De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 6 september pagina 2

6 september 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTE K D AJUMEH,, WEEKBLAD» TOOI KEBBRLAND. Na T41 ia «\jn keus niet zoo beperkt is, moest dit niet het fevai' zjjjv. -ff*< Zwrf van moeder koos men zondur twffel omdat bat. oorspronkelijk is; de? bedoeling IMK goad en: dient geprezen. Onze oorspronkelijke fcMBeellfieratimr, hoe arm; ook, bezit ecntezrbeter werken.dan hst mislukta-van Antonie.GerBte& Eellar, Johan Gram, Justus van Maurik en Rosier Paassen tobben min of meer verdienstelijke tooneelstukjes geschreven, die voor tooneelvereenigingen als ge knipt zyn. Bovendien, waarom vertoonen deze sou hoogst zelden nieuwe oorspronkelijke werken? Paar voor hen de geldkwestie gelukkig geen le»enskwestie iss behoeven zij niet zoo zwaartillend en angstvallig te zijn als onze tooneelbestaren. Zji zouden onzen jongen tooneelschrijyers zonder twijfel, ons tooneal misschien, groote diensten kannen bewezen; schitterender en edeler wraak ion Het dilettantisme, door vslen zoo bitter ver foeid, zoo scherp gegispt, moeilijk kunnen nemen. Aan de vertooning van Hei lied' van moeder was klaarblijkelijk veel zorg besteed: te meer ipeet Bet mij daarom dat dit zelf zoo weinig Modëgaf en medewerkte. Den vertooners, waarwui. juffrouw H.. K. en de heer J. F. J. ter S. dan moesten aanleg bleken te bezitten, wordt aangeraden, van zuiverheid van taal en duidelijkliffld van uitspraak nog bijzondere studie te matten Of de regie door een man van het vak geregeld wa?, weet ik niet; zij getuigde van ooresl en overleg; het opkomen en afgaan der per sonen had:men door jui-tter tempo's tooneelmariger kunnen maUen. Ook op degelijkheid en stemmigheid vafi: decoratief had men zich blijkbaar, toegelegd; BJJ kleinigheden lette men in het vervolg: de gordyn in de visschershut was te mooi; in het salon hadden gordijnen en portières van dezelfde kleur aangenamer en gezelliger indruk gemaakt. H# afloop der tooneeluitv lering werden ter eere T9H' dfr jarige koningin dichtregelen uitgesproken, dis- stormachtig' werden toegejuicht. De koninklijke^ vereenigiirg- heeft op den bepaal den datum, l September, met een nieuw oorspronkehjk stuk, in een nieuw verblijf het winterseizoen geopend. De schouwburgzaal in het Paleis voor wdksvlyt heeft eenige veranderingen ondergaan, diéverbeteringen blijken. Buitengewoon fraai of gflzellig is1 zij niet geworden, kon zij misschien aiet. worden; aan redielijk-e eisenen voldoet zij thans in «lle opzichten. Met het nieuwe stuk is- men niet zoo gelukkig geweast; op het publiek bleek Dtnieuw&.dtg,,dramatische schets:in zes tafereelen, tó de laatste dagen, van de Fransche overheer sching, naar men zegt van de hand van den heer JE J; Schimmel, weinig indruk te maken. De «eelhoofdige rechter; die volgens sommigen' altijd gelijk heeft, had; het thans zonder twijfel. Velen is het waarschijnlijk gegaan als mij: het 00ste taffireel had mij in de beste stemming ge bracht.; hst doed een degelijk, boeiand tooneel?werk verwachten ; het tweede hield de belofte niet; ket derde was nog grooter teleurstelling; zoo ging et steeds decrescendo; de belangstelling veran derde in onverschilligheid, in ontevredenheid, ten ?lul tv in ontstemdheid'. De nxmoa d\Kf is een gelegenheidsstuk; de «ehrijver wilde het Nederlandsche volk in staat «tellen ook in den schouwburg van zijn liefde TOOT het. Oranjehuis en de jeugdige koningin blgk te geven; de bedoeling was voortreffelijk en draagt zinder twijfel ieders instemming weg. Been; ieders niet! De kunst is met goede be doelingen niet. gebaat; zij haat, vreest, schuwt dié'; wior haar zijn zij ballast, nadeel, uit den booze. En dat!, heeft de schrijver zijn bedoeling weten te verwezenlijken? Dit althans kan men wn hem eischen. Het zwakke drama brengt ons «iet in geestdrift; dacht hij, dat het gewuif met db oranj'ïvsandels alleen in staat zou zijn dit te doen? Neen! gelukkig; neen! Onze liefde voor het Oranjehuis is meer-dan instinct Wij nemen het den ?chrvjver kwalijk, dat hij ons harb niet luider, niet kefriger wist te doen spreken, dat hij ons- niet in gided en vervoering wist te brengen, waar hij de seikrone bladzijden uit 's lands historie dramati*eerde, wij vergeven het hem niet, dat hij zoo «eer beneden zijn taak bleef, wij bejammeren het tut. zyne goede bedoeling hem. op een dwaalspoor eik-aar, om het tob een ernstige vechtpartij ie laten komen. Hans deed daarom, wat hij reeds zoo vaak had gedaan : hij beschouwde «te geheete zaak als een grap en. zocht een ander voorwerp, om zijn woede aan te koelen. Mies vond het goed en de vriendschap was we der hersteld'. Het andere voorwerp was spoedig gevonden; het was het laatste stuk leder, da* de baaa voor met moeite bijeengekregen geld had gekocht, om eene bestelling uit te Toeren. Hans deed zijn baas precies na, naar in plaats met den hamer, klopte en iamerde hij er met den snavel op los, totdat liet leder vol gaten zat; daarna hielp Mies Sem met haar scherpe tanden en ieder trok aa«' een eind, totdat het leder in kleine «tukjes was gereten. Het slottooneel vormde e haarvlecht der vrouw, die Hans uit de ioedendoos had opgepikt. Mies wilde hem een begeerlifken buit afnemen, maar Hans vloog met de vlecht in den snavel op de Yensterbank, Mies bereikte den gemeenschappclijken buit echter nog juist bijtijds met «en koenen sprong en sloeg er hare nagels ia vast. Zoo hield Hans de vlecht in den ?navel en Mies hing er onderaan vastge^aokt genoeglijk heen en weer te schom melen. Zij werden hoe langer hoe doller en uitgelatener. Als razenden sprongen zij over kasten, tafels, werkbank en stoelen, sleepten de Zondagsche kleederen der vrouw door de kamer, scheurden een gat in het bed en trokken het dons er uit, totdat de veeren in het rond stoven; vlogen van de kamer in dte keuken en op het koude fornuis, lieten schalen, pannen en borden rinkinken, waarbij jij het aarden vaatwerk dezelfde levenskracht toeschreven als het ijzeren, en kwamen eindebracht, hem de zware, gevaarlijke verantwoordelykheid, die hij op zich laadde, uit het oog deed verliezen. Was De nieuwe dag van den aanvang; af als gelegenheidsstuk bedoeld 'i Het eerste bedrijf dbet mij dit betwijfelen. Welk een boeiende historische komedie had het kunnen worden, had hetna zulk een expositie moeten worden. Met welk een juist heid en scherpte zijn de porsonen geteekend, hoe voortreffelyfc illustreeren on verklaren zij het tijd perk, dat zij vertegenwoordigen ! Hoe schijnen zij voor ons te leven, liaron v <n Guuiaan en zijn vrouw Ui-sule, ambachtsvrouw- van Potten, boiden achttiende-eeuwsch gebleven, niettegenstaande Na poleon en het keizerrijk; hij koppig en trotsch, maar dapper en eerlijk; zij, geheel ancien régime, vereerster van Voltaire, met, moeite met den ouden sleur brekend. Hoe goed begrijpen w\j hem, Dirk Hazelaar, den maire, den geslepen intrigant, den huichelachtigen Napoleon-aanbidder, een der tallooze parvenu's uit den tijd van het groote keizer rijk; hoe goed zijn vrouw Matje, de oude, trouwe sloot', vroeger dienstbode bij de barones, in haar hart nog steeds dienstbaar en onderdanig, niettegen staande den rijkdom van haar man. Had de schrijver deze karakters in een eenvoudige, boeiende hande ling uitgewerkt en voltooid, hoe gaarne hadden wij hem de volkstooneelen en oploopen, gevechten en geweerschoten geschonken, welk een juist beeld had: hij zonder twijfel van het veelbewogen jiar 1813 iu het leven geroepen, welk een pittiger en intenser dan dat, wat hij ons thans in zijn luid-ruchtig spektakelstuk wil laten bewonderen. Hoeveel beter had hu dan ook La Fontaine's bekend voorschrift gevolgd en zijn talent geen geweld aangedaan. In historische genrestukjes, in intiemo tooneeltjes schuilt zijn kracht; waar bij groote massa's in beweging moet brengen, inge wikkelde toestanden, grootsche gebeurtenissen schilderen, blijft hij beneden de verwachting. In het derde tafereel, de samenkomst van run Hogendurp, van der Duin. en van Limburg Stiruin. het instellen van het voorloopig bewind en het in beweging komen van de Haagsche bevolking, wordt gezegd; dit is een volk, dut ontwaakt". Het pompeuze woord klonk bijna1 komisch. Hier was een Sardou, de Sitrdou van Ptttrie of La haine, noortig- geweest om ons dit niet te doen gsiooven, doch te doen zien en begrijpen. De drie laatste tafereelen, de onbeduidendste van de zes,, onttrekken zich aan iedere bespreking; zij behooren. tot. het gebied van de féerie. het tableau vivnnt en het declamatorium. Van de karakters, die met het afnemen der dramatische kracht in ieder tafereel, in gelijke mate verflauwen en verwateren, treedt alleen dat van. Dirk Hazelaar eenigszins op don voorgrond; jammer dat het en door don schrijver en door den vertolker (Louis Bouwmeester) oen weinig gechargeerd is ; beiden doet het eer aan. Bouw meester verstaat als weinigen de kunst eon figuur te poseercn ; zijn personen zij'i als uit brons gegoten; zijn spel blijft u lang in h..;t geheugen. Wat had hij zich voortreffelijk gegrimeerd; welk een buosaardig guitige blik! Mevrouw de Vries (Ursule) toont in den laatsten tijd steeds meor neiging tot overdreven gevoeligheid en sentiinoiitaiileit; waar om zou zij in zulk. een misplaatst en goedkoop effect haar kracht zoeken? H.iar en baar dochter (Willemine van Stirum) kon>t een woord van lof toe. voor haar passende en smaakvolle k!eedir;g De hoer Morin (baron van Goudaan) was als altijd de1 man van zijn rol. Van decoratief en tooneelinrichting, van kostumea en retpüsieten, was veel werk gemaakt. Wat doet het goed van tijd tot tijd eens andere dan onze moderne salons te zien. H. J. M. FORTÜINZOEKER EX SCHILDERMEESTER. In den kortelings verschenen bundel van George Moore: Itnprcssions and Opinions, komt een om vele redenen lezenswaard artikel voor, waarin gehandeld wordt over een persoonlijkheid, die in de Parijsche kunstwereld een zeer bizondere plaats inneemt, over den invloedrijken atelierhouder Julian. Het blijkbaar authentieke verhaal van Julinn's carrière is boeilijk ook bij den kanarievogel, die angstig in zijn kooi rondfladderde. Reeds had Mies zich gebukt om met een koenen sprong het kooitje te bereiken, toen het noodlot, als uit de aarde opgestegen, plotseling dreigend voor hen stond. Joli, de mops van de waschvrouw daar naast, had het open tuiiiraam benuttigd om tot het tweetal in de kamer door te drin gen en vreeselijke afrekening te houden. Joli was hun gezworen vijand ; vooreerst van geboorte en dan wegens de vele boosheden die zij aan hem hadden bedreven, en die nog alle ongewroken waren. Met zegevie rende blikken zag de verschrikkelijke vijand om zich heen; aan, ontkomen was niet te denken : de herinnering aan al de gestolen kluifjes, hammenbeenderen, spekzwoordjes en haringkoppen, die de diefachtige bomlgenooten hem brutaal ontvreemd hadden, blies zijn wraakzucht tot wreedaardige bloeddorst aan. Ken dof gebrom verkondigde het sta ken van diplomatieke onderhandelingen. Langzaam en voorzichtig sloop de gewelde naar nader. Hans was het liefst op de ven sterbank gevlogen; want hij was volstrekt niet strijdlustig gezind, maar een ridderlijk gevoel van vriendschap hield hem van dien stap terug. Zoo wachtte hij op de stoel leuning met kloppend hart den loop der dingen af. Misschien was er kans in de hitte van den strijd nog een gelukkigen en ongcvaarlijken aanval in de flank te ondernemen. Blijkbaar gold de eerste aanval de arme Mies, die ineengedoken, met een verbazend hoogen rug, te berge gerezen haren en een dikken staart, dreigend met de oogen rolde en onophoudelijk blies, om haar vijand schrik aan te jagen. (Slot volr/t). end als een avonturen-roman, maar tevens komt het in aanmerking als document tot de kennis der verrotte toestanden in de officieele Fransche kunstwereld, en als zoodanig wenschen we den lezers van het Weekblad een beknopt overzicht te geven van Moore's verrassende mededeelingen. Juüan was eenmaal een herdersknaap in het Zuiden van Frankrijk. In het dorp zijner geboorte werd hij geroemd om zijn buitengewone kracht en om zijn artistieke bekwaamheid. Hij had twintig mijlen in den omtrek eiken jongen man in het worstelperk overwonnen, en had een ieder ver baasd door de bedrevenheid die hij in het teeke nen aan den dag legde. Een tijdlang scheen het onzeker wat hij worden zou, een groot worstelaar of een groot schilder. Het dorp besloot dat hij schilder zou zijn en zond hem naar Parijs. De jonge provinciaal liep met verbazing rond, las Balzac, droomde, en studeerde op de Ecole des Buaux-Arts. Maar zijn artistiek talent was gering en een zeker succes de scandale in den Salon des Refusés behaald diezelfde waar twee groote schilders, Manet en Whistler don grondslag leg den voor hun naam met een schilderij ter illu stratie van de laatste scène uit Rolla, hielp hem in het minst niet zijn werk aan den mante brengen. Zijn opleiding was voltooid, hij kon van zijn dorp noch van zijn ouders eenige hulp meer verwach ten, de tijd was gekomen zichzelf te helpen. De hoop door hem gekoesterd kon hij niet opgeven, en toch iets beters maken dan du Rolla was hem niet mogelijk. Zijn kracht tot voortbrengen ging zolfs onder in. dien tijd van armoede en onthou ding; twee jaar lang stelde hij niet tentoon, bij was vergeten, het werd zwaarder dan ooit een mid dagmaal te krijgen, en zijn gedachten zochten aan eiken horizon. Opeens denkende aan zijn lichte Zui den, aan de worstelstrijden, trof hem de gedachte dat Parijs niets kende van dien sport, en dat om stellig fortuin te maken hij slechts de kampioenen Coeur de Lion, Oe.il de Boeuf, Bras de Fer naar Par js behoefde over te brengen, en dun Parijzenaar de prachtige Latte romaine had te laten zien. Het denkbeeld was nauwelijks gevat of het werd ten uitvoer gebracht. Een kapitalist werd gevonden en een luchtig houden circus werd op een onbe bouwd terrein opgeslagen zoowat tusschen de Rue LaffUte en de Rue Chateaudun. Julian vertrok en keerde van het Zuiden teiug met vijfentwintig van de beroemdste worstelaars, waaronder om de nieuwsgierigheid nog. meer te prikkelen er een was, die als onoverwinnelijk werd aangekondigd L'homme masqué. Heel Parijs wilde weten wie de geheimzinnige persoon was met zwarte hozen en een zwart masker, die aan het einde van elke voorstelling verscheen en den overwinnaar in de voorafgaande kampen overwon. Het gedrang wae zoo groot dat het tijdelijk gebouw gevaar liep. Ken lid van de Jockey Club betaalde aan Coeur de Lion duizend francs om zijn masker af te ne men, maar de herauten kwamen intijds tusschen beiden ; spionnen werden gezot aan alle uitgan gen, 1'homme masquéwerd gevolgd door de vlugste paarden, en ver het land in gevolgd, en toen zijn rijtuig was ingehaald bleek het leeg te ziin. Men vertelde dat Julian zelf l'lwmme manqiif was, on om te bewijzen dat dit niet zoo was, vertoondehij zichzelf onder de toeschouwers, terwijl l'lwmine masrjuéin de arena, was. Aan het einde van het seizoen bevond Juüan ; honderdduizend francs te hebben gewonnen Nu j had hij zijn worstelaars naar huis moeten sturen en zijn circus voor brandhout verkoopen, want het nieuwe van zijn onderneming was er af, en het volgende jaar was de hitte tropiesch. Toen verloor Julian al het geld dat hij gewonnen had, en weder moest hij tot schilderen terugkeeren om in zijn onderhoud te voorzien. Hij kwam toen op het idee leerlingen te gaan nemen, en, huurder ge worden van een localiteit in de Passage des Panoramas, dezelfde vertrekken waar eenmaal de illustre Markowski aan twee generaties dansen had onderwezen, wachtte hij in gezelschap van een model zoo geduldig als hij kon. Julian was toen, het was 18(J8, een stevig man van omtrent dertig. Zijn bce len waren kort en een beetje krom, de romp was als van een Hercules, enorm breede schouders, korte, zware armen Hij droeg een donkeren baard, en had groote bruine in teressante oogen en een aangename, buigzame stom; voeg hierbij het pakkende van zichtbaar groote kracht, en d« gracieuse innemende manieren van het zinnelijke Zuiden. Ofrchoon hij geld bezat noch vrienden die hem konden helpen, had de natuur hem aangewezen in deze nieuwe onder neming te slagen, zooals de volgende anecdote wel aantoont. Dagen gingen voorbij ; Julian beefde bij elk ge luid op den trap .... een leerling'! Daar was er een, dat is te zeggen er stond iemand aarzelend op den drempel. Het model geeuwde over haar breien heen, de ezels stonden netjes op rijen als voor een revue, de stoelen waren leeg. Julian zag dat de leerling weifelde, dat hij afgeschrikt werd door die akelige stilte, en zocht te ontsnappen. Arme leerling ! vertrouwende in de bekende ver- j halen, omtrent het atelierleven, had hij gehoopt het leven en de vroolijkheid van de jeugd te vinden. Julian riep hem zacht terug, en zeide met een stem die beefde van emotie: Gij i gaat heen mijnheer; wat is er niet naar uw zin ? Zeg mij wat gij anders hebben wilt en het zal onmiddellijk veranderd worden." O, niets, niets, maar.... Staat het model u niet aan dan zal er een ander komen." O integendeel, het model staat mij zeer aan." Dan geloof ik dat ik uw reden kan raden; omdat gij hier niemand ziet; maar gij zult beter kunnen werken zonder buren; bovendien, ik ben niet geroepen u buren te be zorgen." Neen, neen, dat is volkomen waar." Nu, blijf dan." Zulke eigenschappen van takt en bonhomio moesten Julian wel te stade komen, en hem me nige moeilijkheid doen overwinnen. Drie of vier leerlingen, dan een dozijn. Toen na den oorlog het werk hervat werd, telde het atelier twintig tlèves. Omtrent 1872 slaagde Julian er in Jules Lefebvre en Boulanger te krijgen om om de beurt een week in zijn atelier te komen corrigeeren. Wat later werd wegens een schandaaltje dat in de klas gebeurd was, de Ecole des Beaux-Arts tijdelijk gesloten. Toen was het dat Julian tot een vriend, met wien hij in de Salon rondliep, zeide: Dit zal eens alles mij behooren". Op de vraag wat hij hiermede meende, antwoordde h\j: Nu de Baaux Arts- gesloten is, zullen al de groote schilders, die de volgende tien jaren zullen voortbrengen, uit mijn. atelier komen." Men kan nauwelijks aannemen dat Julian-zelf toen beseft heeft dat hij daarmede de volle letterlijke waar heid sprak. Het sluiten van de Beaux Arts kon niet dan in zijn voordeel uitkomen, en hij sprak over de fortuin die naar hem toekwam gelyk een Gasconjur dat doet. Spreken in de boeken van Zola niet al die uit het Zuiden komen van La Conguête de Paris? Een paar weken later verscheen Julian in het atelier met een medaille in z\jn hand. In Engeland nu, zegt Moore, moet men mef een nieuwe lezing van het bock G :nesis voor den dag komen, maar om in Frankrijk te slagen moet men met medailles werken. Men moet de bekoring kennen die voor een Franschman een medaille heef'f, om te begrijpen wat het effect was toen Julian op den drempel verscheen van zijn eigen vertrek met een medaille in de hand, zeggende : Er zijn overal in Frankrijk rnedailJes, waarom zouden er geen zijn in mijn atelier V Ik heb daarom bepaald olke maand voor de beste teeken- of schilderstudie een medaille te geven. Die mede dingen willen moeten hun werk den laatsten Zaterdag van de maand inzenden en den Maandag daarop zal de heer Lefebvre de medaille uitreiken. En wel bekend met de moeiten en bezwaren in het leven van hen die de kunst beoefenen, en voorziende dat de winner van een gouden medaille genoodzaakt zou kunnen zijn die te gelde te maken en dan niets zou behouden dan de waarde, ben ik besluten honderd francs en een gouden medaille te geven. De eerste mededinging voor desa me daille, begint vandaag." Julian's beroep op de aangeboren eigenschap pen van zijn landgenooten werkte onmiddellyk. Binnen drie maanden was elke meter gronds in de vroegere zalen van den illusteren Mirkowski bezet met een ezel, en Julian moest omzien naar nieuwe terreinen: de faam van zijn medailles be reikte ook spoedig Engeland en Amerika; elke mail bracht hem nieuwe leerlingen aan. De loop der gebeurtenissen was intusschen eveneens te zijnen gunste. Moede van de voortdurende klach ten der artisten tegen de administratie van den Salon, gaf in 1881 het Gouvernement haar recht over om de jury te benoemen, en liet het Palais de l'Industrie aan de kunstenaars, met volmacht hun eigen zaken to regelen. De exposanten zou den hun eigen, jury kiezen. Toen de drieduizend exposanten dat gedaan hadden, bleek hunne keuze niet anders te zijn dan een wijding van de kunst van Bougucrean. Als wij weten wie de drie dui zend exposanten zijn, is dat zoo verbazend niet. Ieder die eens in zijn leven een teekening expo seerde heeft het recht van stemmen. Er z\jn kellners onder, omnilmskoetsiers, procureurskler ken. Een oude juffrouw copiëert een teekening die bij toeval aangenomen wordt, en zij heeft het recht van stemmen. Een artist maakt schetsen die worden ingezonden door een van zijn mo dellen, zoodat hij meer dan een stem verkrijgen kan voor hem, die naar hij meent, in zijn belang kan «f.i-ken. Toen de Salon drie jaar zich ver heugd had in deze democratische inrichting, werd het opgemerkt dat de beste plaatsen ingenomen werden door Zes lères de Julian, en dat een groot aandeel van de medailles onder hen verdeeld werd. J.ilian had van zijn zaak een vennootschap gemaakt, waarvan hij directeur was met een salaris van veertig duizend francs per jaar; Bongucreau ontving tien duizend francs per jaar voor zijn diensten als professor, en men be weert dat verscheiden van de professors geld in de zaak hadden zitten. Filialen waren aan al!e kanten van de stad verrezen, in het ge heel achttien, enkele van de grootere met twee honderd leerlingen. Een goed deel van die leer lingen konden iets geschilderds voortbrengen dat aangenomen werd, die dat niet konden lieten zich een teekening maken, en zoo geschiedde het dat de i'lèces de Julutn een jury kozen voor hunne belangen dienstig, en aangevoerd door hun eigen professors. Als contra-beleefdheid voor de eer hen bewezen, gaven de professoren de beste plaatsen aan hunne leerlingen, en overlaadden hen met medailles. Zooveel meer medailles, zooveel meer leerlingen, en zoo ging het met het atelierJulian voorspoedig. Julian had overwonnen. Hij was in den Salon alvermogend. In hoeverre de bizondere positie van Julian daarna nog op den loop der dingen in de Parijscho kunstwereld van invloed geweest is, zullen we zien in een slottafereel. PLASTISCHE KUXST TE BERLIJN. (Internationale Tentoonstelling). door dr. PAUL ALUKKDIXÜK THIJM. Die kerel heeft geld, hij moet bouwen," zo» luidde het bevel van Frederik Willem l, den tweeden koning van Pruisen, toen hij uit zijne kleine hofstad Berlijn (Jie in de helft der acht tiende eeuw ongeveer 40,000 inwoners telde) een prachtig middenpunt van het nieuw geschapen koninkrijk wilde maken. En had de kerel (bij voorbeeld de onbezoldigde geheime raad von Niissler) geen geld, dan moest hij 't maar op eene of andere wijze zien te krijgen. Het is niet moeielijk te erkennen dat Berlijn op commando, en niet naar de volksbehoefte, maar naar het willekeurig verlangen van een staatshoofd is gebouwd. Er zullen nog wel eenige dozijnen van jaren over vorl iepen, de Spree en de Havel zullen nog menig druppeltje naar de zee laten vlieten, de sociaal-democratie zal nog menig aristocratisch dommelend brein moeten wakker schudden, en misschien met barricade-kanonnen moeten dreigen, alvorens de b at t er ij pruiken losschieten en de natuurlijke haren weder, na de zinlooze schering na het nivelleeren van een historisch verleden beginnen te wassen. Hier en daar waagt zich in de Berlijnsche voorsteden een wijze van bouwen aan 't licht te komen, die ons doet denken dat Frederik-Willems bevel verbleekt en het individualisme zich vaii de Sehallone begint los te maken; dat men bogint

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl