Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTE K D AJUMEH,, WEEKBLAD» TOOI KEBBRLAND.
Na T41
ia «\jn keus niet zoo beperkt is, moest dit niet het
fevai' zjjjv. -ff*< Zwrf van moeder koos men zondur
twffel omdat bat. oorspronkelijk is; de? bedoeling
IMK goad en: dient geprezen. Onze oorspronkelijke
fcMBeellfieratimr, hoe arm; ook, bezit ecntezrbeter
werken.dan hst mislukta-van Antonie.GerBte& Eellar,
Johan Gram, Justus van Maurik en Rosier Paassen
tobben min of meer verdienstelijke tooneelstukjes
geschreven, die voor tooneelvereenigingen als ge
knipt zyn. Bovendien, waarom vertoonen deze
sou hoogst zelden nieuwe oorspronkelijke werken?
Paar voor hen de geldkwestie gelukkig geen
le»enskwestie iss behoeven zij niet zoo zwaartillend
en angstvallig te zijn als onze tooneelbestaren.
Zji zouden onzen jongen tooneelschrijyers zonder
twijfel, ons tooneal misschien, groote diensten
kannen bewezen; schitterender en edeler wraak
ion Het dilettantisme, door vslen zoo bitter ver
foeid, zoo scherp gegispt, moeilijk kunnen nemen.
Aan de vertooning van Hei lied' van moeder
was klaarblijkelijk veel zorg besteed: te meer
ipeet Bet mij daarom dat dit zelf zoo weinig
Modëgaf en medewerkte. Den vertooners,
waarwui. juffrouw H.. K. en de heer J. F. J. ter S.
dan moesten aanleg bleken te bezitten, wordt
aangeraden, van zuiverheid van taal en
duidelijkliffld van uitspraak nog bijzondere studie te
matten Of de regie door een man van het vak
geregeld wa?, weet ik niet; zij getuigde van
ooresl en overleg; het opkomen en afgaan der per
sonen had:men door jui-tter tempo's tooneelmariger
kunnen maUen. Ook op degelijkheid en stemmigheid
vafi: decoratief had men zich blijkbaar, toegelegd;
BJJ kleinigheden lette men in het vervolg: de
gordyn in de visschershut was te mooi; in het
salon hadden gordijnen en portières van dezelfde
kleur aangenamer en gezelliger indruk gemaakt.
H# afloop der tooneeluitv lering werden ter eere
T9H' dfr jarige koningin dichtregelen uitgesproken,
dis- stormachtig' werden toegejuicht.
De koninklijke^ vereenigiirg- heeft op den bepaal
den datum, l September, met een nieuw
oorspronkehjk stuk, in een nieuw verblijf het winterseizoen
geopend. De schouwburgzaal in het Paleis voor
wdksvlyt heeft eenige veranderingen ondergaan,
diéverbeteringen blijken. Buitengewoon fraai of
gflzellig is1 zij niet geworden, kon zij misschien
aiet. worden; aan redielijk-e eisenen voldoet zij thans
in «lle opzichten. Met het nieuwe stuk is- men
niet zoo gelukkig geweast; op het publiek bleek
Dtnieuw&.dtg,,dramatische schets:in zes tafereelen,
tó de laatste dagen, van de Fransche overheer
sching, naar men zegt van de hand van den heer
JE J; Schimmel, weinig indruk te maken. De
«eelhoofdige rechter; die volgens sommigen' altijd
gelijk heeft, had; het thans zonder twijfel.
Velen is het waarschijnlijk gegaan als mij: het
00ste taffireel had mij in de beste stemming ge
bracht.; hst doed een degelijk, boeiand
tooneel?werk verwachten ; het tweede hield de belofte niet;
ket derde was nog grooter teleurstelling; zoo ging
et steeds decrescendo; de belangstelling veran
derde in onverschilligheid, in ontevredenheid, ten
?lul tv in ontstemdheid'.
De nxmoa d\Kf is een gelegenheidsstuk; de
«ehrijver wilde het Nederlandsche volk in staat
«tellen ook in den schouwburg van zijn liefde
TOOT het. Oranjehuis en de jeugdige koningin
blgk te geven; de bedoeling was voortreffelijk
en draagt zinder twijfel ieders instemming weg.
Been; ieders niet! De kunst is met goede be
doelingen niet. gebaat; zij haat, vreest, schuwt
dié'; wior haar zijn zij ballast, nadeel, uit den
booze. En dat!, heeft de schrijver zijn bedoeling
weten te verwezenlijken? Dit althans kan men
wn hem eischen. Het zwakke drama brengt ons
«iet in geestdrift; dacht hij, dat het gewuif met
db oranj'ïvsandels alleen in staat zou zijn dit te
doen? Neen! gelukkig; neen! Onze liefde voor het
Oranjehuis is meer-dan instinct Wij nemen het den
?chrvjver kwalijk, dat hij ons harb niet luider, niet
kefriger wist te doen spreken, dat hij ons- niet in
gided en vervoering wist te brengen, waar hij de
seikrone bladzijden uit 's lands historie
dramati*eerde, wij vergeven het hem niet, dat hij zoo
«eer beneden zijn taak bleef, wij bejammeren het
tut. zyne goede bedoeling hem. op een dwaalspoor
eik-aar, om het tob een ernstige vechtpartij
ie laten komen. Hans deed daarom, wat hij
reeds zoo vaak had gedaan : hij beschouwde
«te geheete zaak als een grap en. zocht een
ander voorwerp, om zijn woede aan te koelen.
Mies vond het goed en de vriendschap was we
der hersteld'. Het andere voorwerp was spoedig
gevonden; het was het laatste stuk leder,
da* de baaa voor met moeite bijeengekregen
geld had gekocht, om eene bestelling uit te
Toeren. Hans deed zijn baas precies na,
naar in plaats met den hamer, klopte en
iamerde hij er met den snavel op los, totdat
liet leder vol gaten zat; daarna hielp Mies
Sem met haar scherpe tanden en ieder trok
aa«' een eind, totdat het leder in kleine
«tukjes was gereten. Het slottooneel vormde
e haarvlecht der vrouw, die Hans uit de
ioedendoos had opgepikt. Mies wilde hem
een begeerlifken buit afnemen, maar Hans
vloog met de vlecht in den snavel op de
Yensterbank, Mies bereikte den
gemeenschappclijken buit echter nog juist bijtijds met
«en koenen sprong en sloeg er hare nagels
ia vast. Zoo hield Hans de vlecht in den
?navel en Mies hing er onderaan
vastge^aokt genoeglijk heen en weer te schom
melen.
Zij werden hoe langer hoe doller en
uitgelatener. Als razenden sprongen zij over
kasten, tafels, werkbank en stoelen, sleepten
de Zondagsche kleederen der vrouw door de
kamer, scheurden een gat in het bed en
trokken het dons er uit, totdat de veeren in
het rond stoven; vlogen van de kamer in
dte keuken en op het koude fornuis, lieten
schalen, pannen en borden rinkinken, waarbij
jij het aarden vaatwerk dezelfde levenskracht
toeschreven als het ijzeren, en kwamen
eindebracht, hem de zware, gevaarlijke
verantwoordelykheid, die hij op zich laadde, uit het oog deed
verliezen.
Was De nieuwe dag van den aanvang; af als
gelegenheidsstuk bedoeld 'i Het eerste bedrijf dbet
mij dit betwijfelen. Welk een boeiende historische
komedie had het kunnen worden, had hetna zulk
een expositie moeten worden. Met welk een juist
heid en scherpte zijn de porsonen geteekend, hoe
voortreffelyfc illustreeren on verklaren zij het tijd
perk, dat zij vertegenwoordigen ! Hoe schijnen zij
voor ons te leven, liaron v <n Guuiaan en zijn
vrouw Ui-sule, ambachtsvrouw- van Potten, boiden
achttiende-eeuwsch gebleven, niettegenstaande Na
poleon en het keizerrijk; hij koppig en trotsch, maar
dapper en eerlijk; zij, geheel ancien régime,
vereerster van Voltaire, met, moeite met den ouden
sleur brekend. Hoe goed begrijpen w\j hem, Dirk
Hazelaar, den maire, den geslepen intrigant, den
huichelachtigen Napoleon-aanbidder, een der
tallooze parvenu's uit den tijd van het groote keizer
rijk; hoe goed zijn vrouw Matje, de oude, trouwe
sloot', vroeger dienstbode bij de barones, in haar hart
nog steeds dienstbaar en onderdanig, niettegen
staande den rijkdom van haar man. Had de schrijver
deze karakters in een eenvoudige, boeiende hande
ling uitgewerkt en voltooid, hoe gaarne hadden
wij hem de volkstooneelen en oploopen, gevechten
en geweerschoten geschonken, welk een juist beeld
had: hij zonder twijfel van het veelbewogen jiar
1813 iu het leven geroepen, welk een pittiger en
intenser dan dat, wat hij ons thans in zijn
luid-ruchtig spektakelstuk wil laten bewonderen.
Hoeveel beter had hu dan ook La Fontaine's
bekend voorschrift gevolgd en zijn talent geen
geweld aangedaan. In historische genrestukjes, in
intiemo tooneeltjes schuilt zijn kracht; waar bij
groote massa's in beweging moet brengen, inge
wikkelde toestanden, grootsche gebeurtenissen
schilderen, blijft hij beneden de verwachting. In
het derde tafereel, de samenkomst van run
Hogendurp, van der Duin. en van Limburg Stiruin.
het instellen van het voorloopig bewind en het
in beweging komen van de Haagsche bevolking,
wordt gezegd; dit is een volk, dut ontwaakt".
Het pompeuze woord klonk bijna1 komisch. Hier
was een Sardou, de Sitrdou van Ptttrie of La
haine, noortig- geweest om ons dit niet te doen
gsiooven, doch te doen zien en begrijpen. De
drie laatste tafereelen, de onbeduidendste van de
zes,, onttrekken zich aan iedere bespreking; zij
behooren. tot. het gebied van de féerie. het tableau
vivnnt en het declamatorium.
Van de karakters, die met het afnemen der
dramatische kracht in ieder tafereel, in gelijke
mate verflauwen en verwateren, treedt alleen dat
van. Dirk Hazelaar eenigszins op don voorgrond;
jammer dat het en door don schrijver en door
den vertolker (Louis Bouwmeester) oen weinig
gechargeerd is ; beiden doet het eer aan. Bouw
meester verstaat als weinigen de kunst eon figuur
te poseercn ; zijn personen zij'i als uit brons gegoten;
zijn spel blijft u lang in h..;t geheugen. Wat had
hij zich voortreffelijk gegrimeerd; welk een
buosaardig guitige blik! Mevrouw de Vries (Ursule)
toont in den laatsten tijd steeds meor neiging tot
overdreven gevoeligheid en sentiinoiitaiileit; waar
om zou zij in zulk. een misplaatst en goedkoop
effect haar kracht zoeken? H.iar en baar dochter
(Willemine van Stirum) kon>t een woord van lof
toe. voor haar passende en smaakvolle k!eedir;g
De hoer Morin (baron van Goudaan) was als altijd
de1 man van zijn rol.
Van decoratief en tooneelinrichting, van
kostumea en retpüsieten, was veel werk gemaakt. Wat
doet het goed van tijd tot tijd eens andere dan
onze moderne salons te zien.
H. J. M.
FORTÜINZOEKER EX SCHILDERMEESTER.
In den kortelings verschenen bundel van George
Moore: Itnprcssions and Opinions, komt een om vele
redenen lezenswaard artikel voor, waarin gehandeld
wordt over een persoonlijkheid, die in de Parijsche
kunstwereld een zeer bizondere plaats inneemt, over
den invloedrijken atelierhouder Julian. Het blijkbaar
authentieke verhaal van Julinn's carrière is
boeilijk ook bij den kanarievogel, die angstig in
zijn kooi rondfladderde. Reeds had Mies zich
gebukt om met een koenen sprong het kooitje
te bereiken, toen het noodlot, als uit de aarde
opgestegen, plotseling dreigend voor hen stond.
Joli, de mops van de waschvrouw daar
naast, had het open tuiiiraam benuttigd om
tot het tweetal in de kamer door te drin
gen en vreeselijke afrekening te houden.
Joli was hun gezworen vijand ; vooreerst van
geboorte en dan wegens de vele boosheden
die zij aan hem hadden bedreven, en die
nog alle ongewroken waren. Met zegevie
rende blikken zag de verschrikkelijke vijand
om zich heen; aan, ontkomen was niet te
denken : de herinnering aan al de gestolen
kluifjes, hammenbeenderen, spekzwoordjes
en haringkoppen, die de diefachtige
bomlgenooten hem brutaal ontvreemd hadden, blies
zijn wraakzucht tot wreedaardige bloeddorst
aan. Ken dof gebrom verkondigde het sta
ken van diplomatieke onderhandelingen.
Langzaam en voorzichtig sloop de gewelde
naar nader. Hans was het liefst op de ven
sterbank gevlogen; want hij was volstrekt
niet strijdlustig gezind, maar een ridderlijk
gevoel van vriendschap hield hem van dien
stap terug. Zoo wachtte hij op de stoel
leuning met kloppend hart den loop der dingen
af. Misschien was er kans in de hitte van
den strijd nog een gelukkigen en
ongcvaarlijken aanval in de flank te ondernemen.
Blijkbaar gold de eerste aanval de arme
Mies, die ineengedoken, met een verbazend
hoogen rug, te berge gerezen haren en een
dikken staart, dreigend met de oogen rolde
en onophoudelijk blies, om haar vijand
schrik aan te jagen.
(Slot volr/t).
end als een avonturen-roman, maar tevens komt
het in aanmerking als document tot de kennis
der verrotte toestanden in de officieele Fransche
kunstwereld, en als zoodanig wenschen we den
lezers van het Weekblad een beknopt overzicht
te geven van Moore's verrassende mededeelingen.
Juüan was eenmaal een herdersknaap in het
Zuiden van Frankrijk. In het dorp zijner geboorte
werd hij geroemd om zijn buitengewone kracht en
om zijn artistieke bekwaamheid. Hij had twintig
mijlen in den omtrek eiken jongen man in het
worstelperk overwonnen, en had een ieder ver
baasd door de bedrevenheid die hij in het teeke
nen aan den dag legde. Een tijdlang scheen het
onzeker wat hij worden zou, een groot worstelaar
of een groot schilder. Het dorp besloot dat hij
schilder zou zijn en zond hem naar Parijs. De
jonge provinciaal liep met verbazing rond, las
Balzac, droomde, en studeerde op de Ecole des
Buaux-Arts. Maar zijn artistiek talent was gering
en een zeker succes de scandale in den Salon
des Refusés behaald diezelfde waar twee groote
schilders, Manet en Whistler don grondslag leg
den voor hun naam met een schilderij ter illu
stratie van de laatste scène uit Rolla, hielp hem
in het minst niet zijn werk aan den mante brengen.
Zijn opleiding was voltooid, hij kon van zijn dorp
noch van zijn ouders eenige hulp meer verwach
ten, de tijd was gekomen zichzelf te helpen. De
hoop door hem gekoesterd kon hij niet opgeven,
en toch iets beters maken dan du Rolla was hem
niet mogelijk. Zijn kracht tot voortbrengen ging
zolfs onder in. dien tijd van armoede en onthou
ding; twee jaar lang stelde hij niet tentoon, bij
was vergeten, het werd zwaarder dan ooit een mid
dagmaal te krijgen, en zijn gedachten zochten aan
eiken horizon. Opeens denkende aan zijn lichte Zui
den, aan de worstelstrijden, trof hem de gedachte
dat Parijs niets kende van dien sport, en dat om stellig
fortuin te maken hij slechts de kampioenen Coeur
de Lion, Oe.il de Boeuf, Bras de Fer naar Par js
behoefde over te brengen, en dun Parijzenaar de
prachtige Latte romaine had te laten zien. Het
denkbeeld was nauwelijks gevat of het werd ten
uitvoer gebracht. Een kapitalist werd gevonden
en een luchtig houden circus werd op een onbe
bouwd terrein opgeslagen zoowat tusschen de Rue
LaffUte en de Rue Chateaudun. Julian vertrok en
keerde van het Zuiden teiug met vijfentwintig
van de beroemdste worstelaars, waaronder om de
nieuwsgierigheid nog. meer te prikkelen er een
was, die als onoverwinnelijk werd aangekondigd
L'homme masqué. Heel Parijs wilde weten wie de
geheimzinnige persoon was met zwarte hozen en
een zwart masker, die aan het einde van elke
voorstelling verscheen en den overwinnaar in de
voorafgaande kampen overwon. Het gedrang wae
zoo groot dat het tijdelijk gebouw gevaar liep.
Ken lid van de Jockey Club betaalde aan Coeur
de Lion duizend francs om zijn masker af te ne
men, maar de herauten kwamen intijds tusschen
beiden ; spionnen werden gezot aan alle uitgan
gen, 1'homme masquéwerd gevolgd door de vlugste
paarden, en ver het land in gevolgd, en toen zijn
rijtuig was ingehaald bleek het leeg te ziin. Men
vertelde dat Julian zelf l'lwmme manqiif was, on
om te bewijzen dat dit niet zoo was,
vertoondehij zichzelf onder de toeschouwers, terwijl l'lwmine
masrjuéin de arena, was.
Aan het einde van het seizoen bevond Juüan ;
honderdduizend francs te hebben gewonnen Nu j
had hij zijn worstelaars naar huis moeten sturen
en zijn circus voor brandhout verkoopen, want het
nieuwe van zijn onderneming was er af, en het
volgende jaar was de hitte tropiesch. Toen verloor
Julian al het geld dat hij gewonnen had, en weder
moest hij tot schilderen terugkeeren om in zijn
onderhoud te voorzien. Hij kwam toen op het
idee leerlingen te gaan nemen, en, huurder ge
worden van een localiteit in de Passage des
Panoramas, dezelfde vertrekken waar eenmaal de
illustre Markowski aan twee generaties dansen
had onderwezen, wachtte hij in gezelschap van
een model zoo geduldig als hij kon. Julian was
toen, het was 18(J8, een stevig man van omtrent
dertig. Zijn bce len waren kort en een beetje
krom, de romp was als van een Hercules, enorm
breede schouders, korte, zware armen Hij droeg
een donkeren baard, en had groote bruine in
teressante oogen en een aangename, buigzame
stom; voeg hierbij het pakkende van zichtbaar
groote kracht, en d« gracieuse innemende manieren
van het zinnelijke Zuiden. Ofrchoon hij geld bezat
noch vrienden die hem konden helpen, had de
natuur hem aangewezen in deze nieuwe onder
neming te slagen, zooals de volgende anecdote
wel aantoont.
Dagen gingen voorbij ; Julian beefde bij elk ge
luid op den trap .... een leerling'! Daar was er
een, dat is te zeggen er stond iemand aarzelend
op den drempel. Het model geeuwde over haar
breien heen, de ezels stonden netjes op rijen als
voor een revue, de stoelen waren leeg. Julian zag
dat de leerling weifelde, dat hij afgeschrikt werd
door die akelige stilte, en zocht te ontsnappen.
Arme leerling ! vertrouwende in de bekende ver- j
halen, omtrent het atelierleven, had hij gehoopt
het leven en de vroolijkheid van de jeugd te
vinden. Julian riep hem zacht terug, en zeide
met een stem die beefde van emotie: Gij i
gaat heen mijnheer; wat is er niet naar uw
zin ? Zeg mij wat gij anders hebben wilt en het
zal onmiddellijk veranderd worden." O, niets,
niets, maar.... Staat het model u niet aan
dan zal er een ander komen." O integendeel,
het model staat mij zeer aan." Dan geloof ik dat
ik uw reden kan raden; omdat gij hier niemand ziet;
maar gij zult beter kunnen werken zonder buren;
bovendien, ik ben niet geroepen u buren te be
zorgen." Neen, neen, dat is volkomen waar."
Nu, blijf dan."
Zulke eigenschappen van takt en bonhomio
moesten Julian wel te stade komen, en hem me
nige moeilijkheid doen overwinnen.
Drie of vier leerlingen, dan een dozijn. Toen
na den oorlog het werk hervat werd, telde het
atelier twintig tlèves. Omtrent 1872 slaagde Julian
er in Jules Lefebvre en Boulanger te krijgen om
om de beurt een week in zijn atelier te komen
corrigeeren. Wat later werd wegens een
schandaaltje dat in de klas gebeurd was, de Ecole des
Beaux-Arts tijdelijk gesloten. Toen was het dat
Julian tot een vriend, met wien hij in de Salon
rondliep, zeide: Dit zal eens alles mij behooren".
Op de vraag wat hij hiermede meende, antwoordde
h\j: Nu de Baaux Arts- gesloten is, zullen al de
groote schilders, die de volgende tien jaren zullen
voortbrengen, uit mijn. atelier komen." Men kan
nauwelijks aannemen dat Julian-zelf toen beseft
heeft dat hij daarmede de volle letterlijke waar
heid sprak. Het sluiten van de Beaux Arts kon
niet dan in zijn voordeel uitkomen, en hij sprak
over de fortuin die naar hem toekwam gelyk een
Gasconjur dat doet. Spreken in de boeken van Zola
niet al die uit het Zuiden komen van La
Conguête de Paris? Een paar weken later verscheen
Julian in het atelier met een medaille in z\jn
hand.
In Engeland nu, zegt Moore, moet men mef een
nieuwe lezing van het bock G :nesis voor den dag
komen, maar om in Frankrijk te slagen moet men
met medailles werken. Men moet de bekoring
kennen die voor een Franschman een medaille
heef'f, om te begrijpen wat het effect was toen
Julian op den drempel verscheen van zijn eigen
vertrek met een medaille in de hand, zeggende :
Er zijn overal in Frankrijk rnedailJes, waarom
zouden er geen zijn in mijn atelier V Ik heb daarom
bepaald olke maand voor de beste teeken- of
schilderstudie een medaille te geven. Die mede
dingen willen moeten hun werk den laatsten
Zaterdag van de maand inzenden en den Maandag
daarop zal de heer Lefebvre de medaille uitreiken.
En wel bekend met de moeiten en bezwaren in
het leven van hen die de kunst beoefenen, en
voorziende dat de winner van een gouden medaille
genoodzaakt zou kunnen zijn die te gelde te maken
en dan niets zou behouden dan de waarde, ben
ik besluten honderd francs en een gouden medaille
te geven. De eerste mededinging voor desa me
daille, begint vandaag."
Julian's beroep op de aangeboren eigenschap
pen van zijn landgenooten werkte onmiddellyk.
Binnen drie maanden was elke meter gronds in
de vroegere zalen van den illusteren Mirkowski
bezet met een ezel, en Julian moest omzien naar
nieuwe terreinen: de faam van zijn medailles be
reikte ook spoedig Engeland en Amerika; elke
mail bracht hem nieuwe leerlingen aan. De loop
der gebeurtenissen was intusschen eveneens te
zijnen gunste. Moede van de voortdurende klach
ten der artisten tegen de administratie van den
Salon, gaf in 1881 het Gouvernement haar recht
over om de jury te benoemen, en liet het Palais
de l'Industrie aan de kunstenaars, met volmacht
hun eigen zaken to regelen. De exposanten zou
den hun eigen, jury kiezen. Toen de drieduizend
exposanten dat gedaan hadden, bleek hunne keuze
niet anders te zijn dan een wijding van de kunst
van Bougucrean. Als wij weten wie de drie dui
zend exposanten zijn, is dat zoo verbazend niet.
Ieder die eens in zijn leven een teekening expo
seerde heeft het recht van stemmen. Er z\jn
kellners onder, omnilmskoetsiers, procureurskler
ken. Een oude juffrouw copiëert een teekening
die bij toeval aangenomen wordt, en zij heeft het
recht van stemmen. Een artist maakt schetsen
die worden ingezonden door een van zijn mo
dellen, zoodat hij meer dan een stem verkrijgen
kan voor hem, die naar hij meent, in zijn belang
kan «f.i-ken. Toen de Salon drie jaar zich ver
heugd had in deze democratische inrichting, werd
het opgemerkt dat de beste plaatsen ingenomen
werden door Zes lères de Julian, en dat een groot
aandeel van de medailles onder hen verdeeld
werd. J.ilian had van zijn zaak een vennootschap
gemaakt, waarvan hij directeur was met een
salaris van veertig duizend francs per jaar;
Bongucreau ontving tien duizend francs per jaar
voor zijn diensten als professor, en men be
weert dat verscheiden van de professors geld
in de zaak hadden zitten. Filialen waren aan
al!e kanten van de stad verrezen, in het ge
heel achttien, enkele van de grootere met twee
honderd leerlingen. Een goed deel van die leer
lingen konden iets geschilderds voortbrengen dat
aangenomen werd, die dat niet konden lieten zich
een teekening maken, en zoo geschiedde het dat
de i'lèces de Julutn een jury kozen voor hunne
belangen dienstig, en aangevoerd door hun eigen
professors. Als contra-beleefdheid voor de eer hen
bewezen, gaven de professoren de beste plaatsen
aan hunne leerlingen, en overlaadden hen met
medailles. Zooveel meer medailles, zooveel meer
leerlingen, en zoo ging het met het
atelierJulian voorspoedig.
Julian had overwonnen. Hij was in den Salon
alvermogend.
In hoeverre de bizondere positie van Julian
daarna nog op den loop der dingen in de
Parijscho kunstwereld van invloed geweest is, zullen
we zien in een slottafereel.
PLASTISCHE KUXST TE BERLIJN.
(Internationale Tentoonstelling).
door
dr. PAUL ALUKKDIXÜK THIJM.
Die kerel heeft geld, hij moet bouwen," zo»
luidde het bevel van Frederik Willem l, den
tweeden koning van Pruisen, toen hij uit zijne
kleine hofstad Berlijn (Jie in de helft der acht
tiende eeuw ongeveer 40,000 inwoners telde) een
prachtig middenpunt van het nieuw geschapen
koninkrijk wilde maken. En had de kerel (bij
voorbeeld de onbezoldigde geheime raad von
Niissler) geen geld, dan moest hij 't maar op eene
of andere wijze zien te krijgen.
Het is niet moeielijk te erkennen dat Berlijn
op commando, en niet naar de volksbehoefte,
maar naar het willekeurig verlangen van een
staatshoofd is gebouwd.
Er zullen nog wel eenige dozijnen van jaren
over vorl iepen, de Spree en de Havel zullen nog
menig druppeltje naar de zee laten vlieten, de
sociaal-democratie zal nog menig aristocratisch
dommelend brein moeten wakker schudden, en
misschien met barricade-kanonnen moeten dreigen,
alvorens de b at t er ij pruiken losschieten en de
natuurlijke haren weder, na de zinlooze schering
na het nivelleeren van een historisch verleden
beginnen te wassen.
Hier en daar waagt zich in de Berlijnsche
voorsteden een wijze van bouwen aan 't licht te
komen, die ons doet denken dat Frederik-Willems
bevel verbleekt en het individualisme zich vaii de
Sehallone begint los te maken; dat men bogint