De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 2 augustus pagina 3

2 augustus 1891 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

-. No. 736 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Mad. de Genlis in 1784 schreef, voor hare leer lingen, de kinderen die later in de historie de namen van Louis Philippe I en Madame AdelaïJe zouden dragen. * * . * Mme de Genlis is te bekend, dan dat het noodig zou zijn hier haar portret te schetsen. Benige woorden zullen voldoende zijn om zich de voor naamste trekken van deze weinig sympathieke maar origineele figuur weer te herinneren. Felicit Ducrest de Saint-Lubin werd in 1746 dicht bij Antun geboren. Op den leeftijd van zes jaren werd zn als door jonkvrouw bij het adellijk kapittel van Alix, niet ver van Lyon, geplaatst, waar men zich op geen enkele wijze met hare opvoeding bezig hield. De nonnen, die haar aardig en gracieus vonden, lieten haar niets uitvoeren, en vermaak ten zich met haar als jongen aan te kleeden, somtyds als herderinnetje, of cupidootje met vleu geltjes op den rug, en haar in het rijtuig mede te nemen, als een aangekleede hond opgedirkt. Felicitédeed slechts wat muziek en teekenen, en begon verzen te maken voordat zij kon spellen. De oude belastingpachter La Popelinière stelde het eerst belang in haar. Een oud-officier van marine, een vriend van haar vader, de graaf de Genlis, huwde haar op den leeftijd van zestien jaar. De kleine gravin, die, al ontbraken haar naïvi teit en oprechtheid, zooals zij in haar Mémoires bekent, geen gebrek had aan geest, voelde weldra, bvj haar intrede in de wereld, de noodzakelijkheid om de leemten in haar eerste opleiding te vullen. Zjj ging met hardnekkigheid aan het werk. Toen zjj vier-en-twintig jaar was, verkreeg zij door machtige beschermers de betrekking van hofdame by de hertogin van Chartres. Zij wist daar den toekomstigen Philippe- Egalitéeerst zulk een vertrouwen, en later zulk een hartstocht in te boezemen, dat hij haar de opvoeding van zijn twee kinderen toevertrouwde, tot groote verba zing van het hof en de stad. De hertogin van Chartres had zeven jaren noodig om te gelooven aan hetgeen in liedjes en epigrammen van hare gewezen eeredame verteld wordt; toch waren deze, met de openhartigheid van die dagen, niet voor tweeërlei uitlegging vatbaar. De latere Lady Fitz-Gerald, de schoone Pamela, die aan het Engelsche hof furore maakte, was een e dochter van den hertog van Orléans. * * * Mme de Genlis is een der volledigste en geduchtste exemplaren van het genre blauwkous. Z\j heeft zeker evenveel papier beklad als haar persoonlijke vijand Voltaire, wiens hoogen ouder dom zij zou evenaren, daar zij even als de patri arch van Ferney op den leeftijd van vier-en-tachtig jaar stierf. Een harer biographen, Cousin d'Avalon, in de Genlisiana (onder het ironische motto; Quis mulierem furtcm, tnveniet? uitgegeven) maakte tien jaren vóór den dood der gravin, vóór de verschijning harer Mémoires, een catalogus op van haar boeken en toont ons een verontrustend totaal van acht en vijftig werken in achtennegentig deelen. Op dezen oceaan van inkt is alles reddeloos verloren gegaan, behalve de kleine roman getiteld Mademoiselle de Clermont (1802). De vriendin van den hertog van Orléans heeft kans gezien om alle beroemde mannen van het einde der achttiende en het begin der negentiende eeuw, Franschen of vreemdelingen, dolzinnig aan te vallen: Voltaire, Rousseau, d'Alembert, Walter Scott, lord Byron, Gibbon, Lamartine, vooral Mme de Staël niet te vergeten, die, als collega blauwkous, toch meer consideratie had mogen verwachten. Maar de blauwkousen zijn verscheurender dan wolven, zij eten elkander op. Madame de Genlis nam op sommige oogenblikken haar rol van gouverneur" ernstig op en vervaardigde dan haastig en met haar gewone wijdloopigheid een aantal werken van opvoedkunde of zelfs verhandelingen over zedelijkheid, een onderwerp waarvoor het publiek haar altoos maar niet geschikt achtte. Van deze soort kan men Eeligion (1707), Adele et Thi-odore (1782) en de Veillées du Chdteau (1784) noemen. In de voor rede van dit werk, waarin mme. de Genus zich beroemt de eerste auteur te zijn die zich met de opvoeding van het volk bezighoudt (!!) beweert zy dat aangename en interessante boeken de eenige nuttige zijn. Dit beteekende zooveel als van te voren aan de meeste harer boeken alle nut te ontzeggen. Onder voorwendsel van vermaak, viel zjj gaarne in het buitensporigste romaneske. Men zou denken aan een samenwerking van den goeden Kollin en van Anne Radcliffe. De Veülées du Chdteau bestaan uit elf verha len, in slappen, vervelenden stijl, zonder eenig blijk van smaak. Zooiets als Berijuin, en dan slecht geschreven. Deze huiselijke en onnoozele zedepreken zouden de kinderen voor altijd genoeg doen krijgen van de moraal. Een enkele geschie denis, een beetje lang, want zij beslaat ongeveer twee honderd bladzijden, zal ons een oogenblik bezig houden. Zij is bestemd om kinderen, met eenige ideeën over aardrijkskunde, een denkbeeld te geven van zekere wetenschappelijke bijzonder heden, onder den tegelijk pretentieusen en duis teren titel van : Alplionse et Dalinde OH la Fijeric de i'art et de la nature. * * * Ziehier in een paar woorden de inhoud van deze novelle. Een jonge Portugees, Alphonse, de zoon van een eersten minister don Ramire, dio aan het hof een zeer slechte opvoeding hoeit ge noten, ziet zijn vader in ongenade, geruïneerd, en wordf (joor een reeks gebeurtenissen, die het niet noodig is te vermelden, van hem gescheiden. Alphonse gaat zijn vader zoeken. Op de grens van Spanje heeft hij het geluk, do jeugdige Dalinda, de dochter van een Zweedsch geleerde Thelismar, aan de vervolging van een woedenden stier te ontrukken Thelismar gaat een reis om de wereld maken, na Dalinda naar Zweden bij haar moeder te hebben gezonden. Hot toeval brengt Alphonse op hetzelfde schip als Thelisraar. De nieuwe Telemachus, op den zoek naar een anderen Ulysses-, vindt dus een Mentor, een makker, die in staat is hem de schoonheden der natuur te laten voelen, en hem de jongste ontdekkingen over wetenschap te laten opmerken. Hij beproeft het vertrouwen van zijn gids te verdienen door zich te laten on derrichten, zijn karakter te verbeteren en Dalinde te winnen, op wie hij hartstochtelijk verliefd is. De aardbeving, die in 17f>5 Lissabon vernielde, geeft aan de reis van Alphonse een belangrijk begin, waarna de eerste buitengewone avonturen van den jongen Portugees ons vrij koud laten. Wat is een noorderlicht of een komeet, in ver gelijking van het verzinken eener hoofdstad'? Altijd aan het zoeken naar zijn vader, doorkruist Alphonse Spanje, scheept zich in naar Mexico, waar hij eeri automaat ziet, die clavicimbel speelt, en een bliksemafleider. De plaats voor deze dub bele tentoonstelling is vreemd gekozen. Op de Azoren doet een onderzeesche vulkaan nieuwe eilanden voor de verraste oogen van den jongen reiziger opduiken, aan wien Thelismar nooit na laat een toepasselijke toespraak over ieder nieuwe gebeurtenis der reis op te disschen. Op de Canarische eilanden, ziet Alphonse, als hij op een boom het naamcijfer van Dalinde wil snijden, met schrik bloed uit den stam vlooien. Heeft hij een hamadryade gewond'? Neen, hij heeft slechts de schors van een drakenbloedboom gekorven. Hij waagt zijn leven als hij in een grafspelonk doordringt, en verlaat deze slechts om in eene waterhoos terecht te komen In Senegal, waar hij reusachtige slangen ontmoet onder kolossale boababs, vertoont Alphonse nog eens in tegen woordigheid van een wilden hoofdman het treffende avontuur van den leeuw van Androcles. In Guiriea jaagt hij op orang-oetangs; aan den Congo is hij in gevaar door inboorlingen vermoord te worden, daar hij op heilige flamingo's schiet. De twee reizigers houden zich slechts even bij de nottentotten op, en gaan dan naar Madagaskar en Mekka Natuurlijk is in deze afgelegen landen niet het minste spoor van den minister Don Ramire. De onvermoeide naspoorders gaan naar Suez, Caïro en bereiken de Middellandsche zee, zien de Cycladen, de grot van Antiparos, Sicilië, Reggio en de luchtspiegeling der fata Morgana. Teruggaande trekken zij door Griekenland naar Constantinopel, doorkruisen de woestijnen van Klein-Aziëen de phosphoresceerende wateren van de golf van Perzië. Een bladzijde verder vindt men hen aan het hof van den Grooten Mogol, en in den stal van den witten olifant van Siara. Met een sprong zijn zij over de Stille Zuidzee, ontschepen zich te Calüornië, en gaa,n Mexico door, waar Alphonse een zoneclips bewondert. Het was niet noodig daarvoor zoo ver te gaan, evenmin als naar San-Domingo te reizen om proe ven met de tooverlantaarn bij te wonen. De antiphilosophische manie van Mme de Genlis beheerscht haar hier weer en zij houdt een deftige loftuiting op de slavernij, zeggende dat de negers gelukkiger zijn dan onze boeren. Hunne meesters die zoo belasterd worden behai.delen hen met vaderlijke bezorgheid, al ware het alleen uit eigenbelang. Men vertrekt van San Domingo naar Suriname waar, op het stuk van feërieën der natuur", Alphonse slechts een manzanillaboom ziet, glimwormen die tot verlichting der huizen dienen, en sidderalen. Daar hij zijn vader nergens vindt, keert hij naar Portugal terug met zijn wijzen reisgenoot. Te Lissabon, geen tijding van don Ramire. Alphonse vertrekt weder, steeds door zijn welwillenden gids vergezeld. In de omstreken van Parijs verschijnt hem een vliegende bal aan den hemel. Het zijn PihXtre des Rosiers en llomain, die hun eerste proef van opstijging met den luchtballon nemen. Nieuwe reis naar het noorden, door Engeland, Schotland, Ierland, de grot van Staffa, IJsland en zijn Geysers. Xu bleef nog het noordwesten van Europa te onderzoeken. In Rusland worden de reizigers alleen getroffen door het gezicht van een ijspaleis op de Newa gebouwd. Eindelijk in Zweden, diep in een zilvermijn, welker beschrijving eenigszins doet denken aan zekere hoofdstukken van de Indes noirc*, herkent Alphonse zijn vader in een wachter bij het werk, door een ontploffing gekwetst. Thelismar, even goed geneesheer als natuurkundige, redt don Ramire het leven en brengt den grijsaard in zijn huis, bij de schoone Dalinde en Alphonse, die door zijn reizen verbeterd en onderricht is. Alles eindigt, zooals het behoort, met een mooi huwelijk. * Men zal opmerken hoe zonderling de samen stelling van dezen roman is, waarvan wij nauw keurig den opzet hebben weergegeven. Deze tweehonderd dorre bladzijden hadden Jules Verne stof gegeven voor tien deelen vol interessante opmerkingen, treffende, schilderachtige tooneelen, scènes dio het gevoel van werkelijkheid geven. Mme. de Genlis, ondanks hare romantische ver beelding, heeft alleen de kleinigheden, de nietige details gezien. Zij heeft een geographische oudejaarsrevue geschreven, met den goeden Thelismar als compère. liet is geen overdrijving, als ik zeg, dat ik voor dit verhaal", zegt de schrijfster in hare voorrede, meer dau honderd deelen heb moeten lezen en herlezen. De eigenliefde kan geen waarde hechten aan een werk dat noch kennis, noch talent vereischt, maar dit werk getuigt ten minste van geduld en ijver. liet is geoorloofd zich te beroemen en er trotsch op te zijn, dat men den moed heeft gehad zich er aan te zetten." Honderd deelen, is veel gezegd, maar het is zeker, dat men in dit er maar op los geschreven verhaal telkens uittreksels vindt uit de natuurlijke historie van Bntfon, uit de reisverhalen van Swinburne en Tavcrnier, zonder nog de brokstukken te rekenen die zoo uit de Jlwtmre iji'in'rith ;?<?« tuyiiijKi geknipt /ijn. Dit alles is slecht verteerd, onhandig gerangschikt, zonder een schaduw van lokale kleur. De ontoereikendheid der bronnen die de complicerende dame tut haar beschikking had, het gebrek aan documenten en de haastig heid van het werk, verklaren de leemten in het werk, de sprongen van duizend mijlen die de twee reizigers «loon. Wij zijn nog ver van de wetenschappelijke beschrijvingen van Jules Vorne, zoo juist en zoo duidelijk, niet zooveel afwisseling. Toch is het grappig in Alphonse on Dalinde liet plan van. De Kinderen rem K«i>itetn (iraid terug te vinden. HET TOl'RNOOI VAN DE PERS TE BRUSSEL. Het Brusstlsche «Oeuvre de la Presse" heeft van zijn jongste liefdadlgheidsfeest, hel tonrnooi, dat verleden Zondag plaats had, de Fête de Cuevalerie", weder veel pieizier beleefd. De stad Brussel", schrijf de verslaggever van rie Frankfurter, «heeft aan dit feest door een kostbare gift deelgenomen, door een echt stuk Middeleeuwen, dat zij bijdroeg. Zij stoiid na melijk de Grande Place als tooneel voor ht-t feest af. In de geheele wereld is dat plein be roemd, met zijn Raadhuis, het Maisoa du Roi en de Gildehuizen, die het met alle heerlijk heden der Midde eeuwsche architectuur om<oomen. De huizen der gid-n waren met festoenen, tapijten en banieren in den style de l'époque versierd; het Mai»on du Roi, dat tegenwoordig, wetens restauratie-werkzaamhe Hen met een stei ger omring l is, was lot' het dak met een prach tig geschilderd decoratief bekleed, dat eene rid derburcht voorstelde; bij het Raadhuis echter had men van alle decnratief-toevoegsels afgezien, nnen begreep blijkba»r dat b>t met niets beiers gedrapeerd kon worden, dan met zijn eigene Gothische schoonheid. Rondom het plein waren tribunes opgeslagen, waarop eea andere variëteit vau Brusselsche schoonheid prijkte, wel niet d^or oude bouwmeesters geschapen, maar in uitgelezen zomertoiletten gehulJ, die ook weer niets Gothisch vertoonden, maar toch ook de «stemming" ver hoogden Schoonheid toch geeft ahoos en ouder alle omstandigheden «stemmi g". ?Y # * Om half drie verkondden klinkende fanfares van den toren van het Raadhuis het begiu van Iwt feest. Eerst werden gevechten tusschen voet volk en ruiters vertoond. De voetknechten waren gewapend met knodsen, spiesen en goedendag's," die zware morgensterren, waarmede in de kampstrijden der oude Vlaamsche land- en stadge meenten menige aristocratische ridderkop onaan genaam keunis gemaakt heeft. De evoluties der troepen, vooral de formeeriog der infanterie in driehoekige slagorde, om den aanval der cavalerie af te weren, werden door de medewerkers sol daten van het Brusselsch garnizoen, - met veel juistheid uitgevoerd. Veel succes had het tweede tafreel, dat het ridderlijk spel »Quintaine" voorstelde. Eetie figuur in compleet harnas wordt in het strijd perk opgebouwd ; ieder der dertig ridders rijdt er heen en moet met zijn lans het schild van den ijzeren man zien te treffen ; terstond echter keert deze zich om en slaat met een knuppel den weggaloppeerenden ridder na. Dit tableau was vol opwekkende tooneeltjee; de paarden schrikten dikwijls vau de gepantserde pop; bij al te heftige stooten sloeg de lans in splinters, en bij de moeite om den vervolgenden knuppel te ontkomen, ge beurde het niet zelden, dat ros en ruiter in het zand beten. Zoo kwam er onmiddellijk iets krijgshaftigs en Middeleeuwsch in het spel; en de toeschouwers ondervonden terstond den in vloed van dit element; de elegante heeren en mondaines op de tribunes namen onbewust met animo de rol van het Middeleeuwsch publiek over; in plaats vau alleen met het oog dit nieuwe, op het oog berekende historisch tableau passief te bekijken, namen zij ijverig deel aan al de pe ripetieën van het drama dat in de arena werd afgespeeld, klapteu in de handen wanneer een ridder zijn paard handig pareerde, en lachten uit wiens lans dat doei miste; geheel zooals de oude ridders en edelvrouwen, dat gedaan zullen hebben. * * Het derde tableau, het eigenlijk tournooi, werd door het binnenrijden van een wapenkoning en kampvechters geopend. Vooraan reden trompet ters, die op oude blaasinstrumenten fanfares uit dien tijd ten gehoore brachten. Dan kwamen de edelvrouwen, dames van de Brusselsche schouw burgen, op draagstoelen binnengedragen, en voor afgegaan door een orkest in het costtium van uiinstreels. Hiwvp verschenen, van twee verschillende kanten het strijdperk binnenrijdend, de seigneur appelant en de seigneur di'feudant, ieder met eeu gevolg van ongeveer dertig ridders, van welke laatste weer ieder door een voetknt cht vergezeld werd, die zijn paai d bij den teugel voerde. Al deze ridder» vau het hoofd tot de voeten in hei ij/.er. Over de wapenrusting droegen zij een wa penhemd in fraaie kleuren ; met een gelijk ge kleurde sehabrak was het paard bijna ovtr zijn geheele lengte bedekt. In de hand hield ieder een fladderende kleurige banier. Juist op oit oogenblik brak ook de zon door, en het was een verrassend ge/.icht, na als 't ware een legen van licht op het kleurige veld te zien r.ederstroomeii. De verrassing was zoo plotseli g eu wonderbaar, <?at ian de tribunes een luid handgeklap het lich begroette. Nevens de oogeu kwamen ook de ooren tot hua recht. Men had voor het tournooi een reeks vsn oude Nederlandsche en Vlaamsche marschen bijeengezocht, die met alle eigenaardigheden der t.enmalige instrumentatie, voorgedragen werden, en daarjoor, evenals door de eigenaardige schoon heid der melodieën een zeldzame muzikale'ielicttes.se vormden Eeu doeJelzakmarsch viel buiten gewoon in den smaak en werd op de tribunes vlijtig met parsplus eu voeten meegestarnpl. De roi d'urine» las den ridders met duidelijk hoor bare .stem op het p'ein heorschte eeue acoustiek als in een geslot'n schoiiwbuigz.i-'l -?dea touniooiee:! vo r; de edele heereu antwoordden: >.(>y! Oy !" Daarna werd een carou-sel met allerlei schilderachtige figuren gereden, eindelijk begon hei. gevecht, dat niet tn'den gevoerd werd, maar een weiisiu: teguwicl. duur de dappere ridiers blijkbaar hun best deden om elkaar geen zeer te doen. Doie kaïnpspelen werden voort gezet in hel tableau, dnt ecu pas" voorstelde. ri de veertiende eeuw was liet namelijk g .-brui k, dat de efn ol'ar.deie strij ilusüire edelman een punt van drukke paswigf. een viersprong aan dr i heurwg of eene brug, uitkoos, zich daar plaatste, en alle voorbijtrekkende standgenooten, die lust hadden. j^leuPiiheid gaf om met hem te strijden. Zie Don (Juicliot, Ariosto en al de ridderromans die hun voorbeeld waren. 31en noemde dat een ,.as'' houden. Eeist in dit tableau zag men de eigenlijke tournooigevechten telkens, tusselu.) twee ridders, die over eene barrière been hunne lansen tegen elkander braken. Het best bevielen fehter ele kampstrijden tusKcheu het met strijd bijlen gewapende gevclg te voet, vooral omdat i'e ilinke grenadiers, welke in deze b..-nte sol datenrokken gestoken waren, niet bang waren elkaar zter te di..eu, maar soms zoo kras er op los sloegen, dat de getroffene achter zijn schild op de knieën zonk. Als men de toe nemende belangstelling en opgewondenheid der toeschouwers hierbij opmerkt, kon men allicht tot het besluit gekomen zijn, dat het arjplaus nog grooter zou geweest zijn, als daar beneden werkelijk dood (n leven op het spel gestaan hadden, en dat, na zooveel eeuwen, een gladiatorenspel met niet minder bloeddorstige lazernij zou gevolgd zijn, dan in den Romeiuschen keizertijd. * * Buitengewoon effectvol was het laatste tableau gearrangeerd, de »behours", of bestorming van een burcht. De edel vrouwen trokken zich terug in de vermelde decoratie voor het Maison du Roi: een schaar ridders galoppeerde legen de muren der geschilderde burcht op, en werd door een regen van bloemen en boute knipsels, die uit de vensters daalde, tot den terugtocht ge dwongen. Hierop betraden boogschutters de vlakte: zij beschutten zich achter groote schil den en ouderwetsche teenen schauskorven, en zonden van d? aru.it huu projectielen tegen de vesting. In groote bogen vlogen de pijlen, aan iedere van welke een bouquet bevestigd was, door de lucht; langzaam schoven de tchutters hun verschansingen vooruit. Toen zij in het midden van het plein waren aangekomen, ont plooiden plotseling infanteri^ten, die op den achtergrond der slagorde stonden, rechts en links hunne linie, sleepten ladders aan, beklommen de burcht, openden de vensters met bijlslagen, drongen de torens binnen, en droegen de edel vrouwen, soms wel een beetje onzacht, op hun armen eruit. De ruiters kwamen nu aangedraafd, narren ieder een der schoone Bevangen jonkV-o u.ven op het paard, en jaagden er mee heen ojder bet gejuich der menigte. De gansche vertoouing duurde ruim drie uren. Een der kostbaarste toevoegsels tot h>t feest, was het programma, geredigeerd door Hector Cbainaye, een der begaafdste schrijvers der jonge Belgische school. Onder zijn leiding was het programma een klein kunstwerk geworden, lit terair en artistiek; de voornaamste journalisten van Brussel, Tardieu, Chainaye, Charnhal, Lemaire, enz., hadden toeptsselijke bijdragen ge leverd, en de uitstekendste Belgische teekenaars hadden deze in den stijl van den tijd rijk geillustreerd. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Te Haarlem zal door het departement Haarlem" van de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, een Congres voor Ambachtoiïderwijs en ambachtschool-tentooristelling gehouden wor den op Maandag ,'! Augustus 1891. Op de punten van behandeling van het Congres komt voor: liet onderwijs van arnbachtscholen mag nimmer dienstbaar worden gemaakt om werk stukken te maken voor particulieren, en slechts bij hooge uitzondering voor industricclen; het onderwijs aan ambachtscholen moot, even als de leermiddelen, kosteloos worden verstrekt; (in te leiden door den heer S. Baron, te Leeuwarden ) Meergegoeden kunnen tot dit onderwijs worden toegelaten, in dien zin, dat de geldelijke bijdrage voor den leerling worde goregeld naar den maatstat van de welgesteldheid der ouders: bij genoeg zame verstandelijke ontwikkeling hebben onver mogende jongens hij plaatsing aan de school de voorkeur. Rijks-subsidie voor ambachtscholen is noodig; ook het praktisch onderwijs is eene zaak van louter onderwijskundigen aard; op welke grootte moet er in de praktijk gewerkt worden; wat is het hoofdvak op de arnbachtscholen '! (in te leiden door heer Berghuis, te Arnhem.) De aesthetische ontwikkeling der leerlingen moet met het prak tisch onderwijs hand aan hand gaan, (in te leiden door den heer E. von Saher, te Haarlem) Het leerlingstelsel in de bouwambachten, getoetst aan i de werkelijkheid (in te leiden door den heer Adr. J. van Achterberg, te Leiden). Ter bespreking is verder voorgesteld door den heer Adr. J. van Achterberg, eene wettelijke re geling van het ambachlsonderwijs. Eenheid van het ambachtsonderwijs, geregeld naar de plaatse lijke toestanden en zonder schade voor de indivi dualiteit van den .onderwijzer. Het Congres is toegankelijk voor leden, dona teurs en donatrices van de Nederlandsche maat schappij ter bevordering van nijverheid, directeuren, leeraren en leden van besturen van ambachtsc holen. Secretaris der commissie van organisatie is de heer J. Morons. Zondag is te Passy een monument voor den fabeldichter La Fontaine onthuld. Het is geplaatst op de kruising van de Avenue Ingres eu de Ave nue du Hanelagh, en van ongewonen en zeer gecompliceerden vorm. liet benedenstuk is 5 metera diep, een halfrond van 8 nieters breed, een korte zuil, die een bronzen buste van den dichter draagt, en bronzen decoratief-stukken. Rechts staat de (Uorie, een gevleugelde vrouw, die den dichter eeu krans aanbiedt; iets lager vliegt de genius der Satire op, met een masker in de eene hand en eene roede in de andere. Op de kroonlijst dor kolom, die de buste draagt, zit Meester liaaf aan eene kaas to knabbelen, en de Vos v'A er beneden, hem aan te kijken. Verschil lende dieren, de Leeuw, de twee Duiven, de Leeuwerik, versieren het voetstuk, en doen aan verschillende labelen van den dichter denken. liet monument is tegelijk sierlijk en imposant (de Ilhi>./nilion had er reeds eene afbeelding van); het is het werk van den beeldhouwer Dumilatro, den architect Frantz Jourclain en den ornameiitmode-llciir Ducrost. Do twee uiteinden van hot halfrond dragon twee bronzen vazen; deze heeft de staat uit den (iardc-Meuhle moeten te leen geven, daar de fondsen der inteckcning onvoldoende waren \our den aankoop van al dio accessoires. liet comité, onder voorzitterschap van den dich ter Sully Prudhomme, heeft acht jaar over het verzamelen van het geld gedaan; eindelijk waren de r>i.(HiO francs bijeen, -waaraan de stad en de staat l'-MKM) gegeven hebben. Sully Prudhonime heeft de rede bij de onthul ling gehouden, eene rede vol hartelijkheid en toe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl