De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 30 augustus pagina 2

30 augustus 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD TOOR NEDERLAND. Na 740 het kapitalisme, verklaart dat de socialisten van alle landen op een oorlogsverklaring zullen antwoorden met eene beroep op het TOlk om eene algemeene werkstaking voor te schrijven." Liebknecht antwoordde, dat die algemeene werkstaking, welke Nieuwenhuis wilde, ook maar een groot woord was. Als men revo lutie wilde maken, en Nieuwenhuis heeft daar altijd den mond vol van clan praat men , daar niet zooveel over. Wat zou er gebeuren, als men beproefde den raad van Nieuwenhuis op te volgen? De wederspannigen zouden eenvoudig voor den krijgsraad worden gebracht en worden gefusilleerd. De beschuldigingen van Nieuwenhuis tegen de Duitsche socialisten zijn ongegrond; het is algemeen bekend, dat deze lijnrecht staan tegenover de chauvinisten en getoond hebben den moed hunner overtuiging te bezitten. In Nederland kan men zich gemakkelijk tegen den oorlog verklaren, als die uitbreekt, maar in Frankrijk of Duitschland, waar millioenen van strijders elkaar zullen ont moeten, is heel wat anders noodig dan zich tegen den oorlog te verklaren. »Ik noodig het congres uit" zeide Liebkneeht ten slotte »het voorstel van de sectie aantenemen, dat de beginselen en handelingen, die mogelijk zijn, in zich vereenigt. De dwaze en belachelijke resolutie, welke Nieuwenhuis voorstelt, zou ons tot een voorwerp van spot voor allen maken." In de volgende discussie bleek het, dat bet voorstel van Domela Nieuwenhuis toch big sommigen sympathie vond, doch bij de mdstemming schaarde de overgroote meer derheid zich aan de zijde der commissie. Domela Nieuwenhuis" zegt Jaclard in Se Justice smoest »de ouden" afbreken, zooals David Goliath heeft afgebroken. Bij den klank alleen van zijne stem moesten de muren der oude partij instorten als die van Jericho bij den klank der bazuin van Gideon (sic!). Maar de muren hebben zich goed gehouden tegenover de bazuinen; David heeft de vlucht moeten nemen voor Goliath." Inderdaad is het de meer bezadigde, als men wil de opportunistische fractie, die op het socialisten-congres haren wil heeft door gedreven. Dat het hoofd der Nederlandsche sociaal-democraten zich zoo openlijk bij de ongeduldige intransigenten heeft aangesloten, schijnt ons voor de ontwikkeling en uitbrei ding zijner partij in Nederland geen gunstig voorteeken te zijn. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Thcatre: De twee Weezen Franschelaan schouwburg (Ned. Tooneel): Het Genadebrood. Het Hotel Godelot. De heeren van Lier brachten De tivee Weezen, het bijna klassieke melodrama van de ervaren dharpentiers Dennery en Cormon weder ten tooneele. Als altijd truk het stampvolle zalen; het publiek wordt niet moede het lot der zwaar be proefde weezen te bejammeren, behuilen en bek lappen. Als in het zevende tafereel Louise en Hewie'te elkander wedervinden, als in datzelfde Pierre zijn broeder doodsteekt, dreigt de schouw burg onder het rumoer, getrappel en gejuich der menigte te bezwijken. Noem de teweeggebrachte zwijm. Toen ik weer tot mij zelf kwam, scheen de zon in mijn armoedig verblijf en voor ik de deur uitging, kwam er een boodschap met verzoek bij een notaris te komen. Een oom, dien ik nauwelijks kende, had mij zijn geheele fortuin nagelaten. Sinds dien dag liep het geluk met mij mee. Ik trouwde het meisje, dat ik lief had n kreeg verscheidene kinderen met haar. Mijn geheim openbaarde ik niemand. Van nacht te twaalf uur, zal het einde daar srjn. Die verandering in uw fortuin was niets dan een toeval, zei de dokter. Neen, neen, -- antwoordde de bezoe ker, wiens gelaat nu doodswit was geworden. Ik zal u nog wat anders zeggen: toen ik dien morgen ontwaakte, was het papier waarop ik geschreven had, verdwenen. Ik herinnerde mij alles wat ik geschreven had, en in de veronderstelling dat het op den grond was gegleden, heb ik onder tafel en vervolgens overal gezocht, maar vergeefs, het bleef verdwenen. De dokter stond op en draaide de lamp wat hooger. Ik wilde weten, ging de vreemde ling voort, of mijn hart gezond was of dat ik een natuurlijken, plotselingen dood kon sterven, daarom liet ik mij door u on derzoeken, omdat u een vreemde waart en mij waarschijnlijk niet zou kennen. Woont u hier dichtbij ? Neen. Ik heb al mijn zaken in orde gebracht en omdat.ik mijn vrouw en kinde ren niets heb willen laten merken, ben ik uitgegaan om mijn noodlot op straat te ont moeten. Alleen? Ja, zei de ander, met een onwille keurige huivering. Laat u door mij raden, zei de arts ernstig keer naar uw huis terug en ver geet alles omtrent dat geheimzinnig verbond, effecten grof, schel, goedkoop; noem de hande ling onwaarschijnlijk, de taal onbeholpen nie mand zal u tegenspreken. In ieder opzicht kan het melodrama overtroffen worden; dat het niet tegenstaande al zijn onvolkomenheden de groote menigte lokt, treft, boeit is een waarheid, die als alle te denken en te leeren geeft. Juffrouw Cuypsrs was Louise; dit is de baste lof, dien ik haar geven kan; zij had zich met de voor te stellen figuur vereenzelvigd; haar lief ge zicht, bekoorlijke gestalte, aangename stem, alles was hier in haar voordeel. Noch te zoet, noch te zwaar in spel, voortreffelyk in gang en blik, sober in gebaren maakte zij van de blinde een poëtisch-aandoenlijke figuur. Alleen tastte zij in huis misschien wat te veel rond. Meesterlijk, tot in iedere kleinigheid uitgewerkt, was het spel van den heer Veltman als Jacques; ieder jong acteur kan van hem leeren wat ue natuurlijkheid op het tooneel, het resultaat van aangeboren gaven, kunst, studie en volharding, is. Mevrouw van Rossum (weduwe Frochard) wai realistisch ge noeg; toch heb ik de rol wel eens pittiger en karakteristieker zien spelen. Mevrouw Eüen berger (gravin de Limères), was te larmoyant in een rol die voor alles waardigheid vereiscat; had zij zich in het laatste bedrijf ook niet te schrikwek kend bleek en ingevallen gemaakt? De heer Bouwmeester (Pierre], beviel mij het best in het aandoenlijke tooneeltje in het vierde tafereel. Decoratief en mise-en-scène getuigen in het Grand Théatre steeds van overleg en goeden wil; het verwonderde my daarom dat men het in het vierde tafereel uit een blauwen hemel liet sneeuwen. Het genadebrood van Turgenjew werd ruim een jaar geleden in het Théatre Ltbre te Parijs ver toond ; het is, zoo ik mij niet bedrieg, het eerste werk van den schouwburg van den lieer Antoine, dat het Ned. Tooneel voor het voetlicht brengt. lga Petroona, een rijke wees, is te Peters burg getrouwd en komt na jaren afzijns met haar echtgenoot op bet familiegoed teruir. De bedien den wachten hen, met zekeren Kttso/kin, een arm edelman, een veel armer en rampzaliger, dau die van Conscience. Hij was door Olga's ouders uit medelijden opgenomen, at het genade brood en speelde, in ruil daarvoor, half' voor nar halt voor knecht. Ook na hun dooi is hij op het landgoed gebleven. De jonggehuwden komen en krijgen bezoek van een grondbezitter uit den omtrek. De heeren gaan ontbijten; om zich te amuseeren maken zij Kmofkin, die mede aanzit, dronken, plagen en kwellen hem; de onge lukkige, tot het uiterste getergd, laat zich ont glippen dat hij Olga's vader is. lga treedt juist binnen en hoort het. Haar man heeft besloten Kusofkin geld te geven en weg te zenden; voor dien tijd heeft zij een onderhoud met hem; zij moet wetnn of hij de waarheid sprak; als zij hieraan niet langer twijfelen kan, werpt zij zich in zijn armen en smeekt hem van haar het geld aan te nemen dat hij van haar man weigerde. Voor zijn dochter is hij tot alles bereid; hij zal het geld nemen en vertrekken; op zijn afscheid wordt een glas champagne gedronken; bevend brengt de oude man het aan zijn lippen, wil een afscheidswoord stamelen en zakt ineen. De vreugde, het geluk hebben hem gedood. Een drama noemde Turgenjew zijn werk; het is dit niet, hoogstens een dramatische schets, een gedramatiseerde novelle; de bouw is niet gelukkig, niet streng, niet logisch genoeg. Hortend en stootend, langs omwegen en zijpaadjes bereiken wij het einde. Naast fraaie tooneelen bevat het langdradige en overbodige. Het begin van het drama, een kijkje op de Rus sische bediendenwereld, is niet onaardig, doch zou gemist kunnen worden, is meer aanvulling dan verklaring van de handeling, die volgen zal. De expositie is niet gelukkig. Het drama begint aan het slot van het eerste bedrijf, in het tooneel dat uw verbeelding gemaakt heeft. De bezoeker schudde wanhopig het hoofd en stond op om heen te gaan. Wilt u dan opnieuw in de mist gaan dwalen? Ja, of u zoudt mij moeten toestaan hier te blijven ? vroeg de vreemde wei felend. U bent niet zenuwachtig, u ge looft niet dat ik zal sterven, wel? Als u sterft, sterft u van vrees. Maar blijf in elk geval hier, als u wilt, mij zij t ge welkom. En om den dank van zijn gast te ontgaan begon hij in het vuur te pooken. Heiligen tijd zaten zij zwijgend bij elkan der. De straten waren nu geheel verlaten en geen ander geluid, dan het knetteren van het vuur verstoorde de stilte in de kamer. De dokter stond op, onder het zeggen, dat hij zijn gewoon avondgrogje ging klaar ma ken en een poos was hij bezig, met den rug naar zijn bezoeker toe, voor een kastje aan den muur, waarbij men het vocht iu de glazen hoorde klokken, Twee dampende glazen zette hij eindelijk op tafel. Dank u, zei de gast het toegeschoven glas opnemend ? de laatste toast dien ik drinken zal is : een lang leven voor u. Vrij haastig dronk hij zijn glas uit en weer werd het stil, terwijl de dokter zwijgend rookte. Een half uur ging voorbij: een torenklok sloeg elf slagen. Toen een uur. De dokter keek naar zijn overbuurman, om te zien welke uitwerking de twaalf slagen op hem maakten. Deze zat met gesloten oogen en ademde zwaar. Hij greep een der afhangende armen, voelde de pols en bleef hem toen zitten bewaken, af en toe een weifelenden blik slaande naar de duistere hoeken der kanier. Zijn pijp ging uit, het vuur begon minder helder te branden en de figuur over hem bleef stil in den stoel zitten, ofschoon zijn hoofd nu op zijn borst was gevallen. Dan scheen de stoel met de beweginglooze gevan het dejeuner; dit bevat prachtige gedeelten doch is zeer breed uitgesponnen en meer pijnlijk dan dramatisch, meer treurig dan tragisch. In het tweede bedrijf spant het onderhoud tusschen vader en dochter de kroon; dit is sober, schoon en treffend, het glanspunt van bet werk; jammer dat het aileen staat. Het opkomen en afgaan der personen is vooral in dit bedrijf niet steeds even gelukkig gemotiveerd, wat er niet toe bydraagt den indruk, dien het drama op ons maakt te verhoogen. Op zich zelf wordt deze reeds verzwakt door de omstandigheid dat de geschetste toe standen ons gedeeltelijk vreemd zijn of schijnen, ons meer treffen dan overtuigen, meer verbazen dan boeien. Ook de taal en dialoog kwamen mij niet steeds even gelukkig, wel eens wat stijf en deftig voor. Wie is hiervoor verantwoordelijk? de schrijver, vertaler of vertolkers? Misschien alle drie. De vertolking van den heer Bouwmeester (Kusojkin) voldeed mij niet in alle opzichten. Bijna het geheele eerste bedrijf speelt hij in een pijnlijk langzaam tempo; waarom, begrijp ik zeer goed; om de geleidelijke werking van den wijn des te duidelijker, de slotuitbarsting des te aan grijpender te maken; deze opvatting stond hem natuurlijk vrij; het drama is op zich zelf echter reeds gerekt en wordt het aldus nog meer; het slottooneel zou er misschien iets onder lijden, het geheel er zonder twijfel veel bij winnen, indien hij zijn spel wat minder dof en zwaar nam. Ook was hij aan het slot van beide bedrijven wel wat kwistig met gebaren en lichaamsbewegingen. Zijn machtig talent heeft geen buitensporigheden noodig om te boeien; hoe aangrijpend in zijn eenvoud, soberheid en waarheid was het onderhoud met 01 »a in het tweede bedrijf. Juffrouw de Leur (Olga) was tegen de moeilijkheden van haar zeer zware rol niet geheel opgewassen. Van het te veel, van mooidoenerij, vooral in gebaren, wist zij zich terecht vrij te houden; toch hoede zij zich voor overdrijving aan den anderen kant, wake zij ervoor dat haar streven naar natuurlijk heid niet in kuasteloosheid ontaarde. Aan het natuurlijke op de planken en het verschil tusschen dit en de ware natuur heeft Multatuli in zijn Ideeën eenige voortreffelijke opmerkingen gewijd. De kleinere rollen geven geen stof tot nadere bespreking. Van de tooneelinrichting was niet te veel werk gemaakt; wij zullen dit maar op rekening van de aanstaande verhuizing stellen. Het Hotel Godelot kwam oorspronkelijk op naam van Crisafulii alleen uit; bij een reprise, vele jaren later, voegde Sardou don zijnen er bij. Het onderwerp is niet oor.-pronkelijk: was dit misschien de reden, dat Sardou, dien men zoo vaak van plagiaat beschuldigd heeft, zijn mede werking niet wilde bekennen? Het is in grondge dachte, in vele karaktertrekken en bijzonder heden een navolging van Oliver Goldsmitb's be kend blijspel S*ie stoop? to conquer, van het jaar 1773. Velen kennen ze misschien, de geschiedenis van Tony Lumpkin, den verwenden bengel, die het huis van den heer HardcaMe, zijn stiefvader, voor een logement doet doorgaan, van den jongen Marloio, die tegenover fatsoenlijke meisjes bedeesd, tegenover ba.r-ma.idx, karaenierljes, enz. eea held is, van juffrouw Hardcastle, die hem niettegen staande dit gebrek weet te dwingen haar zijn liefde te bekennen, van juffrouw Necille, die zich door haar minnaar laat schaken. Sardou en Crisafulii hebben zich in hoofdzaak aan het oorspronkelijke gehouden, zich echter de meest mogelijke vrijheid veroorloofd. Wat zij niet gebruiken konden hebben zij weggelaten of ver anderd; de grappige figuur van Tony ontbreekt bij hen geheel; voor de vergissing hebben zij een andere verklaring gevonden; den ouden heer Marlowe hebben zij achter de schermen gelaten; het motief der schaking gewijzigd. Het achttiende-eeuwsche blijspel hebben zij in een mo derne klucht herschapen, grover, doller, uitgedaante meer en meer achteruit te schuiven en de kamer langzamerhand volkomen duister te worden. Voor een paar oogenblikken slechts scheen hij zijn oogen te sluiten, maar toen hij ze weer opende, was het vuur uitgegaan en zat de gast over hem, nog steeds doodstil in zijn stoel, het hoofd op de borst. Vol van een onuitsprekelijken angst, sprong de dokter op en zag naar de klok: het was bijna vier uur. Toen greep hij zenuwachtig de pols van den vreemde, maar terwijl hij dat deed, sprong hij plotseling terug met een wilden schreeuw van schrik: iets zachts, waartegen zijn voet aankwam, slipte weg tusschen zijn boenen en verdween in de don kere schemering van een der hoeken. Voor hij zich hersteld had, was zijn gast ontwaakt, met wezenloozen blik om zich heen ziende, onvast oprijzend, blijkbaar niet dadelijk begrijpend, waar hij was. »Wat is er ?'' vroeg hij ten laatste droonierig. »Wat er is," sprak de trillende stem van den dokter. »Ev is, dat het vier uur is on dat u in leven bent en volkomen ge zond." Met oen hevigen schok, terwijl zijn toe stand hem weer klaar voor den geest kwam, sloeg de bezoeker een blik op de pendule. »Vier uur/' zei hij, »vier uur! Dan was er geen verbond. De hemel zei gedankt!" En terwijl een vreeselijke gedachte door zijn hoofd vloog, »staat do klok ook stil ?" »Ze is precies gelijk," sprak de dokter en toen zonder van zijn tegenwoordigheid notitie te nemen, viel de vreemdeling op zijn knieën en verborg het gelaat in de handen. Terwijl hij weer opstond, sloeg de oude torenklok langzaam vier slagen; voor de beide luisterenden met veel plechtiger en on gewoner toon dan anders. Toen de laatste slag was weggestorven, opende de gast, die nauwelijks aan zijn toe stand gelooven dorst, het raam en stak het latener, een ziertje pikanter ook dan het eerste. Bij hen is de geheele handeling onwaarschijnlijk, duurt de vergissing veel te lang, gelooft men geen oogenblik aan hetgeen men ziet, behoeft uien dat ook niet, doet men zijn plicht indien men lacht. Goldsmith heeft de juiste maat we ten te houden, gezorgd binnen de grenzen van het blijspel te blijven, met buitengewone kunst da handeling geloofelijk en aanneembaar gemaakt. Bij hem scherpe karakterteekening, uitgezochte geest, tintelende humor; bij hen sterple-ehase van verwikkelingen en vei gissingen, trtecx, handtaste lijkheden, hansworsterijen. Het best zal men dit begry'pen, indien ik zeg dat zij de handeling laten spelen in een vertrek met vijfdeuren, een raam met dubbele sluiting en een luik boven een der deu ren. Men valt vati de eene lachbui in de andere en ziet en raadt ten slotte meer dan men hoort. Toch geloof ik niet dat de vertolking zoo vrij en ongegeneerd moest of mocht zijn als dit Dinsdag avond het geval was. Zij had reeds het nadeel dat de meer intieme tooneeltjes tusschen Miette (juffr. Lorjé) en Olivier (de heer Schulze), onmis kenbaar van Sardou's hand, misplaatst en storend schenen. Uitmuntend in ieder opzicht waren de heer de Boer en mevrouw Poolman (Godelot en echtgenoote). H. J. M. MUZIKALE KRITIEKEN. Groote theoretisch - practische Pianoschool, van Lebert en Stark, vertaald en bewerkt door Jacques Ilartog (vierde verbeterde druk). Het is mij hoogst aangenaam, den vierden druk van deze interessante en degelijke pianoschool 1) te kunnen aankondigen. Reeds bij de eerste uit gave in het Nederlandsch heb ik mij gehaast deze methode openlijk aan te bevelen en dus acht ik my' ontslagen van uitvoerige loftuitingen. Het is voldoende, te zeggen, dat ik tot heden geen metho disch werk voor klavier ontmoet heb, dat zoo aan alle eischen voldoet als bovengenoemd. De leer gang is zoo logisch en vermijdt zoo geheel onvoor bereide moeielijkheden, dat de leerling, die ge schiktheid en begaafdheid voor klavierspel bezit, nooit door moedeloosheid wordt aangegrepen, zoo als zoo vaak het geval is, wanneer de opvolgingen te snel of de sprongen te grout zijn. Ik acht het een zeer groot voordeel, dat in dit werk de viool- en basaleutel gelijktijdig geleerd worden, daar ik vaak gezien heb hoe leerlingen >wanneer zij een tijd lang uitsluitend in de. viool sleutel gelezen hebben, de grootste moeite hebben den bassleutel te leeren lezen, terwijl dit bij ge lijktijdige oefening als het ware van zelf gaat. Eene zeer degelijke inleiding geeft vooral aan, jonge onderwijzers onschatbare wenken en behan delt alle punten die bij het elementair onderwijs moeten worden in acht genomen, terwy'l (en dit is van niet minder gewicht) de ouders vooral ge waarschuwd worden tegen algameen heerschende wanbegrippen, o. a. dat het zeer verkeerd is te meenen dat men bij het eerste onderwijs, het wel met een middelmatig (en dus goedkoop) onder wijzer, benevens een afgespeeld of slecat instru ment doen kan, enz. enz. Tegen deze begrippen kun niet genoeg gewaarschuwd worden. Zij heertchen nog meer algemeen dan men wel deu ken zou; en men bedenkt te weinig dat het zelts voor den degelijksten onderwijzer in vele gevallen onmogelijk is met vrucht op een slecht gelegden grondslag voort te bouwen. De onderwerpen, die in de inleiding besproken worden, handelen over: Slecht onderwijs, het te volgen systeem; techniek en loonvorming,polyphone en lioinophone schrijfwijze; de leeftijd luaarop men muziek kun paan leeren; leergang van dilettanten en kunstenaars; wenken over de orde en manier Itij liet initudeeren van nieuwe, werken; het uit voeren ran stukken in liet openbaar; en last not hoofd naar buiten. De mist was opgetrokken. Helder en zuiver was de lucht en het verwijderd gerol van karren, die naar de markt gingen kon digde het begin van ecu nieuwen dag aan. Koe ben ik ingeslapen? vroeg hij aan den dokter. Ik deed een slaapmiddel in uw grog. J Het was het eeuigc, wat ik voor u doen kon. ! Uw zenuwen waren in zulk een gespannen toestand, dat ge door uw zelfsuggestie of ge storven of gek zoudt geworden zijn, indien ik u wakker had gelaten. De bezoeker greep de hand van den jongen dokter en drukte die hartelijk. U waagde veel. Verbeeld u, dat ik gestorven ware, dan had uw slaapmiddel de schuld gekregen en waart u misschien van moord beschuldigd. Dat waagde ik, antwoordde de jonge man kalm, er was geen tijd voor weifeling, een menscheiilevcn stond op het spel. 't Is een vreemde historie geweest, hernam de andere. Maar hoe kan dat papier dien nacht verdwenen zijn ? Door de ratten, zei de ander met een glimlach. Zoo'n dier heeft mij vannacht ook allerakeligst verschrikt, toen het vlak voor mijn voeten wegliep, terwijl ik u aan raakte, misschien omdat ik bijna even zenuw achtig was, hoewel in anderen vorm, als u dien nacht, toen u dat zoogenaamde verbond sloot, dat de ratten hebben weggesleept. De ratten! Ik herinner me dat ze er waren, maar ik heb nooit daaraan gedacht. Doch in elk geval hebt u mijn verstand gered, zooal niet mijn leven. U zult me niet ondankbaar vinden, al is het een schuld die ik nooit zal kunnen afdoen. Hij hield woord. Door zijn invloed namen de praktijk en de fortuin van den jongen dokter meer en meer toe en steeds wenschtc hij zich geluk met dien avond, waarop hij kennis maakte met zulk een zonderling be zoeker.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl