De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 19 juli pagina 2

19 juli 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DB AM STEE DIMM El» VEEXBLAD T00R NEDERLAND. Na 734 SIGJSULEMENTEN UIT DEN TUTREGHTSCH3EN GEMJEEMTEEAAiD,: door JAK VAN 'T STICHT. Professor W-efers fi.ettink Al» -onze hoaggelfierde hfier geleefd hafl in jde dagen van Nero of eenig ander dergelijk menschlievend en hooggeplaatst voorzaat, dan zou hij zonder eenigen twijfel benoemd zijn geworden tot buitengewoon geheim hofgifmenger of zoo iets. Want de roep die van hem uitgaat als befcreaam scheikundige is ontzaglijk .groot! Wat men van professor Donders indertijl vertelde, dat hij u een scheel oog uit het ihoofd haalde, -netjes «choontDaafete «n dan op een af stand vara 'Bijf, zes passen er weer in gooide, zóó dat tet sgeteel recht stond, is nog maar kinderwerk bg de verhalen die van dezen professor in omloop zijn. Van een paar duixend studenten n professor te :mateen as nn -wel juist geen 'gauwigheid v-oor hem, wact scheikunde is een erg secuur werk, maar bij Tapt het 'm toch. En als ik n alles wilde navertellen, wat 'hier al zoo omtrent de meesterstukken, die hij verichfe, verluidt, dan zoudt gij met mij gaan wteezea, dat hij op een goeden morgen, als hij bijzonder welgemutst door het gekweel der vogelen, het gf-loei der runderen en het geblaf der ionden o/itwaakt, tot zich zelf of tot zijn Trouw zou zeggen: Komaan, nu zullen we de WEreld e*cs gaan volmaken. En eenmaal dat denkbeeld opgevat hebbende, zon hoi voor zóó'n scheikundige ia niets on mogelijk een hand vol slijk mede naar aijn laboratorium nem^n -en er een mensch uit maken, een mannetjes-mensch!.... .Nog daargelaten, dat die ne Adam ons al onheil .genoeg op den hals gehaald heeft, zou het te vreezen zijn dat deze Adam en zijne nako melingen aan het euvel rijden zouden, van te zijn geschapen naar het beeld des makers, den (hooggeleerden heer. En dit acht ik nu, zonder iabs'ap dat :beeld te willen afdingen, ook voor professor Bettink zeer bedenkelijk. De menschen agn hier zoo ergdenkend, en, als langzamerhand de stad half vol raakte met kindertjes, die op flen professor geleken, dan zou er allicht n onhebbelijk mensch wezen, die bij het verban! T»n «Se taindvol slijk uitriep: Nu, maar ik zou fiet hem dan wel eens willen zien doen. En waar eenmaal de twijfel zijne zaden heeft gestrooid, daar tiert tet ongeloof weldra welig. .OreriflBns, -zooals ik reeds zeide, zou ik tegen ket model zelf weke in te brengen hebben. Oordeel zelf! Welig ontwikkelde, hier en daar grijzende baTtkebaar 'en, knevel *n hoofdhaar, gedragen en onderhouden met -een zekere professorale haastigheftd. Ta»Bchen al dat haar in: «en vaak ge rimpeld voorhoofd vanwaar 'men, met een sprong»tfe over een paar aubver gebogen wenkbrauwen, op efn neus terecht komt, van welken niets merkwaardigs te vertellen valt, dan dat de top ?wel een weinig in den wind steekt. Naast dien neus vindt men, als bij een wel ingericht .gelaat, v»oral van een model, gebruikelijk is, de van ^t "stedeeren flets gekleurde wangen, -en boven die wangen prijken de blauwe oogen, die wet aiet weinig zeilftoewustdjeifl de raadzaal rondstaren. Maar meer zelfbewustheid nog dan uit die oogen, atraalt uit iie kin, voor»! wanneer zij pas geschoren is, "wat men van deze kin niet altijd getuigen kan. Het is, alsof die kin bij elk woord, dat over haar heen uit den mond des professors k!h>kt, de toehoorders reeds bij voorbaat goedkeurend 'toeknikt, boven het halsfcoordje dat ook schijnt te glanzen van vreugde, wndat bet zit om dien hals, waaruit zooveel «ohoons te voorschijn komt. Die hals is volkomen evenredig aan de geheele gestalte des professors, welke, zouder vrees iet ook niet .gedeerd, in een week zal hij weer in orde zijn. O, mijn uitvinding is een ?wonder!" Op dit oogenblik klopte mijn oude dienst meid Maria-Anton, aan de deur en vroeg waarom ik niet thuis kwam. »Hij is een weinig ongesteld geworden," zei mijn vriend, »maar in een dag of vijftien is hij weer geheel in orde, tot zoolang moet hij onder mijn hoede blijven." Toen Maria-Anton vertrokken w.as, zei hij: ^misschien zal een van haar kleindoch ters nog eens verliefd op u worden." Alle dagen bracht de dokter mij een be zoek, voelde mijn pols, gaf mij melk en sprak veel met zich zelf. Mijn lichaam brandde met koortsachtigen gloed en ik voelde al mijn leden trillen met pijn in de borst, in den rug en in de ribben. Trapsge wijze kwamen mijn krachten terug en na twintig dagen kon ik, vergezeld van Juan Manuel naar mijn eigen huis terugkeeren. »Ik heb nu uw bloed vernieuwd," zei de dokter, »maar ge blijft natuurlijk evenzeer als vroeger aan ziekten en ongevallen bloot gesteld, daarom is het nu uw plicht voor zichtig te zijn." Ik ben heden negentig jaar. Mijn gelaat is veel blozender dan vroeger : mijn pols is krachtiger en mijn gezondheid verbeterd. Mijn kale kruin is weer bedekt met dik grijs haar en de rimpels op mijn handen verdwijnen. Juan Manuel die nu zeventig is, raakt steeds in de grootste opgetogenheid, als hij mij ziet. Hij kan uren doorbrengen met rookend naar mij te zien, als een kunstenaar op zijn werk. .Het eenige wat mij hindert, is dat vreemde gevoel in mijn borst, waarover de dokter reeds drie jaar aan het peinzen is, zonder de oovzaak te kunnen raden. ^ -l~ Honderd jaar. Ik word steeds flinker en krachtiger. Mijn wonderbare levenskracht voor <w£rd4j-k iap, lang genoemd mag warden zóó lang, aat *'8 profewor indertijd niet yrjjgeloot, afgekeurd of geaemplaceerd was, hij be paald ender de grenadiers zou zijn terecht ge komen «n dan zijne carrière allerakeligst misgeloopen zou zijn; ofschoon ik vermoed, dat hij als milicien-onderofficier door het zelfbewust zijn, dat hij ook dan wel zou hebben tentoonge spreid, ook in den Haag niet weinig indruk zuu hebben gemaakt. Dat zelfbewustzijn doet het 'm ! Reeds zijne j entree roept u toe: hu r ben ik! Met haastigen j tred komt hij de deur in, gewoonlijk met den l .zakdoek nng in de ihand, dien iij uit de pas j Deergehangen o-verjas heeft gehaald, maakt hier en -daar 'een lichte buiging, wipt met groote be weeglijkheid een klep in de groene tafel op en gaat, neus en knevel met zynen helder witten zakdoek onophoudelijk litfkoozende, zitien, naast zijn 'collega (altoos als Raadslid gebroken) naast zijnen collega 'Kaag, den onschuldigen dikken Kaag. die geen meerdere zelfbewustheid bezit dan er in zijn buik kan, en dan ook onmiddellijk totaliter in het donker zit. Uit den aard zijner maatschappelijke positie volgt van zelve dat, wanneer de gelegeuheid zich aanbiedt, de ht er Wefers Bettink ons in den Raad op scheikunde onthaalt. En ofschoon ik dadelijk verklaren moet, dat de professor ook bij andere gewichiige onderwerpen, als het onderwijs, de gymnastiek voor meisjes en tal van andere zaken meer, zijn licht niet onder de korenmaat zet, kan ik toch met verzwijgen dat hij mij en anderen veel leeds berokkend hetft door zijne onthullin- j gen op scheikundig gebied. Ik weet wel: de heeren moeten bang gemaakt worden voor hun eigen body, alvorens zij geld geven voor een behoorlijk keuringsbureau van voedingsmiddelen, maar had bij dat in de afdeelingen niet kunnen doen? Waarom mij ook bang gemaakt? Mijn ontbijt smaakte mij, dank zij de artistieke boter, toch al maar half meer;maarnu ik vlei mij dat de professor er niet blij om is blijf ik den halven dag nuchter, sedert hij aan het licht heeft gebracht dat mijn koffia geen koffie en mijn brood gips is. Mijn «tudenteuhaver ... die ik toch al zoo weinig kreeg, ik versmaad ze na zijne mededeeling dat de amandelen van vuren hout zijn gemaakt. Ge htbt wat op uw geweten, professor! Bederf me nu mijn bier nog en ik verdrink me in het igeienommeerde badhuis van De Kijk in de TSIachtegaalatraat, al toewijst ge ook met de stukken in 3e naad, dat het karnemelk is ia plaats van water, waarin ik mijn laatsten Knik zal geven. .Maar met .mjj, ik erken het niet alle beschei denheid, mag de heer Bettink geeu rekening houden. Ik ben wat zenuwachtig als mijn kost baar leven bedreigd wordt. Doch zooals de lezer uit vorenstaande zal hebben begrepen, en dat was mijn -doel, prof. Wefers Bettink treedt voor het algemeen belang op met al de talenten, die hem geschonken zijn en daardoor is hij reeds gedu rende den korten tijd van zijn lidmaatschap een sieraad geworden van den aad, evenals hij dit, als hoogleeraar, reeds zoolang is v.an de Utrechteehe Hoogeschool. Kunst en Letteren. MUZIKALE KR1T1EKKN. 1. Sinterklaasfeest. Kicdercantate. Gedicht van Ant. L. de Rop, muziek van Beruard Zweers. ') De maand Juli is ongetwijfeld niet het geschikte seizoen om eene Sinterklaas-cantate 'te bespreken, doch in de maand December ontbreekt de plaats -voor .deze rubriek, terwijl 'bovendien bij de tegen woordige koude .geen al te groote fantaisie vereischt wordt om zich te verbeelden dat het winter is. Mijne bespreking is dus niet zoo hors de saisun als oppervlakkig lijkt. verbaast al mijne vrienden. Ik heb heden al mïjn familieleden, om mij heen gezien evenals vijftien jaar geleden, behalve een stuk of tien die intusschen gestorven zijn. Juan Manuel is ook gekomen. Hij wordt erg oud en zijn gezondheid verzwakt meer en meer, maar in zijn oogen ligt nog steeds dezelfde voldaanheid. Hij heeft mij ge vraagd of ik nu overtuigd was van zijn uit vinding ! «Volkomen overtuigd!'' ;>Dan moeten we niet langer wachten. Ik voel dat ik dagelijks afneem en het idee om te sterven, terwijl ik het middel om te leven in handen heb, lokt mij niet erg aan. Maar het gaat niet om mijn middel toe te passen en hier te blijven. Ze zouden ach terdocht krijgen als_ eerst gij en dan ik verjongde. Daarom vraag ik een groote opoffe ring van u. Laat ons stil naar de Xieuwe Wereld gaan, ik zal u mijn geheim verklaren en zoodra \ve geland zijn, zult ge de opera tie op mij toepassen." Ik heb toegestemd. Sinds dagen zijn we op zee. Xadat Juan Manuel verscheidene dagen zeer stil is ge weest, kwam hij gisteren erg opgewonden bij mij. Hij heeft grondig onderzocht en na zijn onderzoek is hij met tranen in zijn oogen mij om den hals gevallen, roepend: »Mijn arme vriend, ge zijl de ongelukkigste van allo menschen." » Waarom ?'' :>Ik hob eindelijk het raadsel van dat | vreemde gevoel in uw borst, van uw abnor male hartwerking gevonden. Toon ik in uw j lichaam nieuw bloed heb gebracht, was ik j nog een weinig een weinig '' j »Bencveld ?" »Ja, door dien ongelukkigeu appehvijn. j Toen ik de operatie verrichtte heb ik het kind een slagader geopend en van u een j gewone ader. De werking van uw hart was j zóó zwak, dat do aandrang van nieuw bloed Met .belangstelling heb ik iet werk van de heeren de Rap en Zweers doorgelezen en hooren uitvoeren. Er wordt in de laatste jaren veel werk van kinderzang gemaakt en het blijkt meer en meer welk een goeden indruk goede kinderzang op de hoorders maakt; zoodat een ruime 'keus van practische werken in dit genre van het groot ste belang is. Iedere poging in deze richting moet dus van barte worden toegejuicht. De heer Zweers heeft in den beer de Rop een partner gevonden zooals men dien zich slechts wenschen kan. Het behoort wel niet tot mijne bevoegdheid de waarde van de Rop's kinderge dichten te bespreken,-doch ik gevoel na ij verplicht als mijn indruk mede te deelen dat weinigen zooals hij de kindertoon weten te treffen. In deze cantate heeft de dichter weer een hoogst geluk kigen greep gedaan. Doch ik heb hoofdzakelijk over de compositie te spreken: dus begin ik daarmede, terwijl ik de handeling op den voet volg. Zweer's muziek gaat op de gelukkigste wijze met den dichter mede. Alles klinkt eenvoudig, natuurlijk en aantrekkelijk; de componist leeft het kinderleven raede. Hij heeft van fle bekende Sinterklaas-liederen gebruik gemaakt; van het Sinterklaaaje bisschop zelfs osn zeer ruim gebruik, hetzij in fragmenten, hetzij geheel. Reeds de aanhef doet aan dit motief donken hoewel de rbythmus veranderd is. Na het korte openings-koor ter eere van den Heilige volgt een gedeelte in C-mineur waarin de winter besproken wordt, gevolgd door een gedeelte: Nu fpelen witj niet langer, waarvan de rhythmiek vooral aantrek kelijk is. In dit en vele volgende nummers zin gen de jongens en meisjes deze gedeelten in canonischen vorm, ten einde den indruk te geven alsof allen door elkander praten. Het is den componist dan ook gelukt, den een voud en het vloeiende te behouden. Het volgende nummer in C-dur, waar de kin deren zich gereed maken naar -vader te luisteren, die gaat vertellen wie Sinterklaas was, is mede zeer geslaagd; vooral het gedeelte bij de'woorden: Als muisjes op een kluitje, en niemand roert jsvjn snuifje, dit fluisterend gezongen wordt, wanneer bij de woorden: en spitst zyn ooren als eenhttas, dan het sterke crescendo en accelerando een zeer humoristisch effect maakt. Daarna volgt het verhaal van den vader. Dit gedeelte kouit mij w«.t lang voor door de eenvor mige wijze waarop het gecomponeerd is, hoewel de muziek een passende kleur 'heeft. Na 'het kin derkoor: 3t. Nicoleuts! goed heilig man! volgt het verhaal van den schoenmaker, die 's morgens een goudbeurs in zyn schoen vindt. Dit gedeelte is hoogst aantrekkelijk, en hierin is groote kleur en afwisseling aangebracht. De tegenstelling tus schen het eerste en tweede gedeelte is zeer ge slaagd, terwijl verschillende détails, o.a. de bege leiding hij de woorden: Als Mj Kroeg, wér op het harde leder sloeg, benevens de opvatting van het gedeelte: en zacht onhoorbaar gleed die toen, door 't open venster in een schoen! bijzonder moe ten vermeld worden. Met een kort Sinterklaas refrein met eene eigenaardige begeleiding, sluit het eerste deel. Het tweede deel begint met een frisch koor -waarin de kinderen elkaar opwekken om al het moois in de winkels te gaan zien, tot zij eindelijk moe worden en weer naar huis 'moeten. Bij de woorden: icat is er hnerlijk veel te uien komt het dansmotief van het slotkoor Teeds in veranderde maat om hot hoekje kijken, waarna de kinderen zich te bed begeven. Het nummer dat nu volgt is een van de efiectvolsten, niet door de belang rijkheid van het motief, doch door de wijze van. behandeling. Het is de droom van de kinderen : Twee, reuzenvogels vliegen, heel ver ji.it Afrika. Dit motief wordt eerst pianissimo gezongen, lang zamerhand komen er meer stemmen bij, zoodat het steeds in kracht toeneemt. Dan komt het het geheel heeft veranderd. In uw aderen vloeit sJagaderlijk bloed en in uw slagaderen aderlijk bloed. Hart en longen werken in tegenovergestelde richting. De bloedsom loop is omgekeerd en ge leeft ook in de omgekeerde richting van elk mensch. Terwijl alle menschen langzaam den ouderdom na deren, gaat gij terug naar uwe kindsheid. Van den dag der operatie af zijt ge terug gegaan, gij zijt dus nu verscheidene jaren jonger dan ik, terwijl ge vroeger do oudste waart. O vergeef me !" «Welnu, ik voel me heel wel. Wat kan me eigenlijk gebeuren ?" sOngelukkig meusch, ge zult langzamer hand vijftig jaar worden, dan veertig, dan dertig en daarna " »En is daar niets tegen te doen ?" ;>Xiets !" 't Is een vrecselijke nacht geweest. Reeds twee dagen had de storm gedreigd tot hij gisteren losbrak. Van allen ben ik alleen over. Jnan Manucl, met zijn uitvinding in de armen gedrukt, is voor mijn oogen verdronken, zonder dat ik hem helpen kon. /ij n, levensgeheim nam hij met zich. Wat zal ik doen op deze vreemde kust, nu mijn vriend van mij heen is gegaan ? Tei'uii'keeren kan ik niet om mijn kleinkin deren oud te zien worden, terwijl ik steeds jonger xn\ worden. Wnarom ben ik allén juist over ? Zou ik niet kunnen sterven voor de kuur heeft uitgewerkt ? De jaren zijn voorbijgegaan sinds ik het laatst, schreef. Ik heb niet kunnen sterven. Ik heb tegen de Indianen gevochten als vrijwilliger, hopende den dood ie vinden, maar geen pijl of kogel heeft mij ge raakt. >«*adat do vrede was gemaakt, hen ik met andereu in de bosschen achtergeble ven, levend van de jacht, allerlei gevaren verhaal luxe .de kindenen deor de vogels saaat -de ?maan worden 'meegenomen en !hoe het mannetje in de maan ton hunnen pleiziore een glaasje warme pons drinkt en daarna ooivjk, vroolifk met hen in het rond danst, waarop de eene vogel in een bissobop en de andere in een zwarten knecht verandert, die pepernoten strooien. Bij de woorden: Ze haaglen tegen vensters met knetterend geluid, zingt het geheele koor de me lodie forte, terwijl de begeleiding op aardige wijze het knetteren nabootst. Met een kort fortissimo! en onze droom is uit, besluit dit nummer. Bij dit gedeelte is het hoogste punt in deze cantate m. i. bereikt, hoewel ook de volgende ge deelten onderhoudend zijn, en vooral het door elkaar zingen van de kinderen bij de afwgchting en de verschijning van St. Nicolaas nog bijzonder gereleveerd moet worden. De bisschop doet zijn intrede in alle deftigheid en zingt op hoogemstige accoorden een recitatief uitsluitend op den toon : es. Hiervoor wordt dus een zanger vcreischt die bn'zorider goed weet te declameeren. Na een bedankje van vader en een slotkoor in walsvorm eindigt, deze cantate. Ik heb de verzoeking niet kunnen weerstaan hot geheele verhaal te volgen, omdat ik er mij zoo bijzonder mede geamuseerd heb. Misschien zal menig deftig en ernstig lezer dit belachelijk vinden, doch ik kan niet ontkennen, dat ik veel voor kinfierzang en kinderlijke (.geen kinderachtige) verzen voel. Kinderlük is het werkje zoowel wat den tekst als de muziek betreft in de hoogste mate, en ik beschouw dit als geen kleine verdienste. Het is dan ook reeds gebleken dat de jeugd het gaarne zingt. Bovendien is alles practisch, terwijl de stemmen niet hooger gaan dan tweege streept f, een gratis die in den regel bij kindersteramen niet overschreden .mag worden. De meeste nummers bevatten wel nat-pel, doch zijn niet door tnsschenspel aan elkander verbon den. Uit een muzikaal oogpunt heb ik hiertegen. bezwaar; doch met het oog op uitvoering door een zeer groot aantal kinderen moet ik er b\jvoeger, dat de aangebonden noot op'de dominant van de voJgende toonaard de kinderen als v<»n zelve waarschuwt, dat zij moeten beginnen. Eon enkele maal valt die fermate wel wat met de deur in buis, zooals op bladz. 53 maat 3. De declamatie en accentuatie is niet groote zorg behandeld en de rbythmus is vaak geestig. Ik kan er mij echter niet mede vereenigen flat bij de woorden: in 't donkerst hoekje van den haard op bladz. 4'5 raaat 3, de volle kracht op het woordje : van valt. Ik beveel deze cantate ten -zeerste .aan alle zangschol on en goede volkszangscholen aan. Ter wille van eene goede uitvoering zorge men er echter voor de solopartijen (bariton en bas) aan, muzikale en goed geschoolde zangers op te dragen. 2. Vijf klavierstukken (Caprice, Hwmoresgtte, Valse-Schergo, Serce^tse en Impromptu van. L. Adr. van Tetterode, opu«. 7. 2). Met groote ingenomenheid heb ik ook metdezen bundel kennis gemaakt. De vijf nummers zjjn in beknapten vorm ontworpen en wel in den be\ kenden varm: Thema met tweede deel en herha ling van het eerste deel, gevolgd door een T.rio in denzelfden vorm, waarna .het geheele eerste deel 'herhaald wordt. De uinoresqiie is nog be knopter van vorm. Uit de beweitóng blijkt dat de heer Tetterode een begaafd componist is, die de kennis 'bezit aan zijne gedachten een juisten vorm te geven, mA.w. het is geen werk voor orkest of zang gedaoht, doch voor klavier geschreven^ neen; het is voor kla vier geschreven en gedacht! Dankbaar en degelijk bewerkt zijn alle vijl imramers. Wat mij betreft stel ik No. l, 2, 4 en 5 het hoogst, al komt mij ook de tegenstelling van de beide gedeelten in No. 5 wat heel groot voor. Dit is echter een persoonlijke opvatting. De taak tartend en ontwijkend. Twintig jaar heb ik daar doorgebracht. Dat leven moede, ben ik naar Xew-York gegaan, steeds jonger wordend. Ik ben bij de beroemdste doctoren geweest om hun mijn geval te vertellen. Zij glimlachten en hiel den me klaarblijkelijk voor een gek. Xa jaren zwervens ben ik teruggegaan naar Spanje. Ik had heimwee naar mijn land en mijn oud huis, waarin ik geleefd had eenmaal. Bedelend langs den weg ben ik in mijn geboorteplaats gekomen, waar niemand meer aan mij dacht. Toen ik, zon der mij bekend te maken, naar mijn zonen vroeg, wees men mij mijn kleinkinderen aan, die zelf reeds kinderen hadden. Mijn buis was verdwenen en de plaats waar mijn boom gaard stond was vol droefenis. Indien ik verteld had wie ik was, zouden ze me in een gekkenhuis hebben gestopt. In Madrid. Elf jaar zoowat ben ik hier geweest,. Van alles heb ik gedaan: dienstknecht, zwavclstokkenverkooper, krantenjon gen en zooveel meer. Ik word kleiner, mijn schrift wordt slechter. Ik heb moeite, mij de woorden te herinneren. Ik zal hoe lanirer hoe stompzinniger worden. Wat zal er van mij worden? Lonpen loopcn ik lijd zoo. Ik ben in mijn land. Ik zeg: ik ben een wees en | arm. De monschen geven dan brood. Ik i ben een bedclkind en en (onleesbaar). . . ! *;, ??= i In krabbclig schrift, bijna onleesbaar, met ongelijke letters, was op den achterkant van het laatste blad van het manuscript geschreven): -Kan niet meer schrijven, lïid als ifc gevonden ze me breng naar Cerunegui, wil sterven daar ''

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl