De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 19 juli pagina 4

19 juli 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 734 hooger dan die geschreven zijn op de verzen van Picander. In de opera is de proef nog niet ge nomen. Vele componisten zooals b.v. Saint-Saëns, die zelf verzen maakt, maar slechts die zyner librettisten componeert, durven daarom hierover nog niet hun meening zeggen. Gounod is evenals Zola voor het proza, hij heeft ook zelf in zgn eersten tyd het prozablyspel van Molière Georges Dandm, zooals het daar stond, op muziek gezet; 't is waar, dat hij het nooit heeft laten opvoeren. Massenet is zeer met proza-opera's ingenomen. Hij zegt dat hij in zijn César de Bazan een geheele scène in proza heeft gecomponeerd, omdat de librettist de verzen niet op tijd had geleverd, en geen mensch heeft dit gehinderd. Het jjverigst treden Ambroise Thomas en Salvayre voor de operaverzen in het strijdperk, daar het de componisten dikwijls op gelukkige, muzikale gedachten brengt. Maar eigenlijk hebben zij ook zoo goed, als alle andere componisten, de Fransche poëzie, die slechts een retorischen maar geen muzikalen rhythmus bezit, somtijds als proza op muziek gezet, d. w. z., zonder inachtneming der slotwoorden, die toch het rijm aanduiden. Of de FramcLen daarom poëzie of proza in verheven stjjl componeeren, komt zoo tamolijk op hetzelfde neer. Reyer legt er nadruk op, dat dj prozavorm bijzonder geschikt is voor vertaalde opera'c. Dit is een zeer goede opmerking," zegt een Duitsch blad, die helaas de Fran^che Wagnene taler Wilder niet heeft geveild. Zij is ook den Duitschen vertalers van Fransche werken zeer aan te 'evelen, die Jde noodzakelijkheid o ai te rijmen tot vreeseüjke grammaticale wanconstructies kon voe ren, zonder dat daardoor werkelijke Duitsche verzen ontstonden, daar de Fransche poëzie, wier rhythmus zij aan de muziek moeten laten aan sluiten, van den Duitschen versrhythmus versehilt." Het meeste wat hier op het Duitsch toepasselijk is, kon ook voor operavertalingen in het Neder landsen gelden. Toch offert men ook hier niet gaarne, hoeveel moeielijkheden het ook geeft, het hulpmiddel van het rijm op; in een genre waarin het op het wel luiden" aankomt, is geen element van klank te versmaden. LETTEREN EN WETENSCHAP. Een zonderling legaat. Eene dame te Pau heeft aan de Parijsche Academie van wetenschappen 100,000 fr. vermaakt, als prijs voor dengene, welke binnen tien jaar het middel vindt, om met de bewoners van eene andere ster berichten te wisselen. De ontdekker behoeft geen Franschman te zy'n. Het liefst wenscht de dame eene corres pondentie met Mars te zien tot stand gebracht. Weigert de Parijsche Academie het legaat, dan moet het aan die van Milaan, en neemt ook deze het niet aan, dan moet het aan de academie van New-York worden aangeboden. Op dit zonderlinge idee is de overledene, naar de Parijsche bladen vertellen, door het lezen der boeken van den Par\jschen sterrenkundige Flammarion (wellicht vooral door zyne artikelen in de lllustration) gekomen. Deze verklaarde dezer dagen nog aan een reporter: Wij hebben inderdaad eenigen grond om aan te nemen, dat van de planeet Mars ons signalen worden toegezonden. Men heeft ver scheidene malen op verschillende plaatsen van Mars lichtpunten gezien, die regelmatig, nu eens als driehoeken, dan weder als vierhoeken waren geschikt. Daaruit maakte men het besluit op, dat dit signalen, voor ons bestemd, konden zijn. Eene andere natuurlijke verklaring van dit verschijnsel is er niet; want men kan onmogelijk aannemen, dat vuurspuwende vulkanen of bergtoppen, met sneeuw bedekt, zich in zoo streng wiskunstige vormen zouden voordoen. De slechte toestand der atmospheer, die de aarde omhult, laat ons helaas niet toe Mars zoo regelmatig te beschouwen, dat men het wezen van de lichtende punten kan doorgronden... Dit alleen is zeker, dat er tegen woordig geen middel bestaat, om met het een of ander der wereldlichamen, die ons omgeven, te eorrespondeeren. Toch wil dit nog volstrekt niet zeggen, dat het altoos onmogelijk zal zijn. Ieder oogenblik kan eene nieuwe uitvinding opdoemen, die ons het middel verschaft, met juistheid te vernemen, of onze planeet de eenige wereld is. die door verstandige en denkende wezens bewoond wordt." Het testament kan ondanks dit toch wel wat lang onuitgevoerd blijven. Naar aanleiding van dit bericht ontvangt de Frankfivrter een langen brief, dien het blad zeker, buiten den komkommertijd, niet in zijn geheel afgedrukt zou hebben. De schrijver wijst, op schertsenden toon, maar waarschijnlijk met eenige ernstige bedoeling, op de electrische ten toonstelling te Frankfort, en doet opmerken, dat men op Mars allicht, als de wetenschap daar even ver is als bij ons, iets bemerken zal van de ruimte van 60,000 vierkante mijlen die er eiken avond electrisch verlicht wordt. Hij stelt voor, iets vernuftigs uit te denken, om met die macht van electrisch licht, die men op een teeken plotseling kan uitdooven en weer doen ontvlammen, aan de Marsbewoners een signaal te geven. Door dit signaal geanimeerd, bedenken de Marsbewoners weer iets nieuws, bij hun drie- en vierhoeken, en langzamerhand komt men tot een alphabeth. Voorloopig intusschen ontbreekt het aanknoopingspunt voor de eerste letter nog. Maar wie zal zeggen dat dit niet te vinden is? Een slim vertaler. De Berliner Volk*zeitung ontving van een Russisch schrijver den volgenden brief: Niet ten onrechte beklaagt men zich in Duitschland over de lichtvaardigheid, waarmede Fransche vertalers bij de vertaling van meester werken der Duitsche litteratuur te werk gaan. Docteur Gar" uit Faust en de beroemde General Staff" zijn spreekwoordelijk geworden. Maar ziet het er dan werkelijk in Duitschland in dit opzicht beter uit? Reeds dikwijls heeft het mij gehinderd,dat onze dichters in een land, met recht om zijne vertalïngskunstenaars beroemd, niet minder mishandeld worden. Het ergste geval van mishandeling heeft Leo Tolstoi, die zooveel vertaald is, zich moeten laten welgevallen. Zijne nieuwste vertaler, Hans Moser, waagt zich reeds op het titelblad aan het volgende meesterstuk. Tolstoi heeft voor zijn roman Anna Karenina een motto geplaatst, dat den lezer terstond het gronddenkbeeld van het werk moet aanduiden. Het is het bijbelsche woord: Mij is de wrake, ik zal vergelden." En wat maakt mijnheer Moser daarvan? Wraak is zoet, ik speel het Aas!" Hoe mijnheer Moser tot dezen vreeselijken onzin gekomen is? De zin luidt in 't Russisch: Muje otmschtschenge, i Az wozdam." Het ouderwetsche Az (ik) heelt mijnheer Moser op glad ijs gevoerd, hoe echter een vertaler zulken onzin durft neerschrijven, zonder er zelf tegen op te komen, is mij onverklaarbaar. Men kan uit dit proefje de rest opmaken! In vertalingen uit het Fransch geven de Duitschers ook revanche aan hun naburen. Nog niet lang geleden vertelde, gelijk men zich herinnert, AeKölnische van een zekeren heer Le Corbillard'', die in een lijkstoet de voornaamste plaats innam, en dus zeker tot de bloedverwanten behoorde. OÜD-AMSTERDAMSCHE VERSCHEIDENHEOEN door Mr. N. DE ROEVER. De stad Amsterdam peter over dïti zoon des grootcn keurvorsten. II. Gelijk het in den goeden ouden tijd van het patriarchaal regenten bestuur met vele zaken van klein en van groot belang ging, zoo ging het ook met deze. Nadat de resolutie genomen en het vrij onbeperkt crediet gegeven was, werd alles verder aan de discretie van Burgemeesteren over gelaten. Het was of de zaak der vroedschap verder niet meer aanging. IQ de resoluut boeken van de Vroedschap, noch in de jaarlijks aan haar afgelegde rekening van Thesaurieren wordt nader melding gemaakt van de wijze, waarop Burgemeesteren hun mandaat uitvoerden, noch van de kosten, die er het ge vol g van waren. Maar dan zullen toch de notulen van B jrgemeeateren en Oul-burgemeesteren, den zoogenaamden Oudraad, wier werkkring veel overeenkomst had met die van het tegenwoordig college van B. en W. er wel iets van vermelden? o Neen, ook deze be waren een volkomen stilzwijgen. Blijkbaar is alles door de heeren o .der elkander mondeling afgedaan. Dat was zoo de gewoonte. Wat men al niet verzuimde op schrift te brengen, daarvan zouden de haren van de publiciteit minnende voorstanders van »de openbare zaak moet openbaar behandeld worden" te berge rijzen ! Gansche raadzittingen werden in de ter inschrijving van het behandelde bestemde registers overgeslagen, resolutie op resolutie, die er i;i z m moeten aangetroffen worden ontbreekt! Aan slordigheid is hier niet te denken. Veel is er met voorbe dachten rade weggelaten, veel ook werd in aanteekenboekjes of op andere wijs, het gevolg eener gansch ai,dere gemeente-administratie, op ceelen en aan liassen bewaard, welke ongelukkiglijk door de naneven vernietigd zijn, hetzij omdat men er de bettekenis niet van begreep, en oordeelde dat de papiermassa voordeeliger voor scheurpapier kon worden opgeruimd, hetzij omdat men meende dat het voorzichtiger was het nageslacht niet in alle papieren te laten snuffelen. Uit de archieven zouden wij dus nauwelijks weten, hoe het met de uitvoering der resolutie van 17 April was gegaan. En nu blijkt hieruit ten duidelijkste hoe noodig het is dat de archivaris zich niet een zijdig blijve bepalen tot zijne archiefstukken, zijne perkamenten boekerij van handschriften waarvan geen tweede exemplaar bestaat, maar dat hij zijn blik werpe buiten de eigenlijk gezegde ar chiefkamers en doorzoeke de oudheid-en schilde rijenkabinetten, de prent- munt- of kaartverzamelingen, de dichters en schrijvers van voorheen, opdat hij daaruit zijne archivalische bescheiden toelichte en aanvulle. Geen besluit is opgeteekend, waarbij de presideerende burgemeester Joan Huydecoper, heer van Maersseveen, de eervolle opdracht kreeg het door de stad aanvaarde peterscuap te gaan waar nemen, en den door de regeering verleenden lijfrentebrief te overhandigen. Geen resolutie waarbij zijne reisgezellen in zijn plechtig gezant schap werden aangewezen. Geen post ook in de stadsrekening, die spreekt van de waarde aan kunst en aan metaal van de gouden doos, waarin de oorkonde besloten werd, en wij mogen slechts gissen, dat de post van f'45~> : 'i: ? : die in hetzelfde jaar aan Burgemee-ter Huydecoper voor vergoe ding van reiskosten werd uitbetaald op dit buiten gewoon gezantschap betrekking had. Slechts een afschrif,, van de lijfrente-acte staat geboekt in het Groot Memoriaal. Het luidt: »Nadien het Godt alrnachtigh, na syne oneyndelijcke genade en goedertierentheyt gelieft heeft den doorluchtigsten hoogh geboren Vorst ende Heere Fredrick Wilhelm, Marckgrave tot Brandenburg, des Heyligen Roomschen Ryx Ertzcamerer ende Churfurst, Hertog van Maegdenburg, in Pruyssen, tot Gulick, Cleeff, Berg, Statyn, Pomeren etc., te begaven ende syne Churfurstelyke Doorluchtigheyths illustre Familie te vermeerde ren met een jonge churprins, door 't geluckig geleggen ende verlossen van syne meer hooghgemelte Churfurstelijke Doorluchtigheyts gemaelinne, de Doorluchtigste Vorstinne ende Vrouwe Loui.se, Markgravinne ende Churfurstinne van Brandenburg, geboore Princesse van Orangie, Hertoginne van Maegdenburg, in Pruyssen,Gulick, Cleeif, Berg, Statyn, Pomeren etc. ende voorhooghgedacht syne Churfurstelyke Doorluchtigheyt zich heeft laten gevallen niet alleen soodanige geboorte van den jongen churprins by missive van date den '!den Martij 1055 aen Bur gemeesteren ecde raed van Amstelredam te noti ficeren, maer ook met betuijginge van sonderlinghe toegedane genegeutheyt deselve te eligeren en versoecken tot peters off getuijgen over den Christelycken doop van hooghgemelten jongen churprins, ende zulcx de voorzegde stadt daermede gunstiglyck te vereeren. Soo is 't dat wy, Burgemeesteren ende Regierders der stadt Am stelredam voornoemt, achtervolgende de resolutie in de vroetschappe alhier daerop genomen den ITden deser (by welcke het voorseyde peterschap eenstemmiglijck en met speciale dancksegginge en verheuginge over de voorseyde geboorte, is geaccepteerd:) van gemelte onzer stedewegen belooft hebben, gelyck wij beloven bij desen tot eene pille gave, alhier binnen Amstelredam dooi den heeren Tresorieren derselver stadt, uyttcreycken ende te betalen aen Hooghgemelten Churprinsce off die van syne Churfurstelijcke, Doorluchtichheyts wegen daertoe gemachtight off geordonneert sal werden, een somme van duysent carolus guldens jaerlijcks als lijffrenten soolang geduyrende van jaer tot jaer als meerhooghgemelte jonge Churprins in levenden lijve wesen sal; zullende de eerste duysend guldens verval len sijn een jaer na de geboorte van voorhoogh gemelte Churprins. Tot betuyging ende bevestiginge van allen 't welcke hebben wij Burge meesteren en regierders voorzegd dezer stede secreet segel hieronder gedruckt ende aong^hangehangen op den 23sttn Aprill anno 1055. Iu Amstelredam. (was onderteekend) N. NICOLAI Onder aan den perkamenten brief hing, aan een dubbel plat koord van fijn gouddraad eu roode zijde te samen gevlochten, welks einde ge vormd werd door eene curieus doorwerkte strik, het secreetzegel dezer stad, in rooden was ged'ukt. Wat de gouden doos aangaat, is er reden, om te veronderstellen, dat zij gemaakt werd door denzelfien kunstenaar, die den zilveren schotel met lampet vervaardigde welke bij de inwijding van het Stadhuis (1055) werden gebruikt. Dit was de bekende goudsmid Jan Lut-na, geboren te Euiden omstreeks 1588, minstens sedert lGJO hier ter stede gevestigd, waar hij in Januari 1G:»9 overle<d, na vele j iren overman of deken van het goud- en zilveismidsgilde te zijn geweest. Deze groote kunstenaar, door zijne tijdgenooten een konstjuweel" genoemd, genoot toen en later het volle vertrouwen en de gunst van de Magistraat der stad. Lutma was een man, die een eig?naardigen stijl ia zijn kunst invoerde. Zijne wer ken vertoonen meest gebogen cartouches, die ge»at zijn in een versierden rand welke men sedert eenigen tijd kwab-ornement" noemt, om dat het er den schijn van heeft of di^ rand be staat uit een kwabachtig wezen in wiens reusachtigen geopenden bek het cartouche geplaatst is en wiens lodderoog daarboven uitgluurt, terwijl het in rijke afhangende kwabbige plooien zich buigende lijf in de ruimte tusschen de cartou ches verloopt. Zijn kunstwerken hebbeu daarom iets wat ik smeltends zou willen noemen, in ieder geval iets zeer eigenaardig, vol sierlijk gebogen lijnen welke den grondvorm van het voorwerp aangegeven. Daaraan ontbreekt echter niet zelden de noodige bevalligheid. In de bewerking van deze kwabornamenten ver toont Lutma al de voortreffelijkheid van zijne kunst als drijver. Maar mogen wij zijne vaar digheid bewonderen, zijne werken als geheel be schouwd zijn niet klassiek. Men gevoelt, dat *ij slechts van een zeker tijdperk in de kunst spreken. (Slot volgt.) SPEELWOEDE IN ENGELAND. Het proces van Tranby Croft heeft weer de aandacht gevestigd op de ondeugd die, over de fïheele wereld verspreid, toch speciaal als een ugelsche kwaal mag beschouwd worden. Lon den is altijd berucht geweest om zijn «speelbelleu"; nog onlangs deelde de politierechter sir Montagu Williams mede, dat in zijn district a'leen, niet minder dan zestig geheime speelholen be stonden, waar, onder de oogen der autoriteiten en in zekere mate met hun medeweten en mede plichtigheid, hazardspel gespeeld wordt. Somtij.ls wordt de politie van een heiligen ijver aangegrepen. Het eene nest wordt met groot clat uitgeroeid, een paar weken la ter intusschen heeft het speelhol weer er gens anders een schuilplaats gevonden. De speel woede zit eenmaal in het bloed; jong en oud, arm en rijk speelt en wedt. In de straten spelen de jongens met koperen munten. Dat is door de politie, evenals bij ons, verboden, maar ook het baccarat-spel is volgens uitspraak van de rechtbank onwettig. Onlangs hebben de konstabels in eene voorstad van het westen een half dozijn staaatjongens opgepakt, die met pen ny's speelden. Zij werden den volgenden dag voor den commissaris van politie gebracht. Deze zag de sidderende knapen lang ernstig asn. Zij hadden zich aan de wet vergrepen en waren op heeter daad betrapt. »Maar hoe kan ik ze tot boete of gevangenisstraf veroordeelen, als de grooten en rijken in het land met onwettig hazard-spel een slecht voorbeeld geven. Gaat heen en speelt niet meer!" riep de Salomo van het politiebureau. Zeer verheugd beloofden de jon gens niet meer te spelen, juist gelijk de baron en kolonel te Tranby Crofc aan den troonop volger de schriftelijke belofte gaf dat hij nooit meer een kaart zou aanroeren. De minister van binnenlandschezaken Matthews had zoo groot ongelijk niet,toen hij in zijn antwoord op de interpellatie van Pickersgill beweerde, dat het onmogelijk was, door middel van parlementsacten het hazardspel en de weddenschappen on mogelijk te maken, [n het jaar 1801 werden door de wet de openbare speelholen afgeschaft, maar het spelen in particuliere woningen en privaatclnbs, het wedden bij harddraverijen enz. wies sedert dien tijd meer en meer aan. Lord Palmerston, die de commissie presideerde., welke de wet van l b 14 uitwerkte, deed wat in zijn macht was om de fashionabelste speelhol, die van Crockford, te redden. Hij ging van de meening uit, en niet te onrechte, dat het spel in 't geheim zeer toenemen en de aristocratie der grondeigenaren geheel ruïneeren zou. Crockford's speelhol had in de eerste helft van deze eeuw eerie groote beteekenis. Hier of bij Watier in Boltonstreet en bij Limmer ont moetten de dandy's elkander, zetten hunne dui zenden in en verloren ze, alsof het louter stuk jes papier waren. Bij Limmer zaten eens den geheelen nacht door George Payne en lord Albert Denison (later als lord Londesborough be kend) bij het i'carté; toen George Payne bij het krieken van den dag opstond, had hij zijn te genstander drie en en een half millioen gulden afgewonnen. Lord Denison liet zich echter door dezen tegenvaller niet in 't geringste uit zijn hu meur brengen. Hij borstelde zijn haar terecht, trok een ander costutim aan en stapte uit het hotel van Limmer in de in de nabijheid liggende rit. Georgekerk in Hanoversquare, waar hij juist ter rechter tijd aank*am om met zijne bruid, Henriette Maria F .rester, de bekoorlijke zuster van Lady Chesteifield, in 't huwelijk te treden. Zonder twijfel heeft de angst van de Engelsche aristocratie voor de op handen zijnde ruïne meer dau eenige consideratie van zedelijkheid, tot het uitroeien van de openbare speelholen in het jaar 1844 bijgedragen. In een enkelen nacht verloren vier edellieden bij Crockford ieder an derhalf millioen gulden. Crockford zelf gaf cre diet, en er wordt beweerd dat zijne adellijke cliënten hem nooit meer dan tien millioen gulden verschuldigd waren. Dat is zoo onwaarschijnlijk niet, want de beide edellieden, die zijne com manditaire vennooten waren in de zaak hunne namen heeft hij nooit verraden deelden met hem in twee jaar een netto verdienste van vijf millioen gulden. Hoe dit geld gewonnen werd, wordt ook verteld. Een pair. die in Crockford's club was uitgeplunderd, nam als souvenir een paar dobbelstecnen mede, zaagde ze in tweeën en vond ze met lood bezwaard. Hij stalde ze in een fashionabelen winkel in Bondstreet uit, tot dat Crockford met een grooten cheque voor den dag kwam en ze hem afkocht. Crockford zelf was van zijn jeugd af aan een speler. Als eig- naar van een kleinen vischwinkel bij Temple Bar, tegenover Childs Bank, ving hij met weddenschappen aan ea ontwikkelde in deze edele kunst zulk een genie, flat hij met een ver mogen van vijf millioen gulden stit-rf. Waaruit blijkt, dat vele edellieden, die zijn etablissement bezochten, verzuimd hebben, hem vóór zijn dood hunne schulden te betalen. Zijne »hel" was het brandpunt van het voorname gezelschap van Londen. De hertog vau Wellington kon de ver lokking van Crockford eveneens niet weerstaan. Of het het hazardspel was, dat hem aantrok, of de rijne diners, die Ude zoo smakelijk wist klaar te maken, blijft in 't midden. In een hoek zat de dikke, oude vischhandelaar en om hem heen schaarden zich mannen met historische namen : de markies van Anglesey, lord Fitzroy Somerset, de geestige lord Alvanley, lord Lichfield, de her tog van Beaufort, lord Lyndhurst, Benjamin Disraeli, John W. Croker, Horace Twiss, prins Estcrhazy, prins Talleyrand, de hertog van Palmella, graaf Pozzo di Borgo, de Russische gezant Natutschewitsch, de graaf d'Orsay, zoo dikwijls het hem gelukte, de deurwaarders te ontgaan, die hem in 't oog hielden, Hi-nry Baring, B. Stanley, de whipper in van het Lagerhuis o.a.tn. De herinneringen van den tijd berichten van landgoederen, die daar verspeeld werden. Maar Ude's kookkunst trok anderen aan. Tot dezen behoorde lord Lamington, die verleden jaar ge storven is de laatste der dandys. Hij speelde nooit, maar aan het ei.ide van elk seizoen legde hij een bankbiljetje van tien pond op de groene tafel, om zijn geweten tot bedaren te brengen, zooals hij placht te zeggen, voordat hij de balsemgeurige buitenlucht ging genieten. Ook aan valsche spelers ontbrak het niet in de'.e periode van het ongehinderd hazarlspel. Tot de meest eclatante gevallen behoort dat van Heury William lord de Ros, die den oudsten baronstiteïvan Engeland droeg (baronnen de Ros sedert 1201)- Het schandaal dat in 1S:S. aan zijn naam werd verbonden, komt met bet schan daal van Tranby Croft zeer veel overeen. De l»rd werd beschuldigd, in Graham's club valsch gespeeld te hebben. Zooals thans Sir William Gordon-Cumming een proces wegens laster tegen zijn «anklager indiende, ging lord de Ros ook in rechten tegen een zekeren John Cumming (die zeer merkwaardig, een voorouder van den held va-i Aboe Klea en Tranby Croft was) die hem valsch spelen had verweten. Destijds was de oudoom de beschuldigde, thans is de achterneef de aanklager. Ook toeumaals zocht men het schandaal in het belang van de voorname kringen geheim te houden. Sedert f.chttien maanden was de lord van valsch spelen verdacht, maar zijne aanklagers, waaronder lor i Henry Bentinck, sir William Ingilly, John Cumming en George Payne, hadden elkander beloofd, niets tegen hem te ondernemen, wan neer hij van het spel afstand deed. Dit besluit werd hem in een anonymen brief medegedeeld. Zijn valsch spel was overal bekend. Ouder de leden van de club, die zijn sp-1 beschouwden, bevond zich aens een nog groene gast, die, het valsch spel van den edelen lord bemerkend, zijnen criend toefluisterde: »Wat moet ik doen ?" :>\Vat doen, jou gek? Een weddenschap aangaan, dat hij wint!" "En hij won. Een andermaal greep een heer. die met den erfelijken wetgever speelde en juist bedrogen werd, een vork van de tafel, sloeg de punten door de mouw van den lord, zoodat de mouw aan de tafel vastge nageld was, en zeide: Ik vraag u verschooning maar schoppen-aas zit onder uwe hand.' Lord de Ros was lid van de Graham- en de Travelier club. Een welgesteld man, zonder juist rijk te zijn, speelde hij twintig jaar lang bij Brook, (Iraham, Boodle en White, en iu al deze club?, was whist zijn iievelingsspel. Somtijds won hij ."i1«i pond in een nacht De inzetten waren doorgaans niet zeer hoog, maar hij ging _ook weddenschappen aan, en wel op zijn eigen kaarttn. In het jaar ISIjO won hij bij Graham alleen ii:iO pond in weinige maanden. Toch werd Let om dezen tijd wat te gevaarlijk voor hem, en hij iring naar Duitschland. Daar bracht een satiriek" weekblad een eenigszins verdraaid ver haal van het voorval ; lord de Ros hoorde daar van, keerde naar Engeland terug en trad in rechten op tegen de courant. Een »>eeregerecht" waarin de hertog van Wellington en lord Whornclill'n bereid waren te fungeeren, kwam niet tot stand en ten slotte kwam het tot een proces tegen John Cumming, den zegsman van het dagblad. De getuigen waren allen onverbeterlijke speït-rs. Kapitein Alexander bekende dat hij 150,1)00 gulden gewonnen had; Brook Greville 500,1100 gulden! De verklaringen van deze getuigen waren voor lord de Ros zeer bezwarend. Er werd bewezen dat de valsche kaarten meestal na een boestaanva! voor der. dag kwamen. Het proces duurde twee dagen en eindigde ongunstig voor den lord. De uitspraak van de jury sprak John Cumming van laster vrij, evenals nu de f«milie Wilson van Tranby Croft.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl