Historisch Archief 1877-1940
N". 736
DE AMSTERDAMMER
A°. 1891.
WEEKBLAD YOOE NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nomtner bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam.
Singel bij de Vijzelstraat 542.
Zondag 2 Augustus.
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/" 1.65
Voor Indiëper jaar . mail 12.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . , 0.12*
Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer .... 0.20
Reclames per regel 0.40
Bericht aan onze Abonnës.
In het Hommer van 89 Maart wc r d
reeds door ons bericht, dat in voorbe
reiding- was de uitgave van een
prachtwerk, dat voor zeer geringen prijs aan
ooce abonnés als premie zou worden
»angeboden. Deze uitgave is titans zoover
gevorderd, dat de inteekening kan -worden
opengesteld. De titel van het werk is:
Peliriiticlit Jer Waarin!!
naar EHIK BöGH bewerkt door
C. HONIGH.
Met 33 Illustratiën door den schil
der CARL LARSSON.
Dit werk -wordt voor onze abonnés ver
krijgbaar gesteld voor slechts
VIJFTIG CENTS.
Hoewel het eerst in de eerste dagen van
Augustus zal -worden verzonden, gelieve
men reeds thans te bestellen.
Aan iedere bestelling moet het bedrag
van 5O Cents worden toegevoegd.
Aan onze abonnés buiten Amsterdam
wordt de premie toegezonden na ont
vangst van een postwissel ad 6O Cents.
VAN HOLKEMA & WARENDORF,
Amsterdam, Singel b.d. Vijzelstraat 542.
I M H O C W:
VAN VERRE EN VAN NABIJ.
FEUILLEFON: Een Sjène", schets door Justus van
Maurik Jr. _ KUNST EN LETTEREN: Muzi
kale Kritieken, door Van Milligen.
Aanteekeningen Schilderkunst. Katholieke Letteren,
door A. J. Eene voorloopster van Jules Verne.
Het tournooi van de pers, te Brussel. VARIA.
By de a Photograaf, naar Manchecourt. Soeve
reinen thuis. SCHAAKSPEL. De Dilettant,
naar Paul v. Schönthan. Voor Dames, door
E-e. ALLERLEI. RECLAMES.
PENEN-POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
Van verre en van nabij.
De donder van het geschut, waarmede
het Fransche Noordzee-eskader en de Rus
sische oorlogsschepen en kustbatteiïjen bij
Kroonstad elkaar hebben begroet, is opge
volgd door het knallen der
champagnekurken bij de feesten zonder tal die de Russen
hunnen gasten en de Franschen hunnen
gastheeren hebben aangeboden. Al dit
feestgedruisch maakt de Europeesche pers midden
in den komkommertijd een weinig zenuw
achtig.
Eerst werd het bezoek van het eskader
Feuilleton.
Een Sjène."
Schets door JUSTUS VAN MAUKIK JE.
»Zoo! daar trappeer ik je nou, met
je hand in 't centenbakje. Ik had al een
heelen tijd suspicie op je. Nou heb ik je!"
»0ch, Jesis! meheer maak me niet onge
lukkig ik ben toch al ongelukkig ge
noeg. O, Kristes! heb medelije meheer!'
met een doodswit gelaat en wanho
pige oogen, heft de oude schoonmaakster de
saamgevouwen handen op en ziet smeekend
den kruidenier aan, die toornig zijn vuisten
balt in de zakken van zijn wit jasje en met
het hoofd vooruit, de rossige wenkbrauwen
gefronsd, haar de woorden toebijt: »Lee]ijke
dief, dat heb je me al drie weken lang ge
lapt!"
»Och God, ja! Zoo lang zal 't wel weze."
»Wat! brutale dief, durf je dat zóó maar
zeggen dan zul je ook wel weten voor
hoeveel je me bestolen hebt."
De oude schudt zwijgend het hoofd en
wischt bevend met den rug van haar rim
pelige, roode werkhand de tranen af, die
langs haar ingevallen wangen biggelen.
»Nou! hoeveel is 't wel?"
Zij zwijgt, trekt langzaam de magere
schouders op, haalt stokkend adem door den
neus, snikt een paar maal en staart dan
met haar doffe, oude oogen doelloos voor
,zich uit.
