De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 2 augustus pagina 7

2 augustus 1891 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Ko.,736 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Herstemming. De Heer J Wij danken je, meisje, voor je bolussen, maar die mijnheer daar met zijn witten hoed, de president van de Bank, lust er wel twee. JULIUS PRUTTELMANBROMMEIJER. Op ons schrijven aan den heer Brommeijer, waarin wij hem vroegen of hij ons ook eenige in lichtingen zou kun nen verstrekken om trent de phase, waar in de kabinetsfor matie verkeert, ont vangen wij het vol gend antwoord, per draad. Haag, 27 71891 .3.5. Gisteren met Tienhoven en Ranitz geconfe reerd Regen tes staat er op mij te spreken Voorloopige condities gesteld wederinvoering differentieele rechten zuivering kiezerscorps uitsluiting Jan Rap Nieuwenhuis, Treub, Tindal achter de tralies Gijs nieuw departement: Ko ninklijke Zaken. Steenkamp Justitie niet waar, wél Eeredienst. Op ver scheidene punten overeenstemming Liberalen intrigeeren verschrikkelijk. Vruchteloos Regentes begrijpt alles. Tienhoven gouden doekspeld. Wilhelmina hem bonbons gepresenteerd aller liefst Een kabinet als een huiskamer, allemaal vrienden. Wallertje goede gooi naar Financien Kahusen Marine Holtzman Waterstaat Someren Brandt Oorlog Brommeyer Goedhart dame extra-ordinair Böhringer hofdichter. Schrijf nog niet in krant - kan afspringen. Br. Nog werd door Mevr. Brommeijer ons goed gunstig afschrift verstrekt van de volgende dépêche: Apeldoorn, 29,7 1891, 5,12. Ontvangst minzaam. Goede boel, een voudig degelijk. Lunch stevig. 8 couverts. Zilveren borden. Regentes at smakelijk. Tienhoven glas wijn om gegooid groote vlek mooi damast. Regentes vriendelijk niets kwalijk genomen Handig dadelijk gesprek gebracht afschaffing zeepaccijns. Re gentes daarvoor gewonnen verder staatszaken geheim Ranitz knap man Regentes vraagt complete jaargang Week blad leest Nieuwe Rotterdammer Wilhelmina Nieuws. Hand gehad Komt toch waarschijnlijk niets van. Regentes mij Jonkheer, Tienhoven Baron maken. Ik baron anders blijf ik Bocht. BR. SNUIFJES. Het spijt mij, maar ik heb de vergadering niet kunnen bijwonen. Men had alle kiezers, die belangstellen in het oprichten van eene "Burgerlijke kleurlooze kiesvereeniging" voor het kiesdistrict Apeldoorn, uitgenoodigd tot het bij wonen van eene vergadering, en, ofschoon ik niet in dat district woon, zou mijn nieuwsfierigheid om te zien hoe een «burgerlijke leurlooze kiesvereeniging" ontstaat, groot genoeg geweest zijn, om mij over te halen een reisje naar Apeldoorn te maken maar zooals ik reeds zeide: ik kon niet Dat men te Apeldoorn geen adellijke maar een burgerlijke kies vereen iging wil oprichten, is zeer natuurlijk. In de zomerresidentie zal men last genoeg van al die groote hansen hebben om er naar te verlangen eens, hoe zal ik 't zeggen? »onder-ons" te zijn. Rn een kleurlooze kiesvereeniging heeft alles voor. Immers dat is er een, die wat men ook doe, niet verkleuren kan .... en het verschieten van de kleur is juist bij kiesverecnigingen een voortdurend gevaar. Maar daarom den moed niet verloren! Dienstneming bij ons Indisch leger blijven we aan flinke Hollandsche jongens viit over tuiging aanbevelen en we zullen blijven aantoonen dat we dit met goed recht doen." Zoo lees ik in het Handelsblad. Ja, dat is ook mijn diepe overtuiging". Dien koers moeten we uit met onze flinke jongens, an ders kunnen we wel thuis blijven als kolo niale mogendheid. Als nu die van-Dag totDag-heer zijn eigen flinke jongens bij het Indisch-leger heeft ingelijfd, en hij krijgt goede berichten en het blijkt dan nog noodig te zijn wat ik haast mei durf denken stuur ik de mijnen ook. Verscheidene mij ner vrienden hebben hetzelfde voornemen. * * * Daar zie ik, dat ik me vergist heb. Ik dacht namelijk, dat kolonel Van Zuylen naar Atjeh was om de beri-beri te bestudeeren of iets dergelijks, zopdat hij zijn welsprekend heid op nonactiviteit had gesteld, maar nu blijkt het me op eens, dat deze groote geest nog in ons midden vertoeft, en eerstdaags op het Letterkundig Congres te Gent zal spreken over: »het behoud van den Xcderlandschen Stam als vrij volk in Europa." Nu, dit onderwerp is in goede handen. Ik voor mij kan niet anders denken of de ko lonel wint zijn zaak en bewijst het recht van bestaan vanden Dietschen stam zóó duidelijk, dat er nimmer meer aan getornd zal kunnen worden. Bij voorbaat gevoel ik mij aan hem verplicht en den heelen Dietsche stam zal het evenzoo gaan, Maar hoe zullen wij hem onze dankbaarheid betoonen? Zou het niet op deze wijs kunnen geschieden? Als v.Zuylen het recht van bestaan van den Nederlandschen stam in Europa als vrij volk zoo klaar als een klontje heeft gemaakt, zou de Dietsche stam zich kunnen belasten met het leveren van een betoog voor het behoud van kolonel v. Zuylen als vrij man in Nederland. Zoo kan de eene dienst den anderen waard heeten.... en aan allen twijfel komt een einde. :|: * * Nog altijd is de taptoe op de Dam niet uit. Nu werd mij wér een lied gezonden op deze gebeurtenis gedicht, dat gezongen moet worden ""Op de wijze: Blauir zijn de. bloempjes fijn". Uit de melodie valt reeds op temaken, dat de dichter geen kwaadaardig man is. Iemand, die van de builen zingende, neuriet Blauw zijn die bloempjes fijn", kan niet haatdragend wezen. * * * Het Railifaal Weekblad, dat sociaal-demo cratisch is, heeft telkens weeraan last van vrienden, die het verwijten, dat het een onwaren naam draagt. Zeer terecht antwoordt de redactie nu, dat het wel degelijk radicaal is, daar het de radix van alle kwaad, het kapitalisme, wil uitroeien. Radix, zoo zegt de redactie, is wortel en wie tot den wortel doordringt verdient den naam van radicaal. Ten einde geheel in den geest van het Week blad dien strijd te beslechten zou ik willen vragen, of' het zich niet J)e Worteltrekker zou kunnen noemen, natuurlijk in het midden latende op welk soort van wortelen en wortels het het gemunt heeft? VERZUCHTING VAN EEN MEERDERHEIDSMAN. Van vier anti-liberalen Twee te kiezen dat 's ons lot. Wee hem, die met schimpend smalen Ons in dit geval bespot! Voor de liberale heeren Is de zaak heusch desolaat. Jiiti'iici'i>U<-lit het kan verkeeren'. ? Weet in dit geval geen raad. Gmiulii-ct kan geen kleur bijspelen, En van troeven is geen spraak. Rood of zwart wat kan liet schelen ? 't .Loopt voor de partij toch spaak. Rood? «lat nooit! Dus zwart? Ja, heeren, Als het moet in 's hemelsnaam. Maar geen lieden die doleeren, 't Is een ras, waar 'k mij voor schaam. Een professor willen irij slechts Van ons eigen fabrikaat. Daarom raad ik u : kiest ///';' slechts Echte waar in onzen raad. D' oppositie l o! die gluipers!) Zegt: Ja, ja. elk op zijn beurt." Zij heeft [?'f/l/inx en (.'iii/jicra 't Lidmaatschap thans waard gekeurd. Kouveld wil niet. Striiter wil niet, Ja, dat komt er óók nog bij, Anders was 't zoo'n harde pil niet.... Nu, dan maar met d' overzij! Doch 't verzoet mijn lijdensbeker, 't Lenigt mijn gewetenspijn: 't Nieuwe tweetal zal voorzeker S t i c h t e 11 d en opbouwend zijn. ALLERLEI. Een weduwe, die voor het oog ruim scheen te kunnen leven, werd geplaagd door haar schuldeischers. Om uit haar moeielijkheden te geraken zond zij om een notaris (een rijk vrijgezel) en liet haar testament maken,waarin zij over een denkbeeldig kapitaal van /'00,000 voor allerlei doeleinden beschikte. Eenigen tijd later vroeg de notaris haar ten huwelijk en was weldra de gelukkige echtgenoot van een weroldsch vrouwtje, dat geen cent bezat. Een afgeleefd jongmensch, met teringachtig uitzicht, komt bij een dokter de hand zijner dochter vragen. Dokter. wilt mijn dochter dus trouwen ? Jongmensch. Ja, mijnheer, ik ben rijk ge noeg om uw dochter een onbezorgd, ja zelfs een weelderig leven te verschaften, Dokter. Ja, dat weet ik, maar zult ge goed voor haar zijn, zult ge haar vriendelijk be handelen ? Jongmensch. Mijnheer, ik zweer u.... Dokter. Goed, goed, in orde. Trek nu uw goed maar eens uit, opdat ik uw borst enzoovoort eens onder/oek. Mijn dochter kan wel uw vrouw, maar niet uw ziekenoppaster wor den, begrijpt ge. Engelschman (die onder de gewonden hoort bij een spoorwegongeluk). Als ik dit had kun nen voorzien, zou ik zeker geen retourbillet hebben genomen. Werkman (thuis komende van een verga dering, vijf uur 's middags). Wel vrouw, wat eten we van middag? Vrouw. Ik heb niet gekookt. Man. Waarom niet? Vrouw. Wel gisteren heeft onze vereeniging: »Geen slavinnen meer", vergadering gehad en er is gezegd, dat als het sterke ge slacht maar acht uur wil arbeiden, het een schande zou zijn een zwakke vrouw zich zes tien uur te laten afbeulen, Ik sta om zes uur op en ik schei er voortaan om twee uur uit met werken, eerlijk is eerlijk. Jantje. Ma, ma, ik heb een gulden verdiend. Moeder. Een gulden, waarmee? Jantje. U weet wel, die losse tand, die ge trokken moest worden? Nu, Wilhelm heeft hem er bij het vechten uitgeslagen, voor nie mendal. j i Karel (die de oudste is, aan het diner). Ma, j waarom helpt u altijd eerst Mien en dan mij ? i Mama. Dames komen altijd het eerst aan '? de beurt, mijn jongen. ' Karel (triomfantelijk). Waarom ben ik dan i vóór Mien geboren ? ! De jonge A. is zeer rijk, maar voert een heel ongeregeld leven, dat zijne gezondheid i aantast. Een ondeugende kennis zeide van 1 hem: »A. sterft van zijn rente." l Mama. En hoe is het mijn kleine meid be vallen in de kerk? Dochtertje (dat een stuiver mee heef t gehad j om in het zakje te gooien). Nu, erg prettig ! was 't er niet, ma, maar 't is ook zoo goedkoop.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl