De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 6 september pagina 4

6 september 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 741 rykskundigen bezorgd hebben, heeft thans een uitstapje naderbij gemaakt, en ook het verhaal 1 hiervan in den vorm van een groot werk met platen en kaarten uitgegeven, Une excursion en Corse. De kern van het boek vormt een e lezing, indertyd te Bern door prins Roland Bonaparte gehouden; later is dez« voordracht omgewerkt, met allerlei inlichtingen en belegstukken uitge breid, zoodat het boek thans een belangrijke monographie van byna 300 bladzijden vormt, tevens een prachtwerk van de firma Chamerot te Parijs. Een belangrijk gedeelte vormt de zeer uitvoerige bibliographie van werken, op Corsica betrekking hebbend, met aanduiding der bibliotheken, waarin zij te vinden zijn; deze lijst bestaat uit ruim 1200 nummers. Onder de photographieën, aan het werk toege voegd, vindt men, behalve die van verschillende fraaie punten op Corsica, ook die van de doopacten van Napoleon l en zijn broeder Lucien, den stam vader van den tak der Bonapartes, waaruit prins Roland stamt. Voorts is het verhaal vol van interessante bijzonderheden omtrent de toestanden op Corsica, de bandieten, bijvoorbeeld de Bellacoscia's, die rustig in hun groen paleis", de maquis, rondwandelen, en meer onregelmatigheden, die men zich. zóó dicht bij de goed geadmini streerde wereld, nauwelijks kan voorstellen. Bg de firma E. J. Brill te Leiden is een nieuwe druk van Jonathan, Waarheid en Droomen" verschenen. Kondigden wij weinige jaren geleden met ingenomenheid de groote, door Steelink geïllustreerde editie van het in zekeren zin klassieke werk aan, deze nieuwe uitgave heeft als attraction, behalve het portret van den eer waarden schrijver, een naschrift, Losse bladen de geschiedenis van het boek bevattend." De Losse bladen" zun geheel, en dit is, na vijftig jaren, iets opmerkelijks, in aansluiting met het oude boek geschreven; dezelfde humor en bescheidenheid, iets aardig ouderwetsch solieds, tegelijk eerbiedwaardig en r.aief, trekt in dit na schrift evenals in het werk van den jongen Jonathan nog aan. Dr. Hasebroek geniet met volle bewustzijn nog de populariteit in beschaafde kringen, die zyn boek hem voor ruim vijftig jaar bezorgde; dat ook dit bewustzijn heel duidelijk in de losse bladen" wordt uitgesproken, wie zou het hem, euvel duiden? Dénieuwe e.litie is binnen het bereik van alle huiselijke boekenrekjes; al zijn reeds vele ervan voorzien, menigeen zal deze nieuwe uitgave nog willen bezitten. Eene voordacht over bevloeiing van hooilanden in Nederland en elders, gehouden op de 17e algemeene vergadering van de Geldersen Overijselsche Msat.vchappüvan Landbouw te Kuilenburg, 25 Augustus 1891, door J. de Koning, civiel-ingenieur, is te Nijmegen bij de firma H. C. A. Thieme ver schenen. Zij dient als inleiding tot een uitvoerig werk, met 16 groote platen en kaarten in kleu rendruk, van de heeren J. van Hasselt en J. de Koning, dat binnenkort bij de firma H. C. A. Thieme zal verschijnen en getiteld is: Bevloeiingen in Noord- en Midden-Europa, rapport omtrent eene reis tot bezichtiging van irrigatie-inrichtingen, ingevolge opdracht van den dijkstoel van het pol derdistrict Over-Betuwe, ingezonden aan genoem den dijkstoel, 12 December 1887. Wetenschap. EEN HOLLANDSCH GOUVERNEUR IN BELGIË, IN HET BEGIN DER XVIIIe EEUW. Teu gevolge van de krijgsbewegingen, waarvan Belgiëhet tooneel was in de eerste jaren der achttiende eeuw, bezette een Hollandsen gouver neur de vrij onbeduidende vesting Hoei, waarvan onze Nederlandsche schrijfster, wijlen mevrouw Bosboom?Toussaint, de bekende Verrassing" heeft beschreven. Aan het bootd dier bezetting stond een man, wiens naam niet zuiver Nederlandsch, doch Zweedscb, of Noorsch, of Duitsch mag luiden, maar van wien men in de archieven van het bovengenoemde stadje steeds als een Nederlander, van een HoHandais" gewaagd: de Brigadier Isaac de Cronstrom, Heer van Heegerwal en Bieurfors." Hij was de laatste gouverneur van de stad, het kasteel en de ves ting Hoei." Wat nu de nationaliteit van den merkwaardigen stadvoogd aangaat, of ze werkelijk Nederlandscb, dan Duitsch, of Zweedsch of Noorsch ge weest is, doet er ten slotte weinig toe. Genoeg, hij diende in de gelederen van 't beroemde Statenleger, en verdient de onsterfelijkheid waarop de helden van dien tijd in onze geschiedenis aan spraak hebben : Ergo: maken wij onsterfelijk, of althans gedenken wij, wie er weleer heeft bijge dragen tot verheffing en verheerlijking van den Nederlandschen stam! De nieuwe stadvoogd was een dier ruwe, wille keurige, roofzieke en doorsiepen soudards," waar van het wemelde in de legers van dien veelbe wogen tijd. Gedurende bijna twaalf jaren drukte zijn hatelijk dwanggezag met looden zwaarte op het arme stadje; en de gedachtenis die hij naliet was zoo somber en verfoeid, dat er nog honderd jaren iater van de Cronttrom werd gewaagd als van den vleeschelijken duivel, on men de kinderen placht te dreigen met het fluisteren van zijnen naam. Al spoedig wist men met wien men te doen han. Weinige dagen na zijnen intocht, bood do raad der gemeente hem een geschenk in uitge lezen wijnen aan, om zijne genegenheid te winnen. Doch de voortvarende gouverneur, weinig erken telijk voor dez,e daad van hoffelijke angstvallig heid, gaf oogenblikkelijk te kennen dat men hem en zijnen officieren elk eene volledig gemeubelde woning in de stad te verschaften had, alsmede eene maandelijksche toelage voor 't geen hij noemde : utensiles. Hoe rekbaar deze benaming was, kan blijken uit eene rekening die nog bewaard wordt in de archieven, en waarvan wij, als een staaltje, eenigo posten laten volgen. Aan den Heer de Cronstrom, om hem te bewe gen de stad te verlaten en zich terug te trekken op het Kasteel", tijdens het beleg van de Franschen, den 30en Mei 1705, 600 florijnen. Aan den visscher van Poarse (een dorp in de buurt), voor acht pond forellen, voor den Heer de Cronstrom, 12 flor. Om forellen voor M. den Gouverneur gezocht te hebben, 10 stuivers. Aan M. den Gouverneur, opdat hij de goed» heid zoude hebben de stad vrij te stellen van de huisvesting der cavalerie (?ce qui eet estez effectivement fait") 600 flor. Aan den rentmeester der stad, voor wild en forellen, die M. den Gouverneur zijn aangeboden 202 flor. 5 st. 2 p. Aan Pier Thomas, voor toortsen en kaarsen, aan het gouvernement geleverd (in minder dan n jaar) 563 flor. 16 st. Op bevel der HH. Burgemeester aan de be dienden van M. den Gouverneur geschonken bij wijze van nieuwjaarsgeschenk 30 flor. Voor 12 flesschen dubbele anisette en eene mand 29 flor. Nieuwjaarsgeschenk voor den geheiniscbrijver van den Gouverneur: een latijnsch duitsch-fransch woordenboek, eene hollandsche en eene fransche spraakkunst ? Voor twee groote doozen gedroogde vruchten, die M. de Gouverneur zijn aangeboden 41 flor. Voor eene beddesprei van geglansd katoen 30 flor. 10 st. Voor een . okshoofd wijn, eenige hammen en andere kleinigheden (minutez), die M. den Gou verneur geschonken zijn op het oogenblik dat hij te velde trok 350 flor. Betaald aan dengene die de wapens van den Heer en Mevrouw de Cronstrom op de graizerk van Mej. de Cronstrom in de kerk St. Denis ge beiteld heeft 41 flor. Voor 16 pond forellen, aan den Heer de Cron strom te Nivelles gezonden 24 flor. Terugbetaald aan M. den Burgemeester Waret, die deze som aan de kindermeid van den Gouver neur geschonken had 12 flor. Aan Catherine Puremon, voor 5 koppel kippen 6 flor. 10 st. Aan de voedster van bet kind van M. den Gouverneur geschonken 12 flor. Voor waterpotten (!) en tinnen lepels ten gebruike van M de Constrom, aan de weduwe Englebert." Doch laat ons de nagedachtenis der eerzame vefve" Englebert en haar gerei met vrede laten! Wat er voorgaat moge volstaan. En zoo men nu in aanmerking gelieft te nemen dat de schraapzuchtige Hollander, gedurende het tijdsbestek zijner voogdij, vi or meer dan 100.000 gulden in reke ning der rentmeesters vermeld staat, (eene som die destijds ongeveer eene driedubbele waarde vertegenwoordigde) terwijl het onderhoud van den staf jaarlijks over de 12.000 gnlden kostte, zoo kan men zich een denkbeeld vormen van den vertwijfelden toestand eener stad, welke zelve ter nauwernood over eene rente van 20 000 gulden beschikken kon! En niet alleen uit een geldelijk oog punt was het verblijf des gouverneurs en zijner bende eene ware ramp. De schandelijke geweldenarijen eener tuchtelooze soldateske brachten de inwoners tot het uiterste; doch evenals Tilly te Maagdenburg, scheen de bevelhebber van oordeel, dat de sol daat voor zijn gevaar en zijne moeite iets hebben moest.1' Oogluikend zag hij de gruwelen toe, en deed er nu en dan aan mede. Ontelbaar en bitter waren de klachten die zich verhieven van alom: hij schudde het hoofd, of strafte de genen, die zich te beklagen hadden voor hunne onverdraagzaamheid. Gelukkig VÜOT de Iloeienaars, bracht eindelijk en ten langer, laatste de vrede van Utrecht eene verandering in hnn deerniswaardig lot. Steunende, zich beroepende op eene bepaling van 't verdrag, beweerde de raad ontheven te zijn van de betaling eener toelage voor de utenriles van den stadvoogd. Natuurlijk echter trachtte deze zijn uit de lucht gegrepen recht op die vergoeding" staande te houden. Maar de hekken waren verhangen, zijn zoo lang misbruikt gezag gefnuikt, ontzenuwd door den vrede, en, in de bestaande omstandigheden, alle geweld bedenkelijk. Er bleef hem dus niets anders over dan eene vreedzame onderhandeling ter bereiking van zijn doel. In antwoord op het raadsbesluit waarbij de be twiste schadeloosstelling kort en goed werd inge trokken, toonde de stadvoogd eene oorkonde, dagteekenend van het jaar 1709, krachtens welke hem door de overheid eene toelage verzekerd was van vijftien kronen in de maand: uit erkentelijk heid voor de goede diensten, die de HoofJolh'cier de Cronstrom zoo goed is geweest aan de stad te bewijzen." Deze oorkonde nu was valsch! De leden die in 't genoemde jaar het gemeen tebestuur hadden uitgemaakt, verklaarden onder plechtigen eed, niets van dien aard te hebben besloten, noch te hebben kunnen besluiten, aan gezien eene dergelijke beslissing boven hunne bevoegdheid ging. Er volgde eene hevige woordenwi.-seling. De Cronstrom wendde zich tot den Prins-Bisschop, met de verzekering dat de bewe ring van den raad niet minder valsch was dan de door hem gezworen eed; dat zijn bestuur nooit tot de geringste klacht aanleiding bad gegeven; dat men zijne rechtvaardigheid, zijne tucht, zijne belangeloosheid loofde, en dat hij steeds in de volmaaktste eendracht en vriendschap had geleefd met de geestelijke overheden der stad. Onge lukkig voor hem kwam de raad voor den dag met een aantal geschreven verklaringen, waarin diezelfde geestelijkheid zich bitter en op hevigen toon over de talrijke knevelarijen en vik'nies" van don voogd beklaagde. Dat men tot daartoe het zwijgen bewaard had, legde men door den doodsangst uit, dien de tijdens den oorlog almach tige dwingeland, iedereen kad ingeboezemd. En nu volgde er eer.e lange en bonte lijst van grieven. Evenwel misschien weerhield een zeker schaamtegevoel den raad, want elders vinden wij reeds gewaagd van des parolles injurieuses que l'honnesteténe permet par d'estre coucht'es dans ce Mémoire" ook ditmaal zeide men niet alles. De liederlijke losbandigheid, waaraan de bevel hebber en zijne bende zich jaren lang schuldig hadden gemaakt, werd ten naastenbij over 't hoofd gezien.... 't Is waar, men schreef aan oenen bisschop! Het eerste verwijt gold zijne hebzucht, waar door hij de stad in acht jaren tijds voor meer dan honderdduizend gulden geïnteresseerd" had, zeide men. En daarbij was het niet geble ven. Ook de kloosters en konventen hadden voor het geweld moeten bukken en eene jaarlijksche schatting gestort. Hij bad zich bovendien de tui nen van verscheidene ingezetenen onrechtmatig toegeëigend, en een buitensporig tolgeld van de schepen en booten geëischt, die onder de brug over de Maas doorvoeren. Ten spijt van de rechten der burgerij, had hij zichzelven en zijne oificieren tot lijfstraffelijke rechters opgeworpen; de pastoor van St. Remi, die 's avonds van eene berechting kwam, was in de wacht gesleept geworden; men had de poorten der stad gesloten voor den deken in het kapittel, die van de rogatiën huiswaarts keer den; een werkman, metselaar, de son art", die ge weigerd had op een Zondag aan de vestingwerken te arbeiden, werd om zijne manhaftige christelijk heid op meer dan honderd stokslagen onthaald; een ander viel hetzelfde lot om nagenoeg dezelfde reden ten deel; een ingezetene was verbannen. omdat hij, stadsmagistraat gekozen, zijn eereambt niet had willen afstaan aan den kleermaker van den gouverneur! Men had de deur van een der kanunniken en die van het klooster der Min derbroeders met geweld dnen openbreken, om er niet alleen jonge officieren, maar zelfs gehuwde soldaten" te huisvesten: au grand deshonneur de nostre religion!" Zonder eenige noodzakelijk heid, had meu 600 soldaten in de hoofdkerk on dergebracht, met hunne vrouwen en kinderen: die zich in genoemden tempel aan de afschuwe lijkste vuiligheden en heiligschennis bezondigd hadden." Op bevel van den commandant der veste waren verscheidene burgemeesters gevankelijk naar het kasteel gevoerd. Met eens stoutmoedigheid zonder weerga had de bevelhebber de wapens van zijne Hoogheid den Prins-Bisschop van de St. Hermanspoort verwijderd en vervangen door de zijne. Men eindigde met de bescherming Zijner Hoog heid af te smeeken: opdat de stad weldra van 't onverdraaglijk juk van genoemden de Cronstrom en van het garnizoen bevrijd mocht worden, er bij voegende dat een langer verblijf van 't laatste noodzakelijk leiden moest en zou tot het verderf van den heiligen godsdienst, aangezien het reeds aanleiding had gegeven en onfeilbaar geven zou tot eene menigte huwelijken tusschen de kettersche officieren en soldaten en de roomsch katholieke meisjes der stad." Des Prinsen antwoord bleef niet uit. Bij monde van zijn geheimen raad, verbood zijne Hoogheid het bestuur, in 't vervolg om 't even wat" aan den Ilollandschen stadvoogd te betalen. Deze, zijnen wrok verbijtend, streek voor dit bevel de vlag, maar zwoer in stilte zich te wreken op den onhandelbaren raad, en bracht ook, ruim een jaar nadien, zijn lang doordacht ontwerp ten uitvoer. In den morgen van den lOen November 1715, ge'ukte het den gouverneur de twee regecrende burgemeesters en drie der hoogere magistraten in zijne woning te vereenigen. Daar verklaarde hij uiterlijk dat er een einde aan de zaak moest ko men, dat men hem reeds al te lang van allen bijstand had verstoken, dat zijn geduld was uit geput, en eischte hij de onmiddellijke betaling eener som van duizend pistolen (ongeveer zeven duizend gulden), ter vereffening van 't geschil. Wat men ook inbracht of betoogde, hardnekkig hield onze Hollander zijne onrechtmatige vorde ring staande. Hij weigerde de tusschenkomst van den Prins-Bisschop in te roepen, van wien hij, zeide hij, den brui gaf en gecne bevelen te ont vangen had. Ten slotte verklaarde hij zijnen gasten dat ze zijne gevangenen waren, en zonder voedsel, zonder drank in zijne woning bewaakt zoudea worden, totdat het hun behagen zou eene schuld bekentenis op te maken van de gevorderde som. Eene gereedgehoudon wa^ht sloot de ongelukkige overheden in eene kleine kamer op. waar eene tafel met papier, eene pan en inkt hen wachtte. Vruchteloos bleven hunne beden, hunne bedrei gingen, hunne beloften; vruchteloos ook de be moeiingen van eenige hooggeplaatste burgers om het vijftal te bevrijden. Zonder iets te hebben genoten bracht het den nacht in wanhoop door. Om hunne beslissing te bespoedigen, liet de stadvoogd hen des morgens in een stevig gesloten karos en onder een geleide van dertig lansen overbrengen naar liet Kasteel, en daar in eenen keiker werpen. Van levensmiddelen was geen sprake. Alleen aan den avond van dien dag liet de wachtdoende officier den gevangenen water in eenen emmer reiken. De twec-en-zeventig-jarigo burgemeester De Tru was op het punt te bezwij ken. Een zesde raadslid en zijn zoon waren intusschen eveneens door de soldaten opgelicht en in een koud en stinkend hol" achter de Groote Wacht geworpen i vanwaar men hen den dag daarop bij de andere gevangenen op het kasteel bracht. Langere weerstand was onmogelijk. Men trad in onderhandeling. Hoe lang men de ongelukkigen van voedsel bleef berooven, staat in de archieven niet vermeld, maar eerst na tien of j elf dagen sloeg voor hen het uur der verlossing. De stadvoogd had zijn doel bereikt, on verklaarde zich pavc et satisfait jiisijit'a Ja fin tin moix" voor een som van 6500 florijnen die hij de stad had afgeperst. Twee jaren later verliet hij Hoei, waar hij, zoo als ik boven zeide, eene verafschuwde herinnering naliet. VON MOLTKE EN HET liOMBARDEMEXT VAN PARIJS. In de Deutsche Kemc zijn sedert eenigen tijd nagelaten brieven van wijlen den minister van oorlog graaf Roon verschenen ; hierin kwamen eeni ge beschuldigingen togen von Moltke voor. Tot be strijding der aanduidingen van von Roon omtrent zekere niet-militaire invloeden, welke Moltke zouden hebben overgehaald de beschieting van Parijs langer dan met zijn plicht overeenkwam uit te stellen, schrijft majoor graat Wilhelm Moltke nu aan den redacteur van de Deutsche lieme het volgende : Zeer geëerde heer Fleischer! De brieven van (iraaf von Roon, in de Augustus-aflevering van de Deutsche Recue verschenen, bevatten eenige uitin gen van don laatste omtrent de verhouding van ijn overleden oom; den veldmaarschalk graat Moltke, tot het bombardement van Parijs, welke licht tot verkeerde opvattingen by het publiek konden leiden, indien zij onbeantwoord bleven. Zooals misschien niet algemeen bekend is, stonden te Versailles twee partijen tegenover elkander, aan de eene zijde de bonds-kanselier en generaal von Roon, welke eene opening van het bombardement voor wenschelijk hielden, vóórdat al do ammunitie ter plaatse was, aan de andere zijde Z. Eoninkl. Hoogheid de Kroonprins, de generaals v. Moltke en v. Blumenthal, die den aanvang van de be schieting van het aanwezig zijn der ammunitie afhankelijk wilden maken. Z. Majesteit de Koning hield zich onzijdig, maar helde ook meer over tot zijn chef van den generalen staf. Aan de onteviedenheid hierover kunnen wellicht de bittere woorden in de brieven van von Roon toegeschreven worden. Ofschoon ik deze dan ook niet als aanleiding tot een strijd tusschen de schimmen der beide groote mannen wil doen dienen, acht ik mij toch ver plicht, het publiek de opvatting van den overleden veldmaarschalk in deze vraag niet te onthouden, en verzoek u, geëerde heer Fleischer, bijgevoegden brief van dezen aan mijn overleden vader in de volgende aflevering van de Deutsche Revue op te nemen. Daar hij geen enkel kwetsend woord bevat, zal hij tot geen verdere veete aanleiding geven. Versailles, 22 December 1870. Het algemeen verlangen naar het einde van dezen verschrikkelijken eorlog maakt, dat men in het vaderland vergeet dat hij eerst vijf maanden duurt; men verwacht alles van een bombardement van Parijs. Dat dit niet reeds gevolgd is, schrijft men aan teedere bezorgdheid voor de Parijzenaars of zelfs aan den invloed van hooge persoonlijkheden toe, terwijl hier alleen de militaire mogelijkheid en doelmatigheid in 't oog worden gehouden. Van drie zijden zijn mij reeds de verzen toegezonden: Guter Moltke, gehst so stumm, Immer um das Ding herum, Bester Moltke, sei nicht dumm, Mach doch einlich: bum, bum, bum! Wat het beteekent, eene vesting aan te vallen, tot welker verdediging een leger gereed staat, had men toch uit Sewastopol wel kunnen leeren. Sewastopol werd cer»t eene vesting gedurende den aanval, alle materiaal kon over zee er heen wor den gesleept, de voorbereidingen duurden tien maanden; nog kostte de eerste storm 10,000, de tweede 13,000 menschen.Om Parijs te bombardeeren, moeten we eerst de forten hebben. Er is ook tot het aanwenden van dit dwangmiddel niets ver zuimd, maar ik verwacht veel meer van den lang zaam, maar zeker werkenden honger. Wij weten, dat sedert weken te Parijs slechts nog enkele gaslantarens branden, dat in de meeste huizen, on danks den vroegen en ongewoon strengen winter, door volkomen gebrek aan steenkolen niet gestookt wordt. Een brief van generaal V. aan zijne gemalin, per ballon opgevangen, geeft de volgende prijzen aan: een pond boter 20 fr., een kip 20 fr., une dinde non truftee bien entendu 60?70 frs. Aardig beschrijft hij zijn souper, haring met mosterdsaus, behalve dit een heerlijk klein filet de boeuf, dont on ferait fête. Paul Ie cuisinier avait fait des bassesses pour l'avoir, il a promis au boucher Mr. et Madame M. un sauf-conduit pour un des forts pour (acher de voir les I'russiens. Deze vertrouwelijke mededeelingen tusschen man e» vrouw schetsen den werkelijken toestand beter, dan alle berichten uit couranten, die in de eene of andere richting overdrijven. De hongersnood is er nog niet, maar hare voorloopster, de duurte. De Rothschilds en Pereires hebben nog altijd hun dindon trufl'é; de laagste klassen worden door de regeering betaald en gevoed, maar de geheele raiddelstand lijdt gebrek en wel sedert lang. Zulke toestanden zijn op den duur niet houd baar. Het is waar, men vooronderstelt, dat wij te velde alle legers verslaap, die zich steeds van nieuws af' aan tegen ons samenpakken. Maar het is ook alleen aan het schrikbewind der advocaten mogelijk, zulke legers te verzamelen, slecht georganiseerd, zonder vervoermiddelen, bon aan het ruwe weder bloot te stellen, zelfs zonder hospitalen en dokters. De ongelukkige menschen zijn bij al hun vaderlandsliefde en bij al hunne dapperheid niet in staat, onze welgestelde moedige troepen te wederstaan ; de slechte toestand der bivouaks maait ze meedoogenloos weg en de ge wonden liggen bij honderden aan den weg, zonder eenige hulp, totdat onze ambulances, waarop de Franschen schieten, ze vinden. De franctireurs zijn de schrik in alle plaatsen, zij brengen den ondergang waar zij komen. Doch genoeg over deze treurige zaken. Dat God een spoedige gelukkige uitkomst geve, waaraan ik niet twijfel." Aan bovenstaanden brief, die den toestand weergeeft, zooals de veldmaarschalk Graaf Moltke hem opnam, heb ik nog toe te voegen, dat Z. Doorluchtigheid prins Kraft zu IlohenloheIngelfingen, generaal der artillerie en generaaladjudant van wijlen Z. M. den Keizer en Koning Wilhelm I, die in zijn tijd de beschieting te leiden had. op mijne bescheiden aanvraag over den toestand in dien tijd mij op de vriendelijkste wijze uit zijne persoonlijke ervaring mededeelde, dat volgens zijne overtuiging onmogelijk aan Moltke een verwijt kon gemaakt worden van het vertragen der beschieting. DE EERSTE HOEVE VOOR BOOTU's KOLOMSTEN. Dicht bij Londen, in de buurt van het ouderwetsche aardig gelegen dorpje Iladleigb. is Castlc Farm gelegen, de eerste landbouwkolonie, zoo zou men de vestiging bijna kunnen noemen, die ge neraal Booth heeft ingericht voor de arme zwer vers, wier lot hij zich aantrekt en die hij het be zinkende tiende deel" noent. Iemand, die de plaats heeft bezocht, vertelt er het volgende van: .,\Vij kwamen, toen wij het hek waren doorge gaan en het ruime terrein betraden, langs een twintigtal mannen, die de fondamenten legden van het gebouw en die we aanschouwden met be langstelling, gepaard aan nieuwsgierigheid. Er waren bijna zooveel typen als er individuen waren, en de leeftijd wisselde af van zeventien tot zeven tig. Daar zag men den aankomenden knaap, ge boren met de erfenis van een ziekelijken geest in een ziekelijk lichaam; naast hem arbeidde de ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl