Historisch Archief 1877-1940
No. 737
DE AMSTEBDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
der kunstkritiek te achten. Maar zulk een gewel
dige beeldstormerij om voor het stevige lichaam
vau den hoer Mesdag plaats ruim te uuaken, lijkt
me toch al een bizonder kordate onderneming.
Onze oude schilders, dacht ik, hadden wonderen
voortgebracht, juist door de zee om de zee te
zien, en zij hebben meer dan getracht, zij zijn er
onovertrefbaar in geslaagd hetgeen zij zagen, gelijk
dat heet, in lijn en kleur op het doek te brengen.
Of heb ik mijn oogen eens radikaal uit te
wasschen, en zyn inderdaad de ve!o kalme, blonde deli
cate zeeën van den jongen Van de Velde, zijn de
superbe marines van den fijnen naïven Van Goyen,
z\jn de prachtige iutiem-dramatiscuo strandgezich
ten van den eeuwig voornamen Ruysdael, zijn al
de mooie zeestukken van Cuyp en de Vlieger, om
Backhuizen, Dubbels en de tlii minoros nog met
rust te laten, zijn al die schilderijen die ik zoo
dikwijls in de musea met aandacht meende bezien
te hebben, nooit anders geweest dan maar ach
tergrond voor die Spaansche galjoenen en
Engelsche driemasters ?
Ben ik een uil dat ik het dan nooit gemerkt heb?
Het zeer mooie Strandgezicht van Jacob Maris
dat door dr Bredius aan hst llijksmiiseum te
Amsterdam in bruikleen geschonken is, hangt nu
aan den (veel te bonten) wand, waar middeninde
groote Maris prijkt,?tustehen de TerMeulerien
het stukje van Blommers in. Amsterdammers ken
nen dezen Maris van verleden jaar in Arti, maar
de schilder heeft het sedert nog verder opgevoerd,
Het is een prachtige fijne Maris.
In de zaal van de Vereeniging voor Moderne
kunst daarnaast, hangt (al langer) de sublieme
Bosboom, maar is daar waarlijk niet met overleg
gehangen. Een enorm wittige lucht van Roelofs,
een Klinkenberg van de bekende hardigheid en
een sneeuwig schelle Bisschop kunnen juist geen
passende omgeving geacht worden voor dit statige
poëem in vol-tonig gedempt licht, dat onder zulke
buurschap grauw schijnt, hoe blond het ook is.
In de^zaal van de Staalmeesters in het Rijks
museum is een verbetering op te merken. De
behangers-trofee om het sckilderij heen is wegge
nomen, en wat zoo hinderlijk was: dat de histo
rische portretten aan beide kanten tot hoog tegen
den fries aan er naast hingen en zoodoende druk
ten op het schilderij, dat is ook veranderd: aan
eiken kant hangt nu alleen een groot staand por
tret, niet hooger kamend dan de bovenkant van
de Staalmeesters. De stof achter de Staalmeesters
is gebleven, en nu de draperieën er om heen weg
zijn, valt nog meer de wensehelykheid op om die
stof, liefst vau wat beter kleur^ den heelen wand
door te trekken, omdat schilderijen tegen een
koel-getinten stuc-muur altijd zoo slecht staan.
En als dat gebeurd was, zouden zeker velen gaarne
zien dat de Staalmeesters zelf eens tegen een fond
van mooi oud goudleer gezet werden, wat het
warme toongehalte van het schilderij zoo uitste
kend kon dragen.
Midden in de zaal zijn nu ook schotten gezet
met schilderijen er tegen gehangen. En het doet
niet kwaad dat op die wijze als men voor de
Staalmeesters gezeten is, het gezicht in de groote
zaal aan beide zijden wat afgesloten wordt.
Bij gelegenheid van het bezoek van den Duitschen
Keizer -werd opgemerkt, dat het groote leelijke
doek van van Bree was weggenomen, en men
heeft, een weinig doordravend op een vooropge
steld idee, daarin een nationale onwaardigheid,
zelfs een ignobele daad willen zieu, omdat op dat
schilderij namelijk de overgave der sleutels door
de Burgemeesters van Amsterdam aan Napoleon
staat afgeportretteerd, en do Regeering zoo zou
hebben willen ontkomen dat de vreerade monarch
in ons museum dit voor onze geschiedenis weinig
eervolle moment voorgesteld zag.
Het geval is dat het bezoek van den Duitschen
Keizer inderdaad ongeveer gecoincideerd heeft
met het wegnemen van het doek van van Bree
(dat aan de Stad Amsterdam behoort). Doch ik
kan verzekeren dat het voornemen, dit doek wat
herstelling noodig schy'nt te hebben, weg te nemen
reeds langer bestond, en dat het plan ook niet
is of was het bewuste schilderij weder op zijn
vroegere plaats te doen komen.
Van een wegnemen alleen voor die bepaalde
gelegenheid is dus geen sprake geweest. Het is
daarom jammer dat men over die zaak leven
Al die gesprekken worden op zeer
vriendschappelijkeri toon gevoerd. Als de kapi
tein al eens uit zijn slof wil schieten, wordt
hij door de kalmte van den burgemeester,
den glimlach van den secretaris en de ge
moedelijkheid van den ontvanger tot de
overtuiging gebracht, dat hij dwaas zou
doen zich op te winden. Ten slotte barst
hij in een luiden lach uit, als hij bedenkt,
dat hij rustig de penningen verteert, waar
voor de een waakt, de andere schrijft en de
derde zich af tob t.
Dat de kapitein niet veel bezoek krijgt
is natuurlijk; zoo'n ongetrouwd heer laat
men liefst links liggen ; de gehuwde lui vin
den elders meer gelegenheid tot het
aanknoopen van vriendschapsbanden en liet
houden van huwelijksjachtpartijen.
De kapitein redeneert nu : komt de berg
niet bij mij, dan kom ik bij den berg: hij
zoekt de menschen op. Hij valt den dokter
op het lijf, juist op het oogenblik, dat deze
op de sofa wil uitrusten van de angsten,
die hij heeft uitgestaan gedurende een paar
moeilijke accouchemetiten. Hij komt bij den
domino inwippen, als deze bezig is stof voor
een nieuwe preek te zoeken in [[fllciilruc!,:
of licht in een duistere plaats bij
.lohuunes. Hij doet den ontvanger opschrikken,
als deze ambtenaar tusschen zijn paperassen
zit en alle moeite aanwendt, om een ver
dwenen halven cent in zijn boeken op te
sporen, een arbeid, die alleen reeds geschikt
is om iemand dol te maken.
gemaakt heeft. Dat er op de plaatsing van de
schilderyen in ons Museum voortdurend zakelijke
aanmerking gemaakt wordt, achten juist wij hier
ten zeerste gewenscht, maar gaat men ook zou
der grond maar aan het uitvaren dan zal men
zeker niet dan doove ooren maken.
Men herinnert zich dat op de prijsvraag voor
een premieplaat van Arti dit jaar maar een
enkele ets was ingekomen en dat die ets den
prijs niet waard gekeurd was.
Daarop is in een vergadering van werkende
leden besloten eerst vast te stellen naar welk
schilderij men een premieplaat hebben wilde.
Het slapende vrouwtje van Nicolaas Maes dat
vroeger in Felix hing werd daarvoor gekozen.
Daarna werden werkende leden die lust hadden
hiernaar een plaat te maken uitgenoodigd zich
daarvoor op te geven. De heeren Steelink, Prof.
Dake, G. H. Breitner en C. Ed Taurel meldden
zich aan, waarop bij stemming van de opgekomen
werkende leder, (de jongere schilders waren ver
te zoeken} met groote meerderheid van stemmen
het werk gegund werd aan den heer C. Ed. Taurel,
graveur met het burijn en hoofdbestuurder van
de Maatschappij Arti et Amicitiae.
De leden van de afdeeling Beeldende Kunsten
kunnen in elk geval dus op hun preraieplaat
rekenen.
Men schrijft mij uit Den Haag:
In de collectie-Bauduin die men nu in l'ulchri
aan het verkoopen is (5?12 Augustus), zijn ouder
de ruim zes honderd nummers weinig zér goede,
bijna geen txkieze, het meeste is modern.
Onder het vele lakwerk zijn vooral een paar
schrijfdoosjes (het meest no. 266) van een mooie
kwaliteit, zuiver, mooi van teckening en kleur,
ingelegd in stukjes, gouden boomen en bamboes
of een aventurine fond; maar niets van het
zér oude lakwerk. Bij de tagères eenige mooie.
Onder het porcelein een enkel opvallend voor
werp, niets van het eigenlijke ancien Japon.
Sommige gesneden ivoren en netske's zijn goed
rnaar niet van de allermooisten. Kakemoco's en
zoo, veinif?. Van het prentwerk van Outamaro e a.,
dat in 1860 nog veel te vinden was, geen specimens.
De eerste tenstoonstelling van de Ilaagsche
Kunstkring die verleden Zondag geopend werd, is
aardig, goed, maar tiiet revolutionair, vrij tam.
Men kan niet zeggen dat de club een kleur heeft.
Verster tuet wat hij in Rotterdam had, de Bock
met werk reeds bekend van het raain bij erstecg.
Toorop bizonder met vijf stukken van verschil
lende perioden, Bauer, de Zwart, Bastert, Akkeringa,
Horssen, Poijgeiibeek (mooie studies), S Robertsen,
horn Prikker. Verder noemt mijn berichtgever
nog van der Weele, de Josselin de Jong, Bauft'e,
R. Bisschop, Bosch, van Oosterzee, Dankraeijer,
Haverman, Mevr. llaverman, John Jacobsen,
Wenckebach, Wijsmulli r.
De dagbladen hebben ook Breitner als exposant
genoemd. Hij zelf' echter zond er niets in.
De tentoonstelling is drie treden hoog en het
licht kon beter. De vereeniging heeft een mooi,
aardig clubzaaltje.
De tentoonstelling van de Hollandsche Teeken
maatschappij opent den Uden Augustus. Als
nieuwe leden zijn dit jaar aangenomen mejuffrouw
Robertsen en M. Bauer. Ook de Frausche schilder
Lhermitte en nog een Frauschman.
Voor de Nederlaudscke Ktsclub-expositie die in
September in Pulchri komt, hebben inzending
beloofd: Bracijueraond, Ilenri de Groux, Hecri
Guérard, Fantin Latour, Mary Cassatt en
Marcelliu Desboutin.
flhe Artist heeft een opmerking waarvan ik het
begin nogal onnoozel viüd.
Men hoort in Londen, zegt het blad, niet dik
wijls Hollandsch spreken, maar men kon het op
het Jan-van-Beers-souptr hooren van de lippen
van do heeren Alma Tadema en Vos die dttclttiy
praatten in die moeilijke taal. Zij hebben hun
geboorteland verlaten waarschijnlijk omdat zij
schilderen gemakkelijker te doen en meer loonemi
viuden hier dan daar; andereu weer wenden zich
naar Holland omdat zij het voor het schilderach
tigste land ter wereld houden. Vooral de Ameri
kanen maakten deze ontdekking, in hun gevolg*
kwamen een horde van Zweden en Duitschors die
et onvermoeid en (zegt Tke Arlisl) gewoonlijk
zeer slecht, schilderen." V.
Kii allen beklaagt hij, dat ze zoo hard
voor hun brood moeten werken en roemt
zijn eigen vrij en onbezorgd leventje, al
hetgeen zeer geschikt is, om de beklaagden
moeielijk en ongeduldig te maken en den
stillen wensch te doen koesteren, dat de
kapitein naar de maan mocht loopen.
Als arker bemerkt, dat hij geen antwoord
krijgt op zijn vragen eu zijn nieuws geen
belangstelling wekt, maakt hij zich liet
afscheidneinen gemakkelijk met een eenvou
dig Imiijoitr.' en zit vijf minuten later bij
mevrouw Van Berkel.
Deze dame is de weduwe vau een
OostIndisch officier en verheugt zich met haar
twee lieve dochters in de voortdurende
svmpathie van den kapitein. Maar zij luistert
dan ook altijd als Barker vertelt van zijn
kanaries en liefhebberijen, van zijn merk
waardige ontmoetingen bij manoeuvres, van
de streken, die hij als cadet heeft uitge
haald. '
Voor die bewijzen van vriendschap is de
kapitein zeer dankbaar: hij lijmt de gebro- l
ken naai- en handschof nendoosjes van de l
meisjes, brengt- de nieuwste piano-iMiiziek
voor haar mee uit de stad, spreekt op haar i
verjaardag een hartclijken gelukwensch uit. i
verrast haar bij die gelegenheid met een .
grooto flesch eau de Cologne of een doos j
rozenzeep en besluit met een klinkenden i
kus.
En als hij dan 's avonds met nicht op het
souperlje komt «n een beetje opgewonden
raakt door een levendig gesprek met den
DE MÉMOIRES VAX GENERAAL MARBOT.
In Frankrijk is een belangrijk boek uitgekomen,
de Mémoires van generaal Marbot, treffender,
amusanter, en tevens leerzamer dan menige ro
man. Du generaal heeft ze geschreven voor zijn
kinderen, en de twee eerste dcelen zijn nu bij
Pion te Parijs verschenen.
De generaal was nog een kind, toen de Revo
lutie uitbrak. Zijn vader, ook een generaal, was
bij het leger; zijne moeder, ofschoon eene dame
van geboorte, werd r,iet geguillotineerd De kleine
ki.aap werd tot zijn tiende jaar in een
jongejuffrouwenkosttchool opgevoed, een klooster, waar
hij door iedereen bedorven werd. Toen zond zijn
va.der hem naar een militaire school, waar hij zich
heel ongelukkig gevoelde en heel lastig was. Zijn
broeder werd op school iu een duel gedood; de
strijders vochten met passerpun'cn, die zij aan
stokken hadden vastgemaakt; de jonge Marbot
ontving een wond in den arm, moest op een
warmen dag aan een parade meedoen, en stierf
toen, nadat de wond opnieuw opengegaan was.
Marbot zelf werd in den voet gewond, bij het
schermen met floretten zonder dopjes; bij deze
oude wond kwam in den slag van Eylau koudvuur.
De knaap ging vroeg van school, kwam bij de
huzaren en was te Lyon, bij zijn vader, toen
Napoleon er binnentrok, op zijn weg naar
Parijs, om daar eerste consul en later Keizer te
worden. Hier ontmoette hij Napoleon voer het
eerst; later kwamen zij dikwijls samen. De jonge
Marbot ging naar het Zuiden, leerde de exercitie
van den huzaar, van een curiensen tierenden
instructeur, had een tweegevecht, sneed een eska
dron Oostenrijksche cavallorie af, maakte promo
tie, en diende onder Masséna, bij het vreeselijk
beleg van Genua. Terwijl daar de rantsoenen be
perkt waren tot een half pond paardcnvleesch eu
een beetje bedorven meel per dag, wist Mas:-,éca
toch Genua te houden tegen een Oostenrijk&ch
leger en een p]n«elschc vloot. De bevolking der
stad stierf dagelijks bij honderden. Marbot's vader
stierf aan eene wonde. Drie duizend Oostenrijk
sche gevangenen werden letterlijk doodgehongerd
in de pontons, naar het tchijut door de trouwe
loosheid en slechte administratie der Oostenrijkers.
Later gebeurde met eene Fransche divisie die in
het zuiden van Spanje capituleerde, ongeveer het
zelfde; toen deden het de Spanjaarden.
liet boek geeft inderdaad de vreeselijkste, meest
realistische schildering van do afgrijselijkheden
van den modernen oorlog. Men kan het als pen
dant legiren naast Flaubert's Afrikaanschen roman
Salummbó. Pest, wreedheid, dierlijke wellust, hon
gerdood zijn de vruchten van alle veldtochten.
Cartliaagsche gruwelen vindt inen op allerlei blad
zijden, noch verbloemd, noch vergroot Ook zijn
eigen daden en krijgsbedrijven geeft de generaal,
te Eylau en elders, onveranderd en afschuwelijk.
Het veertiende regiment infanterie hield te Eylau
een zekeren heuvel bezet; het leed vreeselijk. en
Napoleon gaf een aide-de-camp order het regiment
bevel te geven, terug te trekken. Twee officiers
reden door het vijandelijk leger met de boodschap,
en bereikten deu heuvel niet. liet was nu de
beurt van Marbot. Hij reed op een wilde merrie,
Lisette, bereikte den heuvel en gaf zijne bood
schap over ; op dat oogenblik bestreek niet alleen
de artillerie die plek, maar het dunr.e overschot
van het veertiende werd ook nog van vlakbij aan
gevallen door eene geweldige overmacht. Een
kogel rioot door Marbot's hoed, gaf hem een
hevigen schok, en verlamde hem gedeeltelijk. Het
gevecht raasde om hem heen; de
commandeereiïde officier verzocht hem, het vaarwel van het
veertiende aan Napoleon terug te brengen,
rnorituri to salutant".
Marbot chargeerde dwars door den vijand heen.
Zijn merrie beet het gelaat van een vijandelijk
soldaat af, alsof zij een masker afstroopte. en liet
een bloeeligen doodskop achter. Hij bereikte bijna
de Fransche liniën, maar vial toen gewond en
uitgeput neer. Hij kwam weer bij, en bevond toen
dat men hem geheel naakt had uitgeplunderd, op
n laars na, uien de roover niet had kunnen uit
krijgen. De oude wond in zijn voet was opgezwol
len. Een deel van zijn uitrusting werd door een
soldaat herkend, en daarna ging men naar zijn
lijk zoeken, vond hom, en na een zware operatie
herstelde hij. Dit was misschien het opmerkelijkste
van zijn vele avonturen.
liet tweede deel van de Mémoires van den
genotaris en den ontvanger, die met hun res- |
pectieve vrouwen ook genoodigd zijn, dan i
tikt hij even tegen zijn glas, ten teeken dat |
hij wat op het hart heeft, dat er af moet. i
En dan spatten de vonken van een gloeien
den speech in het rond, waarin komt van
Amor en van pijlen, van rozen en doornen
op het levenspad, van huwelijkstrouw en
huwelijksmin en vele andere hartroerende
dingen meer, die een man week maken en i
een vrouw aan liet huilen. j
Dat de kapitein met zooveel gevoel over j
de liefde kan spreken, komt daar vandaan,
dat hij zelf eenmaal verliefd is geweest,
binoorlijk verliefd.
't Gebeurt maar zelden, dat hij dit teere
onderwerp aanroert en dan nog zijn het zijn
intiemste vrienden, die hij deelgenoot maakt
van zijn liarlsgoheiinen.
:lk was nog iwet lang officier'', zoo begon j
IJarker, toen iiij op een avond in het
schemerunr bij mevrouw Van Eerkei zal, ;>en
logeerde op het builen van een mijner aca
demie-vrienden, die oj) raad van den dokter
de stiuTie had gestaakt. Daar zag ik voor
het eerst Xelly, de zuster van mijn vriend.
Zij moe>t de mijne worden. In haar oogen
lis ik, dat ik haar niet onverschillig «'as.
Acht dagen lang bleef ik haar gezelschap
genieten en bewonderde haar zachtheid en
toiivoudigheid. Ik wi.-t genoeg van de wereld
oiii die deugden op prijs te stellen.
Mijn vriend sprak met /ijn moeder over
de z-aak, maar deze, die reeds alles h.ui op
gemerkt, en misschien hei treurig einde van
neraal is vooral gewijd aan den oorlog in Spanje.
Hij veroordeelt scherp het verraad van Napoleon,
en meent dat toen ook diens kans gekeerd is. De
Keizer kon den oorlog op een afstand van hon
derden mijlen niet leiden Zijn maarschalken twist
ten onder elkander; Masséna was oud geworden
en besluiteloos. IIij reisde ook met een zekere
Madame X.,eene noodlottige Helena. Marbot was te
Busaeo, maar kon Masséra niet overhalen om den
heuvel om te trekken, in plaats van hem in het front
te bestormen. Wellington verzuimde eveneens het
geheime pad, waarlangs de Franschen ten laatste
aftrokken. Masséna chargeerde eerst niet de Hniën
van orres-Vedras, en deze gelegenheid ging dus
verloren. Te Fuentes d'Onor ondersteunden de
Fransche generaals, uit jaloezie, elkander niet, of
er zou een beslissende slag zijn geweest. Zoo ging
het van kwaad tot erger. De Engelschen, in liniën
vechtend, werden geen enkele maal door de Fran
sche kavalerie in hun zwakke zijde getast. Hun
schieten was, volgens generaal Marbot, veel beter
dan dat van eenig ander Europeesch leger. Hun
legerverzorging was goed, die der Franschen el
lendig.
De Spanjaarden vindt hij, als volk, niet in het
open veld, < nbedwingbaar. Het Fransche prestige
was verloren; in Spanje begon Napoleons val. De
zon van Austerlitz begon hier te tanen. Te
Austerlitz zwom Marbot door den halfbevroren poel
om een Russisch officier te bevryden. die daar
gewond op een oude ijsschots dreef. Zulke feiten
vertelt hij, eenvoudig, bescheiden en Hink.
Het derde deel, met Waterloo, moet nog komen,
maar er is weinig kans dat het verwonderlijker
anecdoten en avonturen zal bevatten, meer mili
taire en politieke verrassingen, dan die de twee
eerste doelen van generaal Marbot tot het buek
van het saizoen" maken. Als een schildering van
den oorlog in zijn aiechuw en luister, zijn kansen
en ellenden, de edele teewijding van dappere man
nen, is er in lang niet iets verschenen, zooals dit
verhaal, dat waarheid is en een wonderlijk helden
dicht schijnt.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Door Figaro wordt van l Augustus bericht:
De Fransche kunst beeft een gevoelig verlies
geleden. De schilder Léon Peiouse is gisteren
morgen in den ouderdom van drie en vijftig jaar
gestorven.
Peiouse was een der beste landschapschilders
vau de generatie die onmiddellijk op die van 1830
volgde; van onvergelijkelijke behendigheid met het
penseel, was hij nog een van de schilders die in
een landschap compositie brachten.
Een van zijre mooiste schilderijen, Un coiii de
Cernay, bevindt zich in het Lnxembourg, en men
herinnert zich nog wel zijn ttd-nglitrs Ar der,
die een der successen van de tentoonstelling van
188!) uitmaakten. Peiouse had aan dit doek eene
uitdrukking van frischbeid en vochtigheid weten
te geven, die i;iot vergeten zal worden door hen,
die de schilderij zagen; thans is het in de coltctie
van baron de (irimherghe.
Peiouse had alle medailles van de jaarlijksche
salons verworven: hij heelt er zelfs eeu van de
eerste klasse gehad, die nog zeer zelden aan een
landschapschilder verleend is.
Hij was ridder van het Legioen \an Eer sedert
KS78.
TOONEKL EN MUZIEK.
Almez-vous Ie Wagner? C n en a mis
partout" te Bayreuth, schrijft men aan den Tetups.
Het is een heilige week in een heilige stad.
Er is een f'ormecle handel 111 voorwerpen van
eeredienst. Wie heai't geen Napoleons van suiker,
Eiifeltorens van banket, en doozen met gecontijte
peren met het portret van Jeanne d'Are gezien'?
Maar hier gaat het veel vernuftiger en veel
algemeener; bat is tegelijk meer fi'i-de siècle en meer
overtuigd. Pijpen, wandelstokken, dassen, kaarsen,
bierglazen, borden, portemonnaies, tabakspotten,
alles, letterlijk alles, vertoont Wagner, zijn huis,
zijn vrienden, zijn familie, zijn theater, zijn per
sonen, zijn acteurs. Hebt gij eau-de-Coiogne
nooden roman in de toekomst zag, wilde van
een verbintenis niets weten.
Ik vertrok en schreef brief op brief, waar
in k verzocht om toestemming in ons enga
gement.
Met tranen in de oogen lei de goede vrouw
eindelijk de handen van haar dochter in de
mijne . ..
\Vat ze echter voorzien had, gebeurde:
de y.iekte van den vader was als een nood
lottige erfenis op de kinderen overgegaan.
Het eerst kreeg Nelly de tering. Ze werd
bleek en mager. Is'og altijd was ze opge
ruimd en vroolijk. Maar in den herfst v oen
het tweede jaar onzer verloving was ze bij
haar vader op het, kerkhof. Ze was acht
tien jaar, toen ze stierf. Jammer ! God, wat
is dat jammer !"
llarker hield een oogenblik op en veegde
een paar tranen weg, die in zijn zware snor
waren blijven hangen.
:,Mijn vriend", zoo ging hij voort, -over
leefde zijn zuster slechts drie jaar. Hij
stierf aan dezelfde ziekte en de moeder bleef
alleen over.... De arme vrouw ... Ik had
zoo met haar te doen!...
Nu liirgen er vier naast elkaar op het
kerkhof van het stille dorpje . ..
Als in la. ie r doge: i de manoeuvres mij in
de buurt brachten, ging ik altijd nog eens
kijken naar de plaats, waar Xelly begraven
ii'/t.... Al word ik no zoo oud. haar ver