Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 743
te illustreeren, door eene soort van zondvloed,
moge hij zelf verantwoorden.
Zulke proeven kunnen mij maar weinig beha
gen. Dan liever de ietwat nuchtere, doch geestige
binnenhuizen en menschengroepen van Vautier en
Bokelraan, die ons, ondanks wat geliktheid, altoos
lief zullen blyven, evenals de schittering van 't
uitvoerige werk des Belgischen Goets.
De Munchenaars blinken juist niet door nieuw
heid van gedachte of bewerking. Heeft men
daartoe geen toereikend genie, 't is dan beter niet
naar nieuwheid te jagen, en de proeven alleen in
stilte, in de studiecel te nemen, doch niet de
tentoonstellingbezoekers ermede te vervelen,
zooals vaak geschiedt. Nieuw van opvatting en
behandeling is echter Buchners bevallige Maria
met kleine kinderen en maanlicht. Zoo is ook
het maanlicht op de engelen van Leonhard Gey's
Notturno uitmuntend uitgedrukt en steekt eigen
aardig af bij de verlichting van Ludwig Freiherr
von Gleichen-Russwurm» Bleelcveld; het is be
werkt, zooals tegenwoordig alle Bleekvelden, meer
gesmeerd dan geschilderd, in den bekenden hel
grasgroenen toon, zonder andere poëzie, geprodu
ceerd worden. In 't algemeen moet men zeggen
dat de tentoonstelleis zich toch niet aan 't nu
reeds langzamerhand verouderende Impres
sionisme vergrepen hebben, en zoo is Erich
Hammer een der jongeren, die tot het perspectief
terugkeert weke een tijdlang afgezworen scheen
Een ander genre is dat der gewijrle voorstellingen,
waarvan wij reeds een enkel voorbeeld gaven. De
Madonna van G: o ?e in Drtsden rekent tot het
beste van duitsche ha d, is historisch en keurig
bewerkt, kan echter bj de twee Madonna's van
den Belgischen Lybaert (van geheel uiteenloopend
karakter) niet halen.
Eduard Grütz-iers m mniken te prijzen zal wel
overbodig weze;i. Zij schitteren weer door gees
tigheid en verscheidenheid: musiceerende vóór
Emincng den bisschop. De iJorfparzen, van
Oussow, 3 levensgroote figuren, welke over een pas
geboren kind reeds te recht staan, zijn met vaste
hand gekarakterizeerd. Wij zouden verder gaarne
de grojte schilderij van Piglhein beschrijven: eene
enkele joodsche figuur, op een doek van 20 vier
kante meters, voorstellende een veld van duizen
den roode kollebloemen. De vrouw is blind en
draagt een waterkruik aan duim en wijsvinger
een indrukwekkende voorstelling, maar in de een
zaamheid moest men ze aanschouwen.
In 't algemeen, waar men ook heen blikt in de
zalen der Duitsche schilders, overal ziet men
nadenken en ernst (niet zonder uitzondering na
tuurlijk^. In de historische voorstellingen niet
alleen, maar ook in de genreschildering ontbreekt
zelden eene grondgedachte .... Dit is veel meer
de karakteristieke trek dezer afdeeling dan eene
bepaalde wijze van opvatten der natuur. Van
alle natiën schenen de Duitschers de meest zoe
kende, wat kleur en type betreft, zij zijn ondanks
en gewonnen eenheid des rijks meer kosmopoli
tisch in hunne schilderkunst dan andere volken,
maar daarbij niet altijd vrij van gemanierdheid.
De opgesierde boeren en boerinnetjes met hunne
witte tandjes zijn nog altoos te Munchen aan de
orde van den dag. De nuchtere eenvoudigheid
van Hoeker, den bekenden schilder van
Mariaboodschap, welke hier een levensgroot zittend
nonnetje in een loovergang afbeeldde, vindt
nog niet veel navolgers.
Wat de affectatie van het Impressionisme"betreft,
deze is, als gezegd, op het uitsterven. Het meeste
handhaaft zich deze mode nog onder de Belgische
schilders, doch niet alleen de beide de Vrienclts
(hier met bekende werken verschijnende), ook de
landschapschilders Gustaaf Den Duyts, Arthur Bou
vier, Evariste Carpentier, Henri Bource en vele
anderen verzetten zich daartegen en schijnen alle
dagen veld te winnen, Voor de leden van den
Essar en de Vingtistes is te Berlijn ontzaglijk
veel te leeren.
Slingeneyer, Seeldraaiers, Stobbaerts, J. F.
Portaels, Lamorinière vertoonen zich in hunne beste
zijde, Kbnopff, Erédéric, Herbó, enz. worden er
omgekeerd, als vertegenwoordigers der jongeren,
met nieuwsgierigheid door andere natiën opgezocht.
Voor de belgische kunst is men minder onver
schillig dan voor de apotheose van Ferdinand
Keiler.
En als wij nu eenen buk terugwerpen op de
afgelegde baan, komen wij tot het besluit dat de
Duitschers wat den geest hunner werken betreft
op eene eerste plaats kunnen worden genoemd,
wat echter de compositie aangaat, zij bij de meeste
andere natiën en vooral bij de Spanjaarden ach
ter staan. Wij kunnen ten slotte niet genoeg
herhalen, welke groote fout door de commissie der
tentoonstelling is begaan, dewijl de groote cata
logus van 2 mark, met afbeeldingen van velerlei
werken, wat de methode betreft, zeer veel te
wenschen laat. De wanden zijn er niet in aan
gegeven en eene alphabetische lijst der kunstenaars
ontbreekt.
De critiek heeft vele, vele uren tijdverlies te
beklagen. Mogen anderen zich daaraan spiegelen.
NEVROTISCHE VROUWELIJKE GENIEËN.
Cesare Lombroso, de bekende Italiaansche me
dicus en schrijver, voor wien genieën en misdadi
gers niet anders dan geesteskranken zijn, zegt
naar aanleiding der onlangs uitgekomen
autobiographie van Maria Bashkirtseft', de jonge Rus
sische vroeggestorvene schilderes, wier schilderijen
jaren geleden ook in Holland zijn geëxposeerd,
het volgende:
Als er nog bewijzen noodig waren, om den zoo
herhaaldelijk voorkomenden ziekelijken zenuwtoe
stand van het genie te bewijzen, dan zouden die ons
overvloedig worden geleverd in de eigen levens
beschrijving van Marie Bashkirtseff. Dat zij tot
den hoogen kring der geniale wezens mag wor
den gerekend, zien wij uit haar schilderijen en
uit den ijver en het enthousiasme, waarmee zij
zich, nog bijna een kind, aan de kunst gaf, een
enthousiasme dat middelmatige talenten niet heb
ben, ten minste als zij den prikkel der armoede
niet kennen. (M. B. had millioenen.) Op
achttienjarigen leeftijd schrijft zij: Ik kan aan niets dan
mijn teekenen denken, men wordt niet in eens
schilder; talent is niet voldoende, men moet ook
mechanisch werken. Op mijn 22stc jaar zal ik
dood of beroemd zijn." Negen, lien uur per dag
werkte zij, zonder op haar gezondheid te letten,
vermaken, reizen, alles er aan gevende. Haar
dagboek doet hare originaliteit en vroegrijpheid
ten volle uitkomen. Op haar derde jaar teekende
zij al profielen op de lei. Van haar twaalfde tot haar
vijftiende jaar toonde zij haar aesthetischen aan
leg door costuums en poses uit te denken Zij
had plotselinge geniale vindingen wat kunst betreft.
De dingen die men in de vlucht grijpt, zijn
als vensters die een kijkje geven in 't leven der
menschen; men raadt hun leren, hun karakter, 'c
gebruik van hun tijd."
Domooren gelooven dat het, om modern te
zijn, genoeg is 't eerste 'L beste voorwerp te tee
kenen. Schik niet, maar kies en grijp vlug, dat
is het."
Maar haar zeldzame gaven werden bedorven
door haar wonderlijk karakter, haar gemis aan
gevoel en de grenzenlooze ijdelheid die de basis
is zoowel van moreele krankzinnigheid als van den
ziekelijken zenuwtoestand van geniale wezens. Bij
Marie Bashkirtseff zijn tal van bewijzen hiervan.
Haar eerzucht en ijdelheid toonen zich al van
haar eerste kinderjaren af en groeien met de
jaren mee tot aan haar dood. Van 't oogenblik
af dat zij is gaan denken, van haar derde jaar,
had zij aspiratiën tot denkbeeldige grootheid. Haar
poppen waren altijd koninginnen; op haar vijfde
jaar schikte zij zich op met de kanten van haar
moeder en ging dan naar den salon om te dansen
en zich te laten bewonderen. Op haar twaalfde jaar
schrijft zij : Ik wil beroemd zijn." Zij, die noch
van haar moeder, noch van iemand anders hield,
had, zooals meer voorkomt bij moreel krankzin
nigen, een bizondere liefde voor dieren.
Ik zou liever C. (een minnaar) ziek of gewond
zien, dan mijn hond verliezen."
Mijn hond Coco is verdwenen; niemand kan
mijn smart begrijpen: ik kan noch denken, noch
werken, noch slapen."
Eens wilde zij het jaar te midden van haar
honden aanvangen en strekte zich op den grond
mt tusschen hun in.
Zelfs de schoonste, meest eigenaardige trek in
de vrouw, voelde zij niet. Zij noemt kuischheid:
de vrees om onschoone lijnen te toonen/' en
gelooft dat. wie werkelijk schoone heeft, daarvan
geen geheim maakt.
Dikwijls zegt zij: dat zij van de vrouw slechts
't uitwendige heeft, en dat dit duivelsch vrouwe
lijk" is; het verdere is duivelsch anders".
Dit bevestigt wat de Goncourt in Charles
Demailly zegt over geniale vrouwen : II n'y a pas
de femmes de génie. Lorsqu'elles sont des génies,
elles sont des hommes."
En later:
Ik zweer bij het Evangelie, bij het lijden van
Christus, dat ik beroemd wil worden".
Weer verder:
Ik zal de maatschappij eene vrouw geven, die
iets zal zijn, niettegenstaande al de hindernissen
die zij haar in den weg legt."
Op haar 19Je jaar:
Ik geloof dat ik nooit iets anders dan eer
zucht heb gekend".
Op haar 20ste :
Ik lees Balzac te« koste van mij zelve; want
als ik dien tijd gebruikte m te werken, zou ik
een tweede Balzac in de schilderkunst kunnen
worden."
Bizonder groot was in Maria Bashkirtseft' de
impulsiviteit, zelfs de epileptische; dikwijls deed
zij dingen zonder zelve te weten waarom.
Gisteren-avond had ik een aanval van wan
hoop die mij drong mijn pendule in zee te wer
pen. Hij was van brons en er stond een henge
lende Paul zonder Virginie op; arme pendule!
Ik zou pétroleuse willen worden oiu alle hui
zen en huisgezinnen in de lucht te doen vliegen."
Dikwijls ook deed zij pogingen tot zelfmoord,
of dacht er over.
Als de schilderkunst mij niet dadelijk beroemd
maakt, dood ik mij."
Ik bega een zelfmoord ; hoe dom en grootsch
dat denkbeeld ook mag schijnen, het zal er toch
toe moeten komen."
In Rusland heb ik al eens geprobeerd mij van
kant te maker, maar ik had een vreeselijke angst.
ik zal 't doen als ik dertig jaar ben; ik ben nu
nog jong, er is nog hoop."
Haar aanbidders, en zij had er verscheidene, nam
zij alleen aan bij wijze van gril. Dikwijls zegt zij
nooit werkelijk iemand bemind te hebben. Over
de liefdesbetuigingen van oen hunner sprekend,
zegt zij: Ik luister altijd, want liefdewoordjes
zijn 't schoonste wat men genieten kan. 't Is een
soort van zang, men kijk u aan, men bewondert
u en ge ontluikt als eene bloem in de zon."
Ik geloof dat ik nooit werkelijk iemand be
minnen zal."
Ik ontdek altijd iets belachelijks in een man,
en dan is alles verloren. Dank zij die manier om
de fouten in de menschen te zien, loop ik geen
gevaar dat een der aardsche Adonissen mij 't
hoofd op hol zal brengen."
Ik houd niet van dansen, 't is geen amusement
voor mij door mannenarmcn omvat te worden.",
Het is niet mogelijk", heeft mijn vader gezegd,
dat ik ooit iemand zal beminnen. Toch bemin ik
in mijn droomen, maar een denkbecldigen held.
En Antonelli? Bemin ik hem dan niet V Neen,
als hij niet de neef van een kardinaal was en
niet omringd door priesters, monniken, ruïnen en
den paus, zou 'k niet van hem houden."
Voor haar is dus liefde en eerzucht ('én.
Gelooft ge dat ik verliefd ben op H. V Neen,
't is er mee als met A. Ik hsb 't mij in 't hoofd
gepraat verliefd to zijn, en mij opgewonden ter
wille der kardinalen en van den paus. Maar ver
liefd! Ah!"
Zij heeft dan ook nooit iemand bemind, en
toch weet men dat de vrouw rijker in affecties is
dan de man; en dat terwijl zij door hare familie
werd aangebeden en 't voorwerp van veel hevige
passies is geweest.
Op haar 18e jaar schrijft zij: Mijn moeder (zij
woonde met baarmoeder, eene tante en eene nicht)
is mij antipathiek; ik weet vooruit wat zij of mijn
tante in een bepaald geval zullen zeggen, en dat
doet mij sterven van verveling. Alles wat met
mijn huis en familie in betrekking staat, ver
veelt mij."
Ik zou liever arm zijn (zij was schatrijk en
verkwistend) dan met menschen leven die mij al
tijd woedend maken tot mijn bestwil."
Zij hield zoo weinig van haar hui^genooten, dat,
als er geen gasten waren, -/ij alleen wilde eten;
zij had dan een boek naast zich en niemand mocht
haar storen. Zoo zegt zij: Mijne familie verveelt
mij en dat weten zij; tante is heel blij als er
iemand is, omdat ze weet dat ik haar niet kan
uitstaan."
Op haar 18e jaar sterft haar grootvader; zij
denkt aan haar rouwjaponnen, telegrammen, enz.
en is verwonderd dat haar moeder schreit als een
wanhopige zonder aan iets te detken.
Mijne familie zou in staat zijn niet in den
rouw te gaan en begrijpt niet dat de menschen
alleen letten op den uiterlijken rouw en dat, hoe
meer men zicümet krip bedekt, hoe beter de
kinderen, hoe ontroostbaarder de moeders en
weduwen zijn."
Ik weet niet precies hoe 't hoort, maar doe
wat ik kan om mij aan de etiquette te bouten.
Elk oogenblik open ik myn dagboek om er
mijn indrukken in te schrijven." En daaronder:
Niets wat indruk maakt op de anderen, maakt
indruk op mij.''
Om het schilderij te roltoo!en, voege men hierbij
nog een groote hereditaire ziekelijkheid. Zij
stamde af van de familie Bashkirtseff, een moe
dig, doorzettend, maar wreed en woest geslacht.
Haar vader, blond, bleek, ziekelijk en lastig, was
de zoon van een sterken vader en een ziekelijke
vroeg gestorven moeder; hij had vier gebochelde
broers. Twee grootvaders en twee tantes waren
aan de tering gestorven.
Ziedaar dus een vrouwentype waarin de ontaarding
haar noodlottig en te gelijk vruchtbaar, ik zou
haast zeggen genieontwikkelend spoor drukte.
't Is een wezen wier oorsprong men zonder
phychiatrischo kennis niet kan verklaren. Zoo ds
ontaarding dikwijls voorkomt bij geniale mannen,
men vindt ze toch meer bij vrouwen, waar het
genie tot de grootere zeldzaamheden behoort, of
dan ten minste, zooals de broeders de Goncourt
opmerkten, een mannelijk karakter aanneemt.
Maria Bashkirtseff beweerde dan ook werkelijk
zich geen vrouw te voelen en bijna alle groote
vrouwelijke letterkundigen hadden iets mannelijks
in hun werken en dikwijls ook in hun uiterlijk.
Mad. de Staël had een mannengezioht.
Telesilla, de dichteres van Argos, voerde de bur
gers van Argos aan in den strijd.
George Saud had eene basstem en kleedde zich
bij voorkeur als man.
Mary Wollstonecraft, de voorvechtster der vrou
wenemancipatie, was de dochter van een moreel
krankzinnige ; haar moeder had een manie en was
de zuster van krankzinnigen ; door haar vuilheid
en onbehagelijkheid kreeg zij op school den naam
van Ie souillon philosophique"; Mary was een
samenweefsel van nevrotische tegenstellingen; zij,
een geloovige, noemde de priesters nietsdoend
ongedierte"; voorstandster der vrije liefde, was
zij woedend toen Himiey haar verliet, en
trouwde met Godwin.
George Eliott had een mannengozicht, een
enorm hoofd, verwilderd haar, dikke lippen, kne
vels en een gezicht lang als dat van een paard ;
ook zij was nevrotisch; sums stond zij zonder re
den 's nachts de doodelijl^te angsten uit. Niet
tegenstaande de groote liefde die zij Lewis had
toegedragen, trouwde zij weinige maanden na zijn
dood op haar zestigste jaar met een
jongmensch.
Maar hoe lang zal het nog duren voor de let
terkundigen begrijpen dat hun kritiek slechts
nuttelooze woordverspilling is zonder kennis der
pychiatrie '.;
Hoeveel zijn er die begrijpen dat deze nieuwe
bron van analyse de voornaamste oorsprong is van
den roem dien Buckle in Engeland, Taine, Renan,
Zola, Daudet in Frankrijk genieten V
Taine zegt met recht: Hij die den menschen
hij die de menschen bestudeert, de psycholoog en
de geschiedschrijver, hebben, niettegenstaande hun
verschillend gezichtspunt, hetzelfde doel voor oogen;
een ontdekking van den een komt den andere
ten goede.
De helderziende geschiedkundige en de
philosoof werken beide mede tot de p-ychologische
kennis van een wezen, een groep, een eeuw, een
volk of een ras : de onderzoekingen der taalkun
digen, mythologie!, ethnografen hebben alle het
zelfde ten doel, namelijk de beschrijving van een
menschclijke ziel of de algemeene trekken van
een groep menschelijke zielen : en wat de geschied
schrijvers voor hot verleden doen, doen de groote
roman- en tooneelschrijvers voor het heden.
Ik geloof niet dat een historicus een juist
denkbeeld kan krijgen van het Bramaansche en
Boeddisthische Indië, als hij zich niet eerst een
juist denkbeeld heeft gevormd van extase,
cataiepsie, hallucinatie. De leemte der tegenwoordige
taaistudie zullen slechts aangevuld worden als
men de natuurlijke evolutie der taal zal
bestudeeren door middel der psychologie op kinderen
toegepast."
Tot zoover Taine, en tot zoover Lombroso,
beide ontegenzeggelijk mannen, die elkaar op het
hier behandelde gebied de hand kunnen reiken
en wier uitingen, zoo zij al geen orakeltaal zijn,
toch door menigeen ah die van hoogc autoriteiten
worden beschouwd.
C.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Kiiiistreilint) ran Ileaton-Mimice. Bij de veiling
door Rudolph Bangel te Frankfort gehouden van
do kunstverzameling Heaton- Manke werden de
volgende groote prijzen verkregen: Knaus' Onte
vreden 23,700 M., Schreijer's Happart aan den
8cheik 7HOO M., Seitz Ja;/erlie;-jek f>100 M., (alle
drie door de Fleischmann'sche lümsthandlung"
te München voor haar lastgevors aangekocht),
verder Benlliure's Spunnsulie herberg 170(1 M.,
Bochmann's Aan de tooidiank 1000 M. en Voor
de smederij 1020 M., Paul Boehm's Ue krachtproef
1(500 M., Defregger's Meisjnkop 1!)7() M., Gr
tzner's Klare icijn 2700 M. (liassermann). de Haas'
Ossen roor den ploeg l()f>() M., Jut leenden in
liet iv at er 1370 M., Lenbach's Vronwenkop 1000 M.,
Lier's Op het veld 2700 M. (Max K.-iegs te
Bremen) en Nacht in maneschijn 1700 M, Gabriel
Max De Wees 1600 M en Faust en Gretchen in
den kerker 2010 M. (Morschheuser'sche
Kunsthandlung te Dusseldor'f). Verboeckhoven's Land
schap met vee 1520 M., Zimmermann's
Riviervisschen 1GOO M. en Zeevisschen 1600 M., Israëls
Inhalen van liet p.iiker 1550 M., Jacque's In den
stal 1150 M., en Mesdag's Marine 2300 M (Dr.
Heinzmann te Wiesbaden) In het geheel bracht
de veiling van 78 nommers een bedrag van 89,186
mark op
Prijzen ran porselein. Uit Parijs wordt van
11 September geschreven: Het porselein uit
wceke grondstof (pate tendre) is zooa s men weet
onder Lodewijk XV uitgevonden en werd door
dp, inaitressen en hovelingen van dezen koning,
zoowel als onder zijn opvolger zoo hoog geschat,
dat men, wanneer aan bloedverwanten en verte
genwoordigers van vreemde mogendheden geschen
ken moesten worden gegeven, niet meer zooals
vroeger, uitsluitend voortbrengsels der
goudsmidskunst, maar menigmaal porseleinen voorwerpen
daartoe gebruikte, die niet minder duur waren.
De nationale porseleinfabriek te Sèvres vertoont
thans nog talrijke bestellingen van de regeering
tot het vervaardigen van zulke diplomatieke ge
schenken. Bij (,>uantin is juist een prachtig album
met 50 platen verschenen, dat in fac-simile door
Ed. Garuier gpaquarelleerd, ruim 250 porseleinen
veorwerpen uit de beroemdste verzamelingen
voorstelt. De prijs van vervaardiging van deze
kunstwerken was, naar de .prijsverhoudingen uit
dien tijd, zeer aanzienlijk. Een tafelservies, in 1761
aan de koningin van Spanje vereerd, kostte 13,101
livres; in 1707 werd den Oostenrijkschen gezant
een servies ter waarde van 32,522, en in 1777 den
keizer een dat 43,464 livres gekost had, geschon
ken. In 1788 bestelde Catharina II te Sèvres het
beroemde servies uit 744 stuks bestaande, op
turkooisblauwen grond, waarvoor de kleinigheid
van 328,188 livres in rekening gebracht werd.
Daarbij moet men in het oog houden, dat de
geldswaarde toen ter tijd veel grooter was, dan
tegenwoordig. Bij den verkoop van do verzameling
Doubléwerd in 1881 een enkel bord van het
laatst \crmelde servies met 6400 fr. betaald.
Veiling der collectie Vincent. Uit Konstanz
wordt van 11 September geschreven; Gisteren
namiddag is met de veiling van de welbekende
verzameling Vincent aangevangen. Er werd
Europeesch on Oostersch porselein verkocht, figuren,
vazen, vaatwerk, koffie- en theeserviezen, enkele
kopjes enz. Hot prachtige porseleinen servies van
Japanschen en Cüineeschen oorsprong, dat vroeger
de tafel van de bisschoppen van Konstanz ver
sierde en vijftig jaar geleden uit hun nalatenschap
te Meersburg door J N. Vincent werd aangekocht,
zal in geliike volledigheid en schoonheid niet licht
ergens anders gevonden worden. DJ vazen, groepen
en figuren van Europeesch porselein zijn uit de
beste fabrieken van de laatste eeuw afkomstig, en
zijn waarschijnlijk meestal geschenken van Duitsche
vorsten aan Konstanz. Er waren haid;laars in
antiquiteiten uit alle landen tegenwoordig, zoowel
als vele kunstvrienden van verre en van nabij.
Kr werden volgens het oordeel van deskundigen
hooge prijzen verkregen en de gezamenlijke op
brengst van gisteren namiddag bedraagt, van
No. 000 tot No. (WO van den catalogus, mini 20,000
mark. Den hoogsten prijs, 1550 M., behaalde eene
prachtige bloemenvaas,rijk en smaakvol van maaksel,
fijn geschilderd op de manier van Tcniérs, oprij
zend uit een groep van amoretten, die een zwaan
vasthouden, Saksisch fabrikaat; zij gaat naar Londen.
Eene Fortuna bracht 410, een paar jonge gelieven
375 mark op Een kofiieservies, van Ludwigsburger
fabrikaat, werd door Böhler te München voor 600
mark, een ander door Bossart te Luzern voor 390
mark aangekocht. Een paar rococo vazen, Ludwigs.
burg, merk dubbele c, kwam op 1500 mark; eene
hooge vaas in den vorm van een peer. door den
opticus Frank te Konstanz gekjcht, op !H)5 mark.
Ook de kleinere nornmers vondea snellen aftrek
en goede prijzen.
In den hoogen ouderdom van 84 jaar stierf te
Londen de beeldhouwer William Theed, een leer
ling van Thorwaldsen. Zijne voornaamste werken
zijn Niircis+us aan de bron", Fti/che, het verlies
van Cupido beii'eencnd'' (voor het koninklijk slot
te Osborne), Jtuth. uren lebend", De terugkeer
ran den verloren zoon"1 en ]{ bccca aan de liron".
Van historische persoonlijkheden heeft hij stand
beelden van Koningin Victoria en van Prins Albert,
van Sir Isaac Nevtton, Henry Hallam, den over
leden Lord Derby en Sir Robert Peel gebeeldhouwd.
TOONEEL EN MUZIEK.
De Kölnischer schrijft over het l'rcissingen"
door den Xölner Siinijerkreis uitgeschreven:
Het slot vormdo de Koninklijke zangvereeniging
CaeciUa uit den Haag, directeur Uichard Hol, de
kleinste wat het aantal zangers betrof, maar niet
wat betrof de degelijkheid. Hield zij zich vaj
van de zucht tot cfl'jct der Belgen, evenaarde zij
ook niet hun indrukwekkende voordracht, zij
legde weer eigenschappen aan den dag die'terecht
als voornaamste voordeelen der Duitsche koren
gelden: gezonde frissche klankkleur, ongekunstelde
natuurlijkheid der voordracht, muzikale phraseering.
Deze som van goede eigenschappen kon de
harten der prijsrechters zoo winnen, dat deze, tegen
de verwachting van talrijke, en wij moeten
zeggen, bevoegde kringen, den eersten prijs, in
plaats van naar Saint (UHes. naar den Haag lieten
gaan. Mocht ook al, naar de meening van die
kringen, de artistieke volmaaktheid onbetwistbaar
aan de zijde van Saint Gilles zijn, bij deze mee
ning was ook op de omstandigheid gelet, dat het
door de Hollanders gekozen koor, Ue rots in zee,
van Richard Hol, in moeielijkheid de Proscrits
van Gevaert niet nabij kwam; dit laatste verte
genwoordigde dus eene grootere hoeveelheid artis
tieke inspanning, maar bij het eerste werd zoo
veel artistieke inspanning ook niet geëischt."
De Kiilnische zou blijkbaar aan het Belgische
koor den eersten prijs gegeven hebben. De ver
slaggever zegt nog omtrent dit koor (do societ
royale L-i Jiéunion, Lyrique, Saint-G
les-Bruxelles): Kik gefluis'er in de zaal verstomt; het