De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 19 juli pagina 7

19 juli 1891 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 734 HÈAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR De heer Steenkamp als Lady Macbeth. Hierjs nog steeds de reuk van het bloed. Al de geuren van de Linden- en de Rozengracht zullen deze kleine hand niet welriekend maken. O! o! o!' (Vrij naar SItakcspeare.) MEVR. BROMMEIJER-GOEDHART. j Sinds Julius aan het schrijven is geraakt, weet ik me geen raad meer. Hoe heeft hij het toch in zijn hoofd kunnen kragen zich daarmee in te laten ? IK kan het met een woord van waarheid «eggen, ik heb een besten man aan hem, altijd gehad ook ; 't is zoo, je moet zij n eigen aardig heden kennen, om met hem om te gaan, hij heeft zoo van die nukken, nogal erge ook. Maar ik weet hoe ik hem moet aanpakken, al zeg ik het zelf. In mijn handen is hij zoo mak als een lam. Ik bedoel niet een lam van een man. Heere neen, hij laat niet met zich sollen, hij is niet ssrat men een doetje noemt, hij kan verschrikkelijk boos worden, ik geloof zelfs dat ze hem een dwarsdrijver noemen, hem voor een driftkop en bullebak verslijten, maar dat zijn menschen, die geen slag hebben om hem in zijn zwak te tasten. En dat doe je, als je hém maar niet tegenspreekt. Dan kan je hem om je vinger winden. Ik geef Julius altijd gelijk, en ik zeg mijn meening niet vóór ik de zijne ken. Dat is nu de heele kunst! Eenvoudig hè! En zoo heb ik het al dertig jaar lang uit stekend met hem. Waarom doet een ander dat ook niet? Als je iemand ui zijn humeur kunt houden door hem gelijk te geven, waarom geef je dan. zoo iemand geen gelijk, en waarom zou je dan ook niet gelooven dat hij gelijk heeft? Ik kan me in de wereld niet begrijpen, wat de menschen er aan hebben om eeuwig ruzie met elkaar te maken, over dit en over dat, als je geen ruzie noodig hebt. Als Juul zegt: 't is koud van daag, ant woord ik: zeker, 't is kouder dan gisteren. En zegt Juul dan weer: neen 't is niet zoo koud als gisteren, maar kouder dan eergiste ren, dan zeg ik, ja Juul, ik geloof' ook, dat het eigenlijk niet zoo koud is als gisteren, maar kouder dan eergisteren. En dan knikt Juul: O zoo! waarmee hij zoo veel te kennen wil geven, als: Zie je we!,'dat ik gelijk heb? en dan is hij de schappelijkste man, dien je je denken kunt. Maar nu heb ik toch moeite het met hem eens te zijn. Sedert hij in dat groene weekblad is gaan schrijven, is hij omgekeerd als een blad aan een boom. Dat krantschrijven is, geloof' ik, niet al te best voor iemands ka rakter. Juul kwam b.v. vroeger nooit in de keuken en nu zie je er hem telkens, maar altoos met dat groene ding in zijn hand. Hij leest er, denk ik, de meiden uit voor. En niet alleen de meisjes, den huisknecht ook. Al meermalen heb ik hem Karel zien wijzen op die bladzijde, waarop zijn portret voorkomt en is hij alleen in zijn kamer, dan kun je er op rekenen dat hij zit te schrijven voor dat blad of te lezen iri dat blad. Wat dat worden moet, weet ik niet, maar wel weet ik, dat ik het vervelend vind en gevaarlijk. Want Brom is nog al vrij in het zeggen, heel vrij ook. Hij heeft het over al zijn vrienden, alsof iedereen die zoo goed kende als hij zelf, en nu heeft hij ook al over Thérèse in het pu bliek geschreven, en een meisje van 15 jaar, dat je eigen kind is, behandel je toch niet in het openbaar. Natuurlijk heeft dat gevolgen gehad. Het kind wil niet meer naar de catechisatie. Toen ik haar verleden Dinsdag er heen wilde sturen: tranen met tuiten. Mama, snikte ze. ik doe het niet al ja_agt u er me meteen stok naar toe Alle meisjes lachen me uil, omdat Papa gezegd heeft, dat ik zoo tier zal worden, als ik elke week een uurtje met Ds. Böhringer omga, en ik durf dus dien lieven man zelf ook niet meer onder de oogen te komen. Ik kan haar geen ongelijk geven. Maar het is jammer. Thérèse leerde zoo goed, Ze was al zoo aardig achter de hoofdwaarheden van het geloof, en ontwikkelde zich bij den dag. Je moet je verbazen over den in vloed, dien de catechisatie op haar had. Ze doet je soms vragen, voor een kind van ]"> jaar, daar een groot mensch van verstomd staat. Zoo nog dezer dagen, toen ze, met een boek voor zich, zat te staren en op eens uit viel : »Mama, streeft papa wel naar het ideaal'.'" Hoe zoo, zei ik kind? Wat bedoel je d aar mee? ,,Weet u dan niet Mama, dat dat nUrn is V" Ik hield me natuurlijk alsof ik het, heel goed begreep, en antwoordde: Thérèse-lief,dat heeft je de dominézeker geleerd en dat is mooi van hem. maar waarom zou je er ann durven twijfelen of'je Papa dat niet deed? »Omdat ik hem laat?t tegen Mijnheer v. Blijensteiju heb hooren zeggen, toen die vertelde van een mijnheer, die den menschcn hun geld had teruggegeven, dat ze door zijn toedoen verloren hadden, ben je bed ? 't Zou wat moois wezen als ik al die lui moest schadelooêstellen, die ik er heb laten inloopen, ik zou al lang zoo kaal als een muis wezen .... Xceiy hoor. dat is <ïeeu ko<>pmansschap.... toen ik Quint ec ('o. die lading bedorven koffie en suiker in zijn maag had gestopt en hij dreigde mij op de Beurs standjes te zullen maken, hei) ik hem 10pt't. korting gegeven, maar ais je s~> p('i. ver diend hebt, houd jo zoo'n fooi (och nog in je zak, tenzij je denkt dat het in den kijker zal loopcn. dat ij nnjn systeem." Thérèse, zei ik, dal is nu iels wat .en meisje, van jou jaren, nog niet begiijpi. Kijk kind, je pa heeft gelijk, daar kan jo vast op aan. Maar je hebt zeker wel eer,.- gehoord van Handel en Wandel: zie je daar is Handelen daar is ook Wandel... (-n wat nu Ds B hriiifrcr in deu Wande' is, dat is je papa in den Handel. In den Wandel stroef je.... niet waar, 't woord duidt het reeds aan! maar in den Handel geef je en neem je, on maak je daarbij een uitstapje, dan kom je altijd te langen ieste weer bij je zelf terug. Dit heeft dus niets met het ideaal te ma ken. Maar zulke onderwerpen zijn te zwaar voor je. kind, geloof jij maar in wat I)s. Böhringer leort en in war, j;: papa zegt. Ze vullen elkander aan en zijn allebei even goed te vertrouwen. En je papa niet het minst. Ieder erkent hem voor een buitengewoon man. Als er in de stad of het land iets niet in orde is, komen de menschen bij hem, om te overleggen, wat zij doen moe ten. De burgemeester heeft gisteren nog, zoo toen hij van 't Loo kwam, hem opgezocht, om Staatszaken met hen te bespreken, en eigenlijk, maar dit in 't grootste vertrouwen, om je papa te vragen of hij ook minister wilde worden dat zon dan een kahinet-Brommeijer zijn, want Mijnheer v. Tienhoven, die 't ook was aangeboden, ?wilde niet, omdat hij niet kan scheiden van zijn vriend, Mijnheer Steenkamp .... Maar je papa heeft er even min zin in, want hij zegt dat een minibterstractementje kruiersioon is, en dat hij, god dank, hij vergeet onzen lieven Heer net zoo | min als Dr. Böhringer dat doet een porte! feuille heeft, daar heel wat meer in zit, dan in dat ding, dat hij als minister zou moeten dragen. \ Dat gaat je ook te hoog, hé?... i ! SNUIFJES. niet van het tokkelen) verrichtte. Van welk een diepte van gedachten, van welk een mees terschap over den vorm, van welk eene oor spronkelijkheid getuigen de regelen: Geef, dat dra de kerk voltooid zij Onder 's Heeren oog gebouwd, En het nageslacht, verschoond zij Vaii een ramp, als werd aanschouwd. Dat «voltooid zij", rijmend op «verschoond zij1' is eeue stoute dichterlijke vrijheid. En toen de steen naar alle regelen der kunst was gelegd, getuigde ds. Hattink verder: d'Eerste steen ligt nu ter neder, En 't verheugt ons aller hart; Straks bedekt een tweede weder 't Schrift, dat zóó vernieling tart. Ik ben van plan, den heer Hattink het volgende jaar voor te stellen als lid der Leidsche maatschappij voor letterkunde, als hij ten minste die onderscheiding nog niet heeft verworven. De Verkie.\ingsbode zal weer verschijnen. ; Dat is voor ons Amsterdammers een buiten kansje. 'Twintigduizend exemplaren gratis verspreid 't is waarachtig royaal. En de voorlichting zal dezen keer met overbodig zijn, want het is een moeielijk geval. Vroeger : herkozen we altijd de ai'tredeiiden; dat be, hoorde zoo; dat was niet meer dan netjes. En als er serieuse vacatures waren, dat wil i zeggen, als er plaatsen waren te vervullen van menschen die dood waren, of aan lager wal waren geraakt, of die absoluut niet meer wil den, dan werden, na een gemoedelijk onder onsje van een paar invloedrijke heereii opüo Beurs, de remplacauten aangewezen, en na tuurlijk ook gekozen. En nu! welk een verwarring ! Niets is meer heilig! O'rondwcl, de deftige matrone, in welke de traditie van den goeden ouden tijd voortleeft, laat een raadslid vallen, datjaren lang zitting heeft gehad l G/'wtdtcet, de vaste luncht van het oud-liberalisme, stelt den heer Keekers candidaat en vergeet voor de tweede maal de leer onzer vaderen : liever Turk si h i dan Paapscli". Waarlijk, er is licht noodig. f Moge de IcrkiciiiiijN/iodc liet ontsteken! teuis \ ;in uu: oiiu:. i\ ;ui /jim /.u1, a ,,mt'..i- i :;; i n ge opldimming eigenlijk wel zijn'/ Onder- * * ing goedvinden,'onderlinghulpbetoon, ouder- , Het jhwMsblad is boos. omdat de kiesverina-e'verdeeldheid, - dat begrijp ik, maar ! eemgmg Ainnierdum den wethouder Dyserinck '?-" ' '?-- - '-'? - : - ':: ? ' ; ///'/ op haar eandidatenlijstje heeft gezet en den wethouder Serrurier u;d. Het schrijft i ovtr dit snood vergrijp een artikeltje met den titel: -Slechte argumenten'. Ik heb dat arti kel aandachtig gelezen (ik lees het Handel^. /:/</</ altijd aandachtig), en daarin gezocht i,;,:<!? de :ir<~n men l en voorden hppr )\-^ü^,'«, i_ Er is dezer dagen heel wat drukte geweest in de ridderlijke Duitsche orde iialije van Utrecht." Bij koninklijk besluit van ,s Juli ' is de ,onde,i'lingc opkiimming ' geagveëenl van acht baronnen en een graaf, allen comman deurs van die orde. Wat zou zoo'n onderlin lin ; iin^_ , die onderlinge opklimming is mij U ' Denkelijk zijn al de heercn n .-tapje voor uitgegaan op de hiërarchische ladder van de ' orde, (m dal is zeker heel plezierig voor hen. Maar men kon dit lu.uü'hjk feit aan or.s i u-'iede volk wel wat, duidelijker mededeelen. i .Met blijdschap c'onsiaieeren wij inlus.-vlien, j dat de twee kapïttelridtiei's" ook promotie i hebben a'riiiankt, zooda! een van iien joiiLi'-ie i commandeur is geworden. IC n niet minder zal het r'.'cliivaardigbcidsLic'voel dor natie zich bevredigd ai'hk-n door de verblijdende me.lej deeling, dal de oudste ridder exneetant" nu hcuscli kapitlelriddor is geworden. Wie weel i hnelaiig de man :il ceëxpoctecrd heei't. '.fa. geduld is een schoone zaak. | ;:; '; :':: ' * | Nederland is weer een dichter rijke-r. Hij ; boet C. Ualtink en is predikant Ie Apeldoorn. De eersl.e-stcenlegw'ing voor de kerk, die te Apeldoorn in de plaats dei1 onlangs verbrande wonlt gebouwd, gaf (Km domino aanleiding om zijne lier te tokkelen, en 's Hemels zogen | af te smet-ken voor de kleine koningin, die j de plechtigheid (van het stcenleggen namelijk, :</< atij aandactig), en aarn gezocht naar de argumenten vóór den heer Dyserinck Er zijn er twee: de heer Dyseriuek i3 j-^j aansprakelijk voor het tekort, omdat hij alleen de besluiten, van den gemeenteraad uitvoert en L'o. de heer iJyserinck is geen hervormer' J maar eeu administrateur, en wij hebben r>een 1 hervormer noodig. Dat laatste wisi ik niet. Het heeft mij er1getroffen. \Yas het Hnitdclxtilud niet zoo pei^ i ment in zijne verzekering, dat hervormers ons meer goed dan kwaad doen ,[.U1 au,^ ik mij, schoon aarzelend, verbggjd j,^ (it, (jUaiiiieutie .slechte argumenten'' moest wor den toegepast op die, waarmede het orgaan van de i'ijpenmarkt onzen wethouder "va-.i iinaneién tracht te vcrdcdige^.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl