Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD TOOR NEDERLAND.
Na 740
het kapitalisme, verklaart dat de socialisten
van alle landen op een oorlogsverklaring
zullen antwoorden met eene beroep op het
TOlk om eene algemeene werkstaking voor
te schrijven."
Liebknecht antwoordde, dat die algemeene
werkstaking, welke Nieuwenhuis wilde, ook
maar een groot woord was. Als men revo
lutie wilde maken, en Nieuwenhuis heeft
daar altijd den mond vol van clan praat
men , daar niet zooveel over. Wat zou er
gebeuren, als men beproefde den raad van
Nieuwenhuis op te volgen? De
wederspannigen zouden eenvoudig voor den krijgsraad
worden gebracht en worden gefusilleerd. De
beschuldigingen van Nieuwenhuis tegen de
Duitsche socialisten zijn ongegrond; het is
algemeen bekend, dat deze lijnrecht staan
tegenover de chauvinisten en getoond hebben
den moed hunner overtuiging te bezitten.
In Nederland kan men zich gemakkelijk
tegen den oorlog verklaren, als die uitbreekt,
maar in Frankrijk of Duitschland, waar
millioenen van strijders elkaar zullen ont
moeten, is heel wat anders noodig dan zich
tegen den oorlog te verklaren. »Ik noodig
het congres uit" zeide Liebkneeht ten
slotte »het voorstel van de sectie
aantenemen, dat de beginselen en handelingen, die
mogelijk zijn, in zich vereenigt. De dwaze en
belachelijke resolutie, welke Nieuwenhuis
voorstelt, zou ons tot een voorwerp van spot
voor allen maken."
In de volgende discussie bleek het, dat
bet voorstel van Domela Nieuwenhuis toch
big sommigen sympathie vond, doch bij de
mdstemming schaarde de overgroote meer
derheid zich aan de zijde der commissie.
Domela Nieuwenhuis" zegt Jaclard in
Se Justice smoest »de ouden" afbreken,
zooals David Goliath heeft afgebroken. Bij
den klank alleen van zijne stem moesten de
muren der oude partij instorten als die van
Jericho bij den klank der bazuin van Gideon
(sic!). Maar de muren hebben zich goed
gehouden tegenover de bazuinen; David heeft
de vlucht moeten nemen voor Goliath."
Inderdaad is het de meer bezadigde, als
men wil de opportunistische fractie, die op
het socialisten-congres haren wil heeft door
gedreven. Dat het hoofd der Nederlandsche
sociaal-democraten zich zoo openlijk bij de
ongeduldige intransigenten heeft aangesloten,
schijnt ons voor de ontwikkeling en uitbrei
ding zijner partij in Nederland geen gunstig
voorteeken te zijn.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Thcatre: De twee Weezen
Franschelaan schouwburg (Ned. Tooneel):
Het Genadebrood. Het Hotel Godelot.
De heeren van Lier brachten De tivee Weezen,
het bijna klassieke melodrama van de ervaren
dharpentiers Dennery en Cormon weder ten
tooneele. Als altijd truk het stampvolle zalen; het
publiek wordt niet moede het lot der zwaar be
proefde weezen te bejammeren, behuilen en
bek lappen. Als in het zevende tafereel Louise en
Hewie'te elkander wedervinden, als in datzelfde
Pierre zijn broeder doodsteekt, dreigt de schouw
burg onder het rumoer, getrappel en gejuich der
menigte te bezwijken. Noem de teweeggebrachte
zwijm.
Toen ik weer tot mij zelf kwam, scheen
de zon in mijn armoedig verblijf en voor ik
de deur uitging, kwam er een boodschap
met verzoek bij een notaris te komen. Een
oom, dien ik nauwelijks kende, had mij zijn
geheele fortuin nagelaten.
Sinds dien dag liep het geluk met mij
mee. Ik trouwde het meisje, dat ik lief had
n kreeg verscheidene kinderen met haar.
Mijn geheim openbaarde ik niemand. Van
nacht te twaalf uur, zal het einde daar
srjn.
Die verandering in uw fortuin was
niets dan een toeval, zei de dokter.
Neen, neen, -- antwoordde de bezoe
ker, wiens gelaat nu doodswit was geworden.
Ik zal u nog wat anders zeggen: toen ik
dien morgen ontwaakte, was het papier
waarop ik geschreven had, verdwenen. Ik
herinnerde mij alles wat ik geschreven had,
en in de veronderstelling dat het op den
grond was gegleden, heb ik onder tafel en
vervolgens overal gezocht, maar vergeefs,
het bleef verdwenen.
De dokter stond op en draaide de lamp
wat hooger.
Ik wilde weten, ging de vreemde
ling voort, of mijn hart gezond was of
dat ik een natuurlijken, plotselingen dood
kon sterven, daarom liet ik mij door u on
derzoeken, omdat u een vreemde waart en
mij waarschijnlijk niet zou kennen.
Woont u hier dichtbij ?
Neen. Ik heb al mijn zaken in orde
gebracht en omdat.ik mijn vrouw en kinde
ren niets heb willen laten merken, ben ik
uitgegaan om mijn noodlot op straat te ont
moeten.
Alleen?
Ja, zei de ander, met een onwille
keurige huivering.
Laat u door mij raden, zei de arts
ernstig keer naar uw huis terug en ver
geet alles omtrent dat geheimzinnig verbond,
effecten grof, schel, goedkoop; noem de hande
ling onwaarschijnlijk, de taal onbeholpen nie
mand zal u tegenspreken. In ieder opzicht kan
het melodrama overtroffen worden; dat het niet
tegenstaande al zijn onvolkomenheden de groote
menigte lokt, treft, boeit is een waarheid, die als
alle te denken en te leeren geeft.
Juffrouw Cuypsrs was Louise; dit is de baste
lof, dien ik haar geven kan; zij had zich met de
voor te stellen figuur vereenzelvigd; haar lief ge
zicht, bekoorlijke gestalte, aangename stem, alles
was hier in haar voordeel. Noch te zoet, noch te
zwaar in spel, voortreffelyk in gang en blik,
sober in gebaren maakte zij van de blinde een
poëtisch-aandoenlijke figuur. Alleen tastte zij in
huis misschien wat te veel rond. Meesterlijk, tot
in iedere kleinigheid uitgewerkt, was het spel van
den heer Veltman als Jacques; ieder jong acteur
kan van hem leeren wat ue natuurlijkheid op het
tooneel, het resultaat van aangeboren gaven,
kunst, studie en volharding, is. Mevrouw van
Rossum (weduwe Frochard) wai realistisch ge
noeg; toch heb ik de rol wel eens pittiger en
karakteristieker zien spelen. Mevrouw Eüen berger
(gravin de Limères), was te larmoyant in een
rol die voor alles waardigheid vereiscat; had zij
zich in het laatste bedrijf ook niet te schrikwek
kend bleek en ingevallen gemaakt? De heer
Bouwmeester (Pierre], beviel mij het best in het
aandoenlijke tooneeltje in het vierde tafereel.
Decoratief en mise-en-scène getuigen in het
Grand Théatre steeds van overleg en goeden wil;
het verwonderde my daarom dat men het in het
vierde tafereel uit een blauwen hemel liet sneeuwen.
Het genadebrood van Turgenjew werd ruim een
jaar geleden in het Théatre Ltbre te Parijs ver
toond ; het is, zoo ik mij niet bedrieg, het eerste
werk van den schouwburg van den lieer Antoine,
dat het Ned. Tooneel voor het voetlicht brengt.
lga Petroona, een rijke wees, is te Peters
burg getrouwd en komt na jaren afzijns met haar
echtgenoot op bet familiegoed teruir. De bedien
den wachten hen, met zekeren Kttso/kin, een
arm edelman, een veel armer en rampzaliger,
dau die van Conscience. Hij was door Olga's
ouders uit medelijden opgenomen, at het genade
brood en speelde, in ruil daarvoor, half' voor nar
halt voor knecht. Ook na hun dooi is hij op
het landgoed gebleven. De jonggehuwden komen
en krijgen bezoek van een grondbezitter uit
den omtrek. De heeren gaan ontbijten; om
zich te amuseeren maken zij Kmofkin, die mede
aanzit, dronken, plagen en kwellen hem; de onge
lukkige, tot het uiterste getergd, laat zich ont
glippen dat hij Olga's vader is. lga treedt juist
binnen en hoort het. Haar man heeft besloten
Kusofkin geld te geven en weg te zenden; voor
dien tijd heeft zij een onderhoud met hem; zij
moet wetnn of hij de waarheid sprak; als zij
hieraan niet langer twijfelen kan, werpt zij zich
in zijn armen en smeekt hem van haar het geld
aan te nemen dat hij van haar man weigerde.
Voor zijn dochter is hij tot alles bereid; hij zal
het geld nemen en vertrekken; op zijn afscheid
wordt een glas champagne gedronken; bevend
brengt de oude man het aan zijn lippen, wil een
afscheidswoord stamelen en zakt ineen. De vreugde,
het geluk hebben hem gedood.
Een drama noemde Turgenjew zijn werk; het
is dit niet, hoogstens een dramatische schets,
een gedramatiseerde novelle; de bouw is
niet gelukkig, niet streng, niet logisch genoeg.
Hortend en stootend, langs omwegen en
zijpaadjes bereiken wij het einde. Naast fraaie
tooneelen bevat het langdradige en overbodige.
Het begin van het drama, een kijkje op de Rus
sische bediendenwereld, is niet onaardig, doch zou
gemist kunnen worden, is meer aanvulling dan
verklaring van de handeling, die volgen zal.
De expositie is niet gelukkig. Het drama begint
aan het slot van het eerste bedrijf, in het tooneel
dat uw verbeelding gemaakt heeft.
De bezoeker schudde wanhopig het hoofd
en stond op om heen te gaan.
Wilt u dan opnieuw in de mist gaan
dwalen?
Ja, of u zoudt mij moeten toestaan
hier te blijven ? vroeg de vreemde wei
felend. U bent niet zenuwachtig, u ge
looft niet dat ik zal sterven, wel?
Als u sterft, sterft u van vrees. Maar
blijf in elk geval hier, als u wilt, mij zij t
ge welkom. En om den dank van zijn gast
te ontgaan begon hij in het vuur te pooken.
Heiligen tijd zaten zij zwijgend bij elkan
der. De straten waren nu geheel verlaten
en geen ander geluid, dan het knetteren van
het vuur verstoorde de stilte in de kamer.
De dokter stond op, onder het zeggen, dat
hij zijn gewoon avondgrogje ging klaar ma
ken en een poos was hij bezig, met den rug
naar zijn bezoeker toe, voor een kastje aan
den muur, waarbij men het vocht iu de glazen
hoorde klokken, Twee dampende glazen zette
hij eindelijk op tafel.
Dank u, zei de gast het toegeschoven
glas opnemend ? de laatste toast dien ik
drinken zal is : een lang leven voor u.
Vrij haastig dronk hij zijn glas uit en
weer werd het stil, terwijl de dokter zwijgend
rookte.
Een half uur ging voorbij: een torenklok
sloeg elf slagen. Toen een uur.
De dokter keek naar zijn overbuurman,
om te zien welke uitwerking de twaalf slagen
op hem maakten. Deze zat met gesloten
oogen en ademde zwaar. Hij greep een der
afhangende armen, voelde de pols en bleef
hem toen zitten bewaken, af en toe een
weifelenden blik slaande naar de duistere hoeken
der kanier.
Zijn pijp ging uit, het vuur begon minder
helder te branden en de figuur over hem
bleef stil in den stoel zitten, ofschoon zijn
hoofd nu op zijn borst was gevallen. Dan
scheen de stoel met de beweginglooze
gevan het dejeuner; dit bevat prachtige gedeelten
doch is zeer breed uitgesponnen en meer pijnlijk
dan dramatisch, meer treurig dan tragisch. In
het tweede bedrijf spant het onderhoud tusschen
vader en dochter de kroon; dit is sober, schoon
en treffend, het glanspunt van bet werk; jammer
dat het aileen staat. Het opkomen en afgaan der
personen is vooral in dit bedrijf niet steeds even
gelukkig gemotiveerd, wat er niet toe bydraagt
den indruk, dien het drama op ons maakt te
verhoogen. Op zich zelf wordt deze reeds verzwakt
door de omstandigheid dat de geschetste toe
standen ons gedeeltelijk vreemd zijn of schijnen,
ons meer treffen dan overtuigen, meer verbazen
dan boeien. Ook de taal en dialoog kwamen mij
niet steeds even gelukkig, wel eens wat stijf en
deftig voor. Wie is hiervoor verantwoordelijk? de
schrijver, vertaler of vertolkers? Misschien alle
drie.
De vertolking van den heer Bouwmeester
(Kusojkin) voldeed mij niet in alle opzichten.
Bijna het geheele eerste bedrijf speelt hij in een
pijnlijk langzaam tempo; waarom, begrijp ik zeer
goed; om de geleidelijke werking van den wijn
des te duidelijker, de slotuitbarsting des te aan
grijpender te maken; deze opvatting stond hem
natuurlijk vrij; het drama is op zich zelf echter
reeds gerekt en wordt het aldus nog meer; het
slottooneel zou er misschien iets onder lijden, het
geheel er zonder twijfel veel bij winnen, indien
hij zijn spel wat minder dof en zwaar nam. Ook
was hij aan het slot van beide bedrijven wel wat
kwistig met gebaren en lichaamsbewegingen. Zijn
machtig talent heeft geen buitensporigheden
noodig om te boeien; hoe aangrijpend in zijn
eenvoud, soberheid en waarheid was het onderhoud
met 01 »a in het tweede bedrijf. Juffrouw de
Leur (Olga) was tegen de moeilijkheden van haar
zeer zware rol niet geheel opgewassen. Van het
te veel, van mooidoenerij, vooral in gebaren, wist
zij zich terecht vrij te houden; toch hoede zij
zich voor overdrijving aan den anderen kant,
wake zij ervoor dat haar streven naar natuurlijk
heid niet in kuasteloosheid ontaarde. Aan het
natuurlijke op de planken en het verschil tusschen
dit en de ware natuur heeft Multatuli in zijn
Ideeën eenige voortreffelijke opmerkingen gewijd.
De kleinere rollen geven geen stof tot nadere
bespreking. Van de tooneelinrichting was niet
te veel werk gemaakt; wij zullen dit maar op
rekening van de aanstaande verhuizing stellen.
Het Hotel Godelot kwam oorspronkelijk op
naam van Crisafulii alleen uit; bij een reprise,
vele jaren later, voegde Sardou don zijnen er bij.
Het onderwerp is niet oor.-pronkelijk: was dit
misschien de reden, dat Sardou, dien men zoo
vaak van plagiaat beschuldigd heeft, zijn mede
werking niet wilde bekennen? Het is in grondge
dachte, in vele karaktertrekken en bijzonder
heden een navolging van Oliver Goldsmitb's be
kend blijspel S*ie stoop? to conquer, van het jaar
1773. Velen kennen ze misschien, de geschiedenis
van Tony Lumpkin, den verwenden bengel, die
het huis van den heer HardcaMe, zijn stiefvader,
voor een logement doet doorgaan, van den jongen
Marloio, die tegenover fatsoenlijke meisjes bedeesd,
tegenover ba.r-ma.idx, karaenierljes, enz. eea held
is, van juffrouw Hardcastle, die hem niettegen
staande dit gebrek weet te dwingen haar zijn
liefde te bekennen, van juffrouw Necille, die zich
door haar minnaar laat schaken.
Sardou en Crisafulii hebben zich in hoofdzaak
aan het oorspronkelijke gehouden, zich echter de
meest mogelijke vrijheid veroorloofd. Wat zij niet
gebruiken konden hebben zij weggelaten of ver
anderd; de grappige figuur van Tony ontbreekt
bij hen geheel; voor de vergissing hebben zij een
andere verklaring gevonden; den ouden heer
Marlowe hebben zij achter de schermen gelaten;
het motief der schaking gewijzigd. Het
achttiende-eeuwsche blijspel hebben zij in een mo
derne klucht herschapen, grover, doller,
uitgedaante meer en meer achteruit te schuiven
en de kamer langzamerhand volkomen duister
te worden.
Voor een paar oogenblikken slechts scheen
hij zijn oogen te sluiten, maar toen hij ze weer
opende, was het vuur uitgegaan en zat de
gast over hem, nog steeds doodstil in zijn
stoel, het hoofd op de borst.
Vol van een onuitsprekelijken angst, sprong
de dokter op en zag naar de klok: het was
bijna vier uur. Toen greep hij zenuwachtig
de pols van den vreemde, maar terwijl hij
dat deed, sprong hij plotseling terug met een
wilden schreeuw van schrik: iets zachts,
waartegen zijn voet aankwam, slipte weg
tusschen zijn boenen en verdween in de don
kere schemering van een der hoeken.
Voor hij zich hersteld had, was zijn gast
ontwaakt, met wezenloozen blik om zich
heen ziende, onvast oprijzend, blijkbaar niet
dadelijk begrijpend, waar hij was.
»Wat is er ?'' vroeg hij ten laatste
droonierig.
»Wat er is," sprak de trillende stem van
den dokter. »Ev is, dat het vier uur is
on dat u in leven bent en volkomen ge
zond."
Met oen hevigen schok, terwijl zijn toe
stand hem weer klaar voor den geest kwam,
sloeg de bezoeker een blik op de pendule.
»Vier uur/' zei hij, »vier uur! Dan was
er geen verbond. De hemel zei gedankt!"
En terwijl een vreeselijke gedachte door
zijn hoofd vloog, »staat do klok ook stil ?"
»Ze is precies gelijk," sprak de dokter en
toen zonder van zijn tegenwoordigheid notitie
te nemen, viel de vreemdeling op zijn knieën
en verborg het gelaat in de handen.
Terwijl hij weer opstond, sloeg de oude
torenklok langzaam vier slagen; voor de
beide luisterenden met veel plechtiger en on
gewoner toon dan anders.
Toen de laatste slag was weggestorven,
opende de gast, die nauwelijks aan zijn toe
stand gelooven dorst, het raam en stak het
latener, een ziertje pikanter ook dan het eerste.
Bij hen is de geheele handeling onwaarschijnlijk,
duurt de vergissing veel te lang, gelooft men
geen oogenblik aan hetgeen men ziet, behoeft
uien dat ook niet, doet men zijn plicht indien
men lacht. Goldsmith heeft de juiste maat we
ten te houden, gezorgd binnen de grenzen van
het blijspel te blijven, met buitengewone kunst da
handeling geloofelijk en aanneembaar gemaakt.
Bij hem scherpe karakterteekening, uitgezochte
geest, tintelende humor; bij hen sterple-ehase van
verwikkelingen en vei gissingen, trtecx, handtaste
lijkheden, hansworsterijen. Het best zal men dit
begry'pen, indien ik zeg dat zij de handeling laten
spelen in een vertrek met vijfdeuren, een raam met
dubbele sluiting en een luik boven een der deu
ren. Men valt vati de eene lachbui in de andere
en ziet en raadt ten slotte meer dan men hoort.
Toch geloof ik niet dat de vertolking zoo vrij en
ongegeneerd moest of mocht zijn als dit Dinsdag
avond het geval was. Zij had reeds het nadeel
dat de meer intieme tooneeltjes tusschen Miette
(juffr. Lorjé) en Olivier (de heer Schulze), onmis
kenbaar van Sardou's hand, misplaatst en storend
schenen. Uitmuntend in ieder opzicht waren de
heer de Boer en mevrouw Poolman (Godelot en
echtgenoote).
H. J. M.
MUZIKALE KRITIEKEN.
Groote theoretisch - practische
Pianoschool, van Lebert en Stark,
vertaald en bewerkt door Jacques
Ilartog (vierde verbeterde druk).
Het is mij hoogst aangenaam, den vierden druk
van deze interessante en degelijke pianoschool 1)
te kunnen aankondigen. Reeds bij de eerste uit
gave in het Nederlandsch heb ik mij gehaast deze
methode openlijk aan te bevelen en dus acht ik
my' ontslagen van uitvoerige loftuitingen. Het is
voldoende, te zeggen, dat ik tot heden geen metho
disch werk voor klavier ontmoet heb, dat zoo aan
alle eischen voldoet als bovengenoemd. De leer
gang is zoo logisch en vermijdt zoo geheel onvoor
bereide moeielijkheden, dat de leerling, die ge
schiktheid en begaafdheid voor klavierspel bezit,
nooit door moedeloosheid wordt aangegrepen, zoo
als zoo vaak het geval is, wanneer de opvolgingen
te snel of de sprongen te grout zijn.
Ik acht het een zeer groot voordeel, dat in dit
werk de viool- en basaleutel gelijktijdig geleerd
worden, daar ik vaak gezien heb hoe leerlingen
>wanneer zij een tijd lang uitsluitend in de. viool
sleutel gelezen hebben, de grootste moeite hebben
den bassleutel te leeren lezen, terwijl dit bij ge
lijktijdige oefening als het ware van zelf gaat.
Eene zeer degelijke inleiding geeft vooral aan,
jonge onderwijzers onschatbare wenken en behan
delt alle punten die bij het elementair onderwijs
moeten worden in acht genomen, terwy'l (en dit
is van niet minder gewicht) de ouders vooral ge
waarschuwd worden tegen algameen heerschende
wanbegrippen, o. a. dat het zeer verkeerd is te
meenen dat men bij het eerste onderwijs, het wel
met een middelmatig (en dus goedkoop) onder
wijzer, benevens een afgespeeld of slecat instru
ment doen kan, enz. enz. Tegen deze begrippen
kun niet genoeg gewaarschuwd worden. Zij
heertchen nog meer algemeen dan men wel deu
ken zou; en men bedenkt te weinig dat het zelts
voor den degelijksten onderwijzer in vele gevallen
onmogelijk is met vrucht op een slecht gelegden
grondslag voort te bouwen.
De onderwerpen, die in de inleiding besproken
worden, handelen over: Slecht onderwijs, het te
volgen systeem; techniek en loonvorming,polyphone
en lioinophone schrijfwijze; de leeftijd luaarop men
muziek kun paan leeren; leergang van dilettanten
en kunstenaars; wenken over de orde en manier
Itij liet initudeeren van nieuwe, werken; het uit
voeren ran stukken in liet openbaar; en last not
hoofd naar buiten.
De mist was opgetrokken. Helder en
zuiver was de lucht en het verwijderd gerol
van karren, die naar de markt gingen kon
digde het begin van ecu nieuwen dag aan.
Koe ben ik ingeslapen? vroeg hij aan
den dokter.
Ik deed een slaapmiddel in uw grog.
J Het was het eeuigc, wat ik voor u doen kon.
! Uw zenuwen waren in zulk een gespannen
toestand, dat ge door uw zelfsuggestie of ge
storven of gek zoudt geworden zijn, indien
ik u wakker had gelaten.
De bezoeker greep de hand van den
jongen dokter en drukte die hartelijk. U
waagde veel. Verbeeld u, dat ik gestorven
ware, dan had uw slaapmiddel de schuld
gekregen en waart u misschien van moord
beschuldigd.
Dat waagde ik, antwoordde de jonge
man kalm, er was geen tijd voor weifeling,
een menscheiilevcn stond op het spel.
't Is een vreemde historie geweest,
hernam de andere. Maar hoe kan dat papier
dien nacht verdwenen zijn ?
Door de ratten, zei de ander met
een glimlach. Zoo'n dier heeft mij vannacht
ook allerakeligst verschrikt, toen het vlak
voor mijn voeten wegliep, terwijl ik u aan
raakte, misschien omdat ik bijna even zenuw
achtig was, hoewel in anderen vorm, als u
dien nacht, toen u dat zoogenaamde verbond
sloot, dat de ratten hebben weggesleept.
De ratten! Ik herinner me dat ze er
waren, maar ik heb nooit daaraan gedacht.
Doch in elk geval hebt u mijn verstand
gered, zooal niet mijn leven. U zult me niet
ondankbaar vinden, al is het een schuld die
ik nooit zal kunnen afdoen.
Hij hield woord. Door zijn invloed namen
de praktijk en de fortuin van den jongen
dokter meer en meer toe en steeds wenschtc
hij zich geluk met dien avond, waarop hij
kennis maakte met zulk een zonderling be
zoeker.