Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 737
worden, zoodra het ontwerp gereed is. Wan
neer dit het geval zal zijn, vertelde de mi
nister niet.
, De Belgische arbeiderspartij is over dit
eindelooze uitstel evenmin tevreden. Met
reden vreest men, dat het dreigement met
een algemeene werkstaking in het najaar,
indien de herziening niet ernstig wordt ter
hand genomen, meer is dan een loos middel
om tot handelen aan te manen. En met het
oog op den toestand in Europa, vooral in
Duitschland en Engeland, zou het raadzaam
zijn, dat in Belgiëgeen gevaarlijke proef
nemingen werden gedaan, om te zien hoever
het geduld van de arbeiderspartij strekt.
Kunst en Letteren.
EEN VROOLIJK BLIJSPEL.
Geoaar voor Oorlog, Blijspel in vijf bedrijven.
Door Henry van Meerbeke. Schrijver vaa:
Waarnemingen en Waarheden," Zoo
wordt men lid van de Tweede Kamer,"
Een Ministeriëele crises" enz. Blom &
Olivierse, Culemborg.
Deze schrijver, Henry van Meerbeke," is een
oude bekende van het Nederlandsen publiek. Doch
h\j laat slechts zelden iets van zich hooren. Hij
is een van die, in oas land zoo zeldzame, menschen,
die, na jaren lang in de gelegenheid te zijn
geWeest in de eene of andere officiëele of officieuse
positie de coulissen van het hoogere staatkundig
Iwen eenigzins van nabij te leeren kennen, zon
der aan dat leven nu juist aktief deel te nemen,
er nu een aangenaam vermaak en tijdverdrijf in
vinden, op hun gemak, geenszins als beroep doch
geheel en al als liefhebberij, in letterkundigen
vorm met die staatkunde een weinig den draak
te steken.
Er is iets gedistingeerds, iets Disraeli-achtigs in
deze wijze van doen, die aantrekkelijk is. Een
politiek straatslenter of koffiehuis-babbelaar zal
zijn grove grappen over de staatkunde aan de
bittertafel debiteeren, maar een ontwikkeld man
van goeden huize, die zin heeft voor letterkunde,
wil er eene dramatische satyre van maken, die
waard is door goede tooneelspelers vertolkt te
worden.
Uit het korte voorbericht blijkt, hoezeer de
schrijver er zich rekenschap van geeit of een
tooneelspel alleen voor lezers of voor lezers en toe
schouwers bestemd is. Zijn vorig stuk, Een,
ministrieële crisis, was men zal een tooneelschrijver
niet dikwijls dit zelf hooren verklaren alleen
voor lezers bedoeld, de schrijver gaf derhalve
slechts aarzelend zijne instemming tot de opvoe
ring ; maar Gevaar voor oorlog maakte hij van den
beginne af aan met het oog op lezers en toe
schouwers.
Het ware niet onbelangrijk te vernemen geweest,
waarin nu eigenlyk de schrijver het onderscheid
zocht. Benige mededeelingen daarover zouden goede
bijdragen kunnen zijn ter vermeerdering der vak
kennis van tooneelschrijvers. Indien het verschil
alleen in de afmetingen der clausen gezocht moet
worden, en de schrijver die het ook voor toeschou
wers bestemde blijspel slechts wat korter heeft
gemaakt dan in het voor lezers bestemde, is het
waagstuk gemakkelijk opgelost. Zoo niet, dan
zoude de schrijver door het verstrekken van eenige
inlichtingen de belangstelleaden ongetwijfeld ver
plichten. Ook voor de geschiedenis ven het too
neelspel van vroeger tijd zouden de ophelderin
gen interessant kunnen zijn.
Wellicht zoude men tot de ontdekking komen,
dat de verveling, welke ons bevangt bij het aan
schouwen en aanhooren van sommige oude treur
spelen of drama's, gedeeltelijk verklaard kan
worden uit de bijzonderheid, dat de schrijvers
dier stukken alleen op lezers hadden gerekend.
De schrijver van Gevaar voor oorlog behoeft
overigens niet, zoo als hij daarvan in het
voorbericht spreekt beducht te zijn dat door
het gemis van het relief en don glans, die de
mise-en-scène en het keurig spel van het voor
treffelijk kunstgezelschap der [Koninklijke]
Vereeniging er aan verleenden, [uet stuk] alle aan
trekkelijkheid heeft verloren."
Naar het ons voorkomt, is het stuk aardig
van oom Barker geplunderd hebben. Wat
nog rest is nu bedekt met een grijze laag,
die er op zal blijven tot nicht in het voor
jaar de gewone Hollandsche
schoonmaakkoorts krijgt en den heelen rommel door
elkaar gooit.
De boeken trekken dus onze aandacht
niet, maar wel een kleine schaafbank,
«en draaibank en een bak vol gereedschap
pen en vele dingen meer, die gewoonlijk een
timmermanswinkel versieren. Driehoeken en
zwaaihaken hangen aan den wand, platte
beitels en gutsen steken achter latten, een
hand- en een spanzaag staan tegen den muur
en een groote lijmpot staat op den grond op
een verroest ijzeren komfoor.
In dit vertrek vervaardigt de kapitein de
vogelkooien voor zijn kanaries.
Hier lijmt hij de kistjes, die in de bonds
dagen weer uit elkaar vallen. Hier repa
reert hij de muziekdoos van den dokter en
de viool van den ontvanger met zulk goed
gevolg, dat de doos onder het spelen ieder
oogenblik ophoudt en dan van zelf weer be
gint, en dat de viool onder de voordracht
rammelt als een oude diligence van Van
Gen d en Loos.
Als de kapitein niet knutselt in zijn ate
lier, dan is hij bij goed weer in den tuin en
knutselt daar zoolang tot de tuinman komen
moet om, zoo mogelijk, te herstellen, wat
.bedorven is.
Geen grooter vreugde dan wanneer onze
dilettant-botanist een schoteltje aardbeien
mag plukken, die nog al rood en rijp zijn
gebleven, zoo als het daar ligt, en kan men zich
met de lezing een uurtje vermaken.
Het stuk is eene satyre op het hofleven in
constitutioneele staten en toont met
glimlachenden ernst aan ridendo dicere virum ??hoe
luchtig er soms met vraagstukken van oorlog en
vrede wordt te werk gedaan. De eigenlijke ver
dienste, het onderdeel, dat dit blijspel
eenigermate verheft boven een operette-tekst, waar het
voor het overige wel nu en dan aan doet denken,
is het goed gezien belachelijk-maken van de wijze,
waarop ministers en hofdignitatissen zich in aan
raking begeven met demagogen, om volksbewe
gingen te veroorzaken, waarvan zij zich willen
bedienen ter bereiking van 't een of ander staat
kundig doel.
De schryver schijnt ons echter zijn motto:
Piu'tk's are like to iislt, 't is sïiid,
The iil directs tliem, iiot the henil,
minder goed gekozen te hebben, daar het feitelijk
Camariria, de afgezant, en Ferdinand, de Prins,
zijn, die den strijd in het blijspel beheerschen.
De een wil den oorlog en verwekt daarom een
volksoproer, de ander den vrede, die alleen door
zijne verliefdheid op de Princes van het bijna
vijandelijk geworden Hof gehandhaafd blijft. Het
zijn dus enkele aanzienlijke personen die het
partijleven leiden. De volksmassa is het niet.
5 Aug. '91. A. J.
VANHO
Komantische opera, naar Walter Scott's
roman bewerkt door Julian Sturgis,
muziek van Sir Arthur Sulli-an.
Voor eenige maanden heeft de redactie van
dit weekblad, getrouw aan hare leus, de lezers
zooveel mogelijk op de hoogte te stellen van
alles wat er nieuws op het gebied van kunst en
letteren in binnen- eu buitenland voorvalt, reeds
melding gemaakt van de opvoering van deze
opera in »the Roval English Opera". Met groote
belangstelling heb ik toen de vermelding gevolgd.
Het is dus niet meer dan natuurlijk dat ik, voor
eenige dagen te Londen vertoevende, de
Engelsche bladen raadpleegde of loanlioe nog op het
repertoire voorkwam, en dat ik, toen ik dit be
vestigd zag, mij haastte eene voorstelling van dit
werk bij te wouen.
Het is niet de eerste maal dat Scott's novcl
als operastof dient. Men weet dat
Marschner's Tcmpkr und Jüdin eveneens naar dezen
roman bewerkt is en in veel opzichten met dat
scenario overeenkomt. Vooral de scène waarin
Richard Leeuwenhart bij den kloosterbroeder
Tuck vertoeft, benevens die waar Rebecca in den
toren gevangen zit, hebben zeer veel verwant
schap. Eerstgenoemde scène verdient in het
Engelsche libretto de voorkeur, daar hier de
monnik als hij te veel wijn heeft gedronken, in zijn
drinklied niet na iederen regel het huichelach- ?
tige : Ora pro nobis laat hooren, hetgeen in het
Duitsche libretto een smakeioozen indruk maakte.
Bij de Engelsche bewerking is het echter noodig
dat men Scott's verhaal goei kent, daar (Ie libret
tist u dadelijk middenin de handeling verplaatst,
zonder de vertooners aan elkander voldoende te
laten verhalen wat de hoorder tot goed begrip
van het geheel behoort te weten. Men heeft
Wagner wel eens verweten dat hij in de eerste
acten van sommige opera's zulke lange verhalen
laat doen (o. a. door Gurnemanz ia Piirsifal en
door Siegmund in Die Wal/cüre) doch die toe
lichtingen kunnen niet goed gemist worden. De
librettist zal echter verondersteld hebben, dat
ieder beschaafd Engelschman die geschiedenis
door en door kent.
De drie bedrij v-en van deze opera zijn ieder
weer in drie tableaux verdeeld, n.l. in de eerste
acte: 1. The hall of Rotherwood, 2. An
antechambre in Rotherwood en 3. The lists at Ashby
de la Zouche. In de twee ie acte: l.TheForest.
Friar Tuck's Hut at Copman»hurst, 2. Passage
way in the Costle of orquilstone, 3. urret
Chamber in Torquilstone, en in de derde acte :
1. Room in Torquilstone, The Assault, The
Burning of the Castle, 2. The Forest, 3. The
Preceptory of Templestowe.
Uit deze opsomming heeft de lezer reeds eenig
inzicht in 'den loop eu de indeeling van dit
libretto en dus stip ik alleen een en ander van
de muziek en de opvoering aan. Dat ik, na
slechts eene auditie, zonder inzage van de
partigeworden; of de drie of vier perziken, die
aan de vernielzucht van wespen en oorwor
men zijn ontsnapt. De aardbeien worden
dan in twee gelijke portiën verdeeld, een
voor den kapitein en een voor nicht, op een
sneetje wittebrood gelegd, goed besuikerd en
dan verorberd met het zalig bewustzijn
vruchten uit eigen tuin te eten. De perziken
worden eerst een paar dagen op een schotel
tje onder een bierglas bewaard, om ze aan
(lezen of genen bezoeker als monsterproducteii
te kunnen toonen, en daarna onder plechtig
zwijgen na het diner ontveld.
Met zijn zestal kippen is Barker vrij ge
lukkig. Hij raadpleegt voor de opvoeding
dier beestjes een soort van kippen-pedagogie
en krijgt nu, tengevolge eener gepaste ver
zorging, in het voorjaar twee, soms drie
eieren daags, die hem dan wel op een dub
beltje het stuk komen, maar ook door en
door versch zijn en bijzonder lekker.
Dit laatste is voor hem het voornaamste,
want de kapitein is een iijnproever en toont,
dit door zijn smaak voor alles wat in bus
sen bewaard wordt: schildpadsoep, kreeft,
cornedbeef, sardines, zalm, enz. Deze
lekkernijen en hartversterkingen ontbreken
dan ook niet in zijn provisiekast. Hij gaat
niet naar stad of hij brengt een paar blik
jes mee. De smaak daarvoor is hem nog
bijgebleven uit de dagen, dat hij als luite
nant op kamers woonde en heerlijke
soupertjes wist te bereiden voor zich en zijn
vrienden. Die liefhebberij kostte wel veel
geld, maar als men jong is, ziet men op
tie te hebben gebad, slechts een oppervlakkigen
indruk kan geven, spreekt van zelf.
Vooral moet ik met bijzonderen lof gewagen
van de zeldzaam schoone mise-en-scèae en
de decors. Dit bij ons zoo vaak verwaarloosde
en toch zoo belangrijk deel van eene opera-op
voering bleek hier een machtige bondgenoot
van een gr oten indruk te zijn.
De feesthal van Cedric met de prachtige
groepeeriog en het eigenaardige halfduister door
het licht van vetkaarsen verkregen, terwijl de
maan op den achtergrond een blauwachtig licht
wierp, maakte dadelijk een verrassenden indruk.
Tot nu toe kende men Sullivan buiten Enge
land alleen als operette-componist.
Ik vermoedde dus dat de componist in de
ernstige gedeelten te kort zou schieten, doch
werd al dadelijk van het tegendeel overtuigd.
In deze muziek vond ik vet l dramatiek en veel
hartstocht, terwijl de gehetIe bewerking getuigde
van zeer groote routine op dit gebied. Vooral
was het culminatiepunt op de juiste plaats be
reikt efr hoewei ikv wat stijl aangaat, op weinig
plaatsen bepaald 'oorspronkelijke of hervormde
denkbeelden vond, zoo ontdekte ik ook nergens
bepaalde reminiscen*en. Wat vorm aangaat was
de nieuwera weg gevolgd, zoodat ieier tableau
n geheel was, eri waardoor de handeling bijna
nergens door afgesloten gedeelten wer.i verstoord;
ook was de declamatiestijl veelvuldig aangewend
terwijl de componist zich van de goedkoope
efïvcten van tremolo's »oor viool in de hoogere
liggiog heeft weten te onthouden. In de scène
vau Friar Tuck met Rich»rd Leeuwenhart komt
echter de operetten-componist om het hoekje
kijken. In dit gedeelte had de muziek, otdaoks
het komische karakter, wel wat nobeler kunnen
zijn, getuige de scèae als de mu-iek tracht te
schilderen hoe verkeerd de schamele
kloosterspijs dea smulgragen monnik in de maag valt,
terwijl hij den koning van zijn lievelingsschotel,
de in Engeland zoo geliefkoosde Pte ziet eten.
Dit gedeelte doet de zaal schudden van het
lachen.
In het eerste tableau is de muziek passend,
doch eerst in het tweede tableau van de eerste
acte begon de muziek mij blonder te boeien.
Vooral de solo van Lady Rowcna bij het maan
licht en het duet van haar met Ivanhoc maak
ten vee! indruk. In de volgende scène, het groote
tourncoi te Ashby, treedt de kloosterbroeder voor
het eerst op. De muzikale teekening vau zijn
persoon is zoo ni-t da gewichtigste, dan toch
ontegenzeggelijk de karakteristieksie, zooals da
delijk bij zijn eerste solo bleek, als de koning
als zwarte ridder optreedt:
Whith'er away, Sir Sluggard? Hola!
Get thee to horse and strike the Templar's shield
Don 't steal so cowardlike away. Hola!
Hola, I sayl Sir Sluggard.
Ouder de schoonste scènes reken ik de duo's
van het Joodsche me!fje Rebecca met den Com
mandeur der Tempelridders, Sir Brian de
Boisóuilbert. Oak Brian's solo, als hij alles wil
verzaken om Rebecca te beziiten, is met harts
tocht uitgedrukt:
O maid of Judah, trembling in my arms,
Proud is thy fate to own my conquering sword;
Though Heil oppose, wilh aïl fts dire alarms,
This hour is mine, and I thy ruthless lord.
Come Night, come Death, so this wild hour be
(mine.
Door d< n heer Eugene Oudin werd deze rol
op voortreffelijke wijze vertolkt, terwijl Miss
Tnudichum in veel opzichten een zeer schoune
Rebecca was, zoowel in zang a's spel. Het spel
is trouwens van bijna al e medewerkers bijzonder
goed. De heer O'Mara, die de I vanhoe vertolkte,
is .een zeer beschaafd lyri-oh zanger, die zijn stern
goed weet te gebruiken, terwijl de zaugeres die
Lady H-nvena zou ver.uilen, ongesteld was en
op voldotnde, doch niet buitengewone wijze ver
vangen werd.
De partij van de heidensche waarzegster Ulriea,
door Miss Marie Grotbl vertolkt, voldeed mij
zeer. De muziek is bij hare ouhei spellende waar
zegging zeer karakteristiek. Het bewegelijke en
sombere violonctlfiguur geeft er bovendien een
mystiek waas aan.
De geheele slotscène van de tweede acte is in
muzikaal opzicht voor mij het be angrijkste. Ia
geen dubbeltje.
De kapitein is buiten komen wonen om
van het buitenleven te genieten. Hij is dus
veel uit.
's Morgens na het ontbijt maakt hij een
wandeling en komt tegen half elf thuis,
dikwijls met een paar planten, die in den
tuin worden gepoot.
Ka de koffie maakt hij zijn vogelkooien
schoon, poetst de wapens van zijn tropeeeen
beetje op, geeft zijn kippen een handvol
voer eu kuiert dan langs allerlei binnen
paden, om een omweg te maken, naar de
»Zon" waar hij een bittertje gebruikt en de
couranten van eergisteren eens inziet.
Om drie uur dineeert hij : wat later dan
de boeien en wat vroeger dan de deftige
lui in de stad.
Na het diner gaat hij voor een uur onder
zeil, botaniseert daarna bestaande in het
verdelgen van slakken en rupsen en drinkt
thee in het weesje met nicht, die onderwijl
kousen maast.
De kapitein brengt op die wijze drie
kwart van den tijd buitenshuis door.
's Avonds zelfs is hij uit. Dan zit hij in
de »Zon" aan een lange pijp te zuigen, in
gezelschap van den burgemeester, den sec
retaris en den ontvanger.
En dan worden de gemeente-belangen met
veel vuur besproken. Dan ziet de kapi
tein er volstrekt geen been in, om de leden
van den gemeenteraad, met den voorzitter
er bij, duchtig door te halen over
denslechde liefjescènes heeft deie componist het beste
gegeven.
In de behandeling van de eerste scène van de
derde acte straalt vooral veel tooneelkennis door,
doch de twee laatste tableanx hebben mij
iu muzikaal opzicht volstrekt niet meer kunnen
boeien. Bet Jswam mij voor dat de componist
die ge.tfe'ten zonder enthousiasme gecomponeerd
ht-eft. Het schoone decoratief en de spannende
handeling korjdeu hier de muziek niet redden en
daaraan schrijf ik het dan ook toe, dat ik
betrekktlijk on«old-au den schouwburg verliet.
Deze opera bezit m. i. vele eigenschappen die
het succes (ik woonde de 150ste voo'stellingbij)
rechtvaardigen, terwijl de directie alles heeft aan
gewend oui haar <oo schitterend mogelijk ten
toonee'e te voeren, «i dit is dan ook bij dit werk
een gebiedende eisch.
Al de Wüpenru->tingen zijn naw liet model ge
nomen van degenen die in denïower uit die periode
bewaard worden, terwijl de inrichting van de
vertrekken geheel h storisch trouw is, naar ik
vernam.
De koren klinken goed, doch zijn weiuig door
gewerkt, terwijl de instrumentatie zeer kleurrijk
en belangrijk is, en dus kan men in Sullivan een
componist begroeten die een groot dramatisch
talent bezit.
Het bleek mij tevens dat het Engelsch Inden
mond van beschaafde zangers en zangeressen
zeer welluidend en muzikaal klinkt, hetgeen ik
nooit heb willen gelooven. Dit i* trouwens niet
te verwonderen, daar wij ten onzent alleen En
gelsche caféchautant zangeressen te hooren krij
gen, die er zich op toeleggen zoo scherp
enkrijbchend mogelijk te zingen.
De drie eerste oproeringen op 31 Jan., 2 Febr.
en 4 Febr. werden door den componist geleid
met nagenoeg dezelfde bezetting als ik thans
hoorde.
Met genoegen zag ik dat de zangeressen en
zangers er geen notitie van namen wanneer zij
teruggeroepen werden gedurende de handeling.
Zij toonden daardoor at het niet te pas komt
de liandeiiug en de schildering van het orkest
door ontijdig applaus te (erstoren. Wanneer zal
meu dat ten onzent ook eens gaan begrijpen ?
In de voo-uaamste Duiische tneaiers is het den
artisten streng verboden bij open doek terug te
komen om te buigen en daardoor den
orkestmeester te noodzaken midden in een
tusschenspel af te breken. Ik gun den medespelers gaarne
hun succes, doch zij kunnen de hulde evengoed
in ontvangst, nemen nadat het scherm gevallen is.
Berlioz verhaalt dat toen hij tn Duitschland den
Fidelio vaa Beethoven bijw-jonde, het hem eerst
verbaasde dat het publiek z ch onder de geheele
uitvoering doodstil hield, doch toen het geheele
werk was afgeloopen in een donderend applaus
losbarstte. Hij «as nog zoo gewead aan het on
tijdig applaus vau de claque te Parijs.
Hij voegde er bij : A la honne lieure, maïs U
tait temps. Non, je me trompe : il tait tempf,
mais a la honne Iteiire '.''
Moge dit goede voorbeeld van Engeland en
Duitschland ook spoedig bij ons navolging vinden.
AANTEEKEMNGEN SCHILDERKUNST.
In een der door de redactie in haar prospectus
aangekondigde aesthetische opstellen over schoone
kunsten" van Elsevier's Geïllustreerd Maand
schrift, een uitvoerig artikel dat aan de glorie
van Hendrik Willem Mesdag gewijd is, trof mij
onder tal van wetenswaardigheden de volgende
terloopsche verzekering :
De ouden, de zeventiend'eemvers, ook zij had
den het machtige element (de zee namelijk) in
lijn en kleur op het doek trachten te brengen;
maar niet dan als achtergrond waartegen de roem
rijke zeegevechten met Spaansche galjoenen en
Kngelsche driemasters moesten uitkomen. De zee
om de zee en haar gezien op geheel eigene wijze,
dat was Mesdag's oorspronkelijke opvatting".
Nu is liet niets nieuws dat ora het beeld van
een bepaalde figuur op stevigen basis en breeden
voet to doen verrijzen, er eerst een Hinke plaats
wordt leeg gemaakt. Hetgeen vroeger geweest is
wordt gaarne genihileerd om het latere daardoor
gr&oter te doen zijn. Ja ik veroorloof inij zelfs
heel stilletjes, het, mooi-prijzen van het eene ten
koste van wat anders, een ongeneeselijkc ziekte
ren toestand der wegen en over het gemis
van een vonder over zekere sloot, welk gemis
hem lederen morgen dwingt een grooten
omweg te maken.
De burgemeester en de secretaris lachen
natuurlijk om de klachten van den kapi
tein en wijzen hem op den slechten staat
der gemeentekas, wat Barker dan aanlei
ding geeft om te pruttelen over het hooge
bedrag, waarvoor hij in de gemeente-lasten
is aangeslagen.
De iioogc politiek is ook vaak een onder
werp van gesprek. De kapitein is voor een
geheele zuivering van de staatkundige
atmosphcer: hij wil alle burgemeesters en
gouverneurs en leden der Tweede Kamer
aan den dijk zetten en vervangen door een
heel nieuw stel liberale lui.
De burgemeester is ook voor verbetering,
maar wenscht alleen eenige ingrijpende ver
anderingen in de pensioenwet te maken en
wil zelfs alle pensioenen afgeschaft hebben,
omdat de Staat niet als armverzorger mag
optreden en op de belangen van bijzondere
personen niet letten mag. De secretaris
gaat een stap verder; hij is voor geheele
geheele afdanking van het leger; hij zou
alleen de schutterij willen verbeteren en dan
alle soldaten en officieren naar huis sturen,
waar ze dan meer productief zouden kunnen
werkzaam zijn. De rijks-ontvanger schenkt
aan dit gevoelen zijn adhaesie niet, wijl hij
bang is, dat het belastingkantoor weinig of
geen werk zou krijgen en hij zelf, als ge
volg daarvan, onnoodig zou worden.