Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 734
hooger dan die geschreven zijn op de verzen van
Picander. In de opera is de proef nog niet ge
nomen. Vele componisten zooals b.v. Saint-Saëns,
die zelf verzen maakt, maar slechts die zyner
librettisten componeert, durven daarom hierover
nog niet hun meening zeggen. Gounod is evenals
Zola voor het proza, hij heeft ook zelf in
zgn eersten tyd het prozablyspel van Molière
Georges Dandm, zooals het daar stond, op muziek
gezet; 't is waar, dat hij het nooit heeft laten
opvoeren. Massenet is zeer met proza-opera's
ingenomen. Hij zegt dat hij in zijn César de Bazan
een geheele scène in proza heeft gecomponeerd,
omdat de librettist de verzen niet op tijd had
geleverd, en geen mensch heeft dit gehinderd.
Het jjverigst treden Ambroise Thomas en Salvayre
voor de operaverzen in het strijdperk, daar het
de componisten dikwijls op gelukkige, muzikale
gedachten brengt. Maar eigenlijk hebben zij ook
zoo goed, als alle andere componisten, de Fransche
poëzie, die slechts een retorischen maar geen
muzikalen rhythmus bezit, somtijds als proza op
muziek gezet, d. w. z., zonder inachtneming der
slotwoorden, die toch het rijm aanduiden. Of de
FramcLen daarom poëzie of proza in verheven
stjjl componeeren, komt zoo tamolijk op hetzelfde
neer. Reyer legt er nadruk op, dat dj prozavorm
bijzonder geschikt is voor vertaalde opera'c. Dit
is een zeer goede opmerking," zegt een Duitsch
blad, die helaas de Fran^che Wagnene taler
Wilder niet heeft geveild. Zij is ook den
Duitschen vertalers van Fransche werken zeer aan te
'evelen, die Jde noodzakelijkheid o ai te rijmen tot
vreeseüjke grammaticale wanconstructies kon voe
ren, zonder dat daardoor werkelijke Duitsche
verzen ontstonden, daar de Fransche poëzie, wier
rhythmus zij aan de muziek moeten laten aan
sluiten, van den Duitschen versrhythmus versehilt."
Het meeste wat hier op het Duitsch toepasselijk
is, kon ook voor operavertalingen in het Neder
landsen gelden. Toch offert men ook hier niet
gaarne, hoeveel moeielijkheden het ook geeft, het
hulpmiddel van het rijm op; in een genre waarin
het op het wel luiden" aankomt, is geen element
van klank te versmaden.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Een zonderling legaat. Eene dame te Pau heeft
aan de Parijsche Academie van wetenschappen
100,000 fr. vermaakt, als prijs voor dengene,
welke binnen tien jaar het middel vindt, om met
de bewoners van eene andere ster berichten te
wisselen. De ontdekker behoeft geen Franschman
te zy'n. Het liefst wenscht de dame eene corres
pondentie met Mars te zien tot stand gebracht.
Weigert de Parijsche Academie het legaat, dan
moet het aan die van Milaan, en neemt ook deze
het niet aan, dan moet het aan de academie van
New-York worden aangeboden. Op dit zonderlinge
idee is de overledene, naar de Parijsche bladen
vertellen, door het lezen der boeken van den
Par\jschen sterrenkundige Flammarion (wellicht
vooral door zyne artikelen in de lllustration)
gekomen. Deze verklaarde dezer dagen nog aan
een reporter: Wij hebben inderdaad eenigen
grond om aan te nemen, dat van de planeet Mars
ons signalen worden toegezonden. Men heeft ver
scheidene malen op verschillende plaatsen van
Mars lichtpunten gezien, die regelmatig, nu eens
als driehoeken, dan weder als vierhoeken waren
geschikt. Daaruit maakte men het besluit op, dat
dit signalen, voor ons bestemd, konden zijn. Eene
andere natuurlijke verklaring van dit verschijnsel
is er niet; want men kan onmogelijk aannemen,
dat vuurspuwende vulkanen of bergtoppen, met
sneeuw bedekt, zich in zoo streng wiskunstige
vormen zouden voordoen. De slechte toestand der
atmospheer, die de aarde omhult, laat ons helaas
niet toe Mars zoo regelmatig te beschouwen, dat
men het wezen van de lichtende punten kan
doorgronden... Dit alleen is zeker, dat er tegen
woordig geen middel bestaat, om met het een of
ander der wereldlichamen, die ons omgeven, te
eorrespondeeren. Toch wil dit nog volstrekt niet
zeggen, dat het altoos onmogelijk zal zijn. Ieder
oogenblik kan eene nieuwe uitvinding opdoemen,
die ons het middel verschaft, met juistheid te
vernemen, of onze planeet de eenige wereld is.