Ze is, zooals ze daar staat, de verper
soonlijkte ellende. Mager, klein, ineenge
wei wat al te veel en bayatelle behandeld,
vooral natuurlijk door hen, die steeds met
klem en kracht betoogen, dat eene toenade
ring tusschen Frankrijk en Rusland, als zij
ooit tot stand kwam hetgeen men zoo
vriendelijk is op allerlei voortreffelijke gron
den onmogelijk te noemen eene be
dreiging zou zijn voor den
Europeeschen vrede. Het bezoek, zoo redeneert
men was reeds voor maanden eene uitge
maakte zaak en het kan dus geen antwoord
zijn op de vernieuwing der triple alliantie
en op de reis van keizer Wilhelm naar
Engeland. Maar was het bezoek van den
Duitschen keizer ook niet voor langen tijd
aangekondigd, en wist men niet onmiddelijk
na het optreden van den heer Di Kudini,
dat deze de alliantie-politiek van zijn voor
ganger Crispi zou handhaven ? De meer
bezadigde Fransche bladen en een groot
deel der Russische pers zoo wordt verder
opgemerkt hebben voortdurend gewaar
schuwd tegen de overdreven verwachtingen,
welke aan de zending der vloot naar Kroon
stad werden vastgeknoopt. Dat is waar, en
men kan voor die verstandige en nuchtere
opvatting slechts lof hebben. Maar het zijn
sterke beenen die de weelde dragen, en de
bijzonderheden der ontvangst te Kroonstad,
te St. Petersburg en op Peterhof zijn inder
daad verrassend geweest.
Dat overste KomarofF van de Servet tra
nen van ontroering vergiet bij de begroeting
van zijn Fransche vrienden, zal den vrede
van Europa evenmin in gevaar brengen als
de opwekking, door den dankbaren mairc
van Cherbourg tot zijne medeburgers ge
richt, om op 3 Augustus den verjaardag
der Czarina de driekleur uit te steken.
Dat de Novoje Vremya verklaart: »het zijn
thans Rusland en Frankrijk, en niet langer
Lord Salisbury en de triple alliantie, die
aan Europa hun wil als wet voorschrijven"
kan men beschouwen als het slotvuurwerk
van een afterdinner-speech. De demonstra
tieve hartelijkheid, de luidruchtige opgewon
denheid, waardoor zich elke ontmoeting tus
schen de Fransche zeelieden en hun Rus
sische vrienden kenmerkt, zouden ook geen
reden tot bezorgdheid behoeven te geven;
immers Fransche officieren zijn uit den aard
der zaak een weinig chauvinistisch, en waar
chauvinisten en panslavisten in aan
raking met elkander komen, ontleent de
nieuwe broederschap haar grootste innigheid
aan de gedeelde antipathie. Maar i n Frank
rijk zijn de chauvinisten niet de baas ; en
in Rusland zijn de panslavisten het tot
dusver althans nog niet. Verder, heeft
niet de Fransche regeering aangekondigd,
schrompeld van ouderdom en in een gelapt
katoenen jak en zwarten rok, met een schort
van grof, grauw linnen voor.
»Nou, hoeveel is 't?" herhaalt honend de
winkelier, die een zestal centen in zijn hand
doet rammelen en er dan bijvoegt: ^Van
daag zijn 't er zes; gisteren miste ik een
dubbeltje nou! spreek je haast?"
»Ik weet 't niet!"
»Och! weet je 't niet 'i Nou, ik dan
wél, 't is van de week al bijna zestig cen
ten en pas Vrijdag maar ik zal je met
een onschadelijk maken, dat verzeker ik je!
Jan ! Jan !"'
De loopjongen, die met den winkelknecht
achter in den winkel bij de gangdeur heeft
staan luisteren, komt haastig naar voren en
zegt schamper, de oude vrouw over den
schouder aanziende: »'n fijne druif!
?-Poeh ! Wij zouen d'r op aveu tuur nog op
worde angekeke. Wat blieft meheer ?''
»Haal dadelijk den agent, die hier altijd
aan de hoek van de straat staat."
»0ch, Jesis meheer l laat me gaan ik
zei 't nooit weer doen!"
»Neen, dat praatje kennen we zóó kom
jij d'r niet af."
»0ch, God'. och, God! as uwe maar
'reis wist armoe was 't waarachtig
meheer! Och Jan! ga niet. Ik ben
zoo ongelukkig en "
»Jawel dat is 't gewone ekskuus ; al ben
je arm daarom mag je toch niet stelen.
Kom Jan, vooruit."
»Och nee! Och nee! o Jesis Jan, Jan!
ga niet?"
't Oude mensch brengt in vertwijfeling de
handen naar het hoofd en verschuift
daardat het Noordzee-eskader ook een bezoek
aan Engeland zal brengen, en worden dus
Kroonstad en Petersburg niet nummers op
een reisprogram, voorafgegaan door Kopen
hagen en Stockholm en gevolgd door
Portsmouth en Ostende, misschien ook wel door
Den Helder of IJmuidcn 'i Eindelijk, heeft
de Czar zelf niet aan een te bedenkelijk
lyrisme paal en perk gesteld, door te bepa
len, dat bij alle feestelijkheden ter eere der
Fransche vloot, slechts mocht worden ge
dronken lo. op Z. M. Alexander III zelf;
2o. op president Carnot (niet op de Repu
bliek); 3o. op de Russische marine en 4o.
op de Fransche marine?
Al deze overwegingen zouden inderdaad
zeer geruststellend zijn, ware het niet, dat
de houding van den Czar zelven tijdens de
feesten stof tot nadenken gaf.
Nood leert bidden, maar voor Rusland is
op het oogenblik de nood niet aan den man.
En zoolang dit niet het geval is, moet de
Russische autocraat een instinctmatigen af
keer hebben van de Fransche republiek, in
welke beginselen en begrippen die hem hei
lig zijn, dagelijks met voeten worden getre
den. In vergelijking met de denkbeelden, die
in de omgeving van den Czar, en allereerst
door hem zelven, hoog in eere worden ge
houden, is de ganschc Fransche republiek
door en door radicaal; zij heeft troonen en
altaren omvergeworpen, en de man, die aan
haar hoofd staat, ontleent den luister van zijn
naam aan een revolutionairen grootvader; zij
heeft een volkslied, dat uit de dagen der
Jacobijnen dagteekent, en waarin de opstand van
het volk tegen de wettige vorsten wordt verheer
lijkt. Geen wonder, dat de Marseillaise in Rus
land tot nu toe streng verboden was. En
thans hoort men er haast niets anders.
Wanneer de Czar aan boord van het
Fransche admiraalschip de Marc.ngo, een
toast uitbrengt op president Carnot en
Frankrijk het woord republiek vermijdt
hij zorgvuldig doen zich de tonen der
Marseillaise hooren, en diezelfde tonen weer
klinken als de Fransche officieren op Peter
hof aanzitten aan de tafel van den Czar.
En de Russische alleenheerscher wisselt met
monsieur Carnot telegrammen, waarin wordt
gewaagd van de »innige sympathie" tusschen
Rusland en Frankrijk.
Inderdaad zulke feiten geven stof tot na
denken. Bij ieder ander dan den Czar zou
men van officieele fraaiigheid, van veelzeg
gende, of liever schoonklinkende, maar
onbeteekenende complimenten kunnen spreken.
Maar Alexander III is een man, die zich boven
dergelijke vormelijke huichelarij verre verheven
acht, en bij wien de toegefelijkheid de uiterste
door haar morsige witte muts, zoodat enkele
dunne grijze vlokken over haar voorhoofd
vallen.
Jan, die bij het hooren van die smeekende
stem nog een oogenblik gedraald heeft, gaat
nu door dat »Vooruit!" van den patroon
de straat op ; hij ziet, daar stilstaand, nog
even om, maar de kruidenier roept nog
maals: »Allo dan!" en de jongen loopt heen.
De schoonmaakster, die nog steeds achter
de toonbank staat, werpt schuw een
begeerigen blik naar de open deur en barst
op nieuw in tranen uit.
De kruidenier heeft de richting van haar
oogen gevolgd en hoont: »Jawel, jij zou d'r
ook wel uit willen, maar dat's mis je zult
d'r plezier van hebben. Drie weken lang me
te bcgappeii nou zul je brommen
allo! achter die toonbank van daan en naar
achteren, allo !" hij neemt haar gevoelig bij
den arm, zijn vingers verdwijnen in de plooien
van de dunne mouw.
:.Aur'
»Ja ! au jij maar. Vooruit!" hij duwt haar
voor zich uit, de kleine gang door en de
kamer in.
De winkelknecht, die tot dusverre zwij
gend toegekeken heeft, gaat aan 't werk en
pruttelt halfluid : Jlm ! om zoo'n paar cente,
maakt ie dat mens ongelukkig -- zoo'n
ziel laat ie d'r wegjagen en verder geen
nieuws."
Terwijl de kruidenier de schoonmaakster
in de kamer doet gaan, zegt hij nog : »Je
zou mijn knecht of den jongen de kroon van
z:n hoofd nemen 'k heb eerst gedacht dat
een van d'r lui 't was, en nou ben jij 't.
Ik begrijp 't wel; 't is alleen maar om
grens bereikt, wanneer hij, bij verschil van
meening of opvatting, het zwijgen bewaart.
Ook nu heeft hij niet veel gezegd, maarzijii
daden zijn des te welsprekender geweest.
Wanneer eene zoo geslolen en zoo prikkel
bare natuur als de zijne expansief en harte
lijk wordt, dan moet er in hem zelf en in
hetgeen hij nuttig en noodig oordeelt eene
belangrijke omkeering hebben plaats gegrepen.
Het is niet meer te loochenen, dat de avan
ces van Frankrijk niet, zooals voorheen,
genadiglijk zijn geduld, maar ook met eeue
zekere warmte zijn beantwoord.
Dit is, wij erkennen het, nog bij lange
na geen alliantie zooals die tusschen
Duitschland, Oostenrijk en Italiëbestaat. Er zijn
geen bepaalde verplichtingen gesteld voor
bepaalde gevallen. Mag men de Russische
en Fransche bladen gelooven, dan is slechts
een nieuwe waarborg voor den vrede tot
stand gekomen. In strijd hiermede merkte
dezer dagen het Jierliner Tnyeblatt op, dat
eene nauwere aaneensluiting tusschen Rus
land en Frankrijk juist daarom bedenkelijk
is, omdat deze beide mogendheden de eenige
in Europa zijn »die iets willen", dat wil
zeggen, die met de bestaande orde van za
ken niet tevreden zijn. Frankrijk wil
ElsasLotharingen terughebben; geen staatsman
daar te lande zou rondweg durven verkla
ren, dat de hoop op de herwinning dezer
beide provinciën voor goed moet worden op
gegeven. Rusland wil heer en meester zijn
op het Balkanschiereiland, waar zich thans,
juist onder do bescherming der triple alli
antie, do verschillende staten krachtig en
zelfstandig ontwikkelen. Of naderhand Rus
land of wel Frankrijk in het Europeesch
concert de eerste viool zal spelen, moet la
ter worden uitgemaakt. Beiden maken on
getwijfeld aanspraak op deze eer.
Volgens deze voorstelling zou zich dus,
tengevolge van de demonstratiën te St. Pe
tersburg, duidelijker dan te voren tegenover
de coalitie der tevredenen, die het statu quo
willen handhaven, eene coalitie hebben ge
steld van ontevredenen, die den bestaanden
toestand in hun eigen belang willen wijzigen.
De tijd zal moeten leeren, in hoever deze
voorstelling juist is. Voorloopig is het een
troost, dat iedere mogendheid in Europa met
heilige verontwaardiging er tegen opkomt,
wanneer men haar agressieve bedoelingen
toeschrijft.
Kunst en Letteren.
MUZIKALE KRITIEKEN.
1.- Marsen en Polonaise van Wouter
Hutschenruyter, voor piano voor vier handeu, opus 11
Nö. l en 2. 1)
te " hij maakt de beweging van drinken
»dat jij "
^Dat's leuges," barst de vrouw eensklaps
uit, :<ik proef ze nooit, waarachtig niet, geen
druppel."
»Des te beter voor jezelf. Zoo ! en nou
zul je in presentie van m'n vrouw vertellen
hoeveel je elke week gestolen hebt."
De vrouw van den winkelier, een schaap
achtig, do n uitziend, dik mensch, staat op
haar kousen en nog in haar nachtjak bij de
tafel, met een kopje koffie in de hand en
na een lange teug te hebben genomen zegt
ze, met de lippen smakkend, met saaie,
hooge stem: »Dat had ik nooit van jou ge
dacht, Mietje, dat jij je volk zou bestelen
'k beef d'r van. Op den vroegen ochtend
zoo'n sjène in m'n huis O! mensch hoe
kom je d'r bij we bennen toch altijd zoo
goed voor je."
»Ja, dat mag je wel zeggen, vrouw. En
net als ik dacht: Ze lapte 't 'm 's morgens
bij 't afstorten."
»Gut! Gut! en we deeën toch nog wel
'ris wat an je ook!
»Nou! en daarom is 't dubbel
schandaleus ja nou jank je maar 't helpt je
niks hoor! Je moest je wat schamen, we hebben
jenotabeneuit barmhartigheid genomen,omdat
je geen werk kon vinden. Nergens wouën
ze zoo'n ouwe schoonmaakster hebben en zóó
doe je nou!" De kruidenier gooit zijn pet
op tafel, haalt de vingers een paar maal
door zijn borstelig roodblond haar en roept
dan, zich meer en meer opwindend: «Ondank
baar sujet, heb ik je voor veertien dagen
nog geen ouwe broek van me gegeven? En
heb je geen aardappelen mogen meenemen