Historisch Archief 1877-1940
Ko.,736
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De Herstemming.
De Heer J Wij danken je, meisje, voor je bolussen, maar die mijnheer daar met zijn witten hoed, de president
van de Bank, lust er wel twee.
JULIUS PRUTTELMANBROMMEIJER.
Op ons schrijven
aan den heer
Brommeijer, waarin wij
hem vroegen of hij
ons ook eenige in
lichtingen zou kun
nen verstrekken om
trent de phase, waar
in de kabinetsfor
matie verkeert, ont
vangen wij het vol
gend antwoord, per
draad.
Haag, 27 71891 .3.5.
Gisteren met
Tienhoven en
Ranitz geconfe
reerd Regen
tes staat er op
mij te spreken
Voorloopige condities gesteld
wederinvoering differentieele rechten zuivering
kiezerscorps uitsluiting Jan Rap
Nieuwenhuis, Treub, Tindal achter de
tralies Gijs nieuw departement: Ko
ninklijke Zaken. Steenkamp Justitie
niet waar, wél Eeredienst. Op ver
scheidene punten overeenstemming
Liberalen intrigeeren verschrikkelijk.
Vruchteloos Regentes begrijpt alles.
Tienhoven gouden doekspeld.
Wilhelmina hem bonbons gepresenteerd aller
liefst Een kabinet als een huiskamer,
allemaal vrienden. Wallertje goede
gooi naar Financien Kahusen Marine
Holtzman Waterstaat Someren Brandt
Oorlog Brommeyer Goedhart dame
extra-ordinair Böhringer hofdichter.
Schrijf nog niet in krant - kan afspringen.
Br.
Nog werd door Mevr. Brommeijer ons goed
gunstig afschrift verstrekt van de volgende
dépêche:
Apeldoorn, 29,7 1891, 5,12.
Ontvangst minzaam. Goede boel, een
voudig degelijk. Lunch stevig. 8
couverts. Zilveren borden. Regentes
at smakelijk. Tienhoven glas wijn om
gegooid groote vlek mooi damast.
Regentes vriendelijk niets kwalijk
genomen Handig dadelijk gesprek
gebracht afschaffing zeepaccijns. Re
gentes daarvoor gewonnen verder
staatszaken geheim Ranitz knap man
Regentes vraagt complete jaargang Week
blad leest Nieuwe Rotterdammer
Wilhelmina Nieuws. Hand gehad
Komt toch waarschijnlijk niets van.
Regentes mij Jonkheer, Tienhoven Baron
maken. Ik baron anders blijf ik Bocht.
BR.
SNUIFJES.
Het spijt mij, maar ik heb de vergadering
niet kunnen bijwonen. Men had alle kiezers,
die belangstellen in het oprichten van eene
"Burgerlijke kleurlooze kiesvereeniging" voor
het kiesdistrict Apeldoorn, uitgenoodigd tot
het bij wonen van eene vergadering, en, ofschoon
ik niet in dat district woon, zou mijn
nieuwsfierigheid om te zien hoe een «burgerlijke
leurlooze kiesvereeniging" ontstaat, groot
genoeg geweest zijn, om mij over te halen een
reisje naar Apeldoorn te maken maar
zooals ik reeds zeide: ik kon niet
Dat men te Apeldoorn geen adellijke maar
een burgerlijke kies vereen iging wil oprichten,
is zeer natuurlijk. In de zomerresidentie
zal men last genoeg van al die groote hansen
hebben om er naar te verlangen eens, hoe
zal ik 't zeggen? »onder-ons" te zijn. Rn een
kleurlooze kiesvereeniging heeft alles voor.
Immers dat is er een, die wat men ook doe,
niet verkleuren kan .... en het verschieten
van de kleur is juist bij kiesverecnigingen
een voortdurend gevaar.
Maar daarom den moed niet verloren!
Dienstneming bij ons Indisch leger blijven
we aan flinke Hollandsche jongens viit over
tuiging aanbevelen en we zullen blijven
aantoonen dat we dit met goed recht doen."
Zoo lees ik in het Handelsblad. Ja, dat is
ook mijn diepe overtuiging". Dien koers
moeten we uit met onze flinke jongens, an
ders kunnen we wel thuis blijven als kolo
niale mogendheid. Als nu die van-Dag
totDag-heer zijn eigen flinke jongens bij het
Indisch-leger heeft ingelijfd, en hij krijgt
goede berichten en het blijkt dan nog noodig
te zijn wat ik haast mei durf denken
stuur ik de mijnen ook. Verscheidene mij
ner vrienden hebben hetzelfde voornemen.
* *
*
Daar zie ik, dat ik me vergist heb. Ik
dacht namelijk, dat kolonel Van Zuylen naar
Atjeh was om de beri-beri te bestudeeren of
iets dergelijks, zopdat hij zijn welsprekend
heid op nonactiviteit had gesteld, maar nu
blijkt het me op eens, dat deze groote geest
nog in ons midden vertoeft, en eerstdaags
op het Letterkundig Congres te Gent zal
spreken over: »het behoud van den
Xcderlandschen Stam als vrij volk in Europa."
Nu, dit onderwerp is in goede handen. Ik
voor mij kan niet anders denken of de ko
lonel wint zijn zaak en bewijst het recht van
bestaan vanden Dietschen stam zóó duidelijk,
dat er nimmer meer aan getornd zal kunnen
worden. Bij voorbaat gevoel ik mij aan hem
verplicht en den heelen Dietsche stam zal het
evenzoo gaan,
Maar hoe zullen wij hem onze dankbaarheid
betoonen? Zou het niet op deze wijs kunnen
geschieden? Als v.Zuylen het recht van bestaan
van den Nederlandschen stam in Europa
als vrij volk zoo klaar als een klontje heeft
gemaakt, zou de Dietsche stam zich kunnen
belasten met het leveren van een betoog voor
het behoud van kolonel v. Zuylen als vrij man
in Nederland. Zoo kan de eene dienst den
anderen waard heeten.... en aan allen twijfel
komt een einde.
:|: *
*
Nog altijd is de taptoe op de Dam niet uit.
Nu werd mij wér een lied gezonden op deze
gebeurtenis gedicht, dat gezongen moet worden
""Op de wijze: Blauir zijn de. bloempjes fijn".
Uit de melodie valt reeds op temaken, dat de
dichter geen kwaadaardig man is. Iemand,
die van de builen zingende, neuriet Blauw
zijn die bloempjes fijn", kan niet haatdragend
wezen.
* *
*
Het Railifaal Weekblad, dat sociaal-demo
cratisch is, heeft telkens weeraan last van
vrienden, die het verwijten, dat het een
onwaren naam draagt. Zeer terecht antwoordt
de redactie nu, dat het wel degelijk radicaal
is, daar het de radix van alle kwaad, het
kapitalisme, wil uitroeien. Radix, zoo zegt de
redactie, is wortel en wie tot den wortel
doordringt verdient den naam van radicaal.
Ten einde geheel in den geest van het Week
blad dien strijd te beslechten zou ik willen
vragen, of' het zich niet J)e Worteltrekker zou
kunnen noemen, natuurlijk in het midden
latende op welk soort van wortelen en wortels
het het gemunt heeft?
VERZUCHTING VAN EEN
MEERDERHEIDSMAN.
Van vier anti-liberalen
Twee te kiezen dat 's ons lot.
Wee hem, die met schimpend smalen
Ons in dit geval bespot!
Voor de liberale heeren
Is de zaak heusch desolaat.
Jiiti'iici'i>U<-lit het kan verkeeren'. ?
Weet in dit geval geen raad.
Gmiulii-ct kan geen kleur bijspelen,
En van troeven is geen spraak.
Rood of zwart wat kan liet schelen ?
't .Loopt voor de partij toch spaak.
Rood? «lat nooit! Dus zwart? Ja, heeren,
Als het moet in 's hemelsnaam.
Maar geen lieden die doleeren,
't Is een ras, waar 'k mij voor schaam.
Een professor willen irij slechts
Van ons eigen fabrikaat.
Daarom raad ik u : kiest ///';' slechts
Echte waar in onzen raad.
D' oppositie l o! die gluipers!)
Zegt: Ja, ja. elk op zijn beurt."
Zij heeft [?'f/l/inx en (.'iii/jicra
't Lidmaatschap thans waard gekeurd.
Kouveld wil niet. Striiter wil niet,
Ja, dat komt er óók nog bij,
Anders was 't zoo'n harde pil niet....
Nu, dan maar met d' overzij!
Doch 't verzoet mijn lijdensbeker,
't Lenigt mijn gewetenspijn:
't Nieuwe tweetal zal voorzeker
S t i c h t e 11 d en opbouwend zijn.
ALLERLEI.
Een weduwe, die voor het oog ruim scheen
te kunnen leven, werd geplaagd door haar
schuldeischers. Om uit haar moeielijkheden
te geraken zond zij om een notaris (een rijk
vrijgezel) en liet haar testament maken,waarin
zij over een denkbeeldig kapitaal van /'00,000
voor allerlei doeleinden beschikte. Eenigen
tijd later vroeg de notaris haar ten huwelijk
en was weldra de gelukkige echtgenoot van
een weroldsch vrouwtje, dat geen cent bezat.
Een afgeleefd jongmensch, met teringachtig
uitzicht, komt bij een dokter de hand zijner
dochter vragen.
Dokter. wilt mijn dochter dus trouwen ?
Jongmensch. Ja, mijnheer, ik ben rijk ge
noeg om uw dochter een onbezorgd, ja zelfs
een weelderig leven te verschaften,
Dokter. Ja, dat weet ik, maar zult ge goed
voor haar zijn, zult ge haar vriendelijk be
handelen ?
Jongmensch. Mijnheer, ik zweer u....
Dokter. Goed, goed, in orde. Trek nu uw
goed maar eens uit, opdat ik uw borst
enzoovoort eens onder/oek. Mijn dochter kan wel
uw vrouw, maar niet uw ziekenoppaster wor
den, begrijpt ge.
Engelschman (die onder de gewonden hoort
bij een spoorwegongeluk). Als ik dit had kun
nen voorzien, zou ik zeker geen retourbillet
hebben genomen.
Werkman (thuis komende van een verga
dering, vijf uur 's middags). Wel vrouw, wat
eten we van middag?
Vrouw. Ik heb niet gekookt.
Man. Waarom niet?
Vrouw. Wel gisteren heeft onze
vereeniging: »Geen slavinnen meer", vergadering
gehad en er is gezegd, dat als het sterke ge
slacht maar acht uur wil arbeiden, het een
schande zou zijn een zwakke vrouw zich zes
tien uur te laten afbeulen, Ik sta om zes uur
op en ik schei er voortaan om twee uur uit
met werken, eerlijk is eerlijk.
Jantje. Ma, ma, ik heb een gulden verdiend.
Moeder. Een gulden, waarmee?
Jantje. U weet wel, die losse tand, die ge
trokken moest worden? Nu, Wilhelm heeft
hem er bij het vechten uitgeslagen, voor nie
mendal.
j
i Karel (die de oudste is, aan het diner). Ma,
j waarom helpt u altijd eerst Mien en dan mij ?
i Mama. Dames komen altijd het eerst aan
'? de beurt, mijn jongen.
' Karel (triomfantelijk). Waarom ben ik dan
i vóór Mien geboren ?
! De jonge A. is zeer rijk, maar voert een
heel ongeregeld leven, dat zijne gezondheid
i aantast. Een ondeugende kennis zeide van
1 hem: »A. sterft van zijn rente."
l Mama. En hoe is het mijn kleine meid be
vallen in de kerk?
Dochtertje (dat een stuiver mee heef t gehad
j om in het zakje te gooien). Nu, erg prettig
! was 't er niet, ma, maar 't is ook zoo goedkoop.