Historisch Archief 1877-1940
DB AM STEE DIMM El» VEEXBLAD T00R NEDERLAND.
Na 734
SIGJSULEMENTEN UIT
DEN TUTREGHTSCH3EN GEMJEEMTEEAAiD,:
door JAK VAN 'T STICHT.
Professor W-efers fi.ettink
Al» -onze hoaggelfierde hfier geleefd hafl in jde
dagen van Nero of eenig ander dergelijk
menschlievend en hooggeplaatst voorzaat, dan zou hij
zonder eenigen twijfel benoemd zijn geworden
tot buitengewoon geheim hofgifmenger of zoo iets.
Want de roep die van hem uitgaat als
befcreaam scheikundige is ontzaglijk .groot!
Wat men van professor Donders indertijl
vertelde, dat hij u een scheel oog uit het ihoofd
haalde, -netjes «choontDaafete «n dan op een af
stand vara 'Bijf, zes passen er weer in gooide, zóó
dat tet sgeteel recht stond, is nog maar
kinderwerk bg de verhalen die van dezen professor in
omloop zijn.
Van een paar duixend studenten n professor
te :mateen as nn -wel juist geen 'gauwigheid v-oor
hem, wact scheikunde is een erg secuur werk,
maar bij Tapt het 'm toch.
En als ik n alles wilde navertellen, wat 'hier
al zoo omtrent de meesterstukken, die hij
verichfe, verluidt, dan zoudt gij met mij gaan
wteezea, dat hij op een goeden morgen, als hij
bijzonder welgemutst door het gekweel der
vogelen, het gf-loei der runderen en het geblaf
der ionden o/itwaakt, tot zich zelf of tot zijn
Trouw zou zeggen: Komaan, nu zullen we de
WEreld e*cs gaan volmaken.
En eenmaal dat denkbeeld opgevat hebbende,
zon hoi voor zóó'n scheikundige ia niets on
mogelijk een hand vol slijk mede naar aijn
laboratorium nem^n -en er een mensch uit maken,
een mannetjes-mensch!....
.Nog daargelaten, dat die ne Adam ons al
onheil .genoeg op den hals gehaald heeft, zou het
te vreezen zijn dat deze Adam en zijne nako
melingen aan het euvel rijden zouden, van te
zijn geschapen naar het beeld des makers, den
(hooggeleerden heer. En dit acht ik nu, zonder
iabs'ap dat :beeld te willen afdingen, ook voor
professor Bettink zeer bedenkelijk. De menschen
agn hier zoo ergdenkend, en, als langzamerhand
de stad half vol raakte met kindertjes, die op
flen professor geleken, dan zou er allicht n
onhebbelijk mensch wezen, die bij het verban!
T»n «Se taindvol slijk uitriep: Nu, maar ik zou
fiet hem dan wel eens willen zien doen.
En waar eenmaal de twijfel zijne zaden heeft
gestrooid, daar tiert tet ongeloof weldra welig.
.OreriflBns, -zooals ik reeds zeide, zou ik tegen
ket model zelf weke in te brengen hebben.
Oordeel zelf!
Welig ontwikkelde, hier en daar grijzende
baTtkebaar 'en, knevel *n hoofdhaar, gedragen en
onderhouden met -een zekere professorale
haastigheftd. Ta»Bchen al dat haar in: «en vaak ge
rimpeld voorhoofd vanwaar 'men, met een
sprong»tfe over een paar aubver gebogen wenkbrauwen,
op efn neus terecht komt, van welken niets
merkwaardigs te vertellen valt, dan dat de top
?wel een weinig in den wind steekt. Naast dien
neus vindt men, als bij een wel ingericht .gelaat,
v»oral van een model, gebruikelijk is, de van
^t "stedeeren flets gekleurde wangen, -en boven
die wangen prijken de blauwe oogen, die wet
aiet weinig zeilftoewustdjeifl de raadzaal
rondstaren. Maar meer zelfbewustheid nog dan uit
die oogen, atraalt uit iie kin, voor»! wanneer zij
pas geschoren is, "wat men van deze kin niet
altijd getuigen kan. Het is, alsof die kin bij
elk woord, dat over haar heen uit den mond
des professors k!h>kt, de toehoorders reeds bij
voorbaat goedkeurend 'toeknikt, boven het
halsfcoordje dat ook schijnt te glanzen van vreugde,
wndat bet zit om dien hals, waaruit zooveel
«ohoons te voorschijn komt.
Die hals is volkomen evenredig aan de
geheele gestalte des professors, welke, zouder vrees
iet ook niet .gedeerd, in een week zal hij
weer in orde zijn. O, mijn uitvinding is een
?wonder!"
Op dit oogenblik klopte mijn oude dienst
meid Maria-Anton, aan de deur en vroeg
waarom ik niet thuis kwam.
»Hij is een weinig ongesteld geworden,"
zei mijn vriend, »maar in een dag of vijftien
is hij weer geheel in orde, tot zoolang moet
hij onder mijn hoede blijven."
Toen Maria-Anton vertrokken w.as, zei
hij: ^misschien zal een van haar kleindoch
ters nog eens verliefd op u worden."
Alle dagen bracht de dokter mij een be
zoek, voelde mijn pols, gaf mij melk en
sprak veel met zich zelf. Mijn lichaam
brandde met koortsachtigen gloed en ik
voelde al mijn leden trillen met pijn in de
borst, in den rug en in de ribben. Trapsge
wijze kwamen mijn krachten terug en na
twintig dagen kon ik, vergezeld van Juan
Manuel naar mijn eigen huis terugkeeren.
»Ik heb nu uw bloed vernieuwd," zei de
dokter, »maar ge blijft natuurlijk evenzeer
als vroeger aan ziekten en ongevallen bloot
gesteld, daarom is het nu uw plicht voor
zichtig te zijn."
Ik ben heden negentig jaar. Mijn gelaat
is veel blozender dan vroeger : mijn pols is
krachtiger en mijn gezondheid verbeterd.
Mijn kale kruin is weer bedekt met dik
grijs haar en de rimpels op mijn handen
verdwijnen.
Juan Manuel die nu zeventig is, raakt
steeds in de grootste opgetogenheid, als hij
mij ziet. Hij kan uren doorbrengen met
rookend naar mij te zien, als een kunstenaar
op zijn werk.
.Het eenige wat mij hindert, is dat vreemde
gevoel in mijn borst, waarover de dokter
reeds drie jaar aan het peinzen is, zonder
de oovzaak te kunnen raden.
^ -l~
Honderd jaar. Ik word steeds flinker en
krachtiger. Mijn wonderbare levenskracht
voor <w£rd4j-k iap, lang genoemd mag warden
zóó lang, aat *'8 profewor indertijd niet
yrjjgeloot, afgekeurd of geaemplaceerd was, hij be
paald ender de grenadiers zou zijn terecht ge
komen «n dan zijne carrière allerakeligst
misgeloopen zou zijn; ofschoon ik vermoed, dat hij
als milicien-onderofficier door het zelfbewust
zijn, dat hij ook dan wel zou hebben tentoonge
spreid, ook in den Haag niet weinig indruk zuu
hebben gemaakt.
Dat zelfbewustzijn doet het 'm ! Reeds zijne
j entree roept u toe: hu r ben ik! Met haastigen
j tred komt hij de deur in, gewoonlijk met den
l .zakdoek nng in de ihand, dien iij uit de pas
j Deergehangen o-verjas heeft gehaald, maakt hier
en -daar 'een lichte buiging, wipt met groote be
weeglijkheid een klep in de groene tafel op en
gaat, neus en knevel met zynen helder witten
zakdoek onophoudelijk litfkoozende, zitien, naast
zijn 'collega (altoos als Raadslid gebroken) naast
zijnen collega 'Kaag, den onschuldigen dikken
Kaag. die geen meerdere zelfbewustheid bezit
dan er in zijn buik kan, en dan ook onmiddellijk
totaliter in het donker zit.
Uit den aard zijner maatschappelijke positie
volgt van zelve dat, wanneer de gelegeuheid zich
aanbiedt, de ht er Wefers Bettink ons in den Raad
op scheikunde onthaalt. En ofschoon ik dadelijk
verklaren moet, dat de professor ook bij andere
gewichiige onderwerpen, als het onderwijs, de
gymnastiek voor meisjes en tal van andere zaken
meer, zijn licht niet onder de korenmaat zet, kan
ik toch met verzwijgen dat hij mij en anderen
veel leeds berokkend hetft door zijne onthullin- j
gen op scheikundig gebied. Ik weet wel: de
heeren moeten bang gemaakt worden voor hun
eigen body, alvorens zij geld geven voor een
behoorlijk keuringsbureau van voedingsmiddelen,
maar had bij dat in de afdeelingen niet kunnen
doen? Waarom mij ook bang gemaakt?
Mijn ontbijt smaakte mij, dank zij de artistieke
boter, toch al maar half meer;maarnu ik vlei
mij dat de professor er niet blij om is blijf
ik den halven dag nuchter, sedert hij aan het
licht heeft gebracht dat mijn koffia geen koffie
en mijn brood gips is. Mijn «tudenteuhaver ...
die ik toch al zoo weinig kreeg, ik versmaad ze
na zijne mededeeling dat de amandelen van vuren
hout zijn gemaakt.
Ge htbt wat op uw geweten, professor! Bederf
me nu mijn bier nog en ik verdrink me in het
igeienommeerde badhuis van De Kijk in de
TSIachtegaalatraat, al toewijst ge ook met de stukken in
3e naad, dat het karnemelk is ia plaats van water,
waarin ik mijn laatsten Knik zal geven.
.Maar met .mjj, ik erken het niet alle beschei
denheid, mag de heer Bettink geeu rekening
houden. Ik ben wat zenuwachtig als mijn kost
baar leven bedreigd wordt. Doch zooals de lezer
uit vorenstaande zal hebben begrepen, en dat was
mijn -doel, prof. Wefers Bettink treedt voor het
algemeen belang op met al de talenten, die hem
geschonken zijn en daardoor is hij reeds gedu
rende den korten tijd van zijn lidmaatschap een
sieraad geworden van den aad, evenals hij dit,
als hoogleeraar, reeds zoolang is v.an de Utrechteehe
Hoogeschool.
Kunst en Letteren.
MUZIKALE KR1T1EKKN.
1. Sinterklaasfeest. Kicdercantate. Gedicht van
Ant. L. de Rop, muziek van Beruard Zweers. ')
De maand Juli is ongetwijfeld niet het geschikte
seizoen om eene Sinterklaas-cantate 'te bespreken,
doch in de maand December ontbreekt de plaats
-voor .deze rubriek, terwijl 'bovendien bij de tegen
woordige koude .geen al te groote fantaisie
vereischt wordt om zich te verbeelden dat het winter
is. Mijne bespreking is dus niet zoo hors de saisun
als oppervlakkig lijkt.
verbaast al mijne vrienden. Ik heb heden
al mïjn familieleden, om mij heen gezien
evenals vijftien jaar geleden, behalve een stuk
of tien die intusschen gestorven zijn.
Juan Manuel is ook gekomen. Hij wordt
erg oud en zijn gezondheid verzwakt meer
en meer, maar in zijn oogen ligt nog steeds
dezelfde voldaanheid. Hij heeft mij ge
vraagd of ik nu overtuigd was van zijn uit
vinding !
«Volkomen overtuigd!''
;>Dan moeten we niet langer wachten.
Ik voel dat ik dagelijks afneem en het idee
om te sterven, terwijl ik het middel om te
leven in handen heb, lokt mij niet erg aan.
Maar het gaat niet om mijn middel toe te
passen en hier te blijven. Ze zouden ach
terdocht krijgen als_ eerst gij en dan ik
verjongde. Daarom vraag ik een groote opoffe
ring van u. Laat ons stil naar de Xieuwe
Wereld gaan, ik zal u mijn geheim verklaren
en zoodra \ve geland zijn, zult ge de opera
tie op mij toepassen."
Ik heb toegestemd.
Sinds dagen zijn we op zee. Xadat Juan
Manuel verscheidene dagen zeer stil is ge
weest, kwam hij gisteren erg opgewonden
bij mij. Hij heeft grondig onderzocht en
na zijn onderzoek is hij met tranen in zijn
oogen mij om den hals gevallen, roepend:
»Mijn arme vriend, ge zijl de ongelukkigste
van allo menschen."
» Waarom ?''
:>Ik hob eindelijk het raadsel van dat
| vreemde gevoel in uw borst, van uw abnor
male hartwerking gevonden. Toon ik in uw
j lichaam nieuw bloed heb gebracht, was ik
j nog een weinig een weinig ''
j »Bencveld ?"
»Ja, door dien ongelukkigeu appehvijn.
j Toen ik de operatie verrichtte heb ik het
kind een slagader geopend en van u een
j gewone ader. De werking van uw hart was
j zóó zwak, dat do aandrang van nieuw bloed
Met .belangstelling heb ik iet werk van de
heeren de Rap en Zweers doorgelezen en hooren
uitvoeren. Er wordt in de laatste jaren veel werk
van kinderzang gemaakt en het blijkt meer en
meer welk een goeden indruk goede kinderzang
op de hoorders maakt; zoodat een ruime 'keus
van practische werken in dit genre van het groot
ste belang is. Iedere poging in deze richting
moet dus van barte worden toegejuicht.
De heer Zweers heeft in den beer de Rop een
partner gevonden zooals men dien zich slechts
wenschen kan. Het behoort wel niet tot mijne
bevoegdheid de waarde van de Rop's kinderge
dichten te bespreken,-doch ik gevoel na ij verplicht
als mijn indruk mede te deelen dat weinigen
zooals hij de kindertoon weten te treffen. In deze
cantate heeft de dichter weer een hoogst geluk
kigen greep gedaan.
Doch ik heb hoofdzakelijk over de compositie
te spreken: dus begin ik daarmede, terwijl ik de
handeling op den voet volg.
Zweer's muziek gaat op de gelukkigste wijze
met den dichter mede. Alles klinkt eenvoudig,
natuurlijk en aantrekkelijk; de componist leeft
het kinderleven raede. Hij heeft van fle bekende
Sinterklaas-liederen gebruik gemaakt; van het
Sinterklaaaje bisschop zelfs osn zeer ruim gebruik,
hetzij in fragmenten, hetzij geheel.
Reeds de aanhef doet aan dit motief donken
hoewel de rbythmus veranderd is. Na het korte
openings-koor ter eere van den Heilige volgt een
gedeelte in C-mineur waarin de winter besproken
wordt, gevolgd door een gedeelte: Nu fpelen witj
niet langer, waarvan de rhythmiek vooral aantrek
kelijk is. In dit en vele volgende nummers zin
gen de jongens en meisjes deze gedeelten in
canonischen vorm, ten einde den indruk te geven
alsof allen door elkander praten.
Het is den componist dan ook gelukt, den een
voud en het vloeiende te behouden.
Het volgende nummer in C-dur, waar de kin
deren zich gereed maken naar -vader te luisteren,
die gaat vertellen wie Sinterklaas was, is mede
zeer geslaagd; vooral het gedeelte bij de'woorden:
Als muisjes op een kluitje, en niemand roert jsvjn
snuifje, dit fluisterend gezongen wordt, wanneer
bij de woorden: en spitst zyn ooren als eenhttas,
dan het sterke crescendo en accelerando een
zeer humoristisch effect maakt.
Daarna volgt het verhaal van den vader. Dit
gedeelte kouit mij w«.t lang voor door de eenvor
mige wijze waarop het gecomponeerd is, hoewel
de muziek een passende kleur 'heeft. Na 'het kin
derkoor: 3t. Nicoleuts! goed heilig man! volgt
het verhaal van den schoenmaker, die 's morgens
een goudbeurs in zyn schoen vindt. Dit gedeelte
is hoogst aantrekkelijk, en hierin is groote kleur
en afwisseling aangebracht. De tegenstelling tus
schen het eerste en tweede gedeelte is zeer ge
slaagd, terwijl verschillende détails, o.a. de bege
leiding hij de woorden: Als Mj Kroeg, wér op
het harde leder sloeg, benevens de opvatting van
het gedeelte: en zacht onhoorbaar gleed die toen,
door 't open venster in een schoen! bijzonder moe
ten vermeld worden. Met een kort Sinterklaas
refrein met eene eigenaardige begeleiding, sluit
het eerste deel.
Het tweede deel begint met een frisch koor
-waarin de kinderen elkaar opwekken om al het
moois in de winkels te gaan zien, tot zij eindelijk
moe worden en weer naar huis 'moeten. Bij de
woorden: icat is er hnerlijk veel te uien komt het
dansmotief van het slotkoor Teeds in veranderde
maat om hot hoekje kijken, waarna de kinderen
zich te bed begeven. Het nummer dat nu volgt
is een van de efiectvolsten, niet door de belang
rijkheid van het motief, doch door de wijze van.
behandeling. Het is de droom van de kinderen :
Twee, reuzenvogels vliegen, heel ver ji.it Afrika.
Dit motief wordt eerst pianissimo gezongen, lang
zamerhand komen er meer stemmen bij, zoodat
het steeds in kracht toeneemt. Dan komt het
het geheel heeft veranderd. In uw aderen
vloeit sJagaderlijk bloed en in uw slagaderen
aderlijk bloed. Hart en longen werken in
tegenovergestelde richting. De bloedsom
loop is omgekeerd en ge leeft ook in de
omgekeerde richting van elk mensch. Terwijl
alle menschen langzaam den ouderdom na
deren, gaat gij terug naar uwe kindsheid.
Van den dag der operatie af zijt ge terug
gegaan, gij zijt dus nu verscheidene jaren
jonger dan ik, terwijl ge vroeger do oudste
waart. O vergeef me !"
«Welnu, ik voel me heel wel. Wat kan
me eigenlijk gebeuren ?"
sOngelukkig meusch, ge zult langzamer
hand vijftig jaar worden, dan veertig, dan
dertig en daarna "
»En is daar niets tegen te doen ?"
;>Xiets !"
't Is een vrecselijke nacht geweest. Reeds
twee dagen had de storm gedreigd tot hij
gisteren losbrak.
Van allen ben ik alleen over.
Jnan Manucl, met zijn uitvinding in de
armen gedrukt, is voor mijn oogen verdronken,
zonder dat ik hem helpen kon. /ij n,
levensgeheim nam hij met zich.
Wat zal ik doen op deze vreemde kust,
nu mijn vriend van mij heen is gegaan ?
Tei'uii'keeren kan ik niet om mijn kleinkin
deren oud te zien worden, terwijl ik steeds
jonger xn\ worden.
Wnarom ben ik allén juist over ? Zou
ik niet kunnen sterven voor de kuur heeft
uitgewerkt ?
De jaren zijn voorbijgegaan sinds ik het
laatst, schreef. Ik heb niet kunnen sterven.
Ik heb tegen de Indianen gevochten als
vrijwilliger, hopende den dood ie vinden,
maar geen pijl of kogel heeft mij ge
raakt. >«*adat do vrede was gemaakt, hen
ik met andereu in de bosschen achtergeble
ven, levend van de jacht, allerlei gevaren
verhaal luxe .de kindenen deor de vogels saaat -de
?maan worden 'meegenomen en !hoe het mannetje
in de maan ton hunnen pleiziore een glaasje
warme pons drinkt en daarna ooivjk, vroolifk met
hen in het rond danst, waarop de eene vogel in
een bissobop en de andere in een zwarten knecht
verandert, die pepernoten strooien.
Bij de woorden: Ze haaglen tegen vensters met
knetterend geluid, zingt het geheele koor de me
lodie forte, terwijl de begeleiding op aardige wijze
het knetteren nabootst. Met een kort fortissimo!
en onze droom is uit, besluit dit nummer.
Bij dit gedeelte is het hoogste punt in deze
cantate m. i. bereikt, hoewel ook de volgende ge
deelten onderhoudend zijn, en vooral het door
elkaar zingen van de kinderen bij de afwgchting
en de verschijning van St. Nicolaas nog bijzonder
gereleveerd moet worden.
De bisschop doet zijn intrede in alle deftigheid
en zingt op hoogemstige accoorden een recitatief
uitsluitend op den toon : es. Hiervoor wordt dus
een zanger vcreischt die bn'zorider goed weet te
declameeren.
Na een bedankje van vader en een slotkoor in
walsvorm eindigt, deze cantate.
Ik heb de verzoeking niet kunnen weerstaan
hot geheele verhaal te volgen, omdat ik er mij
zoo bijzonder mede geamuseerd heb. Misschien
zal menig deftig en ernstig lezer dit belachelijk
vinden, doch ik kan niet ontkennen, dat ik veel
voor kinfierzang en kinderlijke (.geen kinderachtige)
verzen voel. Kinderlük is het werkje zoowel wat
den tekst als de muziek betreft in de hoogste
mate, en ik beschouw dit als geen kleine verdienste.
Het is dan ook reeds gebleken dat de jeugd
het gaarne zingt. Bovendien is alles practisch,
terwijl de stemmen niet hooger gaan dan tweege
streept f, een gratis die in den regel bij
kindersteramen niet overschreden .mag worden.
De meeste nummers bevatten wel nat-pel, doch
zijn niet door tnsschenspel aan elkander verbon
den. Uit een muzikaal oogpunt heb ik hiertegen.
bezwaar; doch met het oog op uitvoering door
een zeer groot aantal kinderen moet ik er
b\jvoeger, dat de aangebonden noot op'de dominant
van de voJgende toonaard de kinderen als v<»n
zelve waarschuwt, dat zij moeten beginnen. Eon
enkele maal valt die fermate wel wat met de
deur in buis, zooals op bladz. 53 maat 3.
De declamatie en accentuatie is niet groote
zorg behandeld en de rbythmus is vaak geestig.
Ik kan er mij echter niet mede vereenigen flat
bij de woorden: in 't donkerst hoekje van den
haard op bladz. 4'5 raaat 3, de volle kracht op
het woordje : van valt.
Ik beveel deze cantate ten -zeerste .aan alle
zangschol on en goede volkszangscholen aan. Ter
wille van eene goede uitvoering zorge men er
echter voor de solopartijen (bariton en bas) aan,
muzikale en goed geschoolde zangers op te dragen.
2. Vijf klavierstukken (Caprice, Hwmoresgtte,
Valse-Schergo, Serce^tse en Impromptu van. L.
Adr. van Tetterode, opu«. 7. 2).
Met groote ingenomenheid heb ik ook metdezen
bundel kennis gemaakt. De vijf nummers zjjn in
beknapten vorm ontworpen en wel in den
be\ kenden varm: Thema met tweede deel en herha
ling van het eerste deel, gevolgd door een T.rio
in denzelfden vorm, waarna .het geheele eerste
deel 'herhaald wordt. De uinoresqiie is nog be
knopter van vorm.
Uit de beweitóng blijkt dat de heer Tetterode
een begaafd componist is, die de kennis 'bezit aan
zijne gedachten een juisten vorm te geven, mA.w.
het is geen werk voor orkest of zang gedaoht,
doch voor klavier geschreven^ neen; het is voor kla
vier geschreven en gedacht!
Dankbaar en degelijk bewerkt zijn alle vijl
imramers. Wat mij betreft stel ik No. l, 2, 4 en 5
het hoogst, al komt mij ook de tegenstelling van
de beide gedeelten in No. 5 wat heel groot voor.
Dit is echter een persoonlijke opvatting. De taak
tartend en ontwijkend. Twintig jaar heb ik
daar doorgebracht.
Dat leven moede, ben ik naar Xew-York
gegaan, steeds jonger wordend. Ik ben bij
de beroemdste doctoren geweest om hun mijn
geval te vertellen. Zij glimlachten en hiel
den me klaarblijkelijk voor een gek.
Xa jaren zwervens ben ik teruggegaan
naar Spanje. Ik had heimwee naar mijn
land en mijn oud huis, waarin ik geleefd
had eenmaal. Bedelend langs den weg ben
ik in mijn geboorteplaats gekomen, waar
niemand meer aan mij dacht. Toen ik, zon
der mij bekend te maken, naar mijn zonen
vroeg, wees men mij mijn kleinkinderen aan,
die zelf reeds kinderen hadden. Mijn buis
was verdwenen en de plaats waar mijn boom
gaard stond was vol droefenis. Indien ik
verteld had wie ik was, zouden ze me in
een gekkenhuis hebben gestopt.
In Madrid. Elf jaar zoowat ben ik hier
geweest,. Van alles heb ik gedaan:
dienstknecht, zwavclstokkenverkooper, krantenjon
gen en zooveel meer. Ik word kleiner,
mijn schrift wordt slechter. Ik heb moeite,
mij de woorden te herinneren. Ik zal hoe
lanirer hoe stompzinniger worden. Wat zal
er van mij worden?
Lonpen loopcn ik lijd zoo. Ik ben
in mijn land. Ik zeg: ik ben een wees en
| arm. De monschen geven dan brood. Ik
i ben een bedclkind en en (onleesbaar). . .
! *;, ??=
i In krabbclig schrift, bijna onleesbaar,
met ongelijke letters, was op den achterkant
van het laatste blad van het manuscript
geschreven):
-Kan niet meer schrijven, lïid als ifc
gevonden ze me breng naar Cerunegui,
wil sterven daar ''