Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 741
rykskundigen bezorgd hebben, heeft thans een
uitstapje naderbij gemaakt, en ook het verhaal
1 hiervan in den vorm van een groot werk met
platen en kaarten uitgegeven, Une excursion en
Corse. De kern van het boek vormt een e lezing,
indertyd te Bern door prins Roland Bonaparte
gehouden; later is dez« voordracht omgewerkt,
met allerlei inlichtingen en belegstukken uitge
breid, zoodat het boek thans een belangrijke
monographie van byna 300 bladzijden vormt, tevens
een prachtwerk van de firma Chamerot te Parijs.
Een belangrijk gedeelte vormt de zeer uitvoerige
bibliographie van werken, op Corsica betrekking
hebbend, met aanduiding der bibliotheken, waarin
zij te vinden zijn; deze lijst bestaat uit ruim
1200 nummers.
Onder de photographieën, aan het werk toege
voegd, vindt men, behalve die van verschillende
fraaie punten op Corsica, ook die van de doopacten
van Napoleon l en zijn broeder Lucien, den stam
vader van den tak der Bonapartes, waaruit prins
Roland stamt. Voorts is het verhaal vol van
interessante bijzonderheden omtrent de toestanden
op Corsica, de bandieten, bijvoorbeeld de
Bellacoscia's, die rustig in hun groen paleis", de
maquis, rondwandelen, en meer onregelmatigheden,
die men zich. zóó dicht bij de goed geadmini
streerde wereld, nauwelijks kan voorstellen.
Bg de firma E. J. Brill te Leiden is een nieuwe
druk van Jonathan, Waarheid en Droomen"
verschenen. Kondigden wij weinige jaren geleden
met ingenomenheid de groote, door Steelink
geïllustreerde editie van het in zekeren zin
klassieke werk aan, deze nieuwe uitgave heeft
als attraction, behalve het portret van den eer
waarden schrijver, een naschrift, Losse bladen
de geschiedenis van het boek bevattend." De
Losse bladen" zun geheel, en dit is, na vijftig
jaren, iets opmerkelijks, in aansluiting met
het oude boek geschreven; dezelfde humor en
bescheidenheid, iets aardig ouderwetsch solieds,
tegelijk eerbiedwaardig en r.aief, trekt in dit na
schrift evenals in het werk van den jongen
Jonathan nog aan. Dr. Hasebroek geniet met
volle bewustzijn nog de populariteit in beschaafde
kringen, die zyn boek hem voor ruim vijftig jaar
bezorgde; dat ook dit bewustzijn heel duidelijk in
de losse bladen" wordt uitgesproken, wie zou het
hem, euvel duiden?
Dénieuwe e.litie is binnen het bereik van alle
huiselijke boekenrekjes; al zijn reeds vele ervan
voorzien, menigeen zal deze nieuwe uitgave nog
willen bezitten.
Eene voordacht over bevloeiing van hooilanden
in Nederland en elders, gehouden op de 17e
algemeene vergadering van de Geldersen Overijselsche
Msat.vchappüvan Landbouw te Kuilenburg, 25
Augustus 1891, door J. de Koning, civiel-ingenieur,
is te Nijmegen bij de firma H. C. A. Thieme ver
schenen. Zij dient als inleiding tot een uitvoerig
werk, met 16 groote platen en kaarten in kleu
rendruk, van de heeren J. van Hasselt en J. de
Koning, dat binnenkort bij de firma H. C. A. Thieme
zal verschijnen en getiteld is: Bevloeiingen in
Noord- en Midden-Europa, rapport omtrent eene
reis tot bezichtiging van irrigatie-inrichtingen,
ingevolge opdracht van den dijkstoel van het pol
derdistrict Over-Betuwe, ingezonden aan genoem
den dijkstoel, 12 December 1887.
Wetenschap.
EEN HOLLANDSCH GOUVERNEUR IN BELGIË,
IN HET BEGIN DER XVIIIe EEUW.
Teu gevolge van de krijgsbewegingen, waarvan
Belgiëhet tooneel was in de eerste jaren der
achttiende eeuw, bezette een Hollandsen gouver
neur de vrij onbeduidende vesting Hoei, waarvan
onze Nederlandsche schrijfster, wijlen mevrouw
Bosboom?Toussaint, de bekende Verrassing"
heeft beschreven.
Aan het bootd dier bezetting stond een man,
wiens naam niet zuiver Nederlandsch, doch Zweedscb,
of Noorsch, of Duitsch mag luiden, maar van wien
men in de archieven van het bovengenoemde stadje
steeds als een Nederlander, van een HoHandais"
gewaagd: de Brigadier Isaac de Cronstrom, Heer
van Heegerwal en Bieurfors." Hij was de laatste
gouverneur van de stad, het kasteel en de ves
ting Hoei."
Wat nu de nationaliteit van den
merkwaardigen stadvoogd aangaat, of ze werkelijk
Nederlandscb, dan Duitsch, of Zweedsch of Noorsch ge
weest is, doet er ten slotte weinig toe. Genoeg,
hij diende in de gelederen van 't beroemde
Statenleger, en verdient de onsterfelijkheid waarop
de helden van dien tijd in onze geschiedenis aan
spraak hebben : Ergo: maken wij onsterfelijk, of
althans gedenken wij, wie er weleer heeft bijge
dragen tot verheffing en verheerlijking van den
Nederlandschen stam!
De nieuwe stadvoogd was een dier ruwe, wille
keurige, roofzieke en doorsiepen soudards," waar
van het wemelde in de legers van dien veelbe
wogen tijd. Gedurende bijna twaalf jaren drukte
zijn hatelijk dwanggezag met looden zwaarte op
het arme stadje; en de gedachtenis die hij naliet
was zoo somber en verfoeid, dat er nog honderd
jaren iater van de Cronttrom werd gewaagd als
van den vleeschelijken duivel, on men de kinderen
placht te dreigen met het fluisteren van zijnen
naam.
Al spoedig wist men met wien men te doen
han. Weinige dagen na zijnen intocht, bood do
raad der gemeente hem een geschenk in uitge
lezen wijnen aan, om zijne genegenheid te winnen.
Doch de voortvarende gouverneur, weinig erken
telijk voor dez,e daad van hoffelijke angstvallig
heid, gaf oogenblikkelijk te kennen dat men hem
en zijnen officieren elk eene volledig gemeubelde
woning in de stad te verschaften had, alsmede
eene maandelijksche toelage voor 't geen hij
noemde : utensiles.
Hoe rekbaar deze benaming was, kan blijken
uit eene rekening die nog bewaard wordt in de
archieven, en waarvan wij, als een staaltje, eenigo
posten laten volgen.
Aan den Heer de Cronstrom, om hem te bewe
gen de stad te verlaten en zich terug te trekken
op het Kasteel", tijdens het beleg van de
Franschen, den 30en Mei 1705, 600 florijnen.
Aan den visscher van Poarse (een dorp in de
buurt), voor acht pond forellen, voor den Heer
de Cronstrom, 12 flor.
Om forellen voor M. den Gouverneur gezocht
te hebben, 10 stuivers.
Aan M. den Gouverneur, opdat hij de goed»
heid zoude hebben de stad vrij te stellen van de
huisvesting der cavalerie (?ce qui eet estez
effectivement fait") 600 flor.
Aan den rentmeester der stad, voor wild en
forellen, die M. den Gouverneur zijn aangeboden
202 flor. 5 st. 2 p.
Aan Pier Thomas, voor toortsen en kaarsen,
aan het gouvernement geleverd (in minder dan
n jaar) 563 flor. 16 st.
Op bevel der HH. Burgemeester aan de be
dienden van M. den Gouverneur geschonken bij
wijze van nieuwjaarsgeschenk 30 flor.
Voor 12 flesschen dubbele anisette en eene
mand 29 flor.
Nieuwjaarsgeschenk voor den geheiniscbrijver
van den Gouverneur: een latijnsch duitsch-fransch
woordenboek, eene hollandsche en eene fransche
spraakkunst ?
Voor twee groote doozen gedroogde vruchten,
die M. de Gouverneur zijn aangeboden 41 flor.
Voor eene beddesprei van geglansd katoen
30 flor. 10 st.
Voor een . okshoofd wijn, eenige hammen en
andere kleinigheden (minutez), die M. den Gou
verneur geschonken zijn op het oogenblik dat hij
te velde trok 350 flor.
Betaald aan dengene die de wapens van den
Heer en Mevrouw de Cronstrom op de graizerk
van Mej. de Cronstrom in de kerk St. Denis ge
beiteld heeft 41 flor.
Voor 16 pond forellen, aan den Heer de Cron
strom te Nivelles gezonden 24 flor.
Terugbetaald aan M. den Burgemeester Waret,
die deze som aan de kindermeid van den Gouver
neur geschonken had 12 flor.
Aan Catherine Puremon, voor 5 koppel kippen
6 flor. 10 st.
Aan de voedster van bet kind van M. den
Gouverneur geschonken 12 flor.
Voor waterpotten (!) en tinnen lepels ten
gebruike van M de Constrom, aan de weduwe
Englebert."
Doch laat ons de nagedachtenis der eerzame
vefve" Englebert en haar gerei met vrede laten!
Wat er voorgaat moge volstaan. En zoo men nu
in aanmerking gelieft te nemen dat de
schraapzuchtige Hollander, gedurende het tijdsbestek zijner
voogdij, vi or meer dan 100.000 gulden in reke
ning der rentmeesters vermeld staat, (eene som
die destijds ongeveer eene driedubbele waarde
vertegenwoordigde) terwijl het onderhoud van den
staf jaarlijks over de 12.000 gnlden kostte, zoo
kan men zich een denkbeeld vormen van den
vertwijfelden toestand eener stad, welke zelve
ter nauwernood over eene rente van 20 000 gulden
beschikken kon! En niet alleen uit een geldelijk oog
punt was het verblijf des gouverneurs en zijner bende
eene ware ramp. De schandelijke geweldenarijen
eener tuchtelooze soldateske brachten de inwoners
tot het uiterste; doch evenals Tilly te Maagdenburg,
scheen de bevelhebber van oordeel, dat de sol
daat voor zijn gevaar en zijne moeite iets hebben
moest.1' Oogluikend zag hij de gruwelen toe,
en deed er nu en dan aan mede. Ontelbaar
en bitter waren de klachten die zich verhieven
van alom: hij schudde het hoofd, of strafte de
genen, die zich te beklagen hadden voor hunne
onverdraagzaamheid.
Gelukkig VÜOT de Iloeienaars, bracht eindelijk
en ten langer, laatste de vrede van Utrecht eene
verandering in hnn deerniswaardig lot.
Steunende, zich beroepende op eene bepaling
van 't verdrag, beweerde de raad ontheven te zijn
van de betaling eener toelage voor de utenriles
van den stadvoogd. Natuurlijk echter trachtte
deze zijn uit de lucht gegrepen recht op die
vergoeding" staande te houden. Maar de hekken
waren verhangen, zijn zoo lang misbruikt gezag
gefnuikt, ontzenuwd door den vrede, en, in de
bestaande omstandigheden, alle geweld bedenkelijk.
Er bleef hem dus niets anders over dan eene
vreedzame onderhandeling ter bereiking van zijn
doel.
In antwoord op het raadsbesluit waarbij de be
twiste schadeloosstelling kort en goed werd inge
trokken, toonde de stadvoogd eene oorkonde,
dagteekenend van het jaar 1709, krachtens welke
hem door de overheid eene toelage verzekerd was
van vijftien kronen in de maand: uit erkentelijk
heid voor de goede diensten, die de HoofJolh'cier
de Cronstrom zoo goed is geweest aan de stad te
bewijzen."
Deze oorkonde nu was valsch!
De leden die in 't genoemde jaar het gemeen
tebestuur hadden uitgemaakt, verklaarden onder
plechtigen eed, niets van dien aard te hebben
besloten, noch te hebben kunnen besluiten, aan
gezien eene dergelijke beslissing boven hunne
bevoegdheid ging. Er volgde eene hevige
woordenwi.-seling. De Cronstrom wendde zich tot den
Prins-Bisschop, met de verzekering dat de bewe
ring van den raad niet minder valsch was dan
de door hem gezworen eed; dat zijn bestuur nooit
tot de geringste klacht aanleiding bad gegeven;
dat men zijne rechtvaardigheid, zijne tucht, zijne
belangeloosheid loofde, en dat hij steeds in de
volmaaktste eendracht en vriendschap had geleefd
met de geestelijke overheden der stad. Onge
lukkig voor hem kwam de raad voor den dag
met een aantal geschreven verklaringen, waarin
diezelfde geestelijkheid zich bitter en op hevigen
toon over de talrijke knevelarijen en vik'nies"
van don voogd beklaagde. Dat men tot daartoe
het zwijgen bewaard had, legde men door den
doodsangst uit, dien de tijdens den oorlog almach
tige dwingeland, iedereen kad ingeboezemd. En
nu volgde er eer.e lange en bonte lijst van grieven.
Evenwel misschien weerhield een zeker
schaamtegevoel den raad, want elders vinden wij
reeds gewaagd van des parolles injurieuses que
l'honnesteténe permet par d'estre coucht'es dans
ce Mémoire" ook ditmaal zeide men niet alles.
De liederlijke losbandigheid, waaraan de bevel
hebber en zijne bende zich jaren lang schuldig
hadden gemaakt, werd ten naastenbij over 't hoofd
gezien.... 't Is waar, men schreef aan oenen
bisschop!
Het eerste verwijt gold zijne hebzucht, waar
door hij de stad in acht jaren tijds voor meer
dan honderdduizend gulden geïnteresseerd"
had, zeide men. En daarbij was het niet geble
ven. Ook de kloosters en konventen hadden voor
het geweld moeten bukken en eene jaarlijksche
schatting gestort. Hij bad zich bovendien de tui
nen van verscheidene ingezetenen onrechtmatig
toegeëigend, en een buitensporig tolgeld van de
schepen en booten geëischt, die onder de brug
over de Maas doorvoeren. Ten spijt van de rechten
der burgerij, had hij zichzelven en zijne oificieren
tot lijfstraffelijke rechters opgeworpen; de pastoor
van St. Remi, die 's avonds van eene berechting
kwam, was in de wacht gesleept geworden; men
had de poorten der stad gesloten voor den deken
in het kapittel, die van de rogatiën huiswaarts keer
den; een werkman, metselaar, de son art", die ge
weigerd had op een Zondag aan de vestingwerken
te arbeiden, werd om zijne manhaftige christelijk
heid op meer dan honderd stokslagen onthaald;
een ander viel hetzelfde lot om nagenoeg dezelfde
reden ten deel; een ingezetene was verbannen.
omdat hij, stadsmagistraat gekozen, zijn eereambt
niet had willen afstaan aan den kleermaker
van den gouverneur! Men had de deur van een
der kanunniken en die van het klooster der Min
derbroeders met geweld dnen openbreken, om er
niet alleen jonge officieren, maar zelfs gehuwde
soldaten" te huisvesten: au grand deshonneur
de nostre religion!" Zonder eenige noodzakelijk
heid, had meu 600 soldaten in de hoofdkerk on
dergebracht, met hunne vrouwen en kinderen:
die zich in genoemden tempel aan de afschuwe
lijkste vuiligheden en heiligschennis bezondigd
hadden." Op bevel van den commandant der veste
waren verscheidene burgemeesters gevankelijk naar
het kasteel gevoerd. Met eens stoutmoedigheid
zonder weerga had de bevelhebber de wapens van
zijne Hoogheid den Prins-Bisschop van de St.
Hermanspoort verwijderd en vervangen door de zijne.
Men eindigde met de bescherming Zijner Hoog
heid af te smeeken: opdat de stad weldra van
't onverdraaglijk juk van genoemden de Cronstrom
en van het garnizoen bevrijd mocht worden, er
bij voegende dat een langer verblijf van 't laatste
noodzakelijk leiden moest en zou tot het verderf
van den heiligen godsdienst, aangezien het reeds
aanleiding had gegeven en onfeilbaar geven zou
tot eene menigte huwelijken tusschen de kettersche
officieren en soldaten en de roomsch katholieke
meisjes der stad."
Des Prinsen antwoord bleef niet uit.
Bij monde van zijn geheimen raad, verbood zijne
Hoogheid het bestuur, in 't vervolg om 't even
wat" aan den Ilollandschen stadvoogd te betalen.
Deze, zijnen wrok verbijtend, streek voor dit
bevel de vlag, maar zwoer in stilte zich te wreken
op den onhandelbaren raad, en bracht ook, ruim
een jaar nadien, zijn lang doordacht ontwerp ten
uitvoer.
In den morgen van den lOen November 1715,
ge'ukte het den gouverneur de twee regecrende
burgemeesters en drie der hoogere magistraten in
zijne woning te vereenigen. Daar verklaarde hij
uiterlijk dat er een einde aan de zaak moest ko
men, dat men hem reeds al te lang van allen
bijstand had verstoken, dat zijn geduld was uit
geput, en eischte hij de onmiddellijke betaling
eener som van duizend pistolen (ongeveer zeven
duizend gulden), ter vereffening van 't geschil.
Wat men ook inbracht of betoogde, hardnekkig
hield onze Hollander zijne onrechtmatige vorde
ring staande. Hij weigerde de tusschenkomst van
den Prins-Bisschop in te roepen, van wien hij,
zeide hij, den brui gaf en gecne bevelen te ont
vangen had. Ten slotte verklaarde hij zijnen gasten
dat ze zijne gevangenen waren, en zonder voedsel,
zonder drank in zijne woning bewaakt zoudea
worden, totdat het hun behagen zou eene schuld
bekentenis op te maken van de gevorderde som.
Eene gereedgehoudon wa^ht sloot de ongelukkige
overheden in eene kleine kamer op. waar eene
tafel met papier, eene pan en inkt hen wachtte.
Vruchteloos bleven hunne beden, hunne bedrei
gingen, hunne beloften; vruchteloos ook de be
moeiingen van eenige hooggeplaatste burgers om
het vijftal te bevrijden. Zonder iets te hebben
genoten bracht het den nacht in wanhoop door.
Om hunne beslissing te bespoedigen, liet de
stadvoogd hen des morgens in een stevig gesloten
karos en onder een geleide van dertig lansen
overbrengen naar liet Kasteel, en daar in eenen
keiker werpen. Van levensmiddelen was geen
sprake. Alleen aan den avond van dien dag liet
de wachtdoende officier den gevangenen water
in eenen emmer reiken. De twec-en-zeventig-jarigo
burgemeester De Tru was op het punt te bezwij
ken. Een zesde raadslid en zijn zoon waren
intusschen eveneens door de soldaten opgelicht en
in een koud en stinkend hol" achter de Groote
Wacht geworpen i vanwaar men hen den dag
daarop bij de andere gevangenen op het kasteel
bracht. Langere weerstand was onmogelijk. Men
trad in onderhandeling. Hoe lang men de
ongelukkigen van voedsel bleef berooven, staat in
de archieven niet vermeld, maar eerst na tien of
j elf dagen sloeg voor hen het uur der verlossing.
De stadvoogd had zijn doel bereikt, on verklaarde
zich pavc et satisfait jiisijit'a Ja fin tin moix"
voor een som van 6500 florijnen die hij de stad
had afgeperst.
Twee jaren later verliet hij Hoei, waar hij, zoo
als ik boven zeide, eene verafschuwde herinnering
naliet.
VON MOLTKE EN HET liOMBARDEMEXT
VAN PARIJS.
In de Deutsche Kemc zijn sedert eenigen tijd
nagelaten brieven van wijlen den minister van
oorlog graaf Roon verschenen ; hierin kwamen eeni
ge beschuldigingen togen von Moltke voor. Tot be
strijding der aanduidingen van von Roon omtrent
zekere niet-militaire invloeden, welke Moltke
zouden hebben overgehaald de beschieting van
Parijs langer dan met zijn plicht overeenkwam uit
te stellen, schrijft majoor graat Wilhelm Moltke
nu aan den redacteur van de Deutsche lieme het
volgende :
Zeer geëerde heer Fleischer! De brieven van
(iraaf von Roon, in de Augustus-aflevering van de
Deutsche Recue verschenen, bevatten eenige uitin
gen van don laatste omtrent de verhouding van
ijn overleden oom; den veldmaarschalk graat
Moltke, tot het bombardement van Parijs, welke
licht tot verkeerde opvattingen by het publiek
konden leiden, indien zij onbeantwoord bleven.
Zooals misschien niet algemeen bekend is, stonden
te Versailles twee partijen tegenover elkander, aan
de eene zijde de bonds-kanselier en generaal von
Roon, welke eene opening van het bombardement
voor wenschelijk hielden, vóórdat al do ammunitie
ter plaatse was, aan de andere zijde Z. Eoninkl.
Hoogheid de Kroonprins, de generaals v. Moltke
en v. Blumenthal, die den aanvang van de be
schieting van het aanwezig zijn der ammunitie
afhankelijk wilden maken. Z. Majesteit de Koning
hield zich onzijdig, maar helde ook meer over tot
zijn chef van den generalen staf. Aan de
onteviedenheid hierover kunnen wellicht de bittere
woorden in de brieven van von Roon toegeschreven
worden.
Ofschoon ik deze dan ook niet als aanleiding
tot een strijd tusschen de schimmen der beide groote
mannen wil doen dienen, acht ik mij toch ver
plicht, het publiek de opvatting van den overleden
veldmaarschalk in deze vraag niet te onthouden,
en verzoek u, geëerde heer Fleischer, bijgevoegden
brief van dezen aan mijn overleden vader in de
volgende aflevering van de Deutsche Revue op te
nemen. Daar hij geen enkel kwetsend woord bevat,
zal hij tot geen verdere veete aanleiding geven.
Versailles, 22 December 1870. Het algemeen
verlangen naar het einde van dezen
verschrikkelijken eorlog maakt, dat men in het vaderland
vergeet dat hij eerst vijf maanden duurt; men
verwacht alles van een bombardement van Parijs.
Dat dit niet reeds gevolgd is, schrijft men aan
teedere bezorgdheid voor de Parijzenaars of zelfs
aan den invloed van hooge persoonlijkheden toe,
terwijl hier alleen de militaire mogelijkheid en
doelmatigheid in 't oog worden gehouden. Van
drie zijden zijn mij reeds de verzen toegezonden:
Guter Moltke, gehst so stumm,
Immer um das Ding herum,
Bester Moltke, sei nicht dumm,
Mach doch einlich: bum, bum, bum!
Wat het beteekent, eene vesting aan te vallen,
tot welker verdediging een leger gereed staat,
had men toch uit Sewastopol wel kunnen leeren.
Sewastopol werd cer»t eene vesting gedurende den
aanval, alle materiaal kon over zee er heen wor
den gesleept, de voorbereidingen duurden tien
maanden; nog kostte de eerste storm 10,000, de
tweede 13,000 menschen.Om Parijs te bombardeeren,
moeten we eerst de forten hebben. Er is ook tot
het aanwenden van dit dwangmiddel niets ver
zuimd, maar ik verwacht veel meer van den lang
zaam, maar zeker werkenden honger. Wij weten,
dat sedert weken te Parijs slechts nog enkele
gaslantarens branden, dat in de meeste huizen, on
danks den vroegen en ongewoon strengen winter,
door volkomen gebrek aan steenkolen niet gestookt
wordt. Een brief van generaal V. aan zijne gemalin,
per ballon opgevangen, geeft de volgende prijzen
aan: een pond boter 20 fr., een kip 20 fr., une
dinde non truftee bien entendu 60?70 frs. Aardig
beschrijft hij zijn souper, haring met mosterdsaus,
behalve dit een heerlijk klein filet de boeuf, dont
on ferait fête. Paul Ie cuisinier avait fait des
bassesses pour l'avoir, il a promis au boucher
Mr. et Madame M. un sauf-conduit pour un des
forts pour (acher de voir les I'russiens. Deze
vertrouwelijke mededeelingen tusschen man e»
vrouw schetsen den werkelijken toestand beter,
dan alle berichten uit couranten, die in de eene
of andere richting overdrijven. De hongersnood
is er nog niet, maar hare voorloopster, de duurte.
De Rothschilds en Pereires hebben nog altijd hun
dindon trufl'é; de laagste klassen worden door
de regeering betaald en gevoed, maar de geheele
raiddelstand lijdt gebrek en wel sedert lang.
Zulke toestanden zijn op den duur niet houd
baar. Het is waar, men vooronderstelt, dat wij te
velde alle legers verslaap, die zich steeds van
nieuws af' aan tegen ons samenpakken. Maar het
is ook alleen aan het schrikbewind der advocaten
mogelijk, zulke legers te verzamelen, slecht
georganiseerd, zonder vervoermiddelen, bon aan
het ruwe weder bloot te stellen, zelfs zonder
hospitalen en dokters. De ongelukkige menschen
zijn bij al hun vaderlandsliefde en bij al hunne
dapperheid niet in staat, onze welgestelde moedige
troepen te wederstaan ; de slechte toestand der
bivouaks maait ze meedoogenloos weg en de ge
wonden liggen bij honderden aan den weg, zonder
eenige hulp, totdat onze ambulances, waarop de
Franschen schieten, ze vinden. De franctireurs
zijn de schrik in alle plaatsen, zij brengen den
ondergang waar zij komen. Doch genoeg over deze
treurige zaken. Dat God een spoedige gelukkige
uitkomst geve, waaraan ik niet twijfel."
Aan bovenstaanden brief, die den toestand
weergeeft, zooals de veldmaarschalk Graaf Moltke
hem opnam, heb ik nog toe te voegen, dat
Z. Doorluchtigheid prins Kraft zu
IlohenloheIngelfingen, generaal der artillerie en
generaaladjudant van wijlen Z. M. den Keizer en Koning
Wilhelm I, die in zijn tijd de beschieting te
leiden had. op mijne bescheiden aanvraag over
den toestand in dien tijd mij op de vriendelijkste
wijze uit zijne persoonlijke ervaring mededeelde,
dat volgens zijne overtuiging onmogelijk aan
Moltke een verwijt kon gemaakt worden van het
vertragen der beschieting.
DE EERSTE HOEVE VOOR BOOTU's
KOLOMSTEN.
Dicht bij Londen, in de buurt van het
ouderwetsche aardig gelegen dorpje Iladleigb. is Castlc
Farm gelegen, de eerste landbouwkolonie, zoo zou
men de vestiging bijna kunnen noemen, die ge
neraal Booth heeft ingericht voor de arme zwer
vers, wier lot hij zich aantrekt en die hij het be
zinkende tiende deel" noent. Iemand, die de plaats
heeft bezocht, vertelt er het volgende van:
.,\Vij kwamen, toen wij het hek waren doorge
gaan en het ruime terrein betraden, langs een
twintigtal mannen, die de fondamenten legden
van het gebouw en die we aanschouwden met be
langstelling, gepaard aan nieuwsgierigheid. Er
waren bijna zooveel typen als er individuen waren,
en de leeftijd wisselde af van zeventien tot zeven
tig. Daar zag men den aankomenden knaap, ge
boren met de erfenis van een ziekelijken geest in
een ziekelijk lichaam; naast hem arbeidde de
ge