De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 16 augustus pagina 2

16 augustus 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 738 voer geh««l vrij laten, trekken daarvan het moereadeel tot zich; ook in Nederland en Bdgiëis en wordt veel Amerikaansch graan aangevoerd. Duitechland echter, dat betrekkelijk het meeste graan noodig heeft, wordt door de drukkende invoerrechten belet zijn deel van den voorraad te verkrijgen, dat is te beden kelijker, omdat Duitschland over het alge meen het armste land is, en daarom juist het land, waar het meeste rogge wordt ge consumeerd. Door het verbod van roggeuitvoer uit Rusland wordt dus ongetwijfeld Duitschlaud het awaarste getroffen. Daarom wordt in Duitschland door de vrijzin nigen de Russiseh-Keizerlijke ukase aangegre pen, om op vermindering of afschaffing der in voerrechten op granen aan te dringen. De invoerrechten toch hebben den importeurs er van teruggehouden grootere hoeveelheden graan uit Rusland te ontbieden, dan voor direct gebruik noodig waren. De afschaffing of vermindering van invoerrechten kan thans ?wel niet meer dienen, om gedurende den kosten, beschikbaren tijd den invoer van rogge te bevorderen, maar zeker wel om de m te voeren tarwe goedkooper te maken. Waart het spreekt van zelf dat de groote stijging- in de roggepryzen ook op die van de tarwe in-vloed uitoefenen zal. De Freisinnige Zeitung leest den rijkskanselier, den heer Von Caprivi de les, over de woorden door hem in Juni in den Duitschen Rijksdag gesproken, toen de voorstel len om de invoerrechten af te schaffen, na zijne geruststellende verklaringen werden verworpen. »Waar is nu de groote roggevoesraad ?" vraagt het blad, »waarvan de heer Caprivi toen hoog opgaf, en die op het ge wilde oogenblik aan de Duitsche markt zou worden gebracht?" Destijds werd in handelskringen de spot gedreven niet de inlichtingen, die de rijksSanseiier uit de beste en vertrouwbaarste trronnen zeide te hebben verkregen; thans zal de heer von Caprivi inzien, dat ambteEjke rapporten al een zeer slechte maatstaf zijn orn oecoaomische toestanden goed fee beoordeeten; »Schaf de invoerrechten af," zegt e Ff eis. Zeitung, »en geef den handel de vrije hand; een koopman weet de toe standen steeds beter en juister te beoordeeten, en onder den invloed der concurrentie zal hij voortdurend nuttiger werkzaam zijn TBor het algemeen welzijn, dan ooit een ambtenaar, hoe bekwaam en vertrouwbaar eUtn ook." ') l pud = 16,3.81 K.G. 'J l bushel = 25,24 Liter. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre: De roovers. Salon des Variétés: Miss Helyett. Frascati: Miss Helyett. Franschelaan-Schouwburg (Ned, Tooneel); Olympia's Huwelijk. Onae tooneelbesturen toonen hun dankbaarheid voor het slechte zomer- doch voortreffelijke wil, dat is als vliegen in de malk. De melk wordt er niet zuur van, maar winnen doet ze er ook niet bij. In de eerste dagen van September ver telde de barones mij dat zij den volgenden morgen naar Parijs ging om eens te zien hoe haar woning daar er uitzag. »Ik hoop," zei zij streng, »dat u niet het idee hebt om mee te gaan." »Waar denkt u aan ?" sprak ik met schijn bare onderwerping. »En wanneer ver trekt u?'' »0m acht uur, 's avonds, om niet opge merkt te worden. Ik zal Nanette 's middags vooruitzenden om mijn kamer in orde te brengen. O, dat lieve Parijs!" Zij' zei niet meer: »die lieve Antoine!" Ik moet bekennen dat »dat lieve Parijs'' mij veel meer verontrustte. Den volgenden avond toen men reeds be zig was de portieren te sluiten van den snel trein die zich. jslechts n minuut ophoudt, was Sabine nog niet gekomen. Zij verscheen in haast op het perron toen de machine be gon te fluiten. »Gauw, gauw, mevrouw !" riep een beambte van verre. »Gauw, gauw!" herhaalde ik, op goed ge luk een coupéopensluitend en haar op de trede helpend. U Maar inplaats van in te stijgen, viel zij achteruit in mijn armen en in hetzelfde oogenblik zag ik hoe de banken onbezet waren en drie mannen als apen boven in de netten zaten, als in elkaar gekrompen, ieder met een geweer, waarvan de loop bij het licht der lamp schitterde, in de houding om te vuren. Een der drie brulde, zoodra het portier werd geopend: »Blijf er uit, voor den ..." Ik had de coupézóó vlug gesloten, dat ik de rest niet hoorde en oogenblikkelijk de wagen daarnaast geopend, waar Sabine en ik Lnstegen, zonder recht te weten wat wij deden. De trein zette zich in beweging; wij waren alleen. Sabine was half dood van schouwburgweer door meer dan gewone bedrij vigheid. Eerste opvoeringen en belangrijke reprises v.plgen elkander met bijna wintersche regelmatig heid op. Het publiek wordt de keus raoeilgk, den verslaggever, wieu het niet vrij staat te kiezen, de arbeid niet gemakkelijk gemaakt. Niet min der dan vier nummers sfaan op mijn programma. De heeren van Lier blijven hun oude liefde, het drama en melodrama, getrouw. Zaterdag 9 dezer, brachten zij Schiller'» Biiuber weder ten tooneele. Dat het werk van den grooten dichter nog steeds in den smaak valt, bleek uit het in grooten getale opgekomen publiek en de met milde hand geschonken toejuichingen. Toch is h«t zonder twijfel belangrijker ah teeken en uitvloei sel van zijn tijd, als document voor 's dichters jeugd en ontwikkeling, dan als louter drama eu letterkundig voortbrengsel. Schiller had het bo vendien niet voor het tooneel bestemd ; toen men hft daarop wilde brengen, moest hij het omwer ken. Niet bewondering voor den dichter, d.ich hoogachting voor den rechtschapen mensch", vraagt hij in zijn voorrede als belooning voor zijn arbeid. Wie zal hem de laatste onthouden? wie er niet een weinig van de eerste bijvoegen? De vertolking in het Grand Theatre voldeed aan billijke eischen; in haar geheel heb ik er het bezwaar tegen, dat zij te langzaam, te bedaard, tei weinig brutaal, opbruisend en revolutionair was; in onderdeelen bevatte zij veel goeds. De heer Veltman (Frans Moor) vervulde zijn taak met niet genoeg te waardeeren opgewektheid en nauwlettendheid; een enkele maal was zijn spel misschien iets te verzorgd, te bestudeerd, te zwaar. Juffrouw Cuypers, de jonge Vlaamsche actrice, die bij de vertooning van Ckarlotte Corday zoozeer de aandacht trok, trad op in de rol van Amalia, Hoewel het na een passieve party als deze moeilijk valt een beslist oordeel uit te spreken, geloof ik toch haar een schoone toekomst te mogen voorspellen, mits ..... mits zij met hart en ziel gaat studeeren. Het voornaamste, wat niet aangeleerd kan worden, wat Oorver in zijn Tooneelaanteekingen een ziel" heet, wat Voltaire in een driftigen uitval tegen een actrice h diable att cwp-*" noemde, bezit zy ; al het overige, wat aau te ieeren is, moet zij nog aanleeren. Hare welluidende, diepe stem geve zij buigzaam heid en klankverscheidenheid, haar gebaren, thans nog zeer conventioneel, (hoe vaak slaat juffrouw Cuvpers de handen op de borst?) waarheid en natuurlijkheid, baar gelaat leven en beweeglijk heid. Het beste in haar vertolking was het toaneel, waarin 25. bij den gewaanden dood van den oud*n Moor het kasteel met haar jammer klachten vervult. De klank van stem was hier uitstekend en maakte indruk. De heer Potharst (Karel Moor) speelde met overleg en overtuiging; de poëtische kracht en het sentiment, die deze figuur vereischen, bezit hij niet. De overige vertolkers traden minder op den voorgrond; aan het geheel was blijkbaar zorg besteed. In het Salon des Variétés vertoont men sinds eenige weken, in Frascati sinds eenïge dagen Miss Helyett , operette in drie bedrijven van Maxime Boucheron, muziek van Audran. Zij onderscheidt zich van haar voorgangsters door in het oog vallende gematigdheid, ofschoon in den grond de intrige eenigzing shocking zou kunnen boeten. In veler oog is zij misschien wel wat te tam, te zoet, te weinig dwaas en onzinnig; toch geloof ik dat zij juist hieraan haar succes by de Parijzenaars, die van afwisseling houden, te danken heeft. Miss Helyett is een bekoorlijk zang spelletje met een dol uitgangspunt, weinig verwik keling, enkele aandoenlijke tooneeltje?, veel ge zonde scherts en een paar uitstekende, ouderwetsche operettefiguren een Spaansche schoonmoeder en een pochenden Gascogner. schrik en wat mij betreft, ik beken, dat ik ook zeer ontsteld was. »O, mijn God," zei ze eindelijk, »heb je ze gezien ? Wat zou er in die coupége beuren ? Zij willen zeker vechten, elkaar vermoorden. Wie weet wat een afgrijselijk treurspel vlak naast ons wordt afgespeeld !" »Ik begrijp er niets van," antwoordde ik. »Er is maar een verklaring die -me aanne melijk voorkomt: het zijn jagers die gek ge worden zijn. Want waarvoor zouden ze an ders in de netten zijn gekropen ? Als ze met elkaar duelleeren wilden, konden ze dat toch op den grond doen, zonder al die gym nastiek." »Neen," veronderstelde Sabine, »het zal een Amerikaansch duel zijn. In zulk een geval, schijnt men overal op te klimmen, waar men kan. Maar waarom heeft men ze te Chantilly niet gearresteerd ?" »De trein houdt er nauwelijks op." »Heb je gehoord hoe ze schreeuwden : »Blijf er uit!" Zulke moordenaars! ze willen elkaar dooden, zonder gestoord te worden. O, God luister ! . ." Naast ons hoorden wij geweervuur. Na elkander knalden de gewereu, opgevolgd door een akeligen kreet, die ik nog in mijn ooren heb. Daarop volgde een doodsche stilte. Ze waren misschien allen dood, als ieder goed getroffen had. Ofschoon wij in dit oogenblik zestig kilo meters in het uur reden, maakte ik mij ge reed om op de loopplank te klimmen en te gaan zien wat er bij onze buren was voor gevallen. Toen ik het glas liet zakken, werd ik door twee armen omkneld en een stem, vol angst, maar die mij toch als muziek in de ooren klonk, fluisterde achter mij : Als je me lief hebt, ga dan niet. Ze zou den je dooden." Precies als in de vierde acte der Hugenooten, behalve dat ik geen Raoul heet. Ik begreep in een oogwenk de zeldzame voordeelcn van dezen toestand en ik besloot De intrige is de eenvoud zelf. Miss Helyelt, de jongste dochter van den Amerikaanschen kwaker Smithson, bevindt zich met dezen op een bad plaats in de Pyreneeën, hoofdzakelijk door Parijsche schilders eu hun modellen bezocht. De jonge dame is gewoon alleen de bergen te beklimmen; op zekeren dag is zij onvoorzichtig, wil den haar afwaaienden hoed grijpen en stort voorover in den af grond. Een uitstekende boomstam stuit haar val; in een aüerpijniijkste positie blijft de rampzalige tusschen hemel en aarde hangen. Een redder blijlt natuurlijk niet uit; Helyett verbergt vol schaamte het gelaat in haar mantel; de redder is bescheiden genoeg het incognito niet te schen den en maakt zich na het volbrengen van zijn taak onmiddellijk uit de voeten. Helyett vertelt alles aan haar vader, wiens Handboek der eer baarheid" op dit punt zeer streng is en voor schrijft dat de geredde haar redder, den man van het gebergte, moet trouwen. In de beide volgende bedrijven wordt deze gezocht en eindelijk, na tal van vergissingen, gevonden in den schilder Paul Landrin, toevalligerwijze juist den man, voor wien Helyett's hart steeds luider was beginnen te klop pen. Audran's muziek is welluidend en gemoedelijk; ee/i enkele maal klinkt zij wat bekend; zoo meende ik in Helyett's coupletten in het tweede bedrijf het aanloopje van een der bekendste wijsjes uit De Klokken" te herkennen. W at de vertolking betreft, die in Frascati wint het zonder twijfel van die in het Salon, ik zou bijna zeggen moet het daarvan winnen. Miss Helyett moge meer zangppel dan operette zijn, vaudeville is het niet. De muziek en zang zijn niet geheel bijzaak; dat ook het publiek er zoo over denkt blijkt uit den grooten bijval door den heer Poons (Frascati) met enkele zangnum mers behaald. Het Salon bezit voor bet moderne tooneelspel een voortreffelijk gezelschap. Miss Helyett is echter evenmin tooneelspel. De operette is een kunstsoort op zich zelf, die een eigen spei eigen opvatting vereischt, die van het tooneelspel bijna evenveel verschilt als dit van het drama. Het gezelschap van Fratscati blijft bovendien bijna steeds homogeen; de leden zijn volkomen met elkaader vertrouwd; voor de operette met zijn tal van trucs en jeux de seène een voorrecht niet genoeg op prys te stellen. Toch blijft er na deze hoofdbedenking gelegen heid tot lof voor beide vertooningen over. In Frascati is mevrouw Buderman. in het Salon juffrouw Bamberg Miss Helyett; de laatste heeft haar jeugd, de eerste haar volmaakte kunst, ge oefende stem en routine voor Als operette-diva ducht mevrouw Buderman geen vergeHjking; zij is onze Jeanne G-ranier. De rol van Paul wordt in Frascati (de hr. Poons) goed gezongen, in het Salon (de hr. Poolman) keurig gespeeld. De Smithson van den heer Kreeft is een meester stukje; de zelfgenoegzame kalmte, half-komische nederigheid van den ouden heer worden voortref felijk weergegeven. De heer Kiehl (Frascati) maakt van den Gascogner een kostelijk type; wat zang betreft moet hij het voor den heer Stevens (Salon) afleggen. De beide schoonmama's (de dames Pool man en Van Westerhoven) geven elkander slechts weinig toe; de laatste was iets deftiger en waardi ger, wat de komische kracht zeker niet verminderde. Als glanspunt noem ik in het Salon het tooneel, waar Paul Helyett's portret teekent, in Frascati het ensemble aan het slot van het tweede bedrijf. Decoraties en mise-en-seène munten in Frascati als altijd door bevalligheid eu goeden smaak uit. Ans;ier's Manage d'Olytnpe dateert van 1855. Bij de eerste opvoering werd er dapper gefloten, bij de reprise in 1880 niet al te luidruchtig ge klapt. Een repertoire-stuk is het nooit geworden. Terecht of ten onrechte ? Het gebrek van het werk is, geloof ik, dat het een tendens-stuk is. dadelijk er misbruik van te maken. Ik maakte er zóó goed misbruik van dat na een dialoog van te intiomen aard om hier overgebracht te worden, ik had kunnen zin gen, als ik stem had gehad, maar die heb ik niet: Tu-u l'as-as dit .... Want zij had het gezegd, de lieve, arme Antoine was ver weg, Goddank zij had de zachte woorden eindelijk gesproken : Ik heb je lief!" En ten prooi aan een ontroering, die bijna op een zenuwaanval leek, omklemde Sabine mij snikkend, met al haar krachten, ofschoon ik niet den minsten lust meer had der Sint Bartholomeusnacht naast ons van nabij te gaan zien. Voor mijn part konden ze elkaar op hun gemak nog eens doodschieten. Ieder zijn vrijheid! Wat mij betreft, ik was bezig van Sabine met interest terug te eischen ?wat ik haar gegeven had. En den volgenden morgen ben ik naar mijn notaris gegaan om hem over het kleine, aardige hotel in de avenue Friedlaud te spreken, dat nog altijd te koop was. God dank, maar het nu niet meer is. Werklieden zijn er in bezig en als Januari is gekomen, zal het bewoond zijn door een jong getrouwd paartje van mijn kennis. Maar laten wij de zaken niet vooruitloopcn. Zoolang de trein voortging waren Sabine en ik onze buren, of wat er van hen over gebleven was, geheel vergeten, maar toen we Parijs naderden, dacht ik er aan, dat de politie gewaarschuwd en de lijken ver wijderd moesten worden. Ik sprong op het perron, mijn oogen zoch ten naar een politieagent, toen ik het por tier van de vreeselijke coupézag opengaan on de drie jagers er bedaard uitstegen. In een reisdeken gerold, droegen ze een vormlooze massa, die, naar de grootte te oordeelen, het lijk van een kind moest wezen. Zonder aarzelen pakte ik een der moor denaars bij den kraag en riep : ^Ellendeling, wat draag je daar?" De uitDundige bijval door La dame aux camélias, de apologie van de gevallen vrouw, behaald, ergerde en verdroot Au jier; Lemariaged'Otympe is een antwoord op Dumas' meesterwerk. Olympia, een gevierde demi-mondaine, heeft den jongen, onervaren graaf de Puygiron tot een huwelijk met haar weten over te haler. Haar illusie, een fatsoenlijke, respectabele vrouw te worden, heeft zij na heel wat moeite en inspan ning bereikt:. Het kalme familieleven begint haar echter spoedig te vervelen; zij s'apelt dwaasheid op dwaasheid; haar man komt ur achter, ziet zijn toestand in en vertelt zijn oom en tante, een in eer en deugd grijs geworden paar, den waren naam en afkomst vari lyirqna, die hy hun tot nu toe had weten verborgen te houden. De markies en markiezin keeren hiar vol ver achting den rug toe; Olympiri stelt hun een schei ding in der minne met behoud van den gravinnentitel voor; zij willen hiervan niet weten. Zij blijft niet werkeloos; een voor deze corapromitteerend dagboek van de kleindochter der oude lui weet zij machrig te worden; bij volharding ia de wei gering dreigt zij het openbaar te zullen maken. Steeds tergender en uitdagender wordt haar hou ding; de markies, zijn woede en verontwaardiging niet langer meester, schiet haar neer. Olympia's huiveli/jlc ba wijst als ieder tendenzstuk niets. Dumas had gezegd: rehabilitatie der gevallen vrouw is mogelijk; Augier zegt: neeu; la nostalgie de la boue (het woord heeft opgang gemaakt) sleurt haar in den jammerpoel terug. Wien zullen wij gelooven? Op merking verdient, dat Augier zich zijn taak bijzonder gemakkelijk heeft gemaakt. Olympia wil een fatsoenlijke vrouw wonden, een vroawvan de werkelijke, de groote wereld en het geheete stuk door doet zij alles om dat onmogelijk te maken; een paar onnooaete diamanten brengen haar in verleiding, alsof liet kaar om diamanten en niet om een stand, een naam, een positie in de maatschappij te doen was. Zy ia het tegendeei van gevaarlijk, zy is de naïeve onhandigheid in eigen persoon; dat zij er ten sfotte inloopt ver wondert niemand, doch bewijst niets; als allen zoo dom waren als zij, zou het onnoodig zijn haar executie op het tooneel te vertoonen. Aan het slot, wanneer ieder zich tegen haar keert, wordt zij begrijpelijkerwijze driftig en koppig en eerst dan listig, geslepen en politiek. Dit is het hoofd bezwaar, dat ik tegen het tooneelspel heb. Doch er zijn er meer. De oatknooping door het pistool schot voldoet mij niet, voldoet waarschijnlijk nie mand. Is het het plotselinge, brutale van deze wending ? is het medelijden met Olympia ? ik weet het niet; het slot laat een pijnlijken indruk achter. De markies is een edel, waardig man; toch zouden wij misschien gewenscht hebben dat hij een weinig menschelijker was, dat zyn hart niet zoo onwrik baar voor het medelijden, de zegenende lankmoe digheid, waarvan Portia spreekt, gesloten blijft. En Irma, Olympia's moeder? Zijn de moderne duenna's zoo onhandig en compromitteerend als haar pupil een goed huwelijk gedaan heeft? Ziedaar vragen, die te eerder bij ons opkomen, omdat de schrijver de tendens van zijn werk geen oogenblik verbloemt, ons terstond laat bemerken dat Olympia voorbestemd is het onderspit te del ven ea tiet nu eenmaal het zwak van den schouw burgbezoeker is, het slachtoffer tegenover zijn vervolgers in bescherming te nemen, aan het noodzakelijke van een menschenoffer niet zonder tegenatribbeling te willen gelooven. En is dat niet zeer gelukkig? Naast Augier's ijzeren ge strengheid komt JOnmas' soms te ver gedreven zucht tot verschoonen en vergoelijken ons bijna als een noodzakelijkheid, in ieder geval als een weldaad voor. Olympia's huwelijk, niet een der gelukkigste werken van Augier, is de kennismaking overwaard; het is de arbeid van een ernstig man voor een .>Mijnlieer," antwoordde hij, »maak alsje blieft geen gerucht, of we hebben direct honderde menschen om ons heen. Mijn arme Phanor ligt in die deken." »Phanor!" herhaalde ik, verontwaardigd over zijn koelbloedigheid. »Maak anderen die praatjes wijs. Denk er om, dat ik alles gezien heb." De jager, dien ik nog steeds vasthield, deed de deken een weinig van elkaar eii ik zag een bloedende hondensnoet. Overtuigd liet ik hem los en sprak: ;>Ik vraag u excuus. Maar men moest wel in de war raken, als men drie mannen, in elkaar gedoken, in de netten van een wagon ziet zitten, hun geweren afvurend." :;Doodeenvoudig! Drie weken geleden werd Phanor gebeten door een dollen hond. De wond werd uitgebrand en ik dacht dat hij genezen was. Uen heelen dag hebben we met hem gejaagd, maar nauwelijks in den trein, begonnen de symptomen der dolheid zich te vertoonen en het dier wou op ons aanvliegen. Op den weg springen was de dood geweest. Kr zat dus niets anders op dan in de netten te klimmen en Phanor dood te schieten. Xiet voordat \ve Chantilly voorbij waren, konden we het gedaan krijgen, want het arme beest had zich onder de banken verscholen. Eindelijk, door hem bij zijn naam te roepen, stak hij zijn kop onder de bank uit en hebben we hem doodgeschoten. Wat een angst! Ik zal die reis niet licht vergeten." »fk ook niet," sprak ik, hem groetend, en ging Sabine opzoeken, die op een afstand op mij wachtte, en zeer verwonderd was dat zij mij zoo beleefu de moordenaars had zien groeten. »0, maar," zei ze, met een aardig, pruilend trekje, toen ze de geheele geschiedenis ver nomen had, »dan geldt mijn belofte niet. Ik trek terug, wat ik gezegd heb." Doch tegelijkertijd drukte zij zacht mijn arm tegen haar aan en ik las in haar oogen, dat het wél gold.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl