De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 13 september pagina 4

13 september 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 742 moet Pieter Kort zyn." Ik zou mij voorzichtiger wenschen vit te laten. Zoo doet de auteur telkens. Eet woordje dus" komt wel eens wat al te plot seling uit de luoht vallen. Voor iedere vraag heeft de heer Meyer onmiddellijk eene plausibele oplossing klaar. Dat is in een historicus een gevaarlijke neiging, die niet genoeg kan worden bestreden. Wjj weten niet alles, kunnen niet alles veten en moeten daarvoor durven uitkomen! Maar ook in dit opzicht zal de beterschap wel niet wtblyven. Wie met eene dissertatie als deze zijne intrede doet in de wetenschappelijke wereld," be looft veel goeds en zal de gebreken, aan een eersten arbeid kierende, op den duur kunnen «verwinnen. Groningen, Sept. 1891. P. J. BLOK. MONSIEUR TARTUFFE en MR. PECKSNIFF. Is huichelarij een Fransche of een Engelsche «genschap ?'' vraagt de Poll Mail naar aanleiding jan een aardig artikel in de Nouvelle Revue, en constateert met genot, dat het tijdschrift van Madame Adam de huichelarij, op het vaste land soolang aan de Engelschen verweten, thans in niet mindere mate aan zijn eigen landgenooten ten laste legt Het chauvinisme, de huichelarij in de gerechtszaal, de huichelarij der onschuld en die mar aanleiding der bevolkingsquaestie geven tekst genoeg om het den Engelschen naar den zin te maken. Wat gebeurd is, tijdens keizerin Friedrich P«rijs bezocht, is nog niet vergeten. Met vol komen oprechtheid en zonder gewetensbezwaar iadden de meeste Fransche kunstenaars de hoffetyke uitnoodiging, hun door keizer Wilhelm ge zonden, aangenomen en zouden te Berlijn expoteeren; op dezelfde wijze waren Duitsche artisten ? te Parvjs uitgenoodigd. Zulk eene uitwisseling T»n beleefdheden komt in de kunstwereld dagelyks toor, evenals in literatuur, handel en nijverheid. Maar twee of drie spelbrekers vonden hier een goede gelegenheid om van zich te doen spreken. Zij hieven hoog de banier ter vaderlandsliefde op, die niets te maken had bij deze vreedzame artis tieke demonstratie. Zij raasden en tierden, praatten ?nzin uren lang, onzin waarvan de ijdelheid en ongerijmdheid door ieder verstandig man werd ingezien. Toch hadden de kunstenaars den moed niet om doof te zijn voor dit brullend declameeren. Zij pakten de schilderijen, ter verzending gereed, ?maar uit, en verklaarden dat zij bogen voor de .publieke opinie". Een mooie publieke opinie; «et haar belachelijke vogelverschrikkers won de huichelarij haar pleit en maakte Frankrijk be lachelijk. . Dit onzinnig incident was eene reëditie van dat van Lohengrin eenige jaren geleden, en wel licht een voorbeeld voor nog een aantal in de toekomst. Men lacht om de Ligue des Patriotes en geeft haar toe; deze zonderlinge zwakheid maakt de chauvinistische huichelarij uit." . De huichelarij in rechtszaken komt het schit terendst uit bij echtscheidingen. Met hoeveel bitterheid worden dan den echtgenooten allerlei onschuldige dingen toegerekend. En als het verschil in vermogen tusschen beiden wat groot is, met ?wat minachtende bitsheid wordt dan hem of haar Terweten, dat hij of zij voor geld" getrouwd is. Toch weet ieder, dat in den stand der rechters loowel als in alle vermogende standen in Franki\jk, de notaris geraadpleegd wordt, vóór dat de jongelieden elkander mogen spreken, en dat de ouders van ieder der jongelieden een huwelijk, ?nkel uit lieflle, als een verderfelijke dwaasheid souden beschouwen." De huichelarij der onschuld is niet minder in 't oogloopend. Een Fransch j»ng meisje mag niets lien, niets weten, niets begrijpen; men zou dus, daar zij toch midden in het dagelijksch leven ver keert, moeten gelooven dat zij oliedom was, en bij ondervinding weet men, dat zij dit niet is. Gelukkig voor haar aanstaanden man, is die onwe tendheid maar een voorwendsel. Zij mag niet laar de komedie gaan, om Phèdre te zien spelen; maar zg leest de tragedie en leert haar van bui ten, als klassiek stuk. Zij leest romans, mits zij toet maar niet vertelt. De Carmen van Mérimée is verboden, maar die van Bizet in de Op ra-CoMÏque, met de zeer sprekende muziek, niet. Zij kent het woord liefde niet, maar babbelt met haar wiendinnen over niets anders, zooals in alle landen. En de huichelarij omtrent den achteruitgang der bevolking? Het is moeielijk er over te schrijTen; maar zij die in Frankrijk klagen over het Terminderen van het aantal geboorten, weten ook wel, dat bij de verhoogde kosten van de levens wijze, het overladen van ieder beroep, het verlangen Baar meer weelde, de staat van zaken zeer natuur lijk is. Toch roepen zij: crescite et multiplicamini! en wie den toestand, zonder hem nog te echtvaardigen, maar zou willen uitleggen, zou geen plaats vinden in de gewone bladen. Huiche larij overal. En het bewijs is, dat degene die deze verstan dige opmerkingen in de Nouvelle Revue maakt, wegens voor de hand liggende redenen" zijn a aam niet onder het artikel zet. Wegens gebrek aan plaatsruimte moet het verrolg van het artikel van Prof Paul Alberdingk Thijm over Plastische Kunst te Berlijn" worden uitgesteld. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Opgravingen te Pompeji. Zooals uit Pompeji geschreven wordt, zijn de tempel van den Genius van Augustus en het vrouwenbadhuis reeds lang uitgegraven, maar tot voor eenige dagen voor het publiek gesloten gebleven. Sedert dertigjaar werden beide gebouwen tot bewaarplaatsen voor kunst voorwerpen en kostbare marmeren monumenten, «iie niet naar het museum te Napels waren gevoerd, gebruikt. Thans echter hweft men besloten, deze voorwerpen ook naar het Nationaal Museum te vervoeren, en dus worden de beide goed onder houden gebouwen vrij en voor het publiek zicht baar. De tempel van den Genius van Augustus, genaamd templo di Mercurie", is wegens zijn uitstekend onderhouden kunstig altaar van groot belang. Dit K uit het kostbaarste marmer ver vaardigd; het zal op zijn plaats blijven staan. Het is rijk versierd met basreliefs, welke op de verschillende vormen en de verschillende oogenblikken van de offerande betrekking hebben. Aan de voorzijde van het altaar, tegenover den ingang van den tempel, bemerkt men de Vestaalsche maagd, welke het altaar met wierook bestrooit, terwijl de stier tot het offeren wordt aangebracht, door de priesters in vol ornaat en met alles, wat tot het offer behoort, gevolgd. Achter het altaar ziet men verscheidene fluitspelers. Aan beide zijden bemerkt men eene eikenkroon met eikels en twee struiken vanden laurud nobilis." Verder bevinden zich hier een bont bloemfestoen, eene wijnkruik en eene offerschaal, eene vaas en ver scheidene voorwerpen tot het balsemen. liet gebouw van de terme delle donne'' (vrouwenbaden) is het eenige in Pompeji, dat een volkomen ongeschonden gewelf kan aanwijzen, dat niet ge repareerd is, en dat een volledig tepidarium" bezit (met buizengeleidingen onder den grond). De volgende voorwerpen, die zich hier bevinden, komen thans in het museum te Napels. Eene volledige verzameling van Romeinsche gewichten, uit Egyptisah bazalt vervaardigd en in kogelvorm; een vrouwenborstbeeld, waarschijnlijk Agrippina, de moeder van Nero; vele monopodii" (eenpootige tafels) uit zeer kostbaar marnier gemaakt; vele basreliefs; vele exemplaren van een pigmeo" (dwerg); een symboliek borstbeeld, den winter voorstellend en nog vel; andere voorwerpen meer, alle van groote kunstwaarde. TOONEEL EN MUZIEK. De eerste première in het Parijsche tooneelsaizoen is een blijspel in drie bedrijven geweest, dat het Gymnase heeft opgevoerd, Madame ^t/nès, van Berr de Turique. Het is eene vroolijke comedie, niet heel nieuw van vinding, maar knap geschreven, eene vrouw die haren man door jaloezie van ontrouw en on verschilligheid geneest. Jules Lemai re had, naar de eerste scènes gemeend, dat er een veel be langrijker stof in zat, de naïeve Agnès van Molière na het huweln'k; Sarcey daarentegen triomfeert, want Berr de Turique heeft geheel eene comedie a la Scribe geschreven (Sarcey's ouden favori) en deze heeft succes gehad; kalme geestigheid, fat soenlijke komieke kracht, hier en daar iets larmoyants, alles is tweede rang en min of meer ouderwetsch, maar harmonisch. Het succes is een bewijs, hoe weinig invloed het Toeatre Libre, het Russische gruweldraroa en de realistisch onaan gename stukken nog op den smaak van het pu bliek gehad hebben. In de koninklijke opera te Berlijn zullen met l Januari de avonden, waarop Mascagni's Cavalleria ruttticana opgevoerd wordt, worden aange vuld met Die Gescltöpf'e des Prometheus, van Beet hoven, als ballet gearrangeerd. Te Weanen geeft meu op de opera van Mascagni eene parodie, Kruw.dleria musicana, oder Sizilianische Ehi enlautrn. Eene nieuwe wijze om den Parijzenaars het Russische volkslied te doen hooren, werd eergis teren op het Champ de Mars vertoond. De Yereeniging van schildersmodellen L'Olympc, gaf er eene voorstelling ten gunste van haar ziekenfonds; het laatste nummer was het tableau vivant De drie Gratiën." Drie van de mooiste modellen gaven het meesterstuk van Canova weer, en dat was werkelijk een prachtig gezicht. De vertoonsters waren natuurlijk iets meer bekleed dan Canova's gratiën, maar hadden toch haar schoone vormen zoo min mogelijk omsiuierd. Het publiek was verrukt, maar toen de drie schoonen n u Fransche en Russische v'aggen zwaaiden en het Russische volkslied zongen, steeg de opgewondenheid ten top. Het interessantste was, dat men de modellen erin herkende van een aantal der schoonste schil der- en beeldwerken der moderne kunstenaars. De roodblonde Sainte Madeleine van Henner, de trotsche Juno van Falguière, de weelderige Ba bylonische van Rochegrosse kon men terstond onderscheiden. Maar men kon ook opmerken, dat de artisten, zelfs die zich het meest voor realisten uitgeven, allen zonder uitzondering geidealiseerd hebben. LETTEREN EN WETENSCHAP. Qriekiche handschriften. Het bestuur van het Britsch Museum heeft nog eenige Grieksche teksten in het licht gegeven, die in papyrusrollen onlangs in de bibliotheek opgenomen zijn ontdekt. De bewerker is dr. G. Kenyon van het MagdalenCollege te Oxford. Het nieuwe deel bevat in 't geheel tien handschriften van klassieke schrijvers. Zeven daarvan geven gedeelten van reeds bekende werken, van de Ilias, van den derden brief van Demosthenes en van de rede van Isocrates Over den vrede", terwijl de hooge ouderdom van de handschriften hen de nauwkeurige beschouwing der philologen waardig maakt. Het handschrift van Demosthenes is bijvoorbeeld uit de tweede eeuw vóór Christus. De grootste belangstelling zal echter voor de drie nieuwe werken zijn, die na eene duizendjarige vergetelheid thans voor de eerste maal aan de moderne wereld voorgelegd worden. Twee daarvan dragen den naam van schrijvers, die onder de geleerden vrij goed be kend zijn; de groote Atheensche redenaar Hyperides en de grammaticus Tryphon van de school van Alexandriè'. Het nieuwe brokstuk uit Ilyperides' werken is een gedeelte van eene rede, welke hij tegen Philippides heeft gehouden, terwijl de beknopte grammatische verhandeling zeker niet van Tryphon afkomstig is, maar uit dezelfde eeuw afstamt. Wat echter de weten schappelijke wereld in het thans in het licht ge stelde deel het meest zal interesseeren, zijn de gedichten van den Alexandrijnschen dichter Herodas of Heroudas, van wien tot nog toe slechts tien verzen bekend waren. Het Heroudas-handschrift telt 700 versregels, die zeven verschillende gedichten uitmaken. Zij kunnen het best drama tische idyllen genoemd worden en behandelen dingen uit het dagelijksch leven. Een heet b. v. De huwelijksmakelaar," een ander De school meester," een derde Een beeoek bij den a>.-culaap." De dichterlijke verhevenheid van deze producten is niet groot, maar voor de ou'lheidsonderzoekers van groot belang, omdat zij als soort eenig in de Grieksche litteratuur zijn en er van de choriambische versmaat, waarin ze geschreven zijn, bijna in 't geheel geen verdere modellen meer bestaan. In zake de verduitsching" van vreemde woorden waarvoor eenige Duitsche bladen zoo ijveren, bevat de Neue Freie Presse de volger.de meening van den beroemden geleerde prof. Billroth. De Indo^ermaansche talen stammen allen van n boom; nu kan ik het geen aesthetisch onge luk noemen, dat de takken wat door elkander groeien. Evenals onze muziektaal uit Italiëkomt, komt onze medische ejn over 't algemeen onze wetenschappelijke taal, van de Grieken en Ro meinen. De zuidduitsche, vooral de Würzburger school, heeft een halve eeuw geleden beproefd, in plaats van amputatie afzetting", voor exstirpatie uitroeiing", voor resectie uitzaging" te zeggen. Maar vergeefs, men bleef bij de uit het Latijn ontleende cosmopolitiscbe, voor alle geleerden en alle volken begrijpelijke namen. Virchow en Koch en ook mijn bescheiden persoon zijn toch zeker goede Duitsche mannen, maar alle woorden, die wij in de wetenschap hebben ingevoerd, zijn Grieksch van oorsprong. Zelfs de nomenclatuur der pathologische nieuwe vormen en der gansche moderne bacteriologie is Grieksch. Van eene stokjesleer", in plaats van bacteriologie te spre ken, wie zou het niet belachelijk vinden V' De dwergen in Afrika. O/er de Contraal-Afrikaansche dwergstammen, waarvan Stanley onlangs in zijn werk zoo veel avontuurlijks bericht heefr, hield de heer G R. llaldiburton een zeer interessaJnte voordracht op het Oriëntalisten-Congres, dat thans te Londen plaats heeft. Hij zeide daarin, dat het bestaan van een dwergvolk, bene den 4 voet 5 duim groot, een district zuidelijk van den Atlas, tusschen Dra en de Sahara gelegen, bewonend, aan de wetenschappelijke wereld tot de laatste zitting van de Britisch Association te Bath, 'welles in 1888 plaats vond, onbekend is geweest. Hij heeft Marokko bezocht met het doel, nadere berichten omtrent dit interessante menschen-geslacht te vernemen, maar heeft met de grootste moeielijkheden te kampen gehad, daar de Mooren met betrekking tot de dwergen zeer bijgeloovig waren en weigerden daarover tot Europeanen te spreken. Duizenden dwergen be woonden het district Akha ten zuiden vui het Atlas-gebergte, zeer weinigen komen echter naar het Noorden. De Mooren hadden hun den naam Sidi Baraker" of Mabrouk" (onze gezegende Heeren) gegeven en vereerden ze als heiligen, terwijl ze hen telkens op de schouders kusten, wanneer ze hen voorbijkwamen. Uit New-York wordt bericht; Edison is nu ook onder de literatoren gegaan. Hij is thans met den heer G. N. Lathrop aan een roman bezig, die de wonderen van de electriciteit zal verheer lijken. Het doel van Edison is, de toekomst der electriciteit te schilderen, zooals deze in de 25ste eeuw het geheele menschelijk leven zal hebben veranderd. Edison zal zelf illustraties voor het boek teekenen. Ken Shakespeare reliquie. Bryon Saddler van Snitterfield bij Strafford heeft op een eikenhouten aanrechttafel een opschrift ontdekt, dat van William Shakcspeare afkomstig moet zijn en de datums 1585, 1586 en dien van zijne geboortedag (23 April 15G4) draagt. Het meubelstuk is sedert honderd jaar in het bezit der familie Saddler, alleen het opschrift is thans eerst bij eene schoon maak ontdekt. De tafel moet vroeger in een huis gestaan hebben, dat volgons de overlevering door de familie Shakespeare bewoond is. Het opschrift is met koperen spijkertjes vervaardigd en luidt: Ik kocht het, zaagde het, spijkerde het, sneed het uit. William Shakespeare." Drie brieven, die Maria Stuart kort vóór hare terechtstelling aan den kardinaal de Guise schreef, beproeft de keizerlijke openbare bibliotheek te Petersburg aan te koopan. Deze brieven waren lange jaren verborgen gehouden. Thans zijn zij weder in Engeland opgedoken en niet alleen de bibliotheek te Petersburg maar ook het Britsch Museum te Londen doet moeite om ze te ver krijgen. Weldra zal het Nederlandsche publiek in staat worden gesteld, te oordeelen, of, en in hoeverre de kunsttaal Volajiiik, ofschoon nog in wordenden toestand, reeds geschikt is, om letterkundige produkten in wijder kring bekend te maken. Bij den heer Johann Künstner in Leipa (Bohemen) zullen verschijnen twee verhalen van Justus van Maurik Jr.: Teun de Nachtwacht en Hoe Jetje gezoend werd, met verlof van den schrijver in Volapük vertaald door F. van Aerschot, en uit Volapük in vier levende talen overgezet. De Duitsche vertalingen zijn van Ida Glogau, de Fransche respectievelijk van Paul ChampRigot en van Dr. Raimbert, de Engelsche van l1'. W. Mitchell in Cambridge, Mass. en van F. Xehls in New Braunfels (Texas), de Ilongaarsche van Izor Gebaur in Zirc (Komitaat Vcszpróm) en van Pal de Madarassy in Buda-Pest. Beide werkjes worden uitgegeven voor rekening van Mevrouw Ida Glogau in Schockau bei B hmischLeipa (liöhmen). HET KLEINE STADJE. Schetsen door MAX C. V. Op bedoel; bij juf r rouw Claassen. Jufvrouw Claassen, de banketb:ikkersvrouw,was jarig en verwachtte gasten. Dat was haar nu precies in een jaar niet gebeurd, reken Ie zij uit, en voor haar was zoo'n feestje altijd bijzonder genoegelijk. Zonder dat het haar veel kostte, kon zij haar gasten de lekkerste beetjes voorzetten, die zij bij niemand anders op een verjaardag of ander feest zoo kregen. Jufvrouw C'laasien was een propere vrouw. Daarin deed zij geen sikkepitje voor haar man onder. Had de bakkerij van haar man den naam, dat jj, daar altijd wel van de vloer rijstenbrei kon eten, zoo zindelijk als het er was, bij haar in den winkel en bij haar op de kamer, daar mocht je ook gerust met den vinger over toonbank, tafels en kasten wrijven: er zou geen greintje stof aan kleven. Voor dezen feestdag h d de jufvrouw het mooie, Zondagsche, tafelkleed op de tafel vau de mooie kamer aan de straat gelegd, en in 't midden een klein servet. Op het servet e n groote tafelmat^ waarop zinnebeeldige voorstelliogan waren gekleurendrukt van lieftallige jonkvrouwen en beeldschoone knapen in vrijage. Deze aangename schildering werd echter aan 'het oog .onttrokken, want op de Ufelmat stond een groot prachtig theeblad, of liever, presenteerblad. Op het presen teerblad stonden drie trommeltjes: een met schuimpjes, een met krakelingen en een met krentenkoekjes. Verder twee karafjes van geslepen glas: niet aLisette en met juffertje-in-'t-groen. In een sigarervaas van gebloemd aardewerk had de jufvrouw er eenige sigaren bijgezet voor als soms haar man of een andere heer zich bij het gezel schap zou voegen. De dominee zou mogelijk ook komen. Had hij 't haar niet zoo half en half beloofd ? «Jansie", zei de jufvrouw tot de meid, die haar de laatste hand aan de toebereidseleu had helpen leggen, »l>aal jij de gordijnen nog wat op, want anders is 't hier niet licht genoeg, maar uiet te veel, want dat staat niet netjes, voor de straat, bedoel ik". Het waren mooie gordijren, wasfrvan de juf vrouw sprak, een week geleden had zij ze pas schoon opgehangen. Het waren <? phaalgordijnen, wit linnen aan o stuk, met van onderen een lat er in voor het effen hangen. En dan was er een breede rand van kant aan, precies zooals de menschen hier ze 't keurig>t vinden. Jansie, een mooie j >nge meid met rood haar, deed wat de jufvrouw haar gevraagd had, maar bleef met het gordijnkoord in de hand even in de straat kijken. »Wat doe je toch?" vroeg de jufvrouw, »waar kijk je r.a?" »Ik ? Wel GOS, jufvrouw, nergens na,... na die vrouw die daar met t'r kool staat. ;>Nee, dat zal 't wel niet wezen! Je kijkt zeker weer na die jongen uit de Hellebardierstraat... Meisje, laat je ia«je, en kijk nooit meer na die j >ngen hoor. Dat past niet voor je". »Masr, lieve mensch, geen baar van me hoofd, dat om die jongen denkt. U lijkt wel niet goed. De drukte van de verjaardag is u zeker in uw hoof l geslagen". »Wil je wel 'es niet zoo brutaal zijn, meid ! Wat verbeel je je wel T' »Nou u is ook altijd zoo achterdochtig!" »l)aar heb ik ook wel reden \oor. Dat weet je wel. Kom, ga nu maar heen. 't Is nu goed zoo". Jufvrouw Claassen ging nu zelf ook nog weer naar beneden om aau liet naaistertje, dat met haar machine achter de eene toonbank zat, en die helpen zoude als er klanten kwamen terwijl de jvfvrouw boven was met de visite, voor 't laatst goed uit te leggen, waar a les was te vicden, dat de koopers konden verlauten. «En als je iet-< niet weet, dan kom je 't me maar vragen, hoor. En niemand wegsturen voor dat je mijn eerst gevraagd heb', hoor !" dus beslO'>t zij haar toespraak. >Ik zal er voo: zorgen, jufvrouw, u kan er van op ;\Q". »Nou, daar heb jij dan ook 'n taartje Wacht, en 'n glaasje anisette om op mijn ge zondheid te drinken. Neem 't maar uit die flesch daar .... Eti, over 'n uurtje of zoo, zeg dan aan mijn man, dat bij ook 'es boven komt kijken. Maar denk d'r om, dat je '11 'et wat hard zegt, want hij is in den laatsten tijd uog doover ge worden." Heel goed, jufvrouw, best!" Na nog een laatsten blik vol zorgzaamheid in 't ronde geworpen te hebben, om zeker te zijn dat zij achter baar rug de boel uetjes atn kant liet en d.t er niets overhoop lag, gi' g jufvrouw Ciaassen eindelijk voor goed naar boven. Daar zette zij zich voor de tafel, in afwach ting, rnet de banden over elkaar. Dat gebeurde haar ook warempel i iet dikwijls, zij vjnd het een vreemden toestand, dat zij daar zoo zat met niets om handen. En deze gewaarvforüng gaf aan de juffrouw pas ten volle het besef der heerlijke feestelijkheid van den dag. Onwillekeurig keek ze nu het eerst weer naar de gordijnen. Het was eigenlijk volstrekt niet om meer licht in de karrer te hebben, dat zij ze zoo hoog bad doen optrekken. Het was, al bekende zij zich zelve dat niet eens zoo nauwkeurig, opdat jufvrouw Dolfsen van d' o'erkant, d'e altijd zoo jaloersch op haar was, nu eens goed zou kunnen zien hoe prettig zij feestvierden en hoe alles in haar kamer glom, zij zelve van genoegen en de meubels vau het poiitoeren. Er werd op de deur geklopt, ea de jufvrouw schrok op uit baar gepeins, maar toen zij zag wie daar binnen kwam, scnrok zij dubbel. We', heb je van je leven, mevrouw, wat . . ." »Ja, jufvrouw Claassen, ik hoorde beneden dat u jarig is en toen heb ik tegen de jufvrouw in de winkel gezeid: laat u mij nu maar eens stil alleen naar boven gaan, dan verras ik de juf vrouw, en kom d'r ook 'es op t'r verjaardag liliciteeren. Dus van harte, jufvrouw, voorspoed in de zaken, geluk met de kinderen, en nog vele jaren na de'.e." De binnengekomene, een corpulente dame van veertig jaar, reikte bij deje woorden haar met bruin glaci' geschoeide hand aan juf vrouw Claassen. »I)ank u wel, mevrouw, maar gaat u zitten, asjeblieft ... En waar kan ik u mee dienen ?... Een glaasje anisette of juffertje in-'t-groen ? Als ik mag, een glaasje jiill'ertje-iri-'t-groen,.,. een druppeltje maar, bedoel ik, ik kan niet veel verdragen." »Xu ... 't is niet te sterk .... En, hoe is 'et thu's, als ik u io> maar vragen mag?" »Ja, zeker, mag u dat, jufvrouw, u is 'et eenige mensch hier in de stad, waar ik nog wat troost vind, is 'et zoo niet ?. .. Sinds ik u 't laatst daarvan vertel Ie, is alles heteelfde gebleven..."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl