Historisch Archief 1877-1940
-.
No. 736
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Mad. de Genlis in 1784 schreef, voor hare leer
lingen, de kinderen die later in de historie de
namen van Louis Philippe I en Madame AdelaïJe
zouden dragen.
*
* . *
Mme de Genlis is te bekend, dan dat het
noodig zou zijn hier haar portret te schetsen. Benige
woorden zullen voldoende zijn om zich de voor
naamste trekken van deze weinig sympathieke
maar origineele figuur weer te herinneren. Felicit
Ducrest de Saint-Lubin werd in 1746 dicht bij
Antun geboren. Op den leeftijd van zes jaren werd
zn als door jonkvrouw bij het adellijk kapittel van
Alix, niet ver van Lyon, geplaatst, waar men zich
op geen enkele wijze met hare opvoeding bezig
hield. De nonnen, die haar aardig en gracieus
vonden, lieten haar niets uitvoeren, en vermaak
ten zich met haar als jongen aan te kleeden,
somtyds als herderinnetje, of cupidootje met vleu
geltjes op den rug, en haar in het rijtuig mede
te nemen, als een aangekleede hond opgedirkt.
Felicitédeed slechts wat muziek en teekenen, en
begon verzen te maken voordat zij kon spellen.
De oude belastingpachter La Popelinière stelde
het eerst belang in haar. Een oud-officier van
marine, een vriend van haar vader, de graaf de
Genlis, huwde haar op den leeftijd van zestien jaar.
De kleine gravin, die, al ontbraken haar naïvi
teit en oprechtheid, zooals zij in haar Mémoires
bekent, geen gebrek had aan geest, voelde weldra,
bvj haar intrede in de wereld, de noodzakelijkheid
om de leemten in haar eerste opleiding te vullen.
Zjj ging met hardnekkigheid aan het werk. Toen
zjj vier-en-twintig jaar was, verkreeg zij door
machtige beschermers de betrekking van hofdame
by de hertogin van Chartres. Zij wist daar den
toekomstigen Philippe- Egalitéeerst zulk een
vertrouwen, en later zulk een hartstocht in te
boezemen, dat hij haar de opvoeding van zijn
twee kinderen toevertrouwde, tot groote verba
zing van het hof en de stad. De hertogin van
Chartres had zeven jaren noodig om te gelooven
aan hetgeen in liedjes en epigrammen van hare
gewezen eeredame verteld wordt; toch waren deze,
met de openhartigheid van die dagen, niet voor
tweeërlei uitlegging vatbaar. De latere Lady
Fitz-Gerald, de schoone Pamela, die aan het
Engelsche hof furore maakte, was een e dochter van
den hertog van Orléans.
*
* *
Mme de Genlis is een der volledigste en
geduchtste exemplaren van het genre blauwkous.
Z\j heeft zeker evenveel papier beklad als haar
persoonlijke vijand Voltaire, wiens hoogen ouder
dom zij zou evenaren, daar zij even als de patri
arch van Ferney op den leeftijd van vier-en-tachtig
jaar stierf. Een harer biographen, Cousin d'Avalon,
in de Genlisiana (onder het ironische motto; Quis
mulierem furtcm, tnveniet? uitgegeven) maakte tien
jaren vóór den dood der gravin, vóór de verschijning
harer Mémoires, een catalogus op van haar boeken
en toont ons een verontrustend totaal van acht
en vijftig werken in achtennegentig deelen. Op
dezen oceaan van inkt is alles reddeloos verloren
gegaan, behalve de kleine roman getiteld
Mademoiselle de Clermont (1802). De vriendin van
den hertog van Orléans heeft kans gezien om alle
beroemde mannen van het einde der achttiende
en het begin der negentiende eeuw, Franschen of
vreemdelingen, dolzinnig aan te vallen: Voltaire,
Rousseau, d'Alembert, Walter Scott, lord Byron,
Gibbon, Lamartine, vooral Mme de Staël niet te
vergeten, die, als collega blauwkous, toch meer
consideratie had mogen verwachten. Maar de
blauwkousen zijn verscheurender dan wolven, zij
eten elkander op.
Madame de Genlis nam op sommige
oogenblikken haar rol van gouverneur" ernstig op en
vervaardigde dan haastig en met haar gewone
wijdloopigheid een aantal werken van opvoedkunde
of zelfs verhandelingen over zedelijkheid, een
onderwerp waarvoor het publiek haar altoos maar
niet geschikt achtte. Van deze soort kan men
Eeligion (1707), Adele et Thi-odore (1782) en de
Veillées du Chdteau (1784) noemen. In de voor
rede van dit werk, waarin mme. de Genus zich
beroemt de eerste auteur te zijn die zich met de
opvoeding van het volk bezighoudt (!!) beweert
zy dat aangename en interessante boeken de
eenige nuttige zijn. Dit beteekende zooveel als van
te voren aan de meeste harer boeken alle nut te
ontzeggen. Onder voorwendsel van vermaak, viel
zjj gaarne in het buitensporigste romaneske. Men
zou denken aan een samenwerking van den
goeden Kollin en van Anne Radcliffe.
De Veülées du Chdteau bestaan uit elf verha
len, in slappen, vervelenden stijl, zonder eenig blijk
van smaak. Zooiets als Berijuin, en dan slecht
geschreven. Deze huiselijke en onnoozele
zedepreken zouden de kinderen voor altijd genoeg
doen krijgen van de moraal. Een enkele geschie
denis, een beetje lang, want zij beslaat ongeveer
twee honderd bladzijden, zal ons een oogenblik
bezig houden. Zij is bestemd om kinderen, met
eenige ideeën over aardrijkskunde, een denkbeeld
te geven van zekere wetenschappelijke bijzonder
heden, onder den tegelijk pretentieusen en duis
teren titel van : Alplionse et Dalinde OH la Fijeric
de i'art et de la nature.
*
* *
Ziehier in een paar woorden de inhoud van
deze novelle. Een jonge Portugees, Alphonse, de
zoon van een eersten minister don Ramire, dio
aan het hof een zeer slechte opvoeding hoeit ge
noten, ziet zijn vader in ongenade, geruïneerd, en
wordf (joor een reeks gebeurtenissen, die het niet
noodig is te vermelden, van hem gescheiden.
Alphonse gaat zijn vader zoeken. Op de grens
van Spanje heeft hij het geluk, do jeugdige Dalinda,
de dochter van een Zweedsch geleerde Thelismar,
aan de vervolging van een woedenden stier te
ontrukken Thelismar gaat een reis om de wereld
maken, na Dalinda naar Zweden bij haar moeder te
hebben gezonden. Hot toeval brengt Alphonse op
hetzelfde schip als Thelisraar. De nieuwe
Telemachus, op den zoek naar een anderen Ulysses-,
vindt dus een Mentor, een makker, die in staat is
hem de schoonheden der natuur te laten voelen,
en hem de jongste ontdekkingen over wetenschap
te laten opmerken. Hij beproeft het vertrouwen
van zijn gids te verdienen door zich te laten on
derrichten, zijn karakter te verbeteren en Dalinde
te winnen, op wie hij hartstochtelijk verliefd is.
De aardbeving, die in 17f>5 Lissabon vernielde,
geeft aan de reis van Alphonse een belangrijk
begin, waarna de eerste buitengewone avonturen
van den jongen Portugees ons vrij koud laten.
Wat is een noorderlicht of een komeet, in ver
gelijking van het verzinken eener hoofdstad'?
Altijd aan het zoeken naar zijn vader, doorkruist
Alphonse Spanje, scheept zich in naar Mexico,
waar hij eeri automaat ziet, die clavicimbel speelt,
en een bliksemafleider. De plaats voor deze dub
bele tentoonstelling is vreemd gekozen. Op de
Azoren doet een onderzeesche vulkaan nieuwe
eilanden voor de verraste oogen van den jongen
reiziger opduiken, aan wien Thelismar nooit na
laat een toepasselijke toespraak over ieder nieuwe
gebeurtenis der reis op te disschen.
Op de Canarische eilanden, ziet Alphonse, als
hij op een boom het naamcijfer van Dalinde wil
snijden, met schrik bloed uit den stam vlooien.
Heeft hij een hamadryade gewond'? Neen, hij
heeft slechts de schors van een drakenbloedboom
gekorven. Hij waagt zijn leven als hij in een
grafspelonk doordringt, en verlaat deze slechts om
in eene waterhoos terecht te komen In Senegal,
waar hij reusachtige slangen ontmoet onder kolossale
boababs, vertoont Alphonse nog eens in tegen
woordigheid van een wilden hoofdman het treffende
avontuur van den leeuw van Androcles. In Guiriea
jaagt hij op orang-oetangs; aan den Congo is hij
in gevaar door inboorlingen vermoord te worden,
daar hij op heilige flamingo's schiet. De twee
reizigers houden zich slechts even bij de
nottentotten op, en gaan dan naar Madagaskar en Mekka
Natuurlijk is in deze afgelegen landen niet het
minste spoor van den minister Don Ramire.
De onvermoeide naspoorders gaan naar Suez, Caïro
en bereiken de Middellandsche zee, zien de
Cycladen, de grot van Antiparos, Sicilië, Reggio en de
luchtspiegeling der fata Morgana.
Teruggaande trekken zij door Griekenland naar
Constantinopel, doorkruisen de woestijnen van
Klein-Aziëen de phosphoresceerende wateren van
de golf van Perzië. Een bladzijde verder vindt
men hen aan het hof van den Grooten Mogol, en
in den stal van den witten olifant van Siara. Met
een sprong zijn zij over de Stille Zuidzee,
ontschepen zich te Calüornië, en gaa,n Mexico door,
waar Alphonse een zoneclips bewondert. Het was
niet noodig daarvoor zoo ver te gaan, evenmin
als naar San-Domingo te reizen om proe
ven met de tooverlantaarn bij te wonen. De
antiphilosophische manie van Mme de Genlis
beheerscht haar hier weer en zij houdt een deftige
loftuiting op de slavernij, zeggende dat de negers
gelukkiger zijn dan onze boeren. Hunne meesters
die zoo belasterd worden behai.delen hen met
vaderlijke bezorgheid, al ware het alleen uit
eigenbelang.
Men vertrekt van San Domingo naar Suriname
waar, op het stuk van feërieën der natuur",
Alphonse slechts een manzanillaboom ziet,
glimwormen die tot verlichting der huizen dienen, en
sidderalen. Daar hij zijn vader nergens vindt, keert
hij naar Portugal terug met zijn wijzen reisgenoot.
Te Lissabon, geen tijding van don Ramire. Alphonse
vertrekt weder, steeds door zijn welwillenden gids
vergezeld. In de omstreken van Parijs verschijnt
hem een vliegende bal aan den hemel. Het zijn
PihXtre des Rosiers en llomain, die hun eerste
proef van opstijging met den luchtballon nemen.
Nieuwe reis naar het noorden, door Engeland,
Schotland, Ierland, de grot van Staffa, IJsland en
zijn Geysers. Xu bleef nog het noordwesten van
Europa te onderzoeken. In Rusland worden de
reizigers alleen getroffen door het gezicht van een
ijspaleis op de Newa gebouwd.
Eindelijk in Zweden, diep in een zilvermijn,
welker beschrijving eenigszins doet denken aan
zekere hoofdstukken van de Indes noirc*, herkent
Alphonse zijn vader in een wachter bij het werk,
door een ontploffing gekwetst. Thelismar, even
goed geneesheer als natuurkundige, redt don Ramire
het leven en brengt den grijsaard in zijn huis,
bij de schoone Dalinde en Alphonse, die door
zijn reizen verbeterd en onderricht is. Alles
eindigt, zooals het behoort, met een mooi huwelijk.
*
Men zal opmerken hoe zonderling de samen
stelling van dezen roman is, waarvan wij nauw
keurig den opzet hebben weergegeven. Deze
tweehonderd dorre bladzijden hadden Jules Verne
stof gegeven voor tien deelen vol interessante
opmerkingen, treffende, schilderachtige tooneelen,
scènes dio het gevoel van werkelijkheid geven.
Mme. de Genlis, ondanks hare romantische ver
beelding, heeft alleen de kleinigheden, de nietige
details gezien. Zij heeft een geographische
oudejaarsrevue geschreven, met den goeden Thelismar
als compère. liet is geen overdrijving, als ik zeg,
dat ik voor dit verhaal", zegt de schrijfster in
hare voorrede, meer dau honderd deelen heb
moeten lezen en herlezen. De eigenliefde kan
geen waarde hechten aan een werk dat noch
kennis, noch talent vereischt, maar dit werk
getuigt ten minste van geduld en ijver. liet is
geoorloofd zich te beroemen en er trotsch op te
zijn, dat men den moed heeft gehad zich er aan
te zetten."
Honderd deelen, is veel gezegd, maar het is
zeker, dat men in dit er maar op los geschreven
verhaal telkens uittreksels vindt uit de natuurlijke
historie van Bntfon, uit de reisverhalen van
Swinburne en Tavcrnier, zonder nog de brokstukken te
rekenen die zoo uit de Jlwtmre iji'in'rith ;?<?«
tuyiiijKi geknipt /ijn. Dit alles is slecht verteerd,
onhandig gerangschikt, zonder een schaduw van
lokale kleur. De ontoereikendheid der bronnen
die de complicerende dame tut haar beschikking
had, het gebrek aan documenten en de haastig
heid van het werk, verklaren de leemten in het
werk, de sprongen van duizend mijlen die de
twee reizigers «loon. Wij zijn nog ver van de
wetenschappelijke beschrijvingen van Jules Vorne,
zoo juist en zoo duidelijk, niet zooveel afwisseling.
Toch is het grappig in Alphonse on Dalinde liet
plan van. De Kinderen rem K«i>itetn (iraid terug
te vinden.
HET TOl'RNOOI VAN DE PERS TE
BRUSSEL.
Het Brusstlsche «Oeuvre de la Presse" heeft
van zijn jongste liefdadlgheidsfeest, hel tonrnooi,
dat verleden Zondag plaats had, de Fête de
Cuevalerie", weder veel pieizier beleefd.
De stad Brussel", schrijf de verslaggever van
rie Frankfurter, «heeft aan dit feest door een
kostbare gift deelgenomen, door een echt stuk
Middeleeuwen, dat zij bijdroeg. Zij stoiid na
melijk de Grande Place als tooneel voor ht-t
feest af. In de geheele wereld is dat plein be
roemd, met zijn Raadhuis, het Maisoa du Roi
en de Gildehuizen, die het met alle heerlijk
heden der Midde eeuwsche architectuur
om<oomen. De huizen der gid-n waren met festoenen,
tapijten en banieren in den style de l'époque
versierd; het Mai»on du Roi, dat tegenwoordig,
wetens restauratie-werkzaamhe Hen met een stei
ger omring l is, was lot' het dak met een prach
tig geschilderd decoratief bekleed, dat eene rid
derburcht voorstelde; bij het Raadhuis echter
had men van alle decnratief-toevoegsels afgezien,
nnen begreep blijkba»r dat b>t met niets beiers
gedrapeerd kon worden, dan met zijn eigene
Gothische schoonheid. Rondom het plein waren
tribunes opgeslagen, waarop eea andere variëteit
vau Brusselsche schoonheid prijkte, wel niet d^or
oude bouwmeesters geschapen, maar in uitgelezen
zomertoiletten gehulJ, die ook weer niets Gothisch
vertoonden, maar toch ook de «stemming" ver
hoogden Schoonheid toch geeft ahoos en ouder
alle omstandigheden «stemmi g".
?Y #
*
Om half drie verkondden klinkende fanfares
van den toren van het Raadhuis het begiu van
Iwt feest. Eerst werden gevechten tusschen voet
volk en ruiters vertoond. De voetknechten waren
gewapend met knodsen, spiesen en goedendag's,"
die zware morgensterren, waarmede in de
kampstrijden der oude Vlaamsche land- en stadge
meenten menige aristocratische ridderkop onaan
genaam keunis gemaakt heeft. De evoluties der
troepen, vooral de formeeriog der infanterie in
driehoekige slagorde, om den aanval der cavalerie
af te weren, werden door de medewerkers sol
daten van het Brusselsch garnizoen, - met veel
juistheid uitgevoerd.
Veel succes had het tweede tafreel, dat het
ridderlijk spel »Quintaine" voorstelde. Eetie
figuur in compleet harnas wordt in het strijd
perk opgebouwd ; ieder der dertig ridders rijdt
er heen en moet met zijn lans het schild van
den ijzeren man zien te treffen ; terstond echter
keert deze zich om en slaat met een knuppel
den weggaloppeerenden ridder na. Dit tableau was
vol opwekkende tooneeltjee; de paarden schrikten
dikwijls vau de gepantserde pop; bij al te heftige
stooten sloeg de lans in splinters, en bij de moeite
om den vervolgenden knuppel te ontkomen, ge
beurde het niet zelden, dat ros en ruiter in het
zand beten. Zoo kwam er onmiddellijk iets
krijgshaftigs en Middeleeuwsch in het spel; en
de toeschouwers ondervonden terstond den in
vloed van dit element; de elegante heeren en
mondaines op de tribunes namen onbewust met
animo de rol van het Middeleeuwsch publiek over;
in plaats vau alleen met het oog dit nieuwe,
op het oog berekende historisch tableau passief
te bekijken, namen zij ijverig deel aan al de pe
ripetieën van het drama dat in de arena werd
afgespeeld, klapteu in de handen wanneer een
ridder zijn paard handig pareerde, en lachten uit
wiens lans dat doei miste; geheel zooals de
oude ridders en edelvrouwen, dat gedaan zullen
hebben.
* *
Het derde tableau, het eigenlijk tournooi, werd
door het binnenrijden van een wapenkoning en
kampvechters geopend. Vooraan reden trompet
ters, die op oude blaasinstrumenten fanfares uit
dien tijd ten gehoore brachten. Dan kwamen de
edelvrouwen, dames van de Brusselsche schouw
burgen, op draagstoelen binnengedragen, en voor
afgegaan door een orkest in het costtium van
uiinstreels. Hiwvp verschenen, van twee verschillende
kanten het strijdperk binnenrijdend, de seigneur
appelant en de seigneur di'feudant, ieder met
eeu gevolg van ongeveer dertig ridders, van welke
laatste weer ieder door een voetknt cht vergezeld
werd, die zijn paai d bij den teugel voerde. Al
deze ridder» vau het hoofd tot de voeten in hei
ij/.er. Over de wapenrusting droegen zij een wa
penhemd in fraaie kleuren ; met een gelijk ge
kleurde sehabrak was het paard bijna ovtr zijn
geheele lengte bedekt. In de hand hield ieder
een fladderende kleurige banier.
Juist op oit oogenblik brak ook de zon door,
en het was een verrassend ge/.icht, na als 't ware
een legen van licht op het kleurige veld te zien
r.ederstroomeii. De verrassing was zoo plotseli g
eu wonderbaar, <?at ian de tribunes een luid
handgeklap het lich begroette.
Nevens de oogeu kwamen ook de ooren tot
hua recht. Men had voor het tournooi een reeks
vsn oude Nederlandsche en Vlaamsche marschen
bijeengezocht, die met alle eigenaardigheden der
t.enmalige instrumentatie, voorgedragen werden,
en daarjoor, evenals door de eigenaardige schoon
heid der melodieën een zeldzame
muzikale'ielicttes.se vormden Eeu doeJelzakmarsch viel buiten
gewoon in den smaak en werd op de tribunes
vlijtig met parsplus eu voeten meegestarnpl. De
roi d'urine» las den ridders met duidelijk hoor
bare .stem op het p'ein heorschte eeue
acoustiek als in een geslot'n schoiiwbuigz.i-'l -?dea
touniooiee:! vo r; de edele heereu antwoordden:
>.(>y! Oy !" Daarna werd een carou-sel met
allerlei schilderachtige figuren gereden, eindelijk
begon hei. gevecht, dat niet tn'den gevoerd
werd, maar een weiisiu: teguwicl. duur de dappere
ridiers blijkbaar hun best deden om elkaar geen
zeer te doen. Doie kaïnpspelen werden voort
gezet in hel tableau, dnt ecu pas" voorstelde.
ri de veertiende eeuw was liet namelijk g .-brui k,
dat de efn ol'ar.deie strij ilusüire edelman een
punt van drukke paswigf. een viersprong aan dr i
heurwg of eene brug, uitkoos, zich daar plaatste,
en alle voorbijtrekkende standgenooten, die lust
hadden. j^leuPiiheid gaf om met hem te strijden.
Zie Don (Juicliot, Ariosto en al de ridderromans
die hun voorbeeld waren. 31en noemde dat een
,.as'' houden. Eeist in dit tableau zag men de
eigenlijke tournooigevechten telkens, tusselu.)
twee ridders, die over eene barrière been hunne
lansen tegen elkander braken. Het best bevielen
fehter ele kampstrijden tusKcheu het met strijd
bijlen gewapende gevclg te voet, vooral omdat
i'e ilinke grenadiers, welke in deze b..-nte sol
datenrokken gestoken waren, niet bang waren
elkaar zter te di..eu, maar soms zoo kras
er op los sloegen, dat de getroffene achter zijn
schild op de knieën zonk. Als men de toe
nemende belangstelling en opgewondenheid der
toeschouwers hierbij opmerkt, kon men allicht
tot het besluit gekomen zijn, dat het arjplaus
nog grooter zou geweest zijn, als daar beneden
werkelijk dood (n leven op het spel gestaan
hadden, en dat, na zooveel eeuwen, een
gladiatorenspel met niet minder bloeddorstige lazernij
zou gevolgd zijn, dan in den Romeiuschen
keizertijd.
* *
Buitengewoon effectvol was het laatste tableau
gearrangeerd, de »behours", of bestorming van
een burcht. De edel vrouwen trokken zich terug
in de vermelde decoratie voor het Maison du
Roi: een schaar ridders galoppeerde legen de
muren der geschilderde burcht op, en werd door
een regen van bloemen en boute knipsels, die
uit de vensters daalde, tot den terugtocht ge
dwongen. Hierop betraden boogschutters de
vlakte: zij beschutten zich achter groote schil
den en ouderwetsche teenen schauskorven, en
zonden van d? aru.it huu projectielen tegen de
vesting. In groote bogen vlogen de pijlen, aan
iedere van welke een bouquet bevestigd was,
door de lucht; langzaam schoven de tchutters
hun verschansingen vooruit. Toen zij in het
midden van het plein waren aangekomen, ont
plooiden plotseling infanteri^ten, die op den
achtergrond der slagorde stonden, rechts en links
hunne linie, sleepten ladders aan, beklommen
de burcht, openden de vensters met bijlslagen,
drongen de torens binnen, en droegen de edel
vrouwen, soms wel een beetje onzacht, op hun
armen eruit. De ruiters kwamen nu aangedraafd,
narren ieder een der schoone Bevangen
jonkV-o u.ven op het paard, en jaagden er mee heen
ojder bet gejuich der menigte.
De gansche vertoouing duurde ruim drie uren.
Een der kostbaarste toevoegsels tot h>t feest,
was het programma, geredigeerd door Hector
Cbainaye, een der begaafdste schrijvers der jonge
Belgische school. Onder zijn leiding was het
programma een klein kunstwerk geworden, lit
terair en artistiek; de voornaamste journalisten
van Brussel, Tardieu, Chainaye, Charnhal,
Lemaire, enz., hadden toeptsselijke bijdragen ge
leverd, en de uitstekendste Belgische teekenaars
hadden deze in den stijl van den tijd rijk
geillustreerd.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Te Haarlem zal door het departement Haarlem"
van de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering
van Nijverheid, een Congres voor Ambachtoiïderwijs
en ambachtschool-tentooristelling gehouden wor
den op Maandag ,'! Augustus 1891.
Op de punten van behandeling van het Congres
komt voor: liet onderwijs van arnbachtscholen
mag nimmer dienstbaar worden gemaakt om werk
stukken te maken voor particulieren, en slechts
bij hooge uitzondering voor industricclen; het
onderwijs aan ambachtscholen moot, even als de
leermiddelen, kosteloos worden verstrekt; (in te
leiden door den heer S. Baron, te Leeuwarden )
Meergegoeden kunnen tot dit onderwijs worden
toegelaten, in dien zin, dat de geldelijke bijdrage
voor den leerling worde goregeld naar den
maatstat van de welgesteldheid der ouders: bij genoeg
zame verstandelijke ontwikkeling hebben onver
mogende jongens hij plaatsing aan de school de
voorkeur. Rijks-subsidie voor ambachtscholen is
noodig; ook het praktisch onderwijs is eene zaak
van louter onderwijskundigen aard; op welke grootte
moet er in de praktijk gewerkt worden; wat is
het hoofdvak op de arnbachtscholen '! (in te leiden
door heer Berghuis, te Arnhem.) De aesthetische
ontwikkeling der leerlingen moet met het prak
tisch onderwijs hand aan hand gaan, (in te leiden
door den heer E. von Saher, te Haarlem) Het
leerlingstelsel in de bouwambachten, getoetst aan
i de werkelijkheid (in te leiden door den heer
Adr. J. van Achterberg, te Leiden).
Ter bespreking is verder voorgesteld door den
heer Adr. J. van Achterberg, eene wettelijke re
geling van het ambachlsonderwijs. Eenheid van
het ambachtsonderwijs, geregeld naar de plaatse
lijke toestanden en zonder schade voor de indivi
dualiteit van den .onderwijzer.
Het Congres is toegankelijk voor leden, dona
teurs en donatrices van de Nederlandsche maat
schappij ter bevordering van nijverheid, directeuren,
leeraren en leden van besturen van ambachtsc holen.
Secretaris der commissie van organisatie is de
heer J. Morons.
Zondag is te Passy een monument voor den
fabeldichter La Fontaine onthuld. Het is geplaatst
op de kruising van de Avenue Ingres eu de Ave
nue du Hanelagh, en van ongewonen en zeer
gecompliceerden vorm. liet benedenstuk is 5 metera
diep, een halfrond van 8 nieters breed, een korte
zuil, die een bronzen buste van den dichter
draagt, en bronzen decoratief-stukken.
Rechts staat de (Uorie, een gevleugelde vrouw,
die den dichter eeu krans aanbiedt; iets lager
vliegt de genius der Satire op, met een masker in
de eene hand en eene roede in de andere. Op de
kroonlijst dor kolom, die de buste draagt, zit
Meester liaaf aan eene kaas to knabbelen, en de
Vos v'A er beneden, hem aan te kijken. Verschil
lende dieren, de Leeuw, de twee Duiven, de
Leeuwerik, versieren het voetstuk, en doen aan
verschillende labelen van den dichter denken.
liet monument is tegelijk sierlijk en imposant
(de Ilhi>./nilion had er reeds eene afbeelding
van); het is het werk van den beeldhouwer
Dumilatro, den architect Frantz Jourclain en den
ornameiitmode-llciir Ducrost. Do twee uiteinden
van hot halfrond dragon twee bronzen vazen;
deze heeft de staat uit den (iardc-Meuhle moeten
te leen geven, daar de fondsen der inteckcning
onvoldoende waren \our den aankoop van al dio
accessoires.
liet comité, onder voorzitterschap van den dich
ter Sully Prudhomme, heeft acht jaar over het
verzamelen van het geld gedaan; eindelijk waren
de r>i.(HiO francs bijeen, -waaraan de stad en de
staat l'-MKM) gegeven hebben.
Sully Prudhonime heeft de rede bij de onthul
ling gehouden, eene rede vol hartelijkheid en
toe