die door verstandige en denkende wezens bewoond
wordt." Het testament kan ondanks dit toch wel
wat lang onuitgevoerd blijven.
Naar aanleiding van dit bericht ontvangt de
Frankfivrter een langen brief, dien het blad
zeker, buiten den komkommertijd, niet in zijn
geheel afgedrukt zou hebben. De schrijver wijst,
op schertsenden toon, maar waarschijnlijk met
eenige ernstige bedoeling, op de electrische ten
toonstelling te Frankfort, en doet opmerken, dat
men op Mars allicht, als de wetenschap daar even
ver is als bij ons, iets bemerken zal van de ruimte
van 60,000 vierkante mijlen die er eiken avond
electrisch verlicht wordt. Hij stelt voor, iets
vernuftigs uit te denken, om met die macht van
electrisch licht, die men op een teeken plotseling
kan uitdooven en weer doen ontvlammen, aan de
Marsbewoners een signaal te geven. Door dit
signaal geanimeerd, bedenken de Marsbewoners
weer iets nieuws, bij hun drie- en vierhoeken, en
langzamerhand komt men tot een alphabeth.
Voorloopig intusschen ontbreekt het
aanknoopingspunt voor de eerste letter nog. Maar wie zal
zeggen dat dit niet te vinden is?
Een slim vertaler. De Berliner Volk*zeitung
ontving van een Russisch schrijver den volgenden
brief: Niet ten onrechte beklaagt men zich in
Duitschland over de lichtvaardigheid, waarmede
Fransche vertalers bij de vertaling van meester
werken der Duitsche litteratuur te werk gaan.
Docteur Gar" uit Faust en de beroemde General
Staff" zijn spreekwoordelijk geworden. Maar ziet
het er dan werkelijk in Duitschland in dit opzicht
beter uit? Reeds dikwijls heeft het mij gehinderd,dat
onze dichters in een land, met recht om zijne
vertalïngskunstenaars beroemd, niet minder mishandeld
worden. Het ergste geval van mishandeling heeft
Leo Tolstoi, die zooveel vertaald is, zich moeten
laten welgevallen. Zijne nieuwste vertaler, Hans
Moser, waagt zich reeds op het titelblad aan het
volgende meesterstuk. Tolstoi heeft voor zijn
roman Anna Karenina een motto geplaatst, dat
den lezer terstond het gronddenkbeeld van het
werk moet aanduiden. Het is het bijbelsche woord:
Mij is de wrake, ik zal vergelden." En wat
maakt mijnheer Moser daarvan? Wraak is zoet,
ik speel het Aas!" Hoe mijnheer Moser tot dezen
vreeselijken onzin gekomen is? De zin luidt in 't
Russisch: Muje otmschtschenge, i Az wozdam."
Het ouderwetsche Az (ik) heelt mijnheer Moser
op glad ijs gevoerd, hoe echter een vertaler
zulken onzin durft neerschrijven, zonder er zelf
tegen op te komen, is mij onverklaarbaar. Men
kan uit dit proefje de rest opmaken!
In vertalingen uit het Fransch geven de
Duitschers ook revanche aan hun naburen. Nog niet
lang geleden vertelde, gelijk men zich herinnert,
AeKölnische van een zekeren heer Le Corbillard'',
die in een lijkstoet de voornaamste plaats innam,
en dus zeker tot de bloedverwanten behoorde.
OÜD-AMSTERDAMSCHE
VERSCHEIDENHEOEN
door Mr. N. DE ROEVER.
De stad Amsterdam peter over dïti zoon des
grootcn keurvorsten.
II.
Gelijk het in den goeden ouden tijd van het
patriarchaal regenten bestuur met vele zaken van
klein en van groot belang ging, zoo ging het ook
met deze. Nadat de resolutie genomen en het
vrij onbeperkt crediet gegeven was, werd alles
verder aan de discretie van Burgemeesteren over
gelaten. Het was of de zaak der vroedschap
verder niet meer aanging. IQ de resoluut boeken
van de Vroedschap, noch in de jaarlijks aan
haar afgelegde rekening van Thesaurieren wordt
nader melding gemaakt van de wijze, waarop
Burgemeesteren hun mandaat uitvoerden, noch
van de kosten, die er het ge vol g van waren. Maar
dan zullen toch de notulen van B jrgemeeateren
en Oul-burgemeesteren, den zoogenaamden
Oudraad, wier werkkring veel overeenkomst had met
die van het tegenwoordig college van B. en W.
er wel iets van vermelden? o Neen, ook deze be
waren een volkomen stilzwijgen. Blijkbaar is
alles door de heeren o .der elkander mondeling
afgedaan. Dat was zoo de gewoonte. Wat men
al niet verzuimde op schrift te brengen, daarvan
zouden de haren van de publiciteit minnende
voorstanders van »de openbare zaak moet
openbaar behandeld worden" te berge rijzen ! Gansche
raadzittingen werden in de ter inschrijving van
het behandelde bestemde registers overgeslagen,
resolutie op resolutie, die er i;i z m moeten
aangetroffen worden ontbreekt! Aan slordigheid
is hier niet te denken. Veel is er met voorbe
dachten rade weggelaten, veel ook werd in
aanteekenboekjes of op andere wijs, het gevolg eener
gansch ai,dere gemeente-administratie, op ceelen en
aan liassen bewaard, welke ongelukkiglijk door de
naneven vernietigd zijn, hetzij omdat men er de
bettekenis niet van begreep, en oordeelde dat de
papiermassa voordeeliger voor scheurpapier kon
worden opgeruimd, hetzij omdat men meende
dat het voorzichtiger was het nageslacht niet in
alle papieren te laten snuffelen. Uit de archieven
zouden wij dus nauwelijks weten, hoe het met
de uitvoering der resolutie van 17 April was
gegaan. En nu blijkt hieruit ten duidelijkste hoe
noodig het is dat de archivaris zich niet een
zijdig blijve bepalen tot zijne archiefstukken, zijne
perkamenten boekerij van handschriften waarvan
geen tweede exemplaar bestaat, maar dat hij
zijn blik werpe buiten de eigenlijk gezegde ar
chiefkamers en doorzoeke de oudheid-en schilde
rijenkabinetten, de prent- munt- of
kaartverzamelingen, de dichters en schrijvers van voorheen,
opdat hij daaruit zijne archivalische bescheiden
toelichte en aanvulle.
Geen besluit is opgeteekend, waarbij de
presideerende burgemeester Joan Huydecoper, heer
van Maersseveen, de eervolle opdracht kreeg het
door de stad aanvaarde peterscuap te gaan waar
nemen, en den door de regeering verleenden
lijfrentebrief te overhandigen. Geen resolutie
waarbij zijne reisgezellen in zijn plechtig gezant
schap werden aangewezen. Geen post ook in de
stadsrekening, die spreekt van de waarde aan kunst
en aan metaal van de gouden doos, waarin de
oorkonde besloten werd, en wij mogen slechts
gissen, dat de post van f'45~> : 'i: ? : die in hetzelfde
jaar aan Burgemee-ter Huydecoper voor vergoe
ding van reiskosten werd uitbetaald op dit buiten
gewoon gezantschap betrekking had.
Slechts een afschrif,, van de lijfrente-acte staat
geboekt in het Groot Memoriaal.
Het luidt:
»Nadien het Godt alrnachtigh, na syne
oneyndelijcke genade en goedertierentheyt gelieft heeft
den doorluchtigsten hoogh geboren Vorst ende
Heere Fredrick Wilhelm, Marckgrave tot
Brandenburg, des Heyligen Roomschen Ryx
Ertzcamerer ende Churfurst, Hertog van Maegdenburg, in
Pruyssen, tot Gulick, Cleeff, Berg, Statyn,
Pomeren etc., te begaven ende syne Churfurstelyke
Doorluchtigheyths illustre Familie te vermeerde
ren met een jonge churprins, door 't geluckig
geleggen ende verlossen van syne meer
hooghgemelte Churfurstelijke Doorluchtigheyts
gemaelinne, de Doorluchtigste Vorstinne ende Vrouwe
Loui.se, Markgravinne ende Churfurstinne van
Brandenburg, geboore Princesse van Orangie,
Hertoginne van Maegdenburg, in Pruyssen,Gulick,
Cleeif, Berg, Statyn, Pomeren etc. ende
voorhooghgedacht syne Churfurstelyke
Doorluchtigheyt zich heeft laten gevallen niet alleen
soodanige geboorte van den jongen churprins by
missive van date den '!den Martij 1055 aen Bur
gemeesteren ecde raed van Amstelredam te noti
ficeren, maer ook met betuijginge van
sonderlinghe toegedane genegeutheyt deselve te eligeren
en versoecken tot peters off getuijgen over den
Christelycken doop van hooghgemelten jongen
churprins, ende zulcx de voorzegde stadt
daermede gunstiglyck te vereeren. Soo is 't dat wy,
Burgemeesteren ende Regierders der stadt Am
stelredam voornoemt, achtervolgende de resolutie
in de vroetschappe alhier daerop genomen den
ITden deser (by welcke het voorseyde peterschap
eenstemmiglijck en met speciale dancksegginge
en verheuginge over de voorseyde geboorte, is
geaccepteerd:) van gemelte onzer stedewegen
belooft hebben, gelyck wij beloven bij desen tot
eene pille gave, alhier binnen Amstelredam dooi
den heeren Tresorieren derselver stadt,
uyttcreycken ende te betalen aen Hooghgemelten
Churprinsce off die van syne Churfurstelijcke,
Doorluchtichheyts wegen daertoe gemachtight off
geordonneert sal werden, een somme van duysent
carolus guldens jaerlijcks als lijffrenten soolang
geduyrende van jaer tot jaer als
meerhooghgemelte jonge Churprins in levenden lijve wesen
sal; zullende de eerste duysend guldens verval
len sijn een jaer na de geboorte van voorhoogh
gemelte Churprins. Tot betuyging ende
bevestiginge van allen 't welcke hebben wij Burge
meesteren en regierders voorzegd dezer stede
secreet segel hieronder gedruckt ende
aong^hangehangen op den 23sttn Aprill anno 1055. Iu
Amstelredam.
(was onderteekend) N. NICOLAI
Onder aan den perkamenten brief hing, aan
een dubbel plat koord van fijn gouddraad eu
roode zijde te samen gevlochten, welks einde ge
vormd werd door eene curieus doorwerkte
strik, het secreetzegel dezer stad, in rooden was
ged'ukt.
Wat de gouden doos aangaat, is er reden, om
te veronderstellen, dat zij gemaakt werd door
denzelfien kunstenaar, die den zilveren schotel
met lampet vervaardigde welke bij de inwijding
van het Stadhuis (1055) werden gebruikt. Dit was
de bekende goudsmid Jan Lut-na, geboren te
Euiden omstreeks 1588, minstens sedert lGJO hier ter
stede gevestigd, waar hij in Januari 1G:»9
overle<d, na vele j iren overman of deken van het
goud- en zilveismidsgilde te zijn geweest. Deze
groote kunstenaar, door zijne tijdgenooten een
konstjuweel" genoemd, genoot toen en later het
volle vertrouwen en de gunst van de Magistraat
der stad. Lutma was een man, die een
eig?naardigen stijl ia zijn kunst invoerde. Zijne wer
ken vertoonen meest gebogen cartouches, die
ge»at zijn in een versierden rand welke men
sedert eenigen tijd kwab-ornement" noemt, om
dat het er den schijn van heeft of di^ rand be
staat uit een kwabachtig wezen in wiens
reusachtigen geopenden bek het cartouche geplaatst
is en wiens lodderoog daarboven uitgluurt, terwijl
het in rijke afhangende kwabbige plooien zich
buigende lijf in de ruimte tusschen de cartou
ches verloopt. Zijn kunstwerken hebbeu daarom
iets wat ik smeltends zou willen noemen, in
ieder geval iets zeer eigenaardig, vol sierlijk
gebogen lijnen welke den grondvorm van het
voorwerp aangegeven. Daaraan ontbreekt echter
niet zelden de noodige bevalligheid. In de
bewerking van deze kwabornamenten ver
toont Lutma al de voortreffelijkheid van zijne
kunst als drijver. Maar mogen wij zijne vaar
digheid bewonderen, zijne werken als geheel be
schouwd zijn niet klassiek. Men gevoelt, dat *ij
slechts van een zeker tijdperk in de kunst spreken.
(Slot volgt.)
SPEELWOEDE IN ENGELAND.
Het proces van Tranby Croft heeft weer de
aandacht gevestigd op de ondeugd die, over de
fïheele wereld verspreid, toch speciaal als een
ugelsche kwaal mag beschouwd worden. Lon
den is altijd berucht geweest om zijn «speelbelleu";
nog onlangs deelde de politierechter sir
Montagu Williams mede, dat in zijn district a'leen,
niet minder dan zestig geheime speelholen be
stonden, waar, onder de oogen der autoriteiten
en in zekere mate met hun medeweten en mede
plichtigheid, hazardspel gespeeld wordt.
Somtij.ls wordt de politie van een heiligen
ijver aangegrepen. Het eene nest wordt met
groot clat uitgeroeid, een paar weken la
ter intusschen heeft het speelhol weer er
gens anders een schuilplaats gevonden. De
speel woede zit eenmaal in het bloed; jong en
oud, arm en rijk speelt en wedt. In de straten
spelen de jongens met koperen munten. Dat is
door de politie, evenals bij ons, verboden, maar
ook het baccarat-spel is volgens uitspraak van
de rechtbank onwettig. Onlangs hebben de
konstabels in eene voorstad van het westen een
half dozijn staaatjongens opgepakt, die met pen
ny's speelden. Zij werden den volgenden dag
voor den commissaris van politie gebracht. Deze
zag de sidderende knapen lang ernstig asn. Zij
hadden zich aan de wet vergrepen en waren op
heeter daad betrapt. »Maar hoe kan ik ze tot
boete of gevangenisstraf veroordeelen, als de
grooten en rijken in het land met onwettig
hazard-spel een slecht voorbeeld geven. Gaat heen
en speelt niet meer!" riep de Salomo van het
politiebureau. Zeer verheugd beloofden de jon
gens niet meer te spelen, juist gelijk de baron
en kolonel te Tranby Crofc aan den troonop
volger de schriftelijke belofte gaf dat hij nooit
meer een kaart zou aanroeren.
De minister van binnenlandschezaken Matthews
had zoo groot ongelijk niet,toen hij in zijn antwoord
op de interpellatie van Pickersgill beweerde, dat
het onmogelijk was, door middel van
parlementsacten het hazardspel en de weddenschappen on
mogelijk te maken, [n het jaar 1801 werden
door de wet de openbare speelholen afgeschaft,
maar het spelen in particuliere woningen en
privaatclnbs, het wedden bij harddraverijen enz.
wies sedert dien tijd meer en meer aan. Lord
Palmerston, die de commissie presideerde., welke
de wet van l b 14 uitwerkte, deed wat in zijn
macht was om de fashionabelste speelhol, die
van Crockford, te redden. Hij ging van de
meening uit, en niet te onrechte, dat het spel
in 't geheim zeer toenemen en de aristocratie
der grondeigenaren geheel ruïneeren zou.
Crockford's speelhol had in de eerste helft
van deze eeuw eerie groote beteekenis. Hier of
bij Watier in Boltonstreet en bij Limmer ont
moetten de dandy's elkander, zetten hunne dui
zenden in en verloren ze, alsof het louter stuk
jes papier waren. Bij Limmer zaten eens den
geheelen nacht door George Payne en lord
Albert Denison (later als lord Londesborough be
kend) bij het i'carté; toen George Payne bij het
krieken van den dag opstond, had hij zijn te
genstander drie en en een half millioen gulden
afgewonnen. Lord Denison liet zich echter door
dezen tegenvaller niet in 't geringste uit zijn hu
meur brengen. Hij borstelde zijn haar terecht,
trok een ander costutim aan en stapte uit het
hotel van Limmer in de in de nabijheid liggende
rit. Georgekerk in Hanoversquare, waar hij juist
ter rechter tijd aank*am om met zijne bruid,
Henriette Maria F .rester, de bekoorlijke zuster
van Lady Chesteifield, in 't huwelijk te treden.
Zonder twijfel heeft de angst van de Engelsche
aristocratie voor de op handen zijnde ruïne meer
dau eenige consideratie van zedelijkheid, tot het
uitroeien van de openbare speelholen in het
jaar 1844 bijgedragen. In een enkelen nacht
verloren vier edellieden bij Crockford ieder an
derhalf millioen gulden. Crockford zelf gaf cre
diet, en er wordt beweerd dat zijne adellijke
cliënten hem nooit meer dan tien millioen gulden
verschuldigd waren. Dat is zoo onwaarschijnlijk
niet, want de beide edellieden, die zijne com
manditaire vennooten waren in de zaak hunne
namen heeft hij nooit verraden deelden met
hem in twee jaar een netto verdienste van vijf
millioen gulden. Hoe dit geld gewonnen werd,
wordt ook verteld. Een pair. die in Crockford's
club was uitgeplunderd, nam als souvenir een
paar dobbelstecnen mede, zaagde ze in tweeën
en vond ze met lood bezwaard. Hij stalde ze in
een fashionabelen winkel in Bondstreet uit, tot
dat Crockford met een grooten cheque voor den
dag kwam en ze hem afkocht.
Crockford zelf was van zijn jeugd af aan een
speler. Als eig- naar van een kleinen vischwinkel
bij Temple Bar, tegenover Childs Bank, ving hij
met weddenschappen aan ea ontwikkelde in deze
edele kunst zulk een genie, flat hij met een ver
mogen van vijf millioen gulden stit-rf. Waaruit
blijkt, dat vele edellieden, die zijn etablissement
bezochten, verzuimd hebben, hem vóór zijn dood
hunne schulden te betalen. Zijne »hel" was het
brandpunt van het voorname gezelschap van
Londen. De hertog vau Wellington kon de ver
lokking van Crockford eveneens niet weerstaan.
Of het het hazardspel was, dat hem aantrok, of
de rijne diners, die Ude zoo smakelijk wist klaar
te maken, blijft in 't midden. In een hoek zat
de dikke, oude vischhandelaar en om hem heen
schaarden zich mannen met historische namen :
de markies van Anglesey, lord Fitzroy Somerset,
de geestige lord Alvanley, lord Lichfield, de her
tog van Beaufort, lord Lyndhurst, Benjamin
Disraeli, John W. Croker, Horace Twiss, prins
Estcrhazy, prins Talleyrand, de hertog van
Palmella, graaf Pozzo di Borgo, de Russische gezant
Natutschewitsch, de graaf d'Orsay, zoo dikwijls
het hem gelukte, de deurwaarders te ontgaan,
die hem in 't oog hielden, Hi-nry Baring, B.
Stanley, de whipper in van het Lagerhuis o.a.tn.
De herinneringen van den tijd berichten van
landgoederen, die daar verspeeld werden. Maar
Ude's kookkunst trok anderen aan. Tot dezen
behoorde lord Lamington, die verleden jaar ge
storven is de laatste der dandys. Hij speelde
nooit, maar aan het ei.ide van elk seizoen legde
hij een bankbiljetje van tien pond op de groene
tafel, om zijn geweten tot bedaren te brengen,
zooals hij placht te zeggen, voordat hij de
balsemgeurige buitenlucht ging genieten.
Ook aan valsche spelers ontbrak het niet in
de'.e periode van het ongehinderd hazarlspel.
Tot de meest eclatante gevallen behoort dat
van Heury William lord de Ros, die den oudsten
baronstiteïvan Engeland droeg (baronnen de Ros
sedert 1201)- Het schandaal dat in 1S:S. aan
zijn naam werd verbonden, komt met bet schan
daal van Tranby Croft zeer veel overeen. De
l»rd werd beschuldigd, in Graham's club valsch
gespeeld te hebben. Zooals thans Sir William
Gordon-Cumming een proces wegens laster tegen
zijn «anklager indiende, ging lord de Ros ook
in rechten tegen een zekeren John Cumming (die
zeer merkwaardig, een voorouder van den held
va-i Aboe Klea en Tranby Croft was) die hem
valsch spelen had verweten.
Destijds was de oudoom de beschuldigde, thans
is de achterneef de aanklager. Ook
toeumaals zocht men het schandaal in het belang
van de voorname kringen geheim te houden.
Sedert f.chttien maanden was de lord van valsch
spelen verdacht, maar zijne aanklagers, waaronder
lor i Henry Bentinck, sir William Ingilly, John
Cumming en George Payne, hadden elkander
beloofd, niets tegen hem te ondernemen, wan
neer hij van het spel afstand deed. Dit besluit
werd hem in een anonymen brief medegedeeld.
Zijn valsch spel was overal bekend. Ouder de
leden van de club, die zijn sp-1 beschouwden,
bevond zich aens een nog groene gast, die, het
valsch spel van den edelen lord bemerkend,
zijnen criend toefluisterde: »Wat moet ik doen ?"
:>\Vat doen, jou gek? Een weddenschap aangaan,
dat hij wint!" "En hij won. Een andermaal
greep een heer. die met den erfelijken wetgever
speelde en juist bedrogen werd, een vork van
de tafel, sloeg de punten door de mouw van
den lord, zoodat de mouw aan de tafel vastge
nageld was, en zeide: Ik vraag u verschooning
maar schoppen-aas zit onder uwe hand.'
Lord de Ros was lid van de Graham- en de
Travelier club. Een welgesteld man, zonder juist
rijk te zijn, speelde hij twintig jaar lang bij
Brook, (Iraham, Boodle en White, en iu al deze
club?, was whist zijn iievelingsspel. Somtijds won
hij ."i1«i pond in een nacht De inzetten waren
doorgaans niet zeer hoog, maar hij ging _ook
weddenschappen aan, en wel op zijn eigen
kaarttn. In het jaar ISIjO won hij bij Graham
alleen ii:iO pond in weinige maanden. Toch werd
Let om dezen tijd wat te gevaarlijk voor hem,
en hij iring naar Duitschland. Daar bracht een
satiriek" weekblad een eenigszins verdraaid ver
haal van het voorval ; lord de Ros hoorde daar
van, keerde naar Engeland terug en trad in
rechten op tegen de courant. Een »>eeregerecht"
waarin de hertog van Wellington en lord
Whornclill'n bereid waren te fungeeren, kwam niet tot
stand en ten slotte kwam het tot een proces
tegen John Cumming, den zegsman van het
dagblad. De getuigen waren allen onverbeterlijke
speït-rs. Kapitein Alexander bekende dat hij
150,1)00 gulden gewonnen had; Brook Greville
500,1100 gulden!
De verklaringen van deze getuigen waren voor
lord de Ros zeer bezwarend. Er werd bewezen
dat de valsche kaarten meestal na een
boestaanva! voor der. dag kwamen. Het proces duurde
twee dagen en eindigde ongunstig voor den lord.
De uitspraak van de jury sprak John Cumming
van laster vrij, evenals nu de f«milie Wilson
van Tranby Croft.