Historisch Archief 1877-1940
No. 739
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Academie gel angen heeft, en een photographie van
Gounod, aar te Parij* na fiomeo et Juliette
aangeboden. Een 'ijk geciseleerde kast is gevuld
met kostbaarheden, zooals zilveren en gouden
kransen, photographieën van keizers en koningen,
koninginnen en pri> sessen.
In den salon is bet dezelfde geschiedenis Men
brengt den avond na het diner in de prachtige
billardkaa er doo', en hier viudt men iets dat
men bij ten artist nauwelijks zoeken zou: eene
geheele zijde van het vertrek namelijk wordt in
genomen door een groot orchestrion. Madame
raadpleegt een verguld boek, kiest hare opera
uit; de Genius van de Lamp wordt Beroepen,
daalt af tot dtn kelder, waar de vaten muziek
in voorraad wordt gehouden, een honderd of
meer, plaatst er een in den bek van het instru
ment, draait de kruk etn paar malen om, en het
orchestrion begint een geheel boekdeel vol me
lodie uit te gieten, dikwijls tot PaUi zelve aan
een van baar geliefkoosde aria'a komt ? n onder
den klank \an haareig n stem dien van het in
strument begraaft.
ETSNAALD OF BURIJN.
In de laatste aflevering van Oud-Holland komt
een opmerkelijke gravure voor van den Berlijner
Albert Krijger, naar het fameuze portret van
Rembrandts broeder, dat het Mauritshnis onlangs
door de goede zorgen van dr. Bredius rijk ge
worden is. Dr. Bode eindigt het interessante bij
schrift met de voorspelling dat nu in dit werk de
reine Kupferstieli de ets dus evenaart en ten
deele zelfs voorbij streelt, aan den freien Sticli
de toekomst verzekerd is.
Reeds geruimen tijd was het mij bekend dat de
geleerde, de oordeelkundige, de artistieke, de
enthousiaste directeur van het Bsrlijnsch museum
zich een herleving der plaatsnijkunst droomt. Nu
dr. Bode ook in een Hollandsen tijdschrift zich
over dat idee zoo stellig uitlaat, meen ik dat de
quaestie hier een korte bespreking verdient.
Die kop door Krüger is een gravure, geen ets.
De min ingewijde zou het amper gelooven. Hot
aspect is ongeveer gelyk men dat van moderne
etsen kent. En men moet inderdaad eenige
preciezer kennis van het handwerk bezitten om
te kunnen bemerken dat de lijnen hier niet in
den gevoeligen etsgrond getrokken en door het
sterkwater ingebeten werden, maar met het burijn
in het bloote koper gesneden staan.
Al weet men nu ook, ge'ijk Krüger in de ge
graveerde plaat veel van het subtiel genuanceerde
van een ets te verkrijgen, het verschil tusschen
de gebeten en de gegradeerde lijn blijft essentieel.
Zelfs onder de meest virtuoze hand blijft de
burijnlijn die direkt in het harde koper streeft,
stijf en schraal in vergelijk met de vrij gerichte
trek van de etsnaald in de waslaag. Daarentegen
heeft het burijn ook zijn eigendommelijk voordeel.
De in den etsgrond ontblootte lijn wordt door het
Bterkwater in de plaat gelijkelijk diep ingebeten over
haar heele lengte: aan de uiteinden houdt de dus ver
kregen geul even scherp op als aan haar zijkanten.
Het graveerijzer echter, al richt het zich minder vrij
dan de etsnaald heeft in zeker opzicht dit voor
deel dat het met omzichtigheid het krulletje koper
uit de plaat opwipt en zóó op het midden dieper
gravend, de lijn aan haar uiteinden zacht
verloopen laat, een voordeel wat ook de droge naald
l'jn niet zoozeer geeft. Hierin en in de omstan
digheid dat het graveeren feitelijk minder dan etsen
aanleiding geeft tot trucs en spi lurij, is de voor
naamste reden gelegen dat in den allerlaatsten
tvjd het in discrediet geraakte plaatsnijden vooral
door enkele serieuze Dui schers weder opgenomen
werd.
Niet zonder grond was het graveeren ten
zeerste gedaald in de achting. Geen kurst waar
men ondragelijker schoolsche opvattingen in bleef
dienen dan in die van het burijn. De saaie,
absurde voorschriften waren talloos. Het verloop
van de lijn diende zus te zijn, de kruising der
lynlagen onderling onder dien bepaalden hoek.
In bepaalde gevallen werden de door de kruisende
lynen open gelaten ruiten met een juist geplaatste
punt ingevuld. Naakt vroeg zulke areeeringen,
draperiën eischten lijnen van die dikte zóó gelegen.
En bovenal alles had open te zijn van behande
ling als een mazenne% en bedaardheid, ijzige
bedaardheid moest te bewonderen vallen in het over
leg waarmede die onberispelijke systematische
lijnlagen waren aangebracht; en kleur, o kleur, dat
was de grootste vijand van die koude, gebreide.
glazige gravure. Natuurlijk was alles hier verdroogde
doctrine, verarmde conventie van wat eenmaal in
oude prentkunst. toen geen andere middelen om
in de plaat schaduw en modelc aan te .geven, don
artiest ten dienste stonden, uit een opvatting die
strookte met het primitieve vormbcgrip van toen,
was voortgekomen. Doch wat toen noblesse mocht
zijn was in koppige burgerlijkheid ontaard. Het
is profaan met het heerlijke graveerwerk van
Albrecht Dürer b. v. de geestelooze vertolkingen
raar zoogenaamde klassieke werken door
Duitschers uit deze eeuw in een adem te noemen.
Voor ieder die in dezen tijd in prentkunst als
in schilderen zoekt naar beweging of leven of
kleur, naar intimiteit en fijnheid, waren die sooit
gravures waarlijk niet te harden, en in den weer
zin tegen het werk van al die schoolgraveurs werd
vanzelf ook hun werktuig, het burijn, verworpen.
Men weet hoe in de laatste halve eeuw het
etsen overal een opkomst beleefde. Het was een
verademing; men dorst weer wat doen wat buiten
een recept ging, het was weer veroorloofd wat
geest te hebben.
De natuurlijke geaardheid van de hand kon zich
geven in de spontane lijn, en met behulp ook van
de vaardigheid van door artiesten gevormde
etsplaat-drukkers, mocht men in de ets een volheid
van toon bereiken, die voor do schilders aan deze
prentkunst nu een dnbbele aantrekkelijkheid gat.
Maar natuurlijk werd ook spoedig hierop gezon
digd. Het charmante uiterlijke van veel moderne
etsen bracht velen in de war. Het werd een loopje
iets fluweeligs aan zijn etsen te geven. Een losse
hand die gemakkelijk wat op het koper schreef
en een drukker die de plaat dan duchtig
retrousseerde, dat gaf al gauw een aardig aanzien. Het
was de manier van den etser en de saus van don
drukker 'die veelal in plaats van iets echts werden
gegeven. Er stond iets als een reactie te komen
in den smaak, zooals altijd, niet gericht tegen de
meesters maar tegen de bijloopers en manieristen.
Die reactie is dat veel etsers terugkomen 'ot
een meer gearreteerde wijze van werken, dat /ij
zoeken zullen minder aan het onzekere werk van
den drukker over te laten, dat zij vooral zuiver
der gaan werken en het faciele willen vermijden.
Doch bij eenige Duitschers ging die reactie
verder. Wat in veel moderne etsen hen
togcnstond, werd door hen, die nooit van harte etsers
geweest, waren, aan het etsen geweten, en zij
kwamen er toe, om tot een zuiverder arbeid te
komen, het buzijn weder op te zoeken. Het werk
met de klare^ kale, bloote metaalsnede zou hen
van oppervlakkigheid en manier verlossen. Door
met gezetheid en zonder de grillige werking van
het sterk water, in het koper zelf te werken,
zouden zij weder komen tot een meer in de hand
gehouden kunst.
Intusschen wilden zij van etsen wel geleerd
hebben. De saaie stelselmatigheid van de school
sere buzijngravure=, dit zagen zij nu in, was de
:out van en, die het graveerijzer zoo-gehanteerd
hadden, niet van het buzijn ztlf. Men kon met
het buzijn heel wat vrijer omspringen. De fijnste
lijnlagen, de subtielste nuanceeringen, had niet
Gaillard het getoond konden met het burijn
bereikt worden. In Duitschland zijn het Klinger
en enkele anderen, die in den laatsten tijd in de
kunst van den freien Stich uitnemende origincelo
prenten gemaakt hebben. En ook in het in plaat
brengen van schilderijen heeft sedert kort Albert
Krüger alleropmerkelijkste resultaten verkregen.
Een van Kuigers eerste werken was een por
tret naar Dürer. Het is zoo goed als een ets hier
moeilijk zou kunnen zijn. Het karakter van Dürers
werk leende zich volkomen tot deze bewerking.
In het schilderwerk zelf van Dürer proeft men
den graveur en de stellig omlijnde vormen van
zoo'n prachtig harden kop werden door Krüger
zeer goed in het koper gegraven. Wat later maakte
hij een Hals. Hij wist hier wat leniger te werken.
Maar de rake zet van Hals, die h. v. in Ungcrs
al te tmakelijke improvisaties te veel in het heele
aspect verliep, werd duor K. ger nauwkeurig
weergegeven. Er was zeer veel van Hals in, aJleen
docht mij, het lu-tig", de bekoring van Hals,
miste men. Intusschen het was goed werk en het
resultaat bleek om er overmoedig van te worden:
hij ging zich ook aan Rembrandt wagen.
De bedoelde gravure van Krüger naar don kop
van Remlra,i.dts broeder is een prent waarvan ik
niet anders dan met respekt wil gesproken heb
ben. Het is eerlijk, intelligent en met takt vol
voerd weik. Maar ofschoon de gelijkenis porlïkt,
en zelfs de toets van de kwast geduldig gevolgd
is, vind ik eenvoudig niet dat het den geest van
Rembrandt uitdrukt.
En bedrieg ik mij niet, dan is dit vooral omdat
wij hier raken aan de grenzen van wat het burijn
vermag.
Laat mij dan n ding vaststellen. In schilderen.
teekenen, graveeren is er altijd geweest een zeer
sfe!lig onderscheid tussehcn Hcllatidsch en Duitse!).
Neemt men Rembrandt als den onzen tegen Dürer
j als den hunnen, dan valt dadelijk het verschil op.
Toen ik onlangs met een van de eerste schilders
van het tegenwoordige Duitschland in het
Berlijnsch Museum voor een prachtig portret van
Dürer stond, en ik, nadat wij aan het analyseeren
gekomen waren, wilde opmerken, dat, hoe sterk
en waardig van karakter zulk een kop was, men
hier toch eigenlijk niet van echt schilderen praten
kon, antwoordde met den meesten ernst mijn
Duitscher in zeldzame tegemoetkoming: Wat
wilt ge, hij was al t ij-A e^n Duitscher." Ik meen
dat het de spijker op den kop wa«. In liet geven
van karakteischerple, van luciede uitdrukking, zijn
de beste Duitsche artisten ook nu nog van den
grondaard van Dürer: de bewonderenswaardige
Oberliinder is er o:n het te bewijzen. Maar in het
geven van waarachtige kleur, in het schilderen
j van gedragen toon in een vol gehalte, in het
schilderen van licht en lucht om de voorwerpen
heen, mag men zeggen dat nooit door een Duit
scher iets supericurs is bereikt.
En nu ben ik overtuigd dat men met het gra
veerijzer in het koper alles kan maken, behalve
juist dat, en men in het etsen dat veeleer
uitdrukken kan. Rembrandt zelf die ook in zijn
enkele omtrekken alles enveloppeerde in lucht en
luister heeft zich van de etsnaald willen bedienen.
En de volle toon. het machtig gedrageno van zijn
schilderijen zal ook iemand van den toeleg en de
bekwaamheid van Krüger in de klare zuiverheid
van een gravure niet verkrijgen.
Op zichzelf blijft dit intusschen nog" bijzaak.
En het algemeene waar ik toe komen wilde is
dit: De beweging dio in Dtiitschiaud gaande is
voor het burijn, acht ik daar een zuiver artistieke.
Een Duitsch prentkiuistenaar die zijn instinkt ge
trouw wil zijn, doet goed met het burijn gebruiken.
De voordeelen van het etsen zijn voor hem kwalijk
voordcelen te achten, omdat de ciTerten waartoe de
ets zich in het bizonder leeiit, weinigstrooken met
het zijn geprononceerden grondaanleg. De jongere
Duitsche artisten Klinger. Geiger en Stauffer, die,
de verouderde schoolgravure verfoeiende, met
verrassend resultaat aan den freien Sticli hun
uitnemende krachten gewijd hebben, vertegen
woordigen in Duitschland een artistieker clement
dan de groote meerderheid der tegenwoordige
Duitschers die aan etsen doen,
Maar in Holland zal die beweging niet door
dringen, liet burijn voorziet niet in wat wij in
eenig opzicht behoeven. De werkelijke bekoring
die de bloote gravure kan geven is tegen onzen
ingeboren zin voor toonvolheid in. Met allcenter
reproductie van echt Hollandsche kunst eigent
het graveerijzer zich niet, wie het ctswerk
onzer origineele etsers van deze dagen kent en
begrijpt, ziet iu dat al wat hier door ons ras wordt
gevoeld, gezocht, gemaakt, buiten hetgeen een
herleving van het burijn-graveeren or.s brengen
kan, ganschelijk omgaat.
Het burijn is voor de artistieke nakomelingen
van Srhongauer en Dürer, de etsnaald voor die
van Rcmbraiult, tijdgenooten van Israëls en de
Marisscn.
l!) Aug. '!M.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
De Hevicw of Eecieics die spijtig blijft dat de
uitgevers van Punch Imn toestemming nog wei
geren in hare rubriek tiiricatmts of the month ook
iets van de Punch prenten te reproduceeren, stelt
iutu-schen naar aanleiding van bet Punch-jubilee
haar lezers een weinig schadeloos met aardige
portretten van de voornaamste vier tegenwoordige
Punch-cartoonixtx. Linley Sambourne, zeer apart,
kloek van bouw, t ccentriek bultig gespierd, zwaar
veerkrachtig; George du Maurier leuk, fijn,
luimit', een contemplatieve salon bezoeker, de meest
moderne van de vier; Harry Furniss naden
kend, goedig en spitsvondig; John Tenniel een
mooie figuur, zeer aristccratiesch, rank en opmer
kelijk oud Engekch van stijl.
Als Hollandsche expozanten op de Antwerpsche
Driejaarlijksche Salon zie ik genoemd Maris, Mes
dag, Gabriël en Tholen.
Aan het bijna komplete werk van Charles
Verlat is er een afzonderlijke zaal gewijd.
Voorname vreemden expozeeren er o. a. nog:
von Lenbach, Rafi'aëlli, Sisley, Fantin Latour.
In de Contemporarij Review van Augustus komt
een artikel voor over de Anatomische Les" van
Rembrandt, waarvan de schrijver, W. Hastie, be
weert, dat het hoofdpunt door ben die het schil
derij beschreven bijna geheel voorbij gezien is.
om de eenvoudige reden dat zij geen anatomen
waren.
Het centrale belang van de groote Les ligt,
in een woord, in de voorstelling van de
Goddelijke Kunst sprekend uit de samenstelling van het
menschelijk lichaam door de demonstratie ran
een bizondcr treffend en onrerwucht voorbeeld
daarmii. Het voorbeeld wordt genomen in de
hand, en meer in het bizonder in de opmerke
lijke ligging van de buigers en strekkers der
vingers.
Wat dan dit wondere schilderij voor ons is,
is de artistieke verheerlijking van de Wetenschap
in het licht van de Goddelijke Levens-gedachte,
en meer in het bizonder van die gedachte zooals
zij zich het hoogst in het natuurlijke kunstwerk
van het mfinschelijk lichaam openbaart. Hier i
ontmoeten Wetenschap, Theologie en Kunst el- j
kander, en worden tot absolute eenheid
geharnionieeid."
Dit had Rembranht zeker ook nooit allemaal
zoo gedacht toen hij de lastige portret-opdracht van
Prof. Tulp gewetensvol ten uitvoer bracht.
Deze hyperbolische opgewondenheid van een
theologischen aratoom-kunstkriticus is erger dan
de nuchterheid van dien anderen Engelschen vak
man, die on'angs met de opmerking aankwam dat
op de Ai atomische les door Rembrandt in de
ligging dier spieren van den arm, een fout ge
maakt was.
De vijfde portefeuille van de Netlerlandsche
Elsclub is door de leden ontvangen. De serie
opent met een karakteristiek vrij gekrast en kras
grbeten etsje uit vroeger tijd al, van Jozef Israëls,
een anneluiskindjo, soezend alleen, ki.us onder
uitgezakt in een ouderwetsche hooge tafelstoel
met rolletjes, die los op een hobbelige
steenenvloer staat, onder een sombere schouw, liet
importantst zijn verder de platen van Witsen en
Bauer. Van Witsen, mooi gedrukt, dje machtige
weeke-grond-cts van de wijkende donker-massive
Wuterloobridge, sterk als het beuken van een
mannenvuist, luguber en grootseh. Van Bauer
een groote plaat, een royaal geval buiten
Stamboel gezien, met weinige, groote en als
uitgespatte lijnen' neergeschreven in een yrandiozen
zwaai. Schuiten van Verster van een coloriste
i'rischheid, en de Zwart, fijner, met fraai gegrifte
studies van opstrcvende boomtakken bij najaars
ruimte in de ijle lucut. Van Karsen, raar gedaan,
een stijve gevel van een oud buis, druilige magere
hoornen er voor. achter een rechte heg: een hoek
aan een weg als een oude bekende gezien in bet
voorbijgaan, en doezige hnrinr.eringen daarbij die
komen men weet niet hoe. Van Zilcken, los
etserig, een llol'a.ndscb geval bij een brug over
een vaartjc. en dat zoo aard'g als bij nog niet
in eon origineele plaat liet zien. Van juffrouw Kies
de Haven bij Muiden, bij brokjes gevoelig, maar
van samenhang wat slap. En juffrouw van Houten
daarentegen zeer wars van tcerheid. met aplomh.
Een gezichtje op Maastricht van Koster zoo vlug
goëtst a's hij nog nooit gedaan heeft. Jammer.
niets er hij van Brcitner. die in den laatsten tijd
zulke bizonderc naaktstudies in het koper maakte.
In het Mauritshnis te 's-IIage zijn lijdelijk eenige
zeer belangrijke schilderijen geplaatst,
toebeboorende aan den hertog van Westmïnster. Twee
groote Rembrandts. een kleine en een Potter.
Binnenkort hoop ik hier iets over die schilderijen
te kunnen zeggen. V.
MASPF.RO'S OUDE GESC1IIKDKN1S.
In de serie Lecturcs Jfi*(ur'(/nc*, door de iirma
Hachette te Parijs uitgegeven, beeft professor
Masjvro eene afdeelin-g oude geschiedenis'' bewerkt
en er een allcrinteressar.tst bock van gemaakt,
vil fraaie plaatjes en met entrain geschreven.
Philippe Berger schrijft er over: j
Ken werk van dien aard begint gewoonlijk bij !
den zondvloed en gaat de gansene convontio- j
nccle reeks dor episoden door, wondergcschiede- j
nissen en legenden, die in het oog van velen de l
oude geschiedenis uitmaken. Ninus en SeiuiraniN, !
('yrr.s en Babyion, de hangende tuinen, de pyra- j
luiden en do lange lijst van de heldendaden der
Egyptische veroveraars.
In plaats daarvan is, hetgeen men hier vindt, het
leven. Een gansche wereld ziet men woelen en
krioelen in het bock, gewijd aan de twee groote
volken, die elkaar de wereldheerschappij gedu
rende (lui/eiide jaren betwist hebben, Egypte ra
Assyrië. Wij zijn getuigen, niet van bun gevech
ten (deze behooren tot de eigenlijke geschiedenis).
niet van hun oorspromr. maar van hun huiselijk
en publiek leven, van al die geheime drijf krach
ten. <lic de geschiedenis voorbereiden en ve; klaren."
Maspéro geei't in een Avertissenienc", als aan
leiding in zijn bot k gop'aat.st, den sleutel tot zijn
?werk. Ik ben gegaan, of heb mij verbeeld te gaan.
op twee of drie duizend mijlen van de plaats waar
wij zijn. Eens daar gekomen, heb ik rondgekeken
en getracht zoo goed en zooveel mogelijk te zien.
Ik ben de straten der stad do rgewamieh); door
de kieren der deuren gegluurd; langs de winkels
geslenterd, opgeteekend wat ik van de praa'jes
op straat hoorde. Hongerige metselaars hebben
het werk gestaakt; ik ben met hen meegegaan
naar den graaf van Theb^, om te zit n wat ervan
komen zou. Een lijkstoet trok met veel beweging
voorbij; ik heb den doode naar het graf begeleid
en gevraagd wat voor kans op herleving in een
andere wereld men hem gunde. Er werd een hu
welijk gevierd; ik heb t-eprctiteerd van de gemak
kelijkheid waarmede de Oosterlingen hun buizen
op feestdagen openstellen, om het voorlezen van
het contract uit de verte bij te wonen. Toen
Pharao passeerde, Of de konii g van Ninive, ben ik,
met de straatslijpers, hem naar zijn paleis ge
volgd, naar den tempel, naar de jachtpartij; waar
ik, volgens gebruik en etiquette, jjiet mocht door
dringen, ben ik in den geest doorgedrongen, met
behulp van gesprekken en teksten."
Dit samenstel van scherpe observatie en ge
leerdheid, van het geziene en gelezene, goeft het
boek een groote bekoorlijkheid. Voegt men daarbij
de platen, die door Maspéro met zorg gekozen,
en door Faucher Gudin keurig uitgevoerd zijn,
dan zal men moeten toegeven dat de lèves de
sixième", voor welke klasse het boek bestemd is,
niet te beklagen zijn.
*
# *
liet eerste hoofdstuk speelt op het marktplein
te Thebp, midden in het volksleven. Wij zien de
verschillende beroepen deh'leerer.; ieder heeft zijn
bezwaren, die de dichters, vertoiken : Ik zag den
smid aan zijn werk, voor den muil van zijn oven ;.
hij heeft gekromde vingers als een krokodil en
is vuil als vischkuit." Naast deze menschen, als
dieren aan het werk gespannen, ziet men altoos
den opzichter met opgeheven knuppel. De stok
heeft al die wonderwerken der Egyptische bescha
ving uit den grond doen verrijzen. Met den stok
zijn de pyramiden gebouwd, de kanalen gegraven,
de overwinningen der veroveraars behaald. De
arbeider die er aan gewend is, trekt het zich niet
buitengewoon aan. Hij heeft iets van den joligen
humor van den Parijzenaar, Hij is van nature
levendig van geest, en vlug in het antwoordan;
bij heeft dadelijk den grappigon kant der dingen
in 't oog. en weet aan zijn minste uitvallen iets
pikants te geven. Het geringste incident gedurende
tle corvée, een onhandig leerjongen, die zich het
vel schaaft, een gezel die in slaap is gevallen op
het werk en. een zweepslag krijgt van den
onderbaas, een ezel die plotseling in gebalk uitbarst
te midden van de stiltp, alles is een voorwendsel
voor een grap : er wordt gelachen, men raakt aan
het babbelen, het regent aardigheden, en of de
stok al tusschenbcidcn komt, het he'pt niet, het
duurt zeker een uur eer de rust hersteld is."
Van de werkplaats voert Ma«péro zijn lezers
naar de markt. r.aar de wii.kcls. We vinden er
de lieve vlaswecfstcrs, die nu rog op de Expositie
in de zalen van de Geschiedenis van den A;beid
zoo bewonder,l werden. Wij maken dan kennis
niet het leven op de kasteelen. Wij wonen de
ceremoniën bij van het ziek zijn, sterven en
begri;ven worden; wij worden ingewijd in de
mysteriën van god Ammon, in de geheimen van
de werving voor het leger en de mobili-atip,
want de lij.-t voor al die historische tafreelen is
de eeuw van Ramses, en als middeniiguur verrijst
de gestalte van den grooten koning, die door zijn
onophoudelijke oorlogen aan Egypte de suprema
tie heeft weten te verzekeren. Wij zien hem op
treden, met zijn gansenen hofstoet; achter hem
komt de koningin, zelf hare kar mennend, gevolgd
door hare dames, ieder op haar eigen wagen;
rechts en links loopen de dienaren met den
knuppel in de hand. om de onbcscheidene nieuws
gierigheid der vooi bijgangei s te kastijden. Het
zijn geheel de tooncelen die men r,og iederen dag
te Consfantinoprl ziet.
Een der interessantste hoofdstukken is de
Veldslag.'1 Het is het verhaal van den oorlof,
duur Ramscs II gevoerd tegen de verbonden
vorsten van Syrië; de oorlog eindigde met de
overwir.nii'g op den vorst van Khiti. Als men het
hoofdstuk gelezen beeft, begrijpt men geheel de
organisatie van het Egyptische leger, de
marschordn. de verkennersdiensten. Men weet 1,11 wat
een kamp i", hoe gemakkelijk het is in de passen
van den Libanon verrast te worden, en van hoe
weinig dikwijls de overwinning afhangt. Maar ook,
wat krijgt mem een hoog denkbeeld van Ramses'1
dapperheid, van zij u ontembare geestkracht Alleen
op zijne stvijdkar, te midden van het slnggewoe!.
door de zijnen verlaten, weet hij naar alle kanten
tegelijk den vijand at' (e slaan, met zijn schild
knaap Mcnni, en zijn trouwen leeuw, die aan
zijne zijde strijdt. Als dan ook eenmaal de slag
gewonnen is. is zijne eerste gedachte voor de
paarden die hem in den slag zoo llijik gedragen
hebben. Zij zijn niet gekwetst, ook de leeuw i Jet,
maar de p'uimen die hun koppen versieren, zijn
aan llarden. Als hij zijn veldheeren de les leest,
wijst hij hen op de verdedigers, elie hem in de ure
des govaars niet verlaten hebben: Ik heb gestre
den; ik heb alleen rnillioenen volkeren afgeweerd.
Victorie in-Thcbe" en Welgedaan" waren mijn
groote paarden; hen vond ik oi.der mijne hand,
toen ik alleen stond te midden der sidderende
vijanden. Ik zal hen zelf iederen dag voor mijn
oogen zien eten, als ik mijn paleis ben, want ik
vond hen toen ik midden onder de vijai.den was,
met den overste Menni, mijn schildknaap."
liet gedeelte over Ivypte behandelt Maspcro's
speciale sludie. maar dat over Assyrii' is niet
minder interessant. Reeds in de illustraties
ziet men bet verschil tusschen de twee maat
schappijen, de ccne zachter en beschaafder.
de ander ruwer en woester, ofschoon niet minder
onderwezen en waarschijnlijk niet minder oud;
ook bijgelooviger, ondanks het eenvoudige van
haar pantheon. In do Assyrisch-Babylonische litte
ratuur spelen do legenden en traditiën omtrett
de wereldwordiiig een groote rol Op de basreliefs
van Ninive wisselen de inythologi-chc personen
of met de kriigs- en jacbttooneelen. De koningen
doodcn er met eigen hand lei uwen of woeste stie
ren. De oorlog zelf is er ook woester; men ziet
er officieren de algehouwcn hoofden tellen, gevan
genen levend villen, hun de torg uitrukken, te