Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 742
moet Pieter Kort zyn." Ik zou mij voorzichtiger
wenschen vit te laten. Zoo doet de auteur telkens.
Eet woordje dus" komt wel eens wat al te plot
seling uit de luoht vallen. Voor iedere vraag heeft
de heer Meyer onmiddellijk eene plausibele
oplossing klaar. Dat is in een historicus een
gevaarlijke neiging, die niet genoeg kan worden
bestreden. Wjj weten niet alles, kunnen niet alles
veten en moeten daarvoor durven uitkomen! Maar
ook in dit opzicht zal de beterschap wel niet
wtblyven. Wie met eene dissertatie als deze zijne
intrede doet in de wetenschappelijke wereld," be
looft veel goeds en zal de gebreken, aan een
eersten arbeid kierende, op den duur kunnen
«verwinnen.
Groningen, Sept. 1891.
P. J. BLOK.
MONSIEUR TARTUFFE en MR. PECKSNIFF.
Is huichelarij een Fransche of een Engelsche
«genschap ?'' vraagt de Poll Mail naar aanleiding
jan een aardig artikel in de Nouvelle Revue,
en constateert met genot, dat het tijdschrift van
Madame Adam de huichelarij, op het vaste land
soolang aan de Engelschen verweten, thans in niet
mindere mate aan zijn eigen landgenooten ten
laste legt Het chauvinisme, de huichelarij in de
gerechtszaal, de huichelarij der onschuld en die
mar aanleiding der bevolkingsquaestie geven tekst
genoeg om het den Engelschen naar den zin te
maken.
Wat gebeurd is, tijdens keizerin Friedrich
P«rijs bezocht, is nog niet vergeten. Met vol
komen oprechtheid en zonder gewetensbezwaar
iadden de meeste Fransche kunstenaars de
hoffetyke uitnoodiging, hun door keizer Wilhelm ge
zonden, aangenomen en zouden te Berlijn
expoteeren; op dezelfde wijze waren Duitsche artisten
? te Parvjs uitgenoodigd. Zulk eene uitwisseling
T»n beleefdheden komt in de kunstwereld dagelyks
toor, evenals in literatuur, handel en nijverheid.
Maar twee of drie spelbrekers vonden hier een
goede gelegenheid om van zich te doen spreken.
Zij hieven hoog de banier ter vaderlandsliefde op,
die niets te maken had bij deze vreedzame artis
tieke demonstratie. Zij raasden en tierden, praatten
?nzin uren lang, onzin waarvan de ijdelheid en
ongerijmdheid door ieder verstandig man werd
ingezien. Toch hadden de kunstenaars den moed
niet om doof te zijn voor dit brullend declameeren.
Zij pakten de schilderijen, ter verzending gereed,
?maar uit, en verklaarden dat zij bogen voor de
.publieke opinie". Een mooie publieke opinie;
«et haar belachelijke vogelverschrikkers won de
huichelarij haar pleit en maakte Frankrijk be
lachelijk.
. Dit onzinnig incident was eene reëditie van
dat van Lohengrin eenige jaren geleden, en wel
licht een voorbeeld voor nog een aantal in de
toekomst. Men lacht om de Ligue des Patriotes
en geeft haar toe; deze zonderlinge zwakheid
maakt de chauvinistische huichelarij uit." .
De huichelarij in rechtszaken komt het schit
terendst uit bij echtscheidingen. Met hoeveel
bitterheid worden dan den echtgenooten allerlei
onschuldige dingen toegerekend. En als het verschil
in vermogen tusschen beiden wat groot is, met
?wat minachtende bitsheid wordt dan hem of haar
Terweten, dat hij of zij voor geld" getrouwd is.
Toch weet ieder, dat in den stand der rechters
loowel als in alle vermogende standen in
Franki\jk, de notaris geraadpleegd wordt, vóór dat de
jongelieden elkander mogen spreken, en dat de
ouders van ieder der jongelieden een huwelijk,
?nkel uit lieflle, als een verderfelijke dwaasheid
souden beschouwen."
De huichelarij der onschuld is niet minder in
't oogloopend. Een Fransch j»ng meisje mag niets
lien, niets weten, niets begrijpen; men zou dus,
daar zij toch midden in het dagelijksch leven ver
keert, moeten gelooven dat zij oliedom was, en bij
ondervinding weet men, dat zij dit niet is.
Gelukkig voor haar aanstaanden man, is die onwe
tendheid maar een voorwendsel. Zij mag niet
laar de komedie gaan, om Phèdre te zien spelen;
maar zg leest de tragedie en leert haar van bui
ten, als klassiek stuk. Zij leest romans, mits zij
toet maar niet vertelt. De Carmen van Mérimée
is verboden, maar die van Bizet in de Op
ra-CoMÏque, met de zeer sprekende muziek, niet. Zij
kent het woord liefde niet, maar babbelt met haar
wiendinnen over niets anders, zooals in alle landen.
En de huichelarij omtrent den achteruitgang
der bevolking? Het is moeielijk er over te
schrijTen; maar zij die in Frankrijk klagen over het
Terminderen van het aantal geboorten, weten ook
wel, dat bij de verhoogde kosten van de levens
wijze, het overladen van ieder beroep, het verlangen
Baar meer weelde, de staat van zaken zeer natuur
lijk is. Toch roepen zij: crescite et
multiplicamini! en wie den toestand, zonder hem nog te
echtvaardigen, maar zou willen uitleggen, zou
geen plaats vinden in de gewone bladen. Huiche
larij overal.
En het bewijs is, dat degene die deze verstan
dige opmerkingen in de Nouvelle Revue maakt,
wegens voor de hand liggende redenen" zijn
a aam niet onder het artikel zet.
Wegens gebrek aan plaatsruimte moet het
verrolg van het artikel van Prof Paul Alberdingk
Thijm over Plastische Kunst te Berlijn" worden
uitgesteld.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Opgravingen te Pompeji. Zooals uit Pompeji
geschreven wordt, zijn de tempel van den Genius
van Augustus en het vrouwenbadhuis reeds lang
uitgegraven, maar tot voor eenige dagen voor het
publiek gesloten gebleven. Sedert dertigjaar werden
beide gebouwen tot bewaarplaatsen voor kunst
voorwerpen en kostbare marmeren monumenten,
«iie niet naar het museum te Napels waren gevoerd,
gebruikt. Thans echter hweft men besloten, deze
voorwerpen ook naar het Nationaal Museum te
vervoeren, en dus worden de beide goed onder
houden gebouwen vrij en voor het publiek zicht
baar. De tempel van den Genius van Augustus,
genaamd templo di Mercurie", is wegens zijn
uitstekend onderhouden kunstig altaar van groot
belang. Dit K uit het kostbaarste marmer ver
vaardigd; het zal op zijn plaats blijven staan.
Het is rijk versierd met basreliefs, welke op de
verschillende vormen en de verschillende
oogenblikken van de offerande betrekking hebben. Aan
de voorzijde van het altaar, tegenover den ingang
van den tempel, bemerkt men de Vestaalsche
maagd, welke het altaar met wierook bestrooit,
terwijl de stier tot het offeren wordt aangebracht,
door de priesters in vol ornaat en met alles, wat
tot het offer behoort, gevolgd. Achter het altaar
ziet men verscheidene fluitspelers. Aan beide
zijden bemerkt men eene eikenkroon met eikels
en twee struiken vanden laurud nobilis." Verder
bevinden zich hier een bont bloemfestoen, eene
wijnkruik en eene offerschaal, eene vaas en ver
scheidene voorwerpen tot het balsemen. liet
gebouw van de terme delle donne''
(vrouwenbaden) is het eenige in Pompeji, dat een volkomen
ongeschonden gewelf kan aanwijzen, dat niet ge
repareerd is, en dat een volledig tepidarium"
bezit (met buizengeleidingen onder den grond).
De volgende voorwerpen, die zich hier bevinden,
komen thans in het museum te Napels. Eene
volledige verzameling van Romeinsche gewichten,
uit Egyptisah bazalt vervaardigd en in kogelvorm;
een vrouwenborstbeeld, waarschijnlijk Agrippina,
de moeder van Nero; vele monopodii"
(eenpootige tafels) uit zeer kostbaar marnier gemaakt;
vele basreliefs; vele exemplaren van een
pigmeo" (dwerg); een symboliek borstbeeld, den
winter voorstellend en nog vel; andere voorwerpen
meer, alle van groote kunstwaarde.
TOONEEL EN MUZIEK.
De eerste première in het Parijsche
tooneelsaizoen is een blijspel in drie bedrijven geweest, dat
het Gymnase heeft opgevoerd, Madame ^t/nès,
van Berr de Turique.
Het is eene vroolijke comedie, niet heel nieuw
van vinding, maar knap geschreven, eene vrouw
die haren man door jaloezie van ontrouw en on
verschilligheid geneest. Jules Lemai re had, naar
de eerste scènes gemeend, dat er een veel be
langrijker stof in zat, de naïeve Agnès van Molière
na het huweln'k; Sarcey daarentegen triomfeert,
want Berr de Turique heeft geheel eene comedie
a la Scribe geschreven (Sarcey's ouden favori) en
deze heeft succes gehad; kalme geestigheid, fat
soenlijke komieke kracht, hier en daar iets
larmoyants, alles is tweede rang en min of meer
ouderwetsch, maar harmonisch. Het succes is een
bewijs, hoe weinig invloed het Toeatre Libre, het
Russische gruweldraroa en de realistisch onaan
gename stukken nog op den smaak van het pu
bliek gehad hebben.
In de koninklijke opera te Berlijn zullen met
l Januari de avonden, waarop Mascagni's
Cavalleria ruttticana opgevoerd wordt, worden aange
vuld met Die Gescltöpf'e des Prometheus, van Beet
hoven, als ballet gearrangeerd.
Te Weanen geeft meu op de opera van
Mascagni eene parodie, Kruw.dleria musicana, oder
Sizilianische Ehi enlautrn.
Eene nieuwe wijze om den Parijzenaars het
Russische volkslied te doen hooren, werd eergis
teren op het Champ de Mars vertoond. De
Yereeniging van schildersmodellen L'Olympc, gaf er
eene voorstelling ten gunste van haar ziekenfonds;
het laatste nummer was het tableau vivant De
drie Gratiën." Drie van de mooiste modellen
gaven het meesterstuk van Canova weer, en dat
was werkelijk een prachtig gezicht. De vertoonsters
waren natuurlijk iets meer bekleed dan Canova's
gratiën, maar hadden toch haar schoone vormen
zoo min mogelijk omsiuierd. Het publiek was
verrukt, maar toen de drie schoonen n u Fransche
en Russische v'aggen zwaaiden en het Russische
volkslied zongen, steeg de opgewondenheid ten top.
Het interessantste was, dat men de modellen
erin herkende van een aantal der schoonste schil
der- en beeldwerken der moderne kunstenaars.
De roodblonde Sainte Madeleine van Henner, de
trotsche Juno van Falguière, de weelderige Ba
bylonische van Rochegrosse kon men terstond
onderscheiden. Maar men kon ook opmerken, dat
de artisten, zelfs die zich het meest voor realisten
uitgeven, allen zonder uitzondering geidealiseerd
hebben.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Qriekiche handschriften. Het bestuur van het
Britsch Museum heeft nog eenige Grieksche teksten
in het licht gegeven, die in papyrusrollen onlangs
in de bibliotheek opgenomen zijn ontdekt.
De bewerker is dr. G. Kenyon van het
MagdalenCollege te Oxford. Het nieuwe deel bevat in 't
geheel tien handschriften van klassieke schrijvers.
Zeven daarvan geven gedeelten van reeds bekende
werken, van de Ilias, van den derden brief van
Demosthenes en van de rede van Isocrates Over
den vrede", terwijl de hooge ouderdom van de
handschriften hen de nauwkeurige beschouwing
der philologen waardig maakt. Het handschrift
van Demosthenes is bijvoorbeeld uit de tweede
eeuw vóór Christus. De grootste belangstelling
zal echter voor de drie nieuwe werken zijn, die
na eene duizendjarige vergetelheid thans voor de
eerste maal aan de moderne wereld voorgelegd
worden. Twee daarvan dragen den naam van
schrijvers, die onder de geleerden vrij goed be
kend zijn; de groote Atheensche redenaar
Hyperides en de grammaticus Tryphon van de school
van Alexandriè'. Het nieuwe brokstuk uit
Ilyperides' werken is een gedeelte van eene rede,
welke hij tegen Philippides heeft gehouden,
terwijl de beknopte grammatische verhandeling
zeker niet van Tryphon afkomstig is, maar uit
dezelfde eeuw afstamt. Wat echter de weten
schappelijke wereld in het thans in het licht ge
stelde deel het meest zal interesseeren, zijn de
gedichten van den Alexandrijnschen dichter
Herodas of Heroudas, van wien tot nog toe slechts
tien verzen bekend waren. Het
Heroudas-handschrift telt 700 versregels, die zeven verschillende
gedichten uitmaken. Zij kunnen het best drama
tische idyllen genoemd worden en behandelen
dingen uit het dagelijksch leven. Een heet b. v.
De huwelijksmakelaar," een ander De school
meester," een derde Een beeoek bij den
a>.-culaap." De dichterlijke verhevenheid van deze
producten is niet groot, maar voor de
ou'lheidsonderzoekers van groot belang, omdat zij als soort
eenig in de Grieksche litteratuur zijn en er van
de choriambische versmaat, waarin ze geschreven
zijn, bijna in 't geheel geen verdere modellen
meer bestaan.
In zake de verduitsching" van vreemde woorden
waarvoor eenige Duitsche bladen zoo ijveren, bevat
de Neue Freie Presse de volger.de meening van
den beroemden geleerde prof. Billroth.
De Indo^ermaansche talen stammen allen van
n boom; nu kan ik het geen aesthetisch onge
luk noemen, dat de takken wat door elkander
groeien. Evenals onze muziektaal uit Italiëkomt,
komt onze medische ejn over 't algemeen onze
wetenschappelijke taal, van de Grieken en Ro
meinen. De zuidduitsche, vooral de Würzburger
school, heeft een halve eeuw geleden beproefd, in
plaats van amputatie afzetting", voor exstirpatie
uitroeiing", voor resectie uitzaging" te zeggen.
Maar vergeefs, men bleef bij de uit het Latijn
ontleende cosmopolitiscbe, voor alle geleerden en
alle volken begrijpelijke namen. Virchow en Koch
en ook mijn bescheiden persoon zijn toch zeker
goede Duitsche mannen, maar alle woorden, die
wij in de wetenschap hebben ingevoerd, zijn
Grieksch van oorsprong. Zelfs de nomenclatuur
der pathologische nieuwe vormen en der gansche
moderne bacteriologie is Grieksch. Van eene
stokjesleer", in plaats van bacteriologie te spre
ken, wie zou het niet belachelijk vinden V'
De dwergen in Afrika. O/er de
Contraal-Afrikaansche dwergstammen, waarvan Stanley onlangs
in zijn werk zoo veel avontuurlijks bericht heefr,
hield de heer G R. llaldiburton een zeer
interessaJnte voordracht op het Oriëntalisten-Congres,
dat thans te Londen plaats heeft. Hij zeide
daarin, dat het bestaan van een dwergvolk, bene
den 4 voet 5 duim groot, een district zuidelijk
van den Atlas, tusschen Dra en de Sahara gelegen,
bewonend, aan de wetenschappelijke wereld tot de
laatste zitting van de Britisch Association te
Bath, 'welles in 1888 plaats vond, onbekend is
geweest. Hij heeft Marokko bezocht met het
doel, nadere berichten omtrent dit interessante
menschen-geslacht te vernemen, maar heeft met
de grootste moeielijkheden te kampen gehad,
daar de Mooren met betrekking tot de dwergen
zeer bijgeloovig waren en weigerden daarover tot
Europeanen te spreken. Duizenden dwergen be
woonden het district Akha ten zuiden vui het
Atlas-gebergte, zeer weinigen komen echter naar
het Noorden. De Mooren hadden hun den naam
Sidi Baraker" of Mabrouk" (onze gezegende
Heeren) gegeven en vereerden ze als heiligen,
terwijl ze hen telkens op de schouders kusten,
wanneer ze hen voorbijkwamen.
Uit New-York wordt bericht; Edison is nu ook
onder de literatoren gegaan. Hij is thans met
den heer G. N. Lathrop aan een roman bezig,
die de wonderen van de electriciteit zal verheer
lijken. Het doel van Edison is, de toekomst der
electriciteit te schilderen, zooals deze in de
25ste eeuw het geheele menschelijk leven zal
hebben veranderd. Edison zal zelf illustraties
voor het boek teekenen.
Ken Shakespeare reliquie. Bryon Saddler van
Snitterfield bij Strafford heeft op een eikenhouten
aanrechttafel een opschrift ontdekt, dat van William
Shakcspeare afkomstig moet zijn en de datums
1585, 1586 en dien van zijne geboortedag (23
April 15G4) draagt. Het meubelstuk is sedert
honderd jaar in het bezit der familie Saddler,
alleen het opschrift is thans eerst bij eene schoon
maak ontdekt. De tafel moet vroeger in een huis
gestaan hebben, dat volgons de overlevering door
de familie Shakespeare bewoond is. Het opschrift
is met koperen spijkertjes vervaardigd en luidt:
Ik kocht het, zaagde het, spijkerde het, sneed
het uit. William Shakespeare."
Drie brieven, die Maria Stuart kort vóór hare
terechtstelling aan den kardinaal de Guise schreef,
beproeft de keizerlijke openbare bibliotheek te
Petersburg aan te koopan. Deze brieven waren
lange jaren verborgen gehouden. Thans zijn zij
weder in Engeland opgedoken en niet alleen de
bibliotheek te Petersburg maar ook het Britsch
Museum te Londen doet moeite om ze te ver
krijgen.
Weldra zal het Nederlandsche publiek in staat
worden gesteld, te oordeelen, of, en in hoeverre
de kunsttaal Volajiiik, ofschoon nog in wordenden
toestand, reeds geschikt is, om letterkundige
produkten in wijder kring bekend te maken.
Bij den heer Johann Künstner in Leipa
(Bohemen) zullen verschijnen twee verhalen van
Justus van Maurik Jr.: Teun de Nachtwacht en
Hoe Jetje gezoend werd, met verlof van den
schrijver in Volapük vertaald door F. van Aerschot,
en uit Volapük in vier levende talen overgezet.
De Duitsche vertalingen zijn van Ida Glogau,
de Fransche respectievelijk van Paul
ChampRigot en van Dr. Raimbert, de Engelsche van
l1'. W. Mitchell in Cambridge, Mass. en van F.
Xehls in New Braunfels (Texas), de Ilongaarsche
van Izor Gebaur in Zirc (Komitaat Vcszpróm) en
van Pal de Madarassy in Buda-Pest.
Beide werkjes worden uitgegeven voor rekening
van Mevrouw Ida Glogau in Schockau bei B
hmischLeipa (liöhmen).
HET KLEINE STADJE.
Schetsen door MAX C.
V. Op bedoel; bij juf r rouw Claassen.
Jufvrouw Claassen, de banketb:ikkersvrouw,was
jarig en verwachtte gasten. Dat was haar nu
precies in een jaar niet gebeurd, reken Ie zij uit,
en voor haar was zoo'n feestje altijd bijzonder
genoegelijk. Zonder dat het haar veel kostte, kon
zij haar gasten de lekkerste beetjes voorzetten,
die zij bij niemand anders op een verjaardag of
ander feest zoo kregen.
Jufvrouw C'laasien was een propere vrouw. Daarin
deed zij geen sikkepitje voor haar man onder.
Had de bakkerij van haar man den naam, dat
jj, daar altijd wel van de vloer rijstenbrei kon
eten, zoo zindelijk als het er was, bij haar in
den winkel en bij haar op de kamer, daar mocht
je ook gerust met den vinger over toonbank,
tafels en kasten wrijven: er zou geen greintje
stof aan kleven.
Voor dezen feestdag h d de jufvrouw het mooie,
Zondagsche, tafelkleed op de tafel vau de mooie
kamer aan de straat gelegd, en in 't midden een
klein servet. Op het servet e n groote tafelmat^
waarop zinnebeeldige voorstelliogan waren
gekleurendrukt van lieftallige jonkvrouwen en
beeldschoone knapen in vrijage. Deze aangename
schildering werd echter aan 'het oog .onttrokken,
want op de Ufelmat stond een groot prachtig
theeblad, of liever, presenteerblad. Op het presen
teerblad stonden drie trommeltjes: een met
schuimpjes, een met krakelingen en een met
krentenkoekjes. Verder twee karafjes van geslepen
glas: niet aLisette en met juffertje-in-'t-groen. In
een sigarervaas van gebloemd aardewerk had de
jufvrouw er eenige sigaren bijgezet voor als soms
haar man of een andere heer zich bij het gezel
schap zou voegen. De dominee zou mogelijk ook
komen. Had hij 't haar niet zoo half en half
beloofd ?
«Jansie", zei de jufvrouw tot de meid, die haar
de laatste hand aan de toebereidseleu had helpen
leggen, »l>aal jij de gordijnen nog wat op, want
anders is 't hier niet licht genoeg, maar uiet te
veel, want dat staat niet netjes, voor de straat,
bedoel ik".
Het waren mooie gordijren, wasfrvan de juf
vrouw sprak, een week geleden had zij ze pas
schoon opgehangen. Het waren <? phaalgordijnen,
wit linnen aan o stuk, met van onderen een
lat er in voor het effen hangen. En dan was er
een breede rand van kant aan, precies zooals de
menschen hier ze 't keurig>t vinden.
Jansie, een mooie j >nge meid met rood haar,
deed wat de jufvrouw haar gevraagd had, maar
bleef met het gordijnkoord in de hand even in
de straat kijken.
»Wat doe je toch?" vroeg de jufvrouw, »waar
kijk je r.a?"
»Ik ? Wel GOS, jufvrouw, nergens na,... na
die vrouw die daar met t'r kool staat.
;>Nee, dat zal 't wel niet wezen! Je kijkt zeker
weer na die jongen uit de Hellebardierstraat...
Meisje, laat je ia«je, en kijk nooit meer na die
j >ngen hoor. Dat past niet voor je".
»Masr, lieve mensch, geen baar van me hoofd,
dat om die jongen denkt. U lijkt wel niet goed.
De drukte van de verjaardag is u zeker in uw
hoof l geslagen".
»Wil je wel 'es niet zoo brutaal zijn, meid !
Wat verbeel je je wel T'
»Nou u is ook altijd zoo achterdochtig!"
»l)aar heb ik ook wel reden \oor. Dat weet
je wel. Kom, ga nu maar heen. 't Is nu goed
zoo".
Jufvrouw Claassen ging nu zelf ook nog weer
naar beneden om aau liet naaistertje, dat met
haar machine achter de eene toonbank zat, en
die helpen zoude als er klanten kwamen terwijl
de jvfvrouw boven was met de visite, voor 't
laatst goed uit te leggen, waar a les was te
vicden, dat de koopers konden verlauten.
«En als je iet-< niet weet, dan kom je 't me
maar vragen, hoor. En niemand wegsturen voor
dat je mijn eerst gevraagd heb', hoor !" dus
beslO'>t zij haar toespraak.
>Ik zal er voo: zorgen, jufvrouw, u kan er
van op ;\Q".
»Nou, daar heb jij dan ook 'n taartje
Wacht, en 'n glaasje anisette om op mijn ge
zondheid te drinken. Neem 't maar uit die flesch
daar .... Eti, over 'n uurtje of zoo, zeg dan
aan mijn man, dat bij ook 'es boven komt kijken.
Maar denk d'r om, dat je '11 'et wat hard zegt,
want hij is in den laatsten tijd uog doover ge
worden."
Heel goed, jufvrouw, best!"
Na nog een laatsten blik vol zorgzaamheid in
't ronde geworpen te hebben, om zeker te zijn
dat zij achter baar rug de boel uetjes atn kant
liet en d.t er niets overhoop lag, gi' g jufvrouw
Ciaassen eindelijk voor goed naar boven.
Daar zette zij zich voor de tafel, in afwach
ting, rnet de banden over elkaar.
Dat gebeurde haar ook warempel i iet dikwijls,
zij vjnd het een vreemden toestand, dat zij daar
zoo zat met niets om handen. En deze
gewaarvforüng gaf aan de juffrouw pas ten volle het
besef der heerlijke feestelijkheid van den dag.
Onwillekeurig keek ze nu het eerst weer naar
de gordijnen. Het was eigenlijk volstrekt niet om
meer licht in de karrer te hebben, dat zij ze zoo
hoog bad doen optrekken.
Het was, al bekende zij zich zelve dat niet
eens zoo nauwkeurig, opdat jufvrouw Dolfsen
van d' o'erkant, d'e altijd zoo jaloersch op haar
was, nu eens goed zou kunnen zien hoe prettig
zij feestvierden en hoe alles in haar kamer glom,
zij zelve van genoegen en de meubels vau het
poiitoeren.
Er werd op de deur geklopt, ea de jufvrouw
schrok op uit baar gepeins, maar toen zij zag
wie daar binnen kwam, scnrok zij dubbel.
We', heb je van je leven, mevrouw, wat . . ."
»Ja, jufvrouw Claassen, ik hoorde beneden dat u
jarig is en toen heb ik tegen de jufvrouw in de
winkel gezeid: laat u mij nu maar eens stil
alleen naar boven gaan, dan verras ik de juf
vrouw, en kom d'r ook 'es op t'r verjaardag
liliciteeren. Dus van harte, jufvrouw, voorspoed
in de zaken, geluk met de kinderen, en nog vele
jaren na de'.e."
De binnengekomene, een corpulente dame van
veertig jaar, reikte bij deje woorden haar met
bruin glaci' geschoeide hand aan juf vrouw Claassen.
»I)ank u wel, mevrouw, maar gaat u zitten,
asjeblieft ... En waar kan ik u mee dienen ?...
Een glaasje anisette of juffertje in-'t-groen ?
Als ik mag, een glaasje jiill'ertje-iri-'t-groen,.,.
een druppeltje maar, bedoel ik, ik kan niet veel
verdragen."
»Xu ... 't is niet te sterk .... En, hoe is 'et
thu's, als ik u io> maar vragen mag?"
»Ja, zeker, mag u dat, jufvrouw, u is 'et eenige
mensch hier in de stad, waar ik nog wat troost
vind, is 'et zoo niet ?. .. Sinds ik u 't laatst
daarvan vertel Ie, is alles heteelfde gebleven..."