godenkteeken als dat gedenkteeken niet kan worden goresnekteerd '? Er moot toch in Amsterdam weer een gracht gedempt worden ? Dn ElandsgrBoht. Een solieda onderlegger dunkt me. daarvoor, zoo'n stevig steenen blok. D? pop van de Maagd bivonop, zou desnoods wel ergens in een historiesch Museum opgesteld kunnen blijver". Verleden week schreef ik enkels opmerkingen. over de loealiteit, de inrichtirg en de der stukken van de Utrechtsche invitatie-tentoon stelling. Bij die opmerkingen had ik er rog eene moeten voegen. liet is namelijk een vraag die het bespreken waard i?f of de schilderijen van Matthijs Maris die men er vindt, niet zeer onvoldoende geplaatst zijn. Ik geloof dat ieder die de expositie bezocht heeft dien indruk krijgen zal. Maar het lijkt me vrij wat makke lijker te zeggen dat deze stukken verkeerd ge plaatst zijn, dan aan te wijzen hoe men ze dan had moeten plaatsen. Ook het groote doek van Derkinderen was moeielijk te expozeeren, maar de commissie wist vooruit dat dit komen zou, en de loods werd er, om zoo te zeggen, op gebouwd. De stukken van M. Maris daarentegen kwamen naar ik hoor. als een verrassing een paar dagen vóór de opening. Van het schilderwerk uit den laatsten tijd van M. Maris was in ons land nog nooit iets ge xpozeerd, en het is niet onbegrijpelijk dat de com missie verheugd was juist op oen tentoonstelling als deze daar wat van t e kunnen lat en zien. Maar wat kon men er mee doen ? Ze in de groote zaal hangen tusschen al de gekleurde schilde rijen? Dat zou zeker heelemaal verkeerd zijn geweest. Ze in een rustig vertrekje op een af zonderlijk vak exposeeren scheen betrekkelijk nog het beste. Toch zijn zij er, ook door het blinken van de platgouden lijsten op het zijlicht, slecht te zien. Aangenomen dat men deze schilderijen b.'er wilde laten zien, en dat men ze liever niet dan onvoldoende had moeten plaatsen, is wel wat te gemakkelijk radikaal beweerd dan had men nog n ding kunnen proheeren. In de groofe zaal namelijk, alleen op het klei nere vak tegenover het groote doek van Derkin deren hadden deze schilderijen evenals dat andere zonder lijst, wellicht passend gesteld kunnen worden. Het beeldhouwwerk van Zijl dat daar nu staat en hangt, had best in een der kleine vertrekken mogen komen. Zeker er van dat onder het hooge hloote licht zij ook hier niet verkeerd zouden doen, ben ik niet, en ik zeg dit dan ook al een onderstellend stuurman aan don wal zonder eenige bazige bedoeling. Want juist door het maken van deze enkele overwegingen wilde ik hier doen voelen, hoe makkelijk het is de plaatsing van mooie schilderijen te veroordeeler, maar hoe verbazend moeielijk het moet geacht worden om een verzameling goede kunst te plaatsen als een goed geheel, en zóó dat toch alle werk in 't bizonder tot zijn recht komt. En vereerders en kenners van het werk van Thijs Maris zal zijn werk op een tentoonstelling wel altijd onbevredigd laten. Om het sublieme in zijn verheven creaties tot alle recht te doen ko men moest men om zulk werk heen immers een heerlijk huis kunnen bouwen. Op de uitgeschreven prijsvraag om eene premie plaat voor hare afdeelirg Beeldende Kunsten, is dit jaar bij de Maatschappij Arti et Amicitiae maar een enkele ets ingekomen, die bij stemming der werkende leden niet werd aangenomen. Het is opmerkelijk dat, terwijl voor den wedstrijd Willink van Collen het aantal mededingers ieder jaar nog toeneemt, het animo voor deze zaak waar een drie- viermaal grooter premie op staat, zoo bizonder gering wordt. Daar moet een reden voor zijn. Den vijfden Augustus wordt in den Ilaae door de firma Nijhoff de collectie-Bauduin geveild, die nu in Pulchri Studio is tentoongesteld. De ver zameling is zeldzaam rijk aan uitgezochte Ja pan ache kunst, lakwerk. brons, ivoor, netzuké's, percelein en kakemono's. De heeren Bauduiu waren na 1860 in Japan gevestigd juist in den tijd toen daar door den val van het oude leenstelsel de oude verzamelingen van de mooiste kunst ver spreid werden, en door hunne invloedrijke positie konden ZN menig kostbaar stuk machtig worden. V. DE NAPOLEONS. Van generaal Ricard zijn de er dagen Mémoi res verschenen, die menige interressante meóV. dëeling omtrent verscheidene leden van de familie Bonaparte bevatten. Generaal Ricard is soldaat gew< est onder het eerste keizerrijk, bij was vleugel-adjudant van den ex koning Jéióme en later van diens zoons. Hij was een overtuigd Bonapartist en het Napoleonisme: was om zoo te zeggen zijn godsdienst, nsaar dit. belette hem niet, in vele gevallen de waarheid te zien en ook te zeggen. En hij heeft zooveel fouten en gebreken gezien, dat hij op een plaats treurig uitroept: «Men moest bijna denten, d«t de Napoleons er een genoegen in vonden, het Bonapart'sme te vernietigen !" De herinneringen van den generaal scheiden zich in twee d pel en ; het eerste het ft op het jaar 1703 tot 1800 betrekking. Pe ouders van den a;enersal waren in l TOS te Marseille, en hier reeds kwam de jr>nce Uicard met de farr.i ie Bonaparte in ant rakirg. Deze familie bestond toen uit mud a me L"otitja, de drie zoons Louis. Jo-eph en Jé.óme. en de dichters j Elisa. Pauline en Caroline Rieard w.is vooral ' met Jóiöme bevriend eu kw:ru dikwijls bij de j familie aan huis. De dichters hadden jui-t geen heel goede reputatie. Hio. rd wi^ echter nog te jor?g, om over dit punt afdoend bor'e.ht l? geven De jull':onwen I> innparto speelden <r.'i:>rne komedie, en Ricard \verd benevens zijn neef C'.iry a's page srebruikt. Wij mankten voor hot !ooi;o»! 01 s toilet," vertelt hij, -te zaïnen met de damrs Bonaparte, die er ree r op e-t°'d ware1', m.s naar j haren sma;-:k op te tooien. Zij kleedden ons dan. en wij li-t^n ze begaan, zij !c:.'d<-;i ons ronuro op, de eene schikte ons het haar, de andere den das. Men nam ons soms bij de ooren en gnl' oi,s nu en dan ee;i k'eir.e oorvcey, daarvoor ku.-te men OLS ook, en ve. oorloofde or.s, ten-g te kussen.'' De generaal : ehihlert uitvoerig <!en ouli-n Jórnnio, wai-rvan hij zeut. dat deze ar-on kwa:"!e : kerel is geweest, maar ondankbaar in den ).oog sten giaad. en laUr hè. i'i ziin ;<tnn een verii-serdeir invloe-l op hom nitL'P, ell-lld. V;.n '!' ze OLdankbaarhfid «'< fc Rie.'.r l vele Iso.yij en. e.1! ook van gemis a;<n e.lthiK.e-i'^heJd en ui>-'.. Van 18.32 tot 1850 was generaal Ricard eerste vleugel-adjudaLt van den ouden Je. ome, en hierdoor verkeerde hij zeer intiem mtt de tweede keizer lijke familie. Hij kturt scherp de opposi'ie af, die de jonge prits Jéróme tegen den. keizer voerde, en hij verbergt niet, dat deze oppositie ontstond uit het bewustzijn van Jéröme, dat hij zilf eigenlijk keizer mo-st zijn. Eens kwam de prits in een groot geïelschap; lij girg voorden rpiegel staan, bekeek zich en zeide toen zoo luid, dut alle aanwezigen het konden hooren : «Dat is tcch ten minste een Napoleoni-kop, niet waar, generaal ?" Generaal Ricard, tot w'en de woon'ei) waren gericht, vertelt verder: »Ik maakte zwijgend eene bu'ging, wij begrepen allen de zin speling op eene ai.dere persoonlijkheid der fami lie, wier profiel zeker weinig op een Caesarskop gelijkt. De prins ging terstond weder heen, waar schijnlijk was hij sleeh's gekomen om deze kleine tc'èxe te vfrtoonen. Htt was hitusschen niet de eerste maal, dat ik hem zoo hoorde spreken ; somtijds heeft i ij jich ten opzichte van zijn i eef nog veel duidelijker uitgelaten. Hij maakte er volstrekt geen geheim van, dat hij hem in 't geheel niet beschouwde als tot de familie der Napoleon's te behooren, of hoogstens als iemand, die er door het toeval wiis ingewwpen. Zonder twijfel weet dit iedereen, en de onzeker heid begint eerst Han als het er op aankomt, den vader te zoeken, dien men onzen souverein kan toeschrijven ; Hoitente zelf had misschien daar omtrent geen jui-te opheldering kunnen geven." Uitvoerig zegt de generaal zijne opinie over de Fransche legeraarjvoering in den Krimoorlog. Dat prins Napoleon terugkeerde, keurt hij niet goed, maar hij is het volkomen eens rnet hetgeen de pril s over de Fransche gw en als zeide. Zij haddtn den oorlog slechts ia Afrika geleerd, ipaar de Europeesche legers waren geen Bedouinen. Aan de Fransche soldaten zwaaien beiden den hoogsten lof toe. ,,Onze soldaten'', zeide de prius, zijn leeuwen, die door ezels geleid wor den." Herhaaldelijk spreekt de generaal over het toenemende gemis aan discipline en over de omkoopbaarheid onder het keizerrijk De keizer", schrijft hij in 1850 in zijn dagboek, wordt van alle kanten bestolen ; hij wordt bestolen als souverein en als man. Hij betaalt een nieuw geweersysteem met 100,000 francs, de uitvinder krijgt slechts 10,000. Hij koopt een paard, dat men hem met 00,000 francs in rekening brengt, terwijl de verkooper 8000 francs ontvangt en ook niet meer gevraagd heeft. Wat een om geving !" Van mademoiselle Montijo verwacht de generaal mets goeds fn gaat haren wassenden invloed met zorg en angst na. Bij schildert de dolle feesten eu int'igea van Compiègne en Foutaintblea", en de dubbelzinnige elementen, die men er aantreft; hij schrijft vervolgens: »Wa»rlijk, de waardigheid vervliegt steeds meer en meer bij onze vorsten en huune omgeving. Men zo:i meeneu dat deze geheele wereld zich zelf iriet als ernstig opneemt en aan den duur van de tegenwoordige regeering niet gelooft. Het is een mengelmoes van lieden, die alleen genieten willen; in deze betde moet men geen beletfdheid eu goe.ien toon zoeken. De keizerin is, zoo als men zegt, eene groote vereerster van koningiu Marie Autoinette, die in een tijd nis de onze geen voorbeeld tot navolging is; hetgeen men Maric-Antoinette. die eene keizersdochter was, niet vergeven heeft, dat zal men mademoiselle Mom ij o r,og minder vergeven. Maar de lessen van het verleden zijn voor het hof een doode letter. Hoe kan de keizer, die dan toch voor een verstandig u,an doorgaat, al deze dwaasheden dulden, voor welke hij tegenover de publieke opinie de verant woordelijkheid draaiit? Ons bof moet een voorwerp van bespot'ing voor de vreemde hoven zijn. Paar wij vorsten zijn willen, moeten we het ten minste irr de houding en den goeden toon zijn. Maar i iets bewijst beter, hoezeer de monarchale tra ditie in Frankrijk verdwijnt, dan het gedrag van deze zich voornaam aanstellende persoonlijkheden die onder het oude régime nauwelijks in de antichambre gedi ld zouden worden." i e generaal schilde: t vervolgens, hoe de invloed van de keizerin nog «rooier werd, toen zij den keizer een erfgenaam schor,k. en op den 12 Augustus IS50 schrijft hij in zijn dagboek: >Ik heb het duistere voo'gevoel. dat deze domn.e, lichtvaardige, ijdele, f'aiitasti-che en opvliegende p? rsoonlijkheid eeumaal het ongeluk van zijn vaderland zijn zal!" Wel heeft de generaal gelijk gehad. Fraai is de volgende plaats ia het dagboek: »10 Maart 1850. De keizerin heeft heden een zoon gekregen. Priiia Napo'eon (\vien deze knaap de hoop afsneed, zelf keizer te worden) heeft zich bij deze gelegenheid zeer onhandig en onbeleefd gedragen. D;;ar hij kon weten hoe hij bij htt voorstellen van den jonggeborene doiT alle hovelingen, die riet van hem hielden, werd gadegeslagen, had hij terr minste zooveel zelfbeluersehing moeten hebben, orn zijne erger nis niet te laten merken. Maar de/,e ergernis kon iedereen, om zoo te zeggen, rnet handen trijpen. Zijne Kei erlijke Hoogheid zette een huog.-t sombtr eir knorrig gezicht. Men verhaalt een bon mot. dat. een mini-jU r op deze serie n aakie : »Zii t daar Nero, die over ht t \ernu.orden van Britaiiiiicus deukt!' Men kent de gecstighoilM'. dia in Je onige-.'in<i van den prins op d'_- Keizerin gemaakt woidc.", znowd voor als n,i ili' gi-b'iorle van den ld i/erlijkeu prins. Pat herinnert in jtllts aüir het Hol' van Lodewijk N VI, natuurlijk zonder den toeirrt'aliuen goeden UiiHïen de w.-lgeinajm rdheid. Marie-Aiiioiiiette wa< toch zelf van d>' /ij'e harer naaste hloedvr\vai.teuhet doelwit van dciMrelijke bix^aardighedeii vu bvUisteriii</(".i. Tot ws.t hoi ft hel lx Kle-u srevoerl, den la^t'Taur e;i grappenmaker zoowel a's xija oll'er':< Hoe zij.i toch de lessen van eene ireM'hie !('!:l^, U KT i^'t tli'/'-'n liOi!" OiidtT IM1S U'VII'. >.<)i> >[>.' i'di.g kiiiirn-ii verlieten worden ! ' Men Lt.Yoe'i, welk zieh'lfpd di/r1 lomlh^r-iige Kinap,ini-t vtrdioi-Lf. ais hij zulk oen huis'ioü'len en zulk pervuKi'ijkhi'-leii lie.-choiiwdi'. Voor bcüi geldt ooi', wat hij v.',n een anderen toew.'iiep'fn (liiiiaar '.air h< l keizerrijk bcr.V.hi, die eens tot hem z'.-iik' : \\~:<,(, is her, voor voMij^, dut vij vv het /ijl) tot!i N:ipo)eon- :" VARIA. PLASTISCHE KUNST, Te Villeneuve-s>ur-Lot is een standbeeld van Bernard Palissy, den genialen plateeihakker ver rezen. Naar aanleiding hiervan geert in de Jaetice t'ft'roy een aardige karakteristiek van den grooten ceramicus. ,,Toen bij zijn langen, moeielijken en bewonderenswaardigen worstelstrijd had geëindigd, had Palissy niet minder gevonden dan het witte email, hot wit, bruin en blauw gejaspeerd aardewerk, de gekleurde emails, en de vazen en schotels dje hij rustiques ti^ulines'' noemde. Ala&r ook, em da klüi door hem geonouleerd, te versieren, was de realist motieven voor decoratie gaan zoeken bij de tlora en fauna in zijne omgeving. In zijn lange zwerftochten dooi' de moerassen aan den zeekant, langs de (Jharente en de beken van Saiiitonge, vorschte hij en bestudeerde het krioelen der dierenwereld in het water, en den vuchtigen plantengroei van rotsen en oevers. Hij bleef zwijgend turen naar het heen en weer schie ten der schepsels tusschen de holle steei.en of onder het gras. Ten slotte was hem niets meer ver borgen van de bewegingen en gewoonten der grijze slangen, onhoorbaar schuifelend over den grond., de adders, hun platten kop door de stee nen doorstekend, de hagedissen in hun schichtig voorbijschieten op de grauwe steenen, of stilliggend met opgezwollen keel, om de zon in te drinken. Toen kende hij de bewegingen der visschen, die op de oppervlakte van het water kwamen lucht happen , of pijlsnel hun. prooi naijlden, met han plotselinge zwenkingen, hun verschillende zwembeweginger. Hij zag de kikvorschen springen en als steenen in het water plompen, de kretdten en krahben door het slib tcharrelen, de bonte schel pen langzaam opengaan. Hij merkic de kleur verschillen op in de waterwereld der planten, van het bruinrood en het somber groen dir zeewieren tot het grijzig bleek van den wilg. En, toen hij alles gezien en alles geleerd had, kon hij het ook weergeven, zooa'.s hij het hal gezien. Wie voor het eerst naar het Louvre gaat, staat verbaasd stil,als hij tusschen do Italiaansche faïences en die der Franbche Renaissance plotseling vazen, schotels en borden ziet^ van een zonderlinge decoratie. Verwonderlijk! liet is alsof om die vazen, die kannen, die kommen, zich van zelf die takken kronkelen, die klimplanten, zoo frisch en bloeiend, liet is alsof' die borden, die groote muurschotels, rotsholten zijn, of strepen aarde met water doorweekt, welke men daar, met hun bewoners, hun tinten en hun leven, op fantastische wijze heeft kunnen herbergen, Daar vindt ge de schenkkannen met tuiten als iriskelken, waterkruiken met lauwertakken om hun dikken buik, bloeiende takken van bessenhoornen, de schotels,waar op een grond van schelpjes zich de bruine en grijze adders kronkelen, elk ander zoekend. Daaromheen, in het stroomende water, schieten vorens, baarzen en snoeken; op den oeverrand, in de dichte gras- en waterplan ten, in het teedere groen van waterkers, wateraardhezié'n, postelein, varens, sluipen de hage dissen, hurken de goucloogige jonge kikvorschen neer. liet email heeft aan de bladeren hun glans, aan de visschen hun spiegeling, aan de schel pen hun paarlemoergloe.d weergegeven. Wat wij hier onder de oogen hebben, is een bezield hoek je natuur, met het trillen van haar groen, de vochtigheid van haar stroomen. * Wat Palisty's denkbeelden en indrukken zelt waren, weten wij uit een boek. dat h'.i in 1580 te Parijs deed verschijnen bij Martin Le Jeune, in De Slang". Dit boek handelt over het water, het ijs, de metalen, houten, steenen, kleisoorten, het is een werkelijke cursus in de vergelijkende geologie. Het heet: Discours i.dmiraiiles de la nutttre des eau.c et fontaines temt naturelles qu'artificielles, des m, taux, des sels et salines, des picrres, du feu et des maiu-, ai:cc piaaieurs uutres excelleiits secrets des dioses naturelles. In dat hoek leert men Palissy kennen als physicus, chemicus, geoloog, in een tijd toen al die wetenschappen nog geen wetenschappen heetten. Hij doet proeven omtrent mestsoorten, zouten, metalen, en vertelt wat hij gevonden en ontdekt heeft. Enkele oogenblikken wordt de sluier opge licht voor den geleerde vol intuïtie, die bijna de wet der uitzetting en die der zwaarte van de lucht formuleerde, die tlauw het beginsel der aantrekkingskracht zag, en dat van d>; ontleding der lichtstralen, die het eerst op hot der.kbceld kwam vanartesische putten, die de theorie der cristallisatie volkomen juist formuleerde, en om zijne waarneming omtrent de kalkformatiër. den oor sprong dc-r füssilen, door Cuvier terecht de vader der moderne geologie genoemd wordt. Te Parijs ziju dezer dagen weer hooge prijzen besteed voor kunstvoorwerpen en antiquiteiten. Er was eene collectie uit Italiëonder den hamer, men betaalde o.a. voor drie statuetten van Clodion, ItJ.TOO ir.; twee oud Meissener candelabros in goudbrons gemonteerd, van den bronzcur l'u:iirri, die onder Louis XVr beroemd was; l'J.Ono franc'-', twee kleine appl!i[ues zonder brons 150 francs; een Krar.sch tapijtbehingsel uit de tijd xan Louis XIV, eer.c allegorie van Amerika, 8750 i'ra'M'.s: een Brusselse!! tapijtliohangsel. de1 massacre des Innoceat.s", cii'.d 10de eeuw. 700:) i'rxics; een ander, De jacht", haar Teniers. eind 17de ecu»'. 10,500 francs; een derde. Boerciikcrmis'1. naar Teniers, li;'gin 18do i'i.'uw, 10,500 francs, ei:z. te zam.cn 101 ;'i5_' i'uu.cs. 1','i'u ij'.'i'f uil lu-t br<ii<xiij'li't'rk. N<iar aan de K'<'iiiti-i:!i'! Z':itn.:i'i uit Peter.ibu.-g geniohlt wordt, is onl.uigs i;i hi:t gouvernement Jukaterinuslaw en; z;.f." interi'ssaiitüarchacologisdie vor.iUt goil.uiu. .uir. i:i het di.-trict Al'xandro-.\>k, hij het iU-r;> l! ',40 Kr. ontdekte on.ifosor E.varnizki cc:: k:i:u:i!i 'lieiue!) e'i liet dc;:cu in zijiie tcg!.!i:',v;;ofii:ghci i opengraven. Men vond het graf va/i I.VKO vrouw uit hut brons1 ijdpcrk ('ongeveer ui":(i ja;en geleden). In het graf !ag een voor. re Ir'ulijk in oijeJi'.;' Mtp.at gchloven geraamte var; eei.e vrouw, dooi1 talrijke hoiig^t Ixïlar.nrijhc archa^ologi; die vo '!''M 'in n i!.nj,ijveu. Hi(.'n,n:!cr lievi;i::l zirh verM'hi:ii.'ji'.i ii'.i ::ui:i niet o\ei:>H;;1.-i'i;'n var» sjrijzei1. ecu kri.ü; nul c-,i\. gekriitalütord ovcr.-.chut van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl