De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 9 augustus pagina 3

9 augustus 1891 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 737 DE AMSTEBDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. der kunstkritiek te achten. Maar zulk een gewel dige beeldstormerij om voor het stevige lichaam vau den hoer Mesdag plaats ruim te uuaken, lijkt me toch al een bizonder kordate onderneming. Onze oude schilders, dacht ik, hadden wonderen voortgebracht, juist door de zee om de zee te zien, en zij hebben meer dan getracht, zij zijn er onovertrefbaar in geslaagd hetgeen zij zagen, gelijk dat heet, in lijn en kleur op het doek te brengen. Of heb ik mijn oogen eens radikaal uit te wasschen, en zyn inderdaad de ve!o kalme, blonde deli cate zeeën van den jongen Van de Velde, zijn de superbe marines van den fijnen naïven Van Goyen, z\jn de prachtige iutiem-dramatiscuo strandgezich ten van den eeuwig voornamen Ruysdael, zijn al de mooie zeestukken van Cuyp en de Vlieger, om Backhuizen, Dubbels en de tlii minoros nog met rust te laten, zijn al die schilderijen die ik zoo dikwijls in de musea met aandacht meende bezien te hebben, nooit anders geweest dan maar ach tergrond voor die Spaansche galjoenen en Engelsche driemasters ? Ben ik een uil dat ik het dan nooit gemerkt heb? Het zeer mooie Strandgezicht van Jacob Maris dat door dr Bredius aan hst llijksmiiseum te Amsterdam in bruikleen geschonken is, hangt nu aan den (veel te bonten) wand, waar middeninde groote Maris prijkt,?tustehen de TerMeulerien het stukje van Blommers in. Amsterdammers ken nen dezen Maris van verleden jaar in Arti, maar de schilder heeft het sedert nog verder opgevoerd, Het is een prachtige fijne Maris. In de zaal van de Vereeniging voor Moderne kunst daarnaast, hangt (al langer) de sublieme Bosboom, maar is daar waarlijk niet met overleg gehangen. Een enorm wittige lucht van Roelofs, een Klinkenberg van de bekende hardigheid en een sneeuwig schelle Bisschop kunnen juist geen passende omgeving geacht worden voor dit statige poëem in vol-tonig gedempt licht, dat onder zulke buurschap grauw schijnt, hoe blond het ook is. In de^zaal van de Staalmeesters in het Rijks museum is een verbetering op te merken. De behangers-trofee om het sckilderij heen is wegge nomen, en wat zoo hinderlijk was: dat de histo rische portretten aan beide kanten tot hoog tegen den fries aan er naast hingen en zoodoende druk ten op het schilderij, dat is ook veranderd: aan eiken kant hangt nu alleen een groot staand por tret, niet hooger kamend dan de bovenkant van de Staalmeesters. De stof achter de Staalmeesters is gebleven, en nu de draperieën er om heen weg zijn, valt nog meer de wensehelykheid op om die stof, liefst vau wat beter kleur^ den heelen wand door te trekken, omdat schilderijen tegen een koel-getinten stuc-muur altijd zoo slecht staan. En als dat gebeurd was, zouden zeker velen gaarne zien dat de Staalmeesters zelf eens tegen een fond van mooi oud goudleer gezet werden, wat het warme toongehalte van het schilderij zoo uitste kend kon dragen. Midden in de zaal zijn nu ook schotten gezet met schilderijen er tegen gehangen. En het doet niet kwaad dat op die wijze als men voor de Staalmeesters gezeten is, het gezicht in de groote zaal aan beide zijden wat afgesloten wordt. Bij gelegenheid van het bezoek van den Duitschen Keizer -werd opgemerkt, dat het groote leelijke doek van van Bree was weggenomen, en men heeft, een weinig doordravend op een vooropge steld idee, daarin een nationale onwaardigheid, zelfs een ignobele daad willen zieu, omdat op dat schilderij namelijk de overgave der sleutels door de Burgemeesters van Amsterdam aan Napoleon staat afgeportretteerd, en do Regeering zoo zou hebben willen ontkomen dat de vreerade monarch in ons museum dit voor onze geschiedenis weinig eervolle moment voorgesteld zag. Het geval is dat het bezoek van den Duitschen Keizer inderdaad ongeveer gecoincideerd heeft met het wegnemen van het doek van van Bree (dat aan de Stad Amsterdam behoort). Doch ik kan verzekeren dat het voornemen, dit doek wat herstelling noodig schy'nt te hebben, weg te nemen reeds langer bestond, en dat het plan ook niet is of was het bewuste schilderij weder op zijn vroegere plaats te doen komen. Van een wegnemen alleen voor die bepaalde gelegenheid is dus geen sprake geweest. Het is daarom jammer dat men over die zaak leven Al die gesprekken worden op zeer vriendschappelijkeri toon gevoerd. Als de kapi tein al eens uit zijn slof wil schieten, wordt hij door de kalmte van den burgemeester, den glimlach van den secretaris en de ge moedelijkheid van den ontvanger tot de overtuiging gebracht, dat hij dwaas zou doen zich op te winden. Ten slotte barst hij in een luiden lach uit, als hij bedenkt, dat hij rustig de penningen verteert, waar voor de een waakt, de andere schrijft en de derde zich af tob t. Dat de kapitein niet veel bezoek krijgt is natuurlijk; zoo'n ongetrouwd heer laat men liefst links liggen ; de gehuwde lui vin den elders meer gelegenheid tot het aanknoopen van vriendschapsbanden en liet houden van huwelijksjachtpartijen. De kapitein redeneert nu : komt de berg niet bij mij, dan kom ik bij den berg: hij zoekt de menschen op. Hij valt den dokter op het lijf, juist op het oogenblik, dat deze op de sofa wil uitrusten van de angsten, die hij heeft uitgestaan gedurende een paar moeilijke accouchemetiten. Hij komt bij den domino inwippen, als deze bezig is stof voor een nieuwe preek te zoeken in [[fllciilruc!,: of licht in een duistere plaats bij .lohuunes. Hij doet den ontvanger opschrikken, als deze ambtenaar tusschen zijn paperassen zit en alle moeite aanwendt, om een ver dwenen halven cent in zijn boeken op te sporen, een arbeid, die alleen reeds geschikt is om iemand dol te maken. gemaakt heeft. Dat er op de plaatsing van de schilderyen in ons Museum voortdurend zakelijke aanmerking gemaakt wordt, achten juist wij hier ten zeerste gewenscht, maar gaat men ook zou der grond maar aan het uitvaren dan zal men zeker niet dan doove ooren maken. Men herinnert zich dat op de prijsvraag voor een premieplaat van Arti dit jaar maar een enkele ets was ingekomen en dat die ets den prijs niet waard gekeurd was. Daarop is in een vergadering van werkende leden besloten eerst vast te stellen naar welk schilderij men een premieplaat hebben wilde. Het slapende vrouwtje van Nicolaas Maes dat vroeger in Felix hing werd daarvoor gekozen. Daarna werden werkende leden die lust hadden hiernaar een plaat te maken uitgenoodigd zich daarvoor op te geven. De heeren Steelink, Prof. Dake, G. H. Breitner en C. Ed Taurel meldden zich aan, waarop bij stemming van de opgekomen werkende leder, (de jongere schilders waren ver te zoeken} met groote meerderheid van stemmen het werk gegund werd aan den heer C. Ed. Taurel, graveur met het burijn en hoofdbestuurder van de Maatschappij Arti et Amicitiae. De leden van de afdeeling Beeldende Kunsten kunnen in elk geval dus op hun preraieplaat rekenen. Men schrijft mij uit Den Haag: In de collectie-Bauduin die men nu in l'ulchri aan het verkoopen is (5?12 Augustus), zijn ouder de ruim zes honderd nummers weinig zér goede, bijna geen txkieze, het meeste is modern. Onder het vele lakwerk zijn vooral een paar schrijfdoosjes (het meest no. 266) van een mooie kwaliteit, zuiver, mooi van teckening en kleur, ingelegd in stukjes, gouden boomen en bamboes of een aventurine fond; maar niets van het zér oude lakwerk. Bij de tagères eenige mooie. Onder het porcelein een enkel opvallend voor werp, niets van het eigenlijke ancien Japon. Sommige gesneden ivoren en netske's zijn goed rnaar niet van de allermooisten. Kakemoco's en zoo, veinif?. Van het prentwerk van Outamaro e a., dat in 1860 nog veel te vinden was, geen specimens. De eerste tenstoonstelling van de Ilaagsche Kunstkring die verleden Zondag geopend werd, is aardig, goed, maar tiiet revolutionair, vrij tam. Men kan niet zeggen dat de club een kleur heeft. Verster tuet wat hij in Rotterdam had, de Bock met werk reeds bekend van het raain bij erstecg. Toorop bizonder met vijf stukken van verschil lende perioden, Bauer, de Zwart, Bastert, Akkeringa, Horssen, Poijgeiibeek (mooie studies), S Robertsen, horn Prikker. Verder noemt mijn berichtgever nog van der Weele, de Josselin de Jong, Bauft'e, R. Bisschop, Bosch, van Oosterzee, Dankraeijer, Haverman, Mevr. llaverman, John Jacobsen, Wenckebach, Wijsmulli r. De dagbladen hebben ook Breitner als exposant genoemd. Hij zelf' echter zond er niets in. De tentoonstelling is drie treden hoog en het licht kon beter. De vereeniging heeft een mooi, aardig clubzaaltje. De tentoonstelling van de Hollandsche Teeken maatschappij opent den Uden Augustus. Als nieuwe leden zijn dit jaar aangenomen mejuffrouw Robertsen en M. Bauer. Ook de Frausche schilder Lhermitte en nog een Frauschman. Voor de Nederlaudscke Ktsclub-expositie die in September in Pulchri komt, hebben inzending beloofd: Bracijueraond, Ilenri de Groux, Hecri Guérard, Fantin Latour, Mary Cassatt en Marcelliu Desboutin. flhe Artist heeft een opmerking waarvan ik het begin nogal onnoozel viüd. Men hoort in Londen, zegt het blad, niet dik wijls Hollandsch spreken, maar men kon het op het Jan-van-Beers-souptr hooren van de lippen van do heeren Alma Tadema en Vos die dttclttiy praatten in die moeilijke taal. Zij hebben hun geboorteland verlaten waarschijnlijk omdat zij schilderen gemakkelijker te doen en meer loonemi viuden hier dan daar; andereu weer wenden zich naar Holland omdat zij het voor het schilderach tigste land ter wereld houden. Vooral de Ameri kanen maakten deze ontdekking, in hun gevolg* kwamen een horde van Zweden en Duitschors die et onvermoeid en (zegt Tke Arlisl) gewoonlijk zeer slecht, schilderen." V. Kii allen beklaagt hij, dat ze zoo hard voor hun brood moeten werken en roemt zijn eigen vrij en onbezorgd leventje, al hetgeen zeer geschikt is, om de beklaagden moeielijk en ongeduldig te maken en den stillen wensch te doen koesteren, dat de kapitein naar de maan mocht loopen. Als arker bemerkt, dat hij geen antwoord krijgt op zijn vragen eu zijn nieuws geen belangstelling wekt, maakt hij zich liet afscheidneinen gemakkelijk met een eenvou dig Imiijoitr.' en zit vijf minuten later bij mevrouw Van Berkel. Deze dame is de weduwe vau een OostIndisch officier en verheugt zich met haar twee lieve dochters in de voortdurende svmpathie van den kapitein. Maar zij luistert dan ook altijd als Barker vertelt van zijn kanaries en liefhebberijen, van zijn merk waardige ontmoetingen bij manoeuvres, van de streken, die hij als cadet heeft uitge haald. ' Voor die bewijzen van vriendschap is de kapitein zeer dankbaar: hij lijmt de gebro- l ken naai- en handschof nendoosjes van de l meisjes, brengt- de nieuwste piano-iMiiziek voor haar mee uit de stad, spreekt op haar i verjaardag een hartclijken gelukwensch uit. i verrast haar bij die gelegenheid met een . grooto flesch eau de Cologne of een doos j rozenzeep en besluit met een klinkenden i kus. En als hij dan 's avonds met nicht op het souperlje komt «n een beetje opgewonden raakt door een levendig gesprek met den DE MÉMOIRES VAX GENERAAL MARBOT. In Frankrijk is een belangrijk boek uitgekomen, de Mémoires van generaal Marbot, treffender, amusanter, en tevens leerzamer dan menige ro man. Du generaal heeft ze geschreven voor zijn kinderen, en de twee eerste dcelen zijn nu bij Pion te Parijs verschenen. De generaal was nog een kind, toen de Revo lutie uitbrak. Zijn vader, ook een generaal, was bij het leger; zijne moeder, ofschoon eene dame van geboorte, werd r,iet geguillotineerd De kleine ki.aap werd tot zijn tiende jaar in een jongejuffrouwenkosttchool opgevoed, een klooster, waar hij door iedereen bedorven werd. Toen zond zijn va.der hem naar een militaire school, waar hij zich heel ongelukkig gevoelde en heel lastig was. Zijn broeder werd op school iu een duel gedood; de strijders vochten met passerpun'cn, die zij aan stokken hadden vastgemaakt; de jonge Marbot ontving een wond in den arm, moest op een warmen dag aan een parade meedoen, en stierf toen, nadat de wond opnieuw opengegaan was. Marbot zelf werd in den voet gewond, bij het schermen met floretten zonder dopjes; bij deze oude wond kwam in den slag van Eylau koudvuur. De knaap ging vroeg van school, kwam bij de huzaren en was te Lyon, bij zijn vader, toen Napoleon er binnentrok, op zijn weg naar Parijs, om daar eerste consul en later Keizer te worden. Hier ontmoette hij Napoleon voer het eerst; later kwamen zij dikwijls samen. De jonge Marbot ging naar het Zuiden, leerde de exercitie van den huzaar, van een curiensen tierenden instructeur, had een tweegevecht, sneed een eska dron Oostenrijksche cavallorie af, maakte promo tie, en diende onder Masséna, bij het vreeselijk beleg van Genua. Terwijl daar de rantsoenen be perkt waren tot een half pond paardcnvleesch eu een beetje bedorven meel per dag, wist Mas:-,éca toch Genua te houden tegen een Oostenrijk&ch leger en een p]n«elschc vloot. De bevolking der stad stierf dagelijks bij honderden. Marbot's vader stierf aan eene wonde. Drie duizend Oostenrijk sche gevangenen werden letterlijk doodgehongerd in de pontons, naar het tchijut door de trouwe loosheid en slechte administratie der Oostenrijkers. Later gebeurde met eene Fransche divisie die in het zuiden van Spanje capituleerde, ongeveer het zelfde; toen deden het de Spanjaarden. liet boek geeft inderdaad de vreeselijkste, meest realistische schildering van do afgrijselijkheden van den modernen oorlog. Men kan het als pen dant legiren naast Flaubert's Afrikaanschen roman Salummbó. Pest, wreedheid, dierlijke wellust, hon gerdood zijn de vruchten van alle veldtochten. Cartliaagsche gruwelen vindt inen op allerlei blad zijden, noch verbloemd, noch vergroot Ook zijn eigen daden en krijgsbedrijven geeft de generaal, te Eylau en elders, onveranderd en afschuwelijk. Het veertiende regiment infanterie hield te Eylau een zekeren heuvel bezet; het leed vreeselijk. en Napoleon gaf een aide-de-camp order het regiment bevel te geven, terug te trekken. Twee officiers reden door het vijandelijk leger met de boodschap, en bereikten deu heuvel niet. liet was nu de beurt van Marbot. Hij reed op een wilde merrie, Lisette, bereikte den heuvel en gaf zijne bood schap over ; op dat oogenblik bestreek niet alleen de artillerie die plek, maar het dunr.e overschot van het veertiende werd ook nog van vlakbij aan gevallen door eene geweldige overmacht. Een kogel rioot door Marbot's hoed, gaf hem een hevigen schok, en verlamde hem gedeeltelijk. Het gevecht raasde om hem heen; de commandeereiïde officier verzocht hem, het vaarwel van het veertiende aan Napoleon terug te brengen, rnorituri to salutant". Marbot chargeerde dwars door den vijand heen. Zijn merrie beet het gelaat van een vijandelijk soldaat af, alsof zij een masker afstroopte. en liet een bloeeligen doodskop achter. Hij bereikte bijna de Fransche liniën, maar vial toen gewond en uitgeput neer. Hij kwam weer bij, en bevond toen dat men hem geheel naakt had uitgeplunderd, op n laars na, uien de roover niet had kunnen uit krijgen. De oude wond in zijn voet was opgezwol len. Een deel van zijn uitrusting werd door een soldaat herkend, en daarna ging men naar zijn lijk zoeken, vond hom, en na een zware operatie herstelde hij. Dit was misschien het opmerkelijkste van zijn vele avonturen. liet tweede deel van de Mémoires van den genotaris en den ontvanger, die met hun res- | pectieve vrouwen ook genoodigd zijn, dan i tikt hij even tegen zijn glas, ten teeken dat | hij wat op het hart heeft, dat er af moet. i En dan spatten de vonken van een gloeien den speech in het rond, waarin komt van Amor en van pijlen, van rozen en doornen op het levenspad, van huwelijkstrouw en huwelijksmin en vele andere hartroerende dingen meer, die een man week maken en i een vrouw aan liet huilen. j Dat de kapitein met zooveel gevoel over j de liefde kan spreken, komt daar vandaan, dat hij zelf eenmaal verliefd is geweest, binoorlijk verliefd. 't Gebeurt maar zelden, dat hij dit teere onderwerp aanroert en dan nog zijn het zijn intiemste vrienden, die hij deelgenoot maakt van zijn liarlsgoheiinen. :lk was nog iwet lang officier'', zoo begon j IJarker, toen iiij op een avond in het schemerunr bij mevrouw Van Eerkei zal, ;>en logeerde op het builen van een mijner aca demie-vrienden, die oj) raad van den dokter de stiuTie had gestaakt. Daar zag ik voor het eerst Xelly, de zuster van mijn vriend. Zij moe>t de mijne worden. In haar oogen lis ik, dat ik haar niet onverschillig «'as. Acht dagen lang bleef ik haar gezelschap genieten en bewonderde haar zachtheid en toiivoudigheid. Ik wi.-t genoeg van de wereld oiii die deugden op prijs te stellen. Mijn vriend sprak met /ijn moeder over de z-aak, maar deze, die reeds alles h.ui op gemerkt, en misschien hei treurig einde van neraal is vooral gewijd aan den oorlog in Spanje. Hij veroordeelt scherp het verraad van Napoleon, en meent dat toen ook diens kans gekeerd is. De Keizer kon den oorlog op een afstand van hon derden mijlen niet leiden Zijn maarschalken twist ten onder elkander; Masséna was oud geworden en besluiteloos. IIij reisde ook met een zekere Madame X.,eene noodlottige Helena. Marbot was te Busaeo, maar kon Masséra niet overhalen om den heuvel om te trekken, in plaats van hem in het front te bestormen. Wellington verzuimde eveneens het geheime pad, waarlangs de Franschen ten laatste aftrokken. Masséna chargeerde eerst niet de Hniën van orres-Vedras, en deze gelegenheid ging dus verloren. Te Fuentes d'Onor ondersteunden de Fransche generaals, uit jaloezie, elkander niet, of er zou een beslissende slag zijn geweest. Zoo ging het van kwaad tot erger. De Engelschen, in liniën vechtend, werden geen enkele maal door de Fran sche kavalerie in hun zwakke zijde getast. Hun schieten was, volgens generaal Marbot, veel beter dan dat van eenig ander Europeesch leger. Hun legerverzorging was goed, die der Franschen el lendig. De Spanjaarden vindt hij, als volk, niet in het open veld, < nbedwingbaar. Het Fransche prestige was verloren; in Spanje begon Napoleons val. De zon van Austerlitz begon hier te tanen. Te Austerlitz zwom Marbot door den halfbevroren poel om een Russisch officier te bevryden. die daar gewond op een oude ijsschots dreef. Zulke feiten vertelt hij, eenvoudig, bescheiden en Hink. Het derde deel, met Waterloo, moet nog komen, maar er is weinig kans dat het verwonderlijker anecdoten en avonturen zal bevatten, meer mili taire en politieke verrassingen, dan die de twee eerste doelen van generaal Marbot tot het buek van het saizoen" maken. Als een schildering van den oorlog in zijn aiechuw en luister, zijn kansen en ellenden, de edele teewijding van dappere man nen, is er in lang niet iets verschenen, zooals dit verhaal, dat waarheid is en een wonderlijk helden dicht schijnt. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Door Figaro wordt van l Augustus bericht: De Fransche kunst beeft een gevoelig verlies geleden. De schilder Léon Peiouse is gisteren morgen in den ouderdom van drie en vijftig jaar gestorven. Peiouse was een der beste landschapschilders vau de generatie die onmiddellijk op die van 1830 volgde; van onvergelijkelijke behendigheid met het penseel, was hij nog een van de schilders die in een landschap compositie brachten. Een van zijre mooiste schilderijen, Un coiii de Cernay, bevindt zich in het Lnxembourg, en men herinnert zich nog wel zijn ttd-nglitrs Ar der, die een der successen van de tentoonstelling van 188!) uitmaakten. Peiouse had aan dit doek eene uitdrukking van frischbeid en vochtigheid weten te geven, die i;iot vergeten zal worden door hen, die de schilderij zagen; thans is het in de coltctie van baron de (irimherghe. Peiouse had alle medailles van de jaarlijksche salons verworven: hij heelt er zelfs eeu van de eerste klasse gehad, die nog zeer zelden aan een landschapschilder verleend is. Hij was ridder van het Legioen \an Eer sedert KS78. TOONEKL EN MUZIEK. Almez-vous Ie Wagner? C n en a mis partout" te Bayreuth, schrijft men aan den Tetups. Het is een heilige week in een heilige stad. Er is een f'ormecle handel 111 voorwerpen van eeredienst. Wie heai't geen Napoleons van suiker, Eiifeltorens van banket, en doozen met gecontijte peren met het portret van Jeanne d'Are gezien'? Maar hier gaat het veel vernuftiger en veel algemeener; bat is tegelijk meer fi'i-de siècle en meer overtuigd. Pijpen, wandelstokken, dassen, kaarsen, bierglazen, borden, portemonnaies, tabakspotten, alles, letterlijk alles, vertoont Wagner, zijn huis, zijn vrienden, zijn familie, zijn theater, zijn per sonen, zijn acteurs. Hebt gij eau-de-Coiogne nooden roman in de toekomst zag, wilde van een verbintenis niets weten. Ik vertrok en schreef brief op brief, waar in k verzocht om toestemming in ons enga gement. Met tranen in de oogen lei de goede vrouw eindelijk de handen van haar dochter in de mijne . .. \Vat ze echter voorzien had, gebeurde: de y.iekte van den vader was als een nood lottige erfenis op de kinderen overgegaan. Het eerst kreeg Nelly de tering. Ze werd bleek en mager. Is'og altijd was ze opge ruimd en vroolijk. Maar in den herfst v oen het tweede jaar onzer verloving was ze bij haar vader op het, kerkhof. Ze was acht tien jaar, toen ze stierf. Jammer ! God, wat is dat jammer !" llarker hield een oogenblik op en veegde een paar tranen weg, die in zijn zware snor waren blijven hangen. :,Mijn vriend", zoo ging hij voort, -over leefde zijn zuster slechts drie jaar. Hij stierf aan dezelfde ziekte en de moeder bleef alleen over.... De arme vrouw ... Ik had zoo met haar te doen!... Nu liirgen er vier naast elkaar op het kerkhof van het stille dorpje . .. Als in la. ie r doge: i de manoeuvres mij in de buurt brachten, ging ik altijd nog eens kijken naar de plaats, waar Xelly begraven ii'/t.... Al word ik no zoo oud. haar ver

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl