De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 13 september pagina 1

13 september 1891 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER f M& WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam. Singel bij de Vijzelstraat 542. Zondag 13 September. Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/' 1.65 Voor Indiëper jaar . mail?12. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar .... 0-18* Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . , 0.20 Reclames per regel 0.40 Bericht aan onze A bonnes. De FdfriKtocU Jer Waarheid. naar ERIK BöGH bewerkt door C. HONIGH. Met 33 Illustratiën door den schil der CAEL LARSSON, !? verschenen en de bestelde exemplaren ?Un verzonden. Voor abonne"» die nog niet bestelden, blQft de inteebenlng opengesteld. Aan ledere bestelling: moet het bedrag: van 5Q Cents worden toegevoegd. Aan onze abonnees bulten Amsterdam wordt de premie toegezonden na ont vangst van een postwissel ad 6O Cents. VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam, BIn gel b, d. VQzelstraat 54». l W H O C D: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: Hans en Mies. (Slot). KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door H. J. M. Muziek in de hoofdstad door Van Milligen. Giacomo Meyerbeer, door v. M. Tentoonstelling van de Hollandsche Teekenmaatschappüen van de Nederlandsche Etsclub te 's Hage, door D ... g. Aanteekeningen Schilder kunst, door V. Langen dijk, door Prof. Dr. P. J, Blok. Monsieur Tartuffe en Mr. Pecksniff. VARIA. SCHAAKSPEL. Het kleine stadje, schetsen door Max C. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. PEN EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIEN. Van verre en van nabij. De opgewondenheid der Fransche pers bij de bespreking der buitengewone eerbe wijzen, welke aan het Fransche eskader te Kroonstad zijn te beurt gevallen, heeft aan vankelijk den indruk gemaakt, eene zeer kunstmatige te zijn. Die indruk is nog ver sterkt door de tallooze Russophile demonstratiën in Parijs en in de provinciën, demonstratiën, die voor een groot deel zoo overdreven, zoo zot, zoo lachwekkend, en daardoor zoo onwaardig waren, dat vele verstandige Franschen er zich voor schaam den en dat men er in het buitenland de schouders over ophaalde. Toch zou men zich aan een overhaast oordeel schuldig maken, en, zoo als onze Duitsche buren zeggen, het kind met het badwater wegwerpen, wanneer men hier de Feuilleton. HANS en MIES. (Slot). Toen dit alles te vergeefs bleek, besloot Mies zich stap voor stap terug te trekken; de vijand rukte onbarmhartig nader en was reeds in een beangstigende nabijheid geko men; het tergende: »D'r uit, rottekop!" dat Hans hem van zijn tamelijk veilige hoogte toeriep, leidde hem niet van zijn doel af. Daarna besloot Mies, met den moed der vertwijfeling, aanvallend te werk te gaan; met een vreeselijk geblaas sprong zij op haren vijand los, gaf hem met haren klauw een geweldigen tik op den neus en sprong over hem heen de keuken in. Hans riep triomfeerend: »Kaatje, doe de deur dicht!" doch de vreugde was helaas van korten duur. Ofschoon Joli, door dien aanval van zijn stuk gebracht, over den kop duikelde, stond hij toch dadelijk weer op de pooten en snelde in woeste vaart zijn slachtoffer na, over stoelen, tafels en alles heen. Wat bij toeval nog was heelgebleven, brak; een oogenblik had hij Mies reeds bij den nek, toen Hans haar dapper te hulp kwam. Hij vloog boven op des vijands rug en pikte hem in de oogen. Razend van pijn, liet deze zijn slachtoffer los om Hans te lijf te gaan, wien het met moeite gelukte zich op de werkbank te redden. Ongelukkig viel hij toen echter in den stijfselpot en als Mies niet met edele zelfopoffering de aandacht van den hond opnieuw op zich gevestigd had, was Hans verloren geweest. Nu kon hij zich nog bijtijds uit den pot werken en spreuk »veel geschreeuw, weinig wol" wilde toepassen. Het zijn niet slechts de boulevard bladen en het boulevardpubliek, maar officieele en officieuse organen en personen, die in vollen ernst constateeren, dat Frankrijk eene nieuwe periode van zijne geschiedenis is ingetreden. Wel waarschuwt bijvoorbeeld de Nord tegen al te groote luidruchtigheid en drukte in de uitingen van sympathie, welke men in Frankrijk: voor Rusland ge voelt, maar tegelijkertijd constateert het blad, dat door de houding van den czar aan Frankrijk voor het eerst sedert 1871 de rang en de plaats zijn teruggegeven, waarop het onder de Europeesche groote mogendheden aanspraak kan maken. Frankrijk zoo vernemen wij heeft thans het recht om zijne stem te doen hooren en te eischen dat naar die stem worde geluisterd. En in Frank rijk zelf vindt de heer Pichon in zijn rap port over de begrooting van buitenlandsche zaken, even als de minister-president de Freycinet bij zijne toespraak na afloop der legermanoeuvres, gelegenheid om te verkla ren, dat de omstandigheden ten gunste van Frankrijk zijn veranderd en dat men daar te lande met meer vertrouwen dan ooit de toekomst kan tegemoet gaan. Is dan de veelbesproken Fransch-Russische alliantie een feit geworden ? Zeker niet in denzelfden zin als de nauwkeurig om schreven, plechtig bezegelde en officieel ver nieuwde alliantie tusschen deze beide mo gendheden en Italië. Een geschreven tractaat schijnt niet te bestaan. Maar »wij hebben het woord van den czar", zeggen de Fransche bladen, en velerlei officieuse uitlatingen schijnen die opvatting te bevestigen. De Russische pers haast zich, daarbij op te mer ken, dat de entente tusschen het czarenrijk en de republiek van uiterst vredelievender! aard is ; dat niemand in Rusland er aan denkt, de droomen der Fransche chauvinisten en revanchemannen te helpen verwezenlijken ; dat men de republiek slechts steunen zal wanneer zij wordt aangevallen, en dat eigen lijk van niets anders sprake is dan van het vormen van een tegenwicht tegen de triple alliantie, welke de rust van Europa bedreigt. Neemt men dit alles voor goede munt op, dan kan men zich over de nieuwe wending van zaken slechts verheugen Maar wanneer men door eigen oogen ziet, dan moet men zich afvragen, door welke handelingen of daden de triple alliantie oo t den vrede van Europa heeft bedreigd. En dan moet het ant woord luiden, dat deze alliantie tot nu toe sleepte zich met de kleverige pap aan vleu gels en pooten met moeite naar het bed, waar hij ongemerkt in het dons wegkroop. In dit oogenblik van den hoogsten nood kwam de baas over den drempel; rnet een enkelen blik had hij de aangerichte schade overzien; een onheilspellend vuur blonk in zijn oogen, n oogenblik stond hij stil, daarna greep hij een leest en slingerde die met alle macht tusschen de strijdenden, die zijn binnenkomen niet bemerkt hadden. Joli hinkte aan den achterpoot zwaar ge wond en met een hart vol onvoldane wraak heen, terwijl Mies, die veel vlugger in hare bewegingen was, het vreeselijk werptuig nog bijtijds had kunnen ontwijken; niettemin vond zij het eveneens raadzaam zich door een snelle vlucht aan de verdere liefkoozingen van den baas te onttrekken. Nu bleef nog onze Hans over, die in zijn warme schuilplaats nauwelijks durfde ademhalen, maar toen de baas met een z waren vloek het bed optilde en in een hoek slingerde, fladderde hij doodsbenauwd uit zijn schuilhoek te voorschijn echter niet als raaf, maar als vredesduil' in het rein gewaad der onschuld de stijfsel en het witte dons hadden die herschepping teweeggebracht. Wanneer de baas in een minder wanho pige stemming naar huis was gekomen, zou hij zeker over die potsierlijke gedaantever wisseling gelachen en de schade vergeten hebben. Nu echter vergenoegde hij zich met Hans den zwareii hamer na te werpen, waarop deze het eveneens geraden vond, zich door het open venster uit de voeten te maken. Hij huppelde in het tuintje achter het huis en zocht regenw.ormen. Ook nu was zijn gemoed over het begane misdrijf niet al te zeer bezwaard, hij liet het verder geinderdaad het karakter heeft gedragen van eene onderlinge verzekering en niet van eene vennootschap, die zich ten doel stelt winst te behalen ten koste van anderen. Ofschoon er na het bezoek der Fransche vloot aan Kroonstad nog slechts enkele weken zijn verloopen, kan men toch reeds wijzen op verschillende feiten, die het ver moeden wettigen, dat de nieuwe alliantie, althans wat Rusland betreft, niet zulk een volkomen onschuldig karakter draagt. Men behoeft daartoe slechts waartenetnen wat in Turkije geschiedt. De openstelling van de Dardanellen en den Bosporus voor de sche pen der Russische vrijwillige vloot en, in verband daarmede, de val van den grootvizier Kjamil-Pacha en van het geheele Turksche ministerie zijn de eerste belangrijke gevolgen van de entente tusschen St. Petersburg en Parijs. Het sluiten der genoemde zeeëngten voor de oorlogsvaartuigen van alle natiën is voorgeschreven door verschillende internati onale traktaten, tot welke Frankrijk inder tijd met grooten ijver heeft medegewerkt. Zeker, de schepen der zoogenaamde «vrij willige" Russische vloot zijn geen oorlogs schepen in den gewonen zin van het woord, maar zij dienen voor het vervoer van Rus sische troepen uit de Zwarte Zee door de Turksche wateren, en juist dit vervoer heb ben de traktaten van 1841, van 185(i, van 1871 en 1878 willen beletten. Niets is natuurlijker, dan dat Rusland zich zocht te onttrekken aan bepalingen, die de volle ontwikkeling zijner macht beletten, die men het in dagen van tegenspoed heeft opgelegd en die het voor vernederend houdt. Elke gelegenheid, om zich van die kluisters te ontdoen, heeft de regeering te St. Peters burg met beide handen aangegrepen, en zij heeft daarbij de West-Europeesche mogend heden steeds geplaatst voor een voldongen feit. Men herinnere zich slechts wat er ge worden is van de pertinente bepaling, dat Rusland in de Zwarte Zee geen oorlogsvloot mocht onderhouden, of van die, welke Batoem tot een vrijhaven maakte. Turkije leeft bij de gratie der groote mo gendheden, en wanneer het nog niet recht streeks voor de vraag is gesteld, of het liefst met eene Engelsche of eene Russische saus wil worden opgegeten, dan heeft het dat alleen aan den ouderlingen naijver dezer mogendheden te danken. Kjamil-Pacha, die een ongewoon langen tijd bijna zes jaren grootvizier is geweest, heeft steun ge zocht bij de triple alliantie, en dit was zeer troost aan den tijd en aan het toeval over, den boel weer in orde te brengen en trachtte zich intusschen op zijn manier ie amuseeren. Ook hierin was hij, als in zoovele dingen, de volmaakte tegenhanger van zijn baas. Terwijl deze den iinancieelen ondergang van zijn huis niet verkroppen kon, en naar het laatste en slechtste middel, de flesch had gegrepen, vond Hans in den wanhopigsten toestand het leven nog dragelijk en liet zijn goede luim door niets verstoren ; als iemand hem bij levenden lijve had geplukt, geloof ik, dat hij onder de handen van zijn pijniger nog allerlei gekheid zou uitgehaald nebben. JSn waarin bestond het ongeluk van zijn baas ? In do gewone familie-misère, waar aan dikwijls velen lijden, die zich zonder reservekapitaal door het leven moeten slaan. De vader zijner vrouw was ziek en afgeleefd uit zijn geboorteplaats tot hei» gekomen. Zij hadden hem in huis genomen en getrouw ver pleegd tot aan zijn einde. De oude man had wel verzekerd, dat de paar honderd gulden, die hij bezat, na zij dood hun zouden toebehooreii en dit verscheidene malen in het bijzijn van getuigen herhaald. Daarom had de arme schoenlappersfamilie zich ook boven hare krachten ingespannen, om hem de laatste dagen van zijn leven zoo aangenaam mogelijk te maken. Toen men echter na zijn plotseling daarop gevolgd overlijden nazoeking hield, was er in zijn nagelaten boeltje niet het minste van waarde te ontdekken. De verlegenheid, waarin de arme familie hierdoor geraakte, was groot; hun enkele spaarduitjeswareii niet alleen totaal verbruikt, maar enkele schuldeischers kwamen aldoor dringender met hun vorderingen opzetten, en daar men ook hen met de erfenis had ge troost, begonnen zij van bedriegerij en slinksche voorspiegelingen te praten en zelfs met verklaarbaar. Duitschland, Oostenrijk e» Italiëhebben de integriteit van het Turk sche rijk nooit ernstig bedreigd, al toonden zij zich gunstig gestemd voor de ontwikke ling der kleinere Balkan-staten. Zij hebben. in 1878, bij het congres van Berlijn, het hunne gedaan om aan Rusland de vruchten zijner overwinning op Turkije te onthouden; al hebben zij niet belet, dat Engeland ziek van Cyprus meesier maakte en zich voor onbepaalden tijd in Egypte nestelde, zij heb ben de bezetting van het laatstgenoemde land door Engelsche troepen nooit als eene blijvende willen erkennen. Doch de toena dering van Engeland tot de triple alli antie heeft den argwaan van den sul tan opgewekt. Frankrijk, dat alle reden heeft om voor Engeland's machtsontwikkeliirg in de kustlanden der Middellandsche Zee bevreesd te zijn, heeft begrijpelijker wijze dien argwaan versterkt. Reeds sedert jarea heeft de Fransche diplomatie te Constantinopel de Russische ondersteund, al moest zg daarvoor, met name in de Bulgaarsche quaestie, eene houding aannemen, die voor de vertegenwoordigers ecner vrijzinnige repu bliek alles behalve waardig was. De hoop op het tot stand komen eener toenadering tot Rusland heeft te Parijs den doorslag gege ven, en de eenzijdige oplossing der Darda nellen- quaestie ten gunste van Rusland be wijst, dat men te Parijs aan laatstgenoemde mogendheid in alles wat het Balkan-schier eiland betreft, de vrije hand wil laten. De eerste stap is gedaan: welke zal de tweede zijn ? Zal Rusland, vertrouwende op de warme, in alles toestemmende vriendschap van Frankrijk, en op het vaak herhaalde gezegde van Bismarck, dat voor Duitschland de geheele Balkanquaestie niet zooveel waard is als ilc botten van n Pommerschen gre nadier, verder gaan en gebruik maken van zijn versterkten invloed bij den sultan, om nu ook de Bulgaarsche quaestie uit te ma ken, dat is, om Bulgarije weder eene Rus sische satrapie te doen worden ? Zulk een vooruitzicht is weinig bemoedi gend, te meer, omdat men niet weet in hoe ver Duitschland, onder deze veranderde om standigheden, geneigd zal zijn voor Oostenrijk'.? belangen in het Balkan-schiereiland op te komen. De cenige troost, of liever de eenige geruststelling is, dat men te St. Petersburg niet over ijs van n nacht gaat en er alleen zijn slag slaat, wanneer men meent, dit straf feloos te kunnen doen. Voor het ongestoord behoud van den status quo op het Balkan gerechtelijke vervolging te dreigen. De brave schoenlapper trok zich dat alles geweldig aan. Zijn zaakje ging bovendien. hard achteruit, daar het hem aan middelen tot inkoop van de noodige grondstoffen ont brak. In die wanhopige stemming had hij den trooster jenever opgezocht en toen hij, onder den invloed van het verdoovend ver gif, zijn woning binnentrad en de verwoes ting en ellende aanschouwde: zijn laatste stuk leder vernield, een koude haard, geei; stuk brood in de kast om den honger der thuiskomende kinderen te stillen daarbij het denkbeeld, dat ieder oogenblik de deur waarder beslag op zijn boeltje kon komen leggen toen overviel hem een doffe ver twijfeling. Hij dacht er zelfs aan, dat n. sprong in 't water hem vrij kon maken vaii al die zorg. »D'r uit, rottekop!" klonk eensklaps naast hem een krassende stem, en een geel, rond ding viel voor zijn voeten. Toen de baas het glinsterende ding zag. was plotseling zijn roes verdwenen; met fon kelende oogen raapte hij het goudstuk op« Dat was ten minste redding voor eenige dagen en dan, wie weet welk toeval 1102 een gelukkigen ommekeer kon teweeg bren gen. Zonder zich verder omtrent de herkomst van het geld bezwaard te maken, ging hij de deur uit, kocht een stuk leder en voor het overschot de noodzakelijkste levensmid delen. Toen hij weer terug kwam, spreidde hij een schoon servet over de tafel heen eu schikte daarop brood, worst en ham, zoodat ze den binnenkomenden op het eerste ge zicht in het oog moesten vallen, 't Zag er recht feestelijk en zindelijk uit in het kamertje en toen de vrouw van haren vergeefschen tocht en de kinderen uit de school terug keerden en vroolijk verrast op den drempel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl