Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOÖR NEDERLAND,
l
Na 743
Tollea Bflftai^ Het Nederlandsen Tooneel liet zich
o* des» vermamdheid, die met het tooneel tiets
uiürtaande heeft, waarschijnlijk verleiden ert
misieidfeti; het laatste mis-chien nog in het bijzonder
doos een broshure, doer den Franschea natuur
kundige in 1882 onder den tit«l Le thé&tre
seientffique in het licht gegeven. Figuier is een der
velen, die, schoon geen aanleg voor het tooneel
Bezittende, geen poging onaangewend, geen mid
del' onbep'oefl laten om daarop lauweren te be
bdfen. Tot het vervullen van een gr.>otsche taak
waant hjj zi--h geroepen; m^t bijna bewondering
wekkende hardnekkigheid en koppigheid is hij
voortgegaan daarvoor te strijden, te ijveren en te
iwtmgcn. fjethétiiivscientifiqtie is zijn stokpaardje,
*ija illusie, zijne nachtmerrie. Het treurigste van
de zaak i», dat zijne ideeën in den grond
mis«cbfer juist zijn, dat hem echter de gaven, de
talenten en de aanleg, noodig om deze te
verweaenlijken, ontbreken. Wanneer men zijn
Br«8hur* leest, geeft noen hem bijna steeds
gflrjk; bijna alles klinkt juist, logisch, over
tuigend :
iïai touy-urs pcnséque Ie tliétltre pourrait
eoniribuer d relener les moeurs d'un peuple, en
' mettani sous les yevx l s grands enfoionements
qp& rtsultent ''e la vie et des ac-tions des
hommet illu&trvt dnnt les sciensvs et le« arts. J'ai
faujmtrs proffsséque Ie thént.re sern.it ut.
exce.lleni moyen d'müier le.i ?mats-.spopulaires a C idee
de lt' scie/nce, ainsi, daüleurs, qua la
connaissanm iie l'tiistoire de notre piy*. ..-..Jevoudrais
par uat moyn nouveau sur tin terrain non eneore
txpGiré, me inindre alagrandr r.roiiadc quenotre
jatyn a entrej>ri&e en fawur de l'iristruet'on du
pfttplc Ou est a PM-IS Ie thétitre qui assure
(Hoa familie» den ?p otanles honnHes et instructifs r'
0«> est Ie thédtre qui puissi offrir au pfuple un
speetaele moralisntrur 't On n'en p urrait citer
tufun C'est ettte larune que je voudrais
comble*.
Aange omen- dat Fiyuier'n beweringen allen
inint. zijn, aangenomen dat deze lacane niet al
leen' te Purij-1; doch overal bestaat, hue komt
keft dan dat het hem met al zijn ijver en geest
drift) al zijn moed en volharding niet ge
kikt U deze aan te vullen? Omdat zijn
drama's bebooren tot. het eenige genre, dat
Vol,taire zoo terecht veroordeelde, tot het verdelende,
cmdat hij het abc van zijn kunst, zoo men
wil van zijn handwerk, niet verstaat, omdat hij
geen tooneeïachrijver is, nooit geworden i& noch
worden ral, om de eenvoudige reden, dat men
dit niet worden kan, dat, zoo ergens, hier het
igarta, naseitur, non fit" van kracht i».
Wel wat vreemden indruk maakt het. ook,
IKyuitr in. 1882 nog aldus voor zija idealen te,
zien, strrden; Verne had deze in zijn drama's
toen toch reeds gedeeltelijk verwezenlijkt, beter
en met m"er bijval althans dan hijeelf. De
sobrijver van de wonderrei-en was echter zoo
T«rstandig geweest Dennery, den ervaren, in zijn
Tak vergrijsden tooneelman te hulp te roepen;
boa beider T<m>r du monde en 80 jours bra«ht
het in 1875 in de Purte Saint-Martin tot niet
minder dan 3(50 voorstellingen.
Ik sprak, van den invloed door de brochure
«p de keus van Het zesde werelddeel" uitgeoefend.
Kgt»i»r zegt daarin van het drama het vol
gende: II promème Ie spertateur, par une série
de tableaux atnusmts et inslructifs, dans chnq>i.t>,
jpmetie n* notre globe. Le public fi-t kon aerunil
at ht pièee- de* Sta: partüs du monde, qui fournit
Bt* thétilre Cluny urne hnnorahle carrière. Ik
VTCBS' dat men aan' deze deels wat optimistische,
<ked« wat wage betuigingen te veel geloof
geslagen heeft. Het succes was niet zoo bijzonder
groot; bet amusante en leerzame zouden velen
waaïschijnlijk amusanter- en leerzamer wenschen;
d» wijsheid wordt on» bij vingerhoedjes toege
di«nd, zij is noch zeer verrassend, noch zeer
overtuigend. Of moeten wij geloovea dat de
Kederlandsche bewerker in dezen d* schuldige
fe en het niet te fraaie dram* den genadeslag
heeft: gegeven ? Waarom zet Het Nederlandseh
Tooneel den naam van zijn vertalers en bewerkers
awzel'en op het programma?
Hwt hoofdgebrek van Het zesde werelddeel is
fo ongelukkig bouw, de slepend', langdradige
bundeling, indien men althans van handeling spre
ien mag, htt gemis van een band, die de verschil ?
Dat gezicht bracht mij een oogenblik bui
ten mij zelf, maar n oogenblik slechts. Als
een krankzinnige rende ik hem na. Hijging
Toort in de richting der brug, een hooge brug
gespannen over een smalle rivier met rotsige
oevers. Hij was toch niet van plan het kind
te verdrinken ? Mijn ondervinding had mij
geleerd dat er weinig was wat de woede en
wreedheid van Jim niet doen kon.
Hij liep sneller. Ik geloofde dat hij mij
nog niet gezien had en er bleef mij een
kans- om den knaap te redden als ik het
eerst aan de brug was. Ik riep niet om hulp,
want ik was bang dat hij zijn gang zou ver
haasten en ik telaat zou komen.
»Vader! Vader!"
Het was de stern van mijn kind. Hij had
mij gezien, ondanks de schemering, maar zijn
vreugdevolle kreet eindigde in een schreeuw
en ik raadde dat de ellendeling zijn woede
koelde aan het kleine schepsel. Die gedachte
maakte mij gek.
Jim draafde nu en ik ging achter hem,
hij lederen stap winnende. Hij gooide het kind
over zijn schouder, dat hem in zijn gang
belemmerde. Ik begreep niet, waarom Jack's
schreeuwen had opgehouden, ofschoon een
oogenblik van nadenken mij gezegd mocht
hebben dat hij bezwijmd was.
Wij waren vlak bij de brug. Ik was slechts
een paar meter achter hem, toen mijn voet
in een gat struikelde, dat ik niet gezien
ha-d, en ik omver tuimelde. Roode Jim stond
stil, lachend, vol triomf. Ik poogde op te
staan, maar zijn stem weerhield mij.
»Kom een stap dichterbij," riep hij, »en ik
zal het kind met zijn hoofd tegen den oever
lende tafereelen samenhoudt. In het drama wordt
gezocht en gevonden; hoe, begrijpen zeker slee ts
weinigen ; nu eens zijn wij op Madagascar, dan
in China, dan te Sy Iney; hoe wij er komen,
waarom wij er komen, zegt men ons niet. Wij
moflen het gelooven en willen het wel
gelooven, omdat het ons gfen belangstelling in
boezemt. Een enkel tooiieel boeit ons een
oogenblik, het geheel kat ons koud, ontgaat
ons. Aan overmaat van geest l>.;dt het zesde
werelddeel evenmin; een der weinige grapj en
bestaat in de buitelingen van eenige in
apenpakjes gestoken kinderen. Apen schijnen op ons
tuoneel van otidoher in cl n o-maak ta zijn ge
vallen ; Maarten C irver, de voortrt-ffrlijke
tooneelspeler uit de laatste helft der vorige eeuw dreef
metdezepoppenkastvertooniiigen reeds den spot;in
zijn Tooneelaanteekeningen vertelt hij het volgende:
»Uet geheugd mij, dat ik de To'-erijenvan Armi,.a
eens zeven maal te Amsterdam achtereen heb
helpen rabraken : ik heb er loges zien verhuren,
enkel om den aap te zien, die duor het kind van
Scbmit zeer aardig gemaakt wierd ; de gantsche
st«d was vol van het aapj« in Armida ; ja men
kwam bij het uiteinde v.n het spel met heele
gezelschappen achter het tooneel net aa(je visi
tes geven: de dames riepen »dat is een lief aapj«!
kijk kijk wat een aardig aapje! kom hier aapj«,
kom bij mij l" Zu'k een uitbundig succes had
den de aapjes d< zen 'teer gelukkig, nirt.
Alleen uit het oogpunt van decoratief kan men
in het Paleis werkelijk en veel genieten.
S'immige doeken zijn zeer fraai; in bet vierde tafe- j
re<4 ,,In China" trof mij vooral het fraai getinte
achterdoek. Het woud op Madagascar in het
derde was eveneens zeer gelukkig; van het diepe
tooneel was hier op voortreffelijke wijze partij
getrokfcen; dit tuf red beviel mij uouwens ook als
vertooning het best: het bevat enkele aardige tru"s;
de mu iek bij de lijkpleehti^heid klonk goed en
statig. Het slottooneel^ het schip beklemd tuscchen
de ij-schotsen van het zesde werelddeel, wprd luide
bewonderd; een zoo groots«h geheel krijgt men
misschien in geen anderen Amsterd«mschen
schouwburg te zien. Toneelschikking,
requisieten en kostumen. waren, op enk-Ie kleine
onachtzaamheden na, voortreffelijk Het moet ten
zeerste betreurd, worden dat de groote. zor,.en
aan het ondiuikbare drama gedeeltelijk verspild
w*ren
Van de vertolkers kan ik bijna zwijgen; ik
heb ze meer beklaagd dan bewonderd ; hun rol
len wedijveren in. onbelangrijkheid en gemis van
kleur en karakter. Een bijzondere vermelding
verdient mevrouw Pauwel* voor de gelaten wijze
waarop zij zich laat hijscheo, duwen, sleuren;
hiiar zal het Septemberstuk zeker heugen ; een
bij/.onder pluimpje de heer Sohulze ; in de mii.st
ondankbare taak van den knecht Johau wist hij
ons door zijn aanstekelijke vroolnkheid en on
weerstaan baar goed humeur althans van tijd tot
tijd in een betere st«m nitrg te bren en.
De reis in het Grand Théatre is Toolijker en
opwekkender dan die in het Paleis. De heeren van
Lier toonde i zich opnieuw handige, hun luiijps
kennende directeuren. Le voyiga (ie iiuiette, een
vermakelijke operette fi grand sjiectncl". van
Du'u en Chis-ot, lieten zij door den heer
Bigot, die daarvan wel verstand heef, tot een
Amsterdamsche Septemberklucht omwerken In
hoofdzaak, vooral in de intrige, hield deze
zich, en te recht, aan het oorspronkelijke
(Suzette, een bekoorlijke jonge dame, vertrekt van
Spanje naar Perziëom daar te trouwen, wordt
te Athene geschaakt en door roovers aan
OmarPacha verkocht, weet uit diens harem te ont
vluchten en vindt ten slotte te Smyrna haar
vader en bruidegom en gelegenheid het lang
vertraa.de huwelijk eindelijk te doen plaatsheb
ben) ; in onderdeeten en bijzonderheden heeft hij
zich nog al vrijheden geoorloofd. Of hij de oor
spronkelijke daardoor niet een weinig geweld en
onrecht aandeed, niet wat al te veel beknibbelde,
blijft de vraag. Dat hij de muziek besnoei Ie, is ver
klaarbaar; het gezelschap van Lier is uitstekend
berekend voor het tooueelspel, minder voor de
operette; dat hij enkele gelief.le deuntjes
inlaschte, kan niemand hem euvel duiden; de par
tituur, op het programma' verkeerdelrjk aan
Vasseur toegeschreven, is een ollapodrida, door
verpletteren."
Hij meende wat hij sprak, dat las ik in
zijn wild glinsterende oogen. Ik was in zijn
macht, hij wist het en ik huiverde toen hij
voortging:
»Kijk. Ik houd hem hij zijn hielen en er
is niets aan om hem zóó rond te draaien
(terwijl hij deed, zooals Ifij zei) en hem dan
met zijn hoofd naar beneden te smakken.
Ik hen benieuwd waar zijn hersens dan
zouden blijven. Beweeg je en ik doe het hij
God. ik doe het. O, je beeft en grient als
een kind, dat zal je goed doen. Dat mag ik
wel zien." En luid I ach l e hij.
Ik dacht dat het oogenblik daar was om
op hem ai' te springen, maar mijn eerste
beweging deed zijn lachen ophouden en hem
een stap naar de brug richten, alsof hij zijn
vreeselijk plan ging uitvoeren.
Ik viel op mijn knieën, hem smeekend
mijn kind te sparen:
>Jk zal je alles geven wat ik bezit, Jim,
op mijn woord" ik schreide als een kind
»maar laat Jack ongedeerd, mijn arme
lieveling. Hij heeft je nooit iets gedaan,
Jim."
-Neen. maar zijn vader wel,'1 brulde hij.
»Jij hebt je met mijn zaken bemoeid, en dat
wil ik niet, hoor j o, dat wil ik niet, van jou
noch van iemand."
Hij hield een oogenblik stil en ging voort
op bitteren toon :
»Ik haat je. Je bent de eenigc die me
overwonnen hebt en daarom haat ik je.
Toen je me sloeg van middag en ik zag hoe
de anderen daarna je handen drukten cu op
je rug klopten, dacht ik er over, hoe ik me
den Parijfchen componist gfschikt en gearran
geerd.
Een woord over enkele ing»voegde tooneelen
en grappen ; deze, op Amsterdamsche toestanden
betrekking hebbende, schijmn mij niet het
beste \an de klucht; sommigen waren van
t«'ijfelachtig gehalte, niet te kiesch en geestig.
200 millioen bevatte bovendien, niettegen
staande de bekorti gen, nog zooveel fraais en
kostelijk», zooveel bieiends en verblindend», dat
geen toegiften noodig waren geweest; wie niet
tevreden is als hij optochten, balletten, kinder
koren, een vrouwelijke lijfwacht, clowns, paard
rijders, odalisken, eurite paa-den en ezel», een
echt schijnenden struisvogel eu dito oüfaut te
zien krijgt, zal dat i ooit zij .
De vermoeiende hoofdrol (Suzette) was in han
den van juffrouw Cohen ; zij sloeg e^ zich met
tact en ijver door; dat zij een weinigje boven
haar krachten ging, zal zij z'-lf begrepen hebben.
Dat mevrouw Albregt en de heer Bigot in een
paar dolkomische rollen optraden, /al niemand
verwonderen; dat zij de »aal herhaaldelijk deden
schudden van het lachen, evenmin; de eerste zou
ik nog een afzonderlijk compliment willen maken
over baar keurige, kleurige, gee*tig« kleedij. Het
geheel liep, iiiettegenstaande de uitgebreide en
ingewikkelde tooneelschikking, flink en glad van
stipel.
H. J. M.
MUZIKALE KRITIEKEN.
.1. \ icr liedereu op oorspronkelijke]! text (met
Diütsche vertaling) voor non zangstem met
pianoliejrüloidjnp:, gecomponeerd door Hirjro Xolthenuis.(l)
. \\ aldbaclileiii aus Jnliiis Wollf's Siiifriif, fiir
pine Mittlere Stimnic und Piano, componirt, von
II ugo Nolthenius. (2)
Voor ik tot de bespreking van deze drie mij
toegezonden deeltjes overga, moet ik een oogenblik
stilstaan bij de voorrede die de componist bij de
Ned. liederen geschreven heeft.
Die voorrede heeft, betrekking op de bezwaren
die de componist vaak ontmoet, wanneer hij Ned.
gedichten ter compositie kiest. Ieder componist
heeft op zijn beurt met die bezwaren te worstelen,
en daarom moeten wij den lieer Noltheuius dank
baar zijn dat hij door zijn voorrede er iets toe
bij wil brengen, deze kwestie op te lossen. Een
kort overzicht van hetgeen hij .schrijft zal het
duidelijkst, de zaak in het. licht stellen.
De letter vau de Hollandsche wet, op hef, auteurs
recht, schijnt, niet toe te laten dat de componisten
zonder toestemming van de auteurs of van hunne
rechtverkrijgenden den text afdrukken ouder de
muziek, die zij bij de gedichten in Holland uitge
geven hebben geschreven.
Voor 't scliooue gedicht: In Jfl irnu/] van C
Honigh werd door den heer Ruelaiits aan den com
ponist de bedoelde toestemming geweigerd, omdat,
reeds door de heer Georg Rijkeu eene compositie
van dit, gedicht was uitgegeven ; de/en wilde de heer
lioelants ,,geen concurrent" bczorsen.
])e componist deelt dit mede, om te doen x.ien
hoe het, gebruik van Ilollandsehe gediehten wordt,
bemoeilijkt,, terwijl in Duitsehhuid liet, afdrukken
vau gediehten onder de muzi'-k niet als nadruk
wordt, beschouwd.
De heer Nolthenius heeft thans het bovenge
noemde gedicht, in het. Dnitsch laten vertalen (met
goedvinden van den dichter) en de ruimte voor
het, Ilollandsche gedicht bij zijne uitgave openge
laten. Hij heeft, de uitgave van dit, lied doorgezet,
ten einde op deze wijze te trachten deze kwestie
op eene voor de Ned. kunst, heilzame wijze, op te
lossen. Het zingen van de Ned. woorden (waar
van op aanvrage een afschrift te verkrijsen is) is
bepaald niet bij de wet verboden en zal dus (zoo
hoopt de schrijver) dikwijls kunnen gebeuren.
Met groote instemming heb ik dit voorbericht
gelezen, want, zijn er uitgevers die terecht be
grijpen dat een enkel lied uit een bundel gedich
ten, op muziek gezet eu uitgegeven, liet debiet,
vau den gehceleu bundel ten goede komt, zoo
zijn er helaas ook nog velen die inecuen dat het,
nadruk is eu hen financieel benadeelt. Jk behoef
niet te verzekeren dat, laatstgenoemden (afgeschei
den van het, bekrompene van de zienswijze) hun
eigen belang niet, begrijpen.
De kwestie omtrent het aandoen van
concurhet beste zou wreken. Ik weet dat je dol
op dezen jongen bent en liever zou sterven j
dan dat hém iets kwaads gebeurde en daarom
wachtte ik hem op, toen hij je tegemoet
ging en houd je stil of ik doe, wat ik
heb gezegd ik zei hem dat je op de brug
stond en op hem wachtte. Maar hij scheen j
me niet te gelooven ; daarom nam ik hem op
en toen was hij stil genoeg, tot, hij jou
zag. Maar ik maakte hem gauw zoet, hè?
Ha, ha, waarom heb ik hem hier gebracht? j
Om hem in de rivier te smijten. Kn daar l
gaat ie!''
Hoe zou ik het gevoel van afgrijzen en
woede en wanhoop van dat oogenblik kun
nen beschrijven toen ik de kleine vonnlooze
massa met reuzenkracht over de brug zag
slingeren. Alsof ik plotseling met dubbel
leven werd begiftigd, sprong ik op van den
grond en met een vreeselijken vuistslag sloeg
ik den moordenaar neer, die het slachtoffer
van zijn wraak nazag.
Nooit zal ik het akelig geluid vergeten
dat Jims hoofd maakte, toen het, tegen de
brut: aan sloeg. Het heeft mij dikwijls uit
den slaap gewekt als ik ontwaakte met het ,
woon! op (!<! lippen dat ik uitsprak, (oen ik j
hem «laar liggen zag: Dood!
Ik sprong op de borstwering, zonder mij
verder om mijn vijand te hekommeren en
keek naar beneden en zocht het, lichaam
van mijn kind. De maan was opgekomen
en scheen op het water dat over de steenen
aan den kant borrelde, maar het kind zag
ik niet.
Toch hoopte ik nog. Ik zou hem
rcdreiitie tusschen twee componisten kan met een
glimlach worden voorbijgegaan. Degelijke kunste
naars zooals de lieereu Nolrhenius eu jfceu vree
zen die concurrentie niet, of behoeven die althans
niet te vreezen.
Uit, eigen ervaring zou ik zonderlinge staaltjes
kunnen aanhalen van de bezwarende bepalingea
waaraan een componist, blootstaat.
Een geval wil ik echter verhalen omdat het
nogal sterk is, terwijl ik die ervaring opdeed vau
een van de grootere uitgevers. ?
Ik had voor enkele jaren een zeer klein liedje
gecomponeerd op woorden van een onzer groote
dichters (reeds lang overleden) en weiischte dit
in het licht te geven. Mijn uitgever vroeg mij
ot ik de toestemming wild*: vragen van den uit
gever dezer gedichten. Ik deed dit, waarop ik
ten antwoord kreeg dat, hij die toestemming alleen
geven wilde, tegen betaling van eenigc guldens.
]k schreef dit, aan mijn uitgever, die mij ant
woordde, dat, hij informatiëii had ingewonnen,
\va-trnit, hem was gebleken dat, liet eigendomsrecht
reeds lang verjaard was en de gedichten .dus door
ieder mochten nagedrukt, worden, zoodat, er aller
minst sprake kon zijn vau het, weigeren voor
dit. doel.
Ik schreef dit aan den uitgever der gedichten,
n;et verzoek mij hieromtrent zekerheid te willen
geven.
Tot, mijne verwondering kreeg ik ten antwoord
nat ik dan maar moest, weten wat ik d .en wilde,
doch dat mijne handelwijze zeer: unf<iir" was!
Het liedje verscheen iii het, licht: doch er kwam
geen protest; wel een bewijs dat het recht aan
onze zijde was.
U auneer er dus moeielijkheden in den weg ge
legd worden waar geen recht is, kan men licht
begrijpen dat, men dit ook doet wanneer de uit
gever de letter der' wet op zijne hand heeft.
Men weet het (of liever het is een feit) dat, een
Nederlander, die er niet eenig geld vooi- be
schikbaar stelt, geen componist kan zijn. Dichters,
schrijvers en schilders kunnen in Nederland finan
cieel voordeel behalen, doch componisten moeten
(op hoogst, zeldzame uitzonderingen na) zich offjrs
getroosten om hunne werken uit, te geven of zelf
opgevoerd te krijgen, dn het, laatste geval is het
toeli meestal de componist die alle partijen voor
koor en orkest, voor zijne rekening moet laten af
schrijven.)
Kan men het ouder deze omstandigheden een
componist kwalijk nemen dat, hij voor de keus
van gedichten naar de bloemen van vieemden bodem
grijpt!' Laten de heereu uitgevers toch goed
begrijpen, dat het in hun belang is der
Nederlaiidsehc toonkunst, ter wille te zijn.
Ann een en ander schrijf ik het dan ook toe,
dat de Nederlaudsche dichters er zich betrekkelijk
zoo weinig op toeleggen, gedichten uit te geven
bepaald bestemd voor muzikale compositie.
De heer Nolthenius had tot heden toe altijd
Dnitsche gedichten gekozen. Is het niet opmer
kelijk, dat hij hij zijne eerste poging met
Ncderlandsche gedichten aldus bemoeielijkt wordt?
7. i j ui: vier Nederlandsehe liederen zijn getiteld.
Verklaring (ged. van H. N.) In het woud (C.
lloniirhl, Kgoi-smus (P. A. de Genestet). Deukt gij
a-u; mij. (':)
Met, belangstelling heb ik met, deze liederen
kennis gemaakt. Zij zijn natuurlijk en vloeiend
gecomponeerd, terwijl de componist er rekening
nn.'de gehouden heeft dat de eenvoud vau de ge
dichten geen ingewikkelde eombinatiëii toelaat.
J k twijfel dus niet of deze liederen zullen bij
degelijke muziekliefhebbers even goed ontvangen
worden als de vorigen.
Het lied V<'rkl(ii-i«ri is gelukkig van uitdruk
king. Jüj de maten ] !? on 10 (mijn leven e u
zin) klinkt, mij de begeleiding in de rechterhand stroef
tegen den aangehouden noot in den zang. Bij
snellere beweging zou dit niet zoo hinden-u, doch
in dit tempo kon ik er ge n vrede mede hebben.
l let lied lii hi't Won// is frisch van uitdrukking
eu heeft, een vloeiende en muzikale begeleiding.
Het is levendig van beweging en bovendien zeer
bevattelijk van inhoud.
Eijriiswitx voldoet mij evenzeer; alleen aau het
slof zou ik de woorden F,,i dun lïemt.l r/i-ef knar
niij! wat guitiger opgevat gewensclit hebben.
l u plaats van dit driemaal te herhalen zou het
dunkt, mij slechts eenmaal moeten voorkomen en
den, ik voelde er mij zeker van, en daarom
waagde ik den sprong ir het diepe water,
dat mij opving met een plomp, om mijn kind
te zoeken.
Van boven klonken stemmen, op den
eenen oever stonden een paar menscheu,
die schreeuwend mijn opmerkzaamheid richtte
naar de takken van een struik die tegen de
helling, bijna in het water groeide. Daar,
heen en weer zwaaiend in den wind, met
zijn hoofdje naar beneden, hing mijn arme,
bewustelooze Jack.
In een oogenblik had ik zijn Meertjes
losgemaakt van de taaie, doornachtige tak
ken en hield hem tegen do borst, gedrukt,
dankbaar dat hij nog leefde, ofschoon de
manier waarop zijn rechlerarmpje omlaag
hing, mij verleide, dat het gebroken was.
Ik stond terecht wegens manslag, maar twee
mannen die van verre alles gezien hadden,
vertelden het vreeselijkc schouwspel en zoo
werd ik vrijgesproken.
Berouw over wat ik deed, heb ik niet.
Ik heb gedaan wat, iedereen onder derge
lijke omstandigheden gedaan zou hebben.
De schuld van Rooden Jim was het niet,
dat mijn kiml herstelde en de steun werd
van mijn ouderdom.
Voor den ellendigen man zelf berouwt
mij de daad, nu mijn woede en wanhoop
van toen voorbij zijn, omdat hij gestorven
is in het volle, <;cvoel van zijn haat en
wraak: onvoorbereid geplaatst voor den
Iiechter, die gezegd heeft : »Gij zult niet
doodslaan T