De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 27 september pagina 2

27 september 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOH NEDBELAND. Na 744 dent, generaal Floresco. Deze staatsman is echter tegenwoordig geweest bij een onderhond, dat zijn souverein had met koning TJnÉberto van Italië; hij zal den koning ook vergezellen bij het bezoek, dat deze te Potsdam aan den Duitsehen keizer zal brengen. Er is dus eenige grond voor de onderstelling dat de reis eene politieke beteekenis heeft. Roemeen s che bladen hebben reeds doen uit komen, dat Rusland voor alle eventualiteiten een vrijen doortocht voor zijn leger eischt over Roemeensch grondgebied. Gesteld, dat die bewering juist is, dan zal Roemeniëvoor de :keus staan om of onvoorwaardelijk als Rusland's bondgenoot op te treden en dien overeenkomstig door de andere mogendheden te worden behandeld, of bij de triple alliantie steun te zojeken tegen een opgedrongen vriend schap, welke het in 1878 zoo duur is te staan gekomen. Op het hieromtrent te nemen besluit zal koning Karel's reis waarschijnlijk grooten invloed zijn. De zelfmoord, door JoséBalmaceda, den gevallen dictator van Chili, gepleegd, vormt het tragisch besluit der droevige geschiedenis van den bloedigen burgeroorlog. Geen kans ziende om te land of ter zee te ontsnappen heeft Balmaceda zich verborgen gehouden in het gebouw der Argentijnsche legatie te Santiago. De congresregeering ontdekte wel dra zijne schuilplaats; zij eerbiedigde ech ter het beginsel der exterritorialiteit, en liet Balmaceda alleen uitnoodigen, zich vrijwil lig aan de congresregeering over te geven. Deed hij dit, dan werd hem van wege de regeering een eerlijk proces en bescherming tqgen lederen aanslag van het volk toege zegd. Balmaceda weigerde, naar hij zeide omdat hij geen vertrouwen in de onpartijdig heid der rechters stelde. Maar hij zag ook in, dat zijne schuilplaats door de bevolking zou worden ontdekt, en dat dan noch hijzelf noch zijne beschermers, veilig zouden zijn voor de toomelooze woede van het volk, dat zich met hartstochtelijken haat tegen den tjrran heeft gekeerd. Zoo kwam hij tot zijne wanhopige daad. De nieuwe regeering is daardfoor van geen geringe moeielijkheid be vrijd. Aan hare erkenning staat nu niets meer in den weg, en deze heeft dan ook reeds van de zijde der meeste Europeesche mogendheden plaats gehad. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Parkschouwburg (Tivoli gezelschap nit Rotterdam): Onze Don Juans. Franschelaan-Schouwburg: Koofcogeh. Een vaudeville en een melodrama zijn de schrale oogst van de afgeloopen week. De op zich zelf niet te belangrijke werken maken een uitweiding over de genres, waartoe zij behooren, mogelijk en weinig storend. .'? Hoe kwam het dan, dat ik soms over mijn schrijftafel gebogen, die heldere lachtenen als uit de verte heel duidelijk meende te hooren ? Met de eerste zonnige lentedagen verlus tigde »Het" zich in den tuin, dien ik van uit mijn kantoorstoel kon overzien. Zij was meestal bij hem. Ik hoorde het getrippel van zijn voetjes in het kiezelzand en daarna haar tred. Nu wilde zij hem vangen. Zijn onophoudelijk snappend stemmetje wedijverde met het luidruchtig koor der rnusschen, daar had zij het, en kus op kus klonk tot mij door. Ik opende het raam, een luwe, geurige lucht stroomde naar binnen en een verdwaalde vlinder streek op mijn inktkoker neer. Daar trad zij achter een groengeschakeerd perk te voorschijn, in het verblin dend wit van een elegant gegarneerd och tendkleedje, door het gouden zonlicht be straald, alleen het gezicht rose beschaduwd door den parasol. Hoe slank treedt zij daarheen! hoe be vallig zijn haar bewegingen! Was ik dan blind geweest? Bij God, de tantes en nich ten hadden gelijk: zij was waarlijk schoon! Een lieflijk lachje verhelderde hare trekken, zij was gelukkig, zeker, op dat oogenblik was zij het, en dat geluk kwam van haar kind!" In mijn borst verhief zich een stem, die zeer duidelijk zeide: »Gij zijt een monster!" Ik was opgestaan en voor het venster getreden : «Prachtig weer vandaag!" riep ik naar buiten. Ach! ik weet het maar al te goed, dat moet koud en prozaïsch ge werkt hebben, als de zware schaduw van een wolk over een vriendelijk zonnig land schap. Zij antwoordde iets dat ik niet ver stond. Maar de gelukkige glans was van haar gezichtje verdwenen, toen tilde zij het kind, dat verlangend de armpjes naar haar uitstrekte, omhoog en begon het voor mijn oogen te licfkoozen. Toen was het dat de ijverzucht in mij ontwaakte! Waarachtig, ijverzucht, en welk een wonderlijke ijverzucht, die zich over haar eigenlijke doel, het voorwerp van na ijver, maar niet helder bewust kon worden. Als »Het" zijn »Mama" stamelde, voelde ik iets als een steek in het hart, en de liefkoozingen, waarmede zij den kleine over laadde, brachten mij schier buiten bezinning. Ik was jalosrsch op beiden ! Het deed Over het melodrama en de vaudeville is vooral in den hiatsten tijd door de kriiiek bij herha ling het veroordeelend vonnis uitgesproken; toch valt het niet te ontkennen dat het groote publiek dezen genres nog steeds genegen is, zich niet ontziet zijn voorkeur daarvoor te bekennen en te toonen. Het feit heeft zijn beteekenis. Zijn verklaring ook? Ik geloof het wel. Si Peau d'ane m'éta'it conté, J'?/ prendrais tm plaisir extreme, zou een zeer geschikt schouwburg-devies zijn. Het sprookje heeft niet uitgediend, is ook elders dan in den mond van bakers en minnemoeders blijven voortleven; het is nog steeds, wat betten allen tijde was, de vreugd en de troost, de uit verkorene van velen. Als alles is het echter met de tijden, die veranderen, veranderd. Op het tooneel een sprookje op zichzelf? heeft het steeds in groot aanzien gestaan; als melodrama en vaudeville is het daarop nog thans een persoon van gewicht. Want inderdaad, is liet geen sprookje, het goedmoedige melodrama met zijn naieve onwaarschijnlijkheden en toevalligheden, zijn engelreine, meer dan menschelijke helden en heldinnen, zijn helsche, duivelachtige schurken en verraders? Is zij geen sprookje, de dartele vau deville met haar niets ontziende spotzucht, haar op den kop gezette wereldorde, haar iedere waar schijnlijkheid tartende vergissingen en verwisse lingen? Doch, en dit is de groote vraag, zijn zij sprookjes van dezelfde soort, dezelfde strekking, dezelfde waarde? De moderne vaudeville is het sprookje /ln-deS:ècle met al den treurigen aankleve van dien; voor alles heeft zij het op de zinnen gemuit; doen lachen is haar doel, haar trots ook haar verontschuldiging ? Het heiligste wordt niet zelden in het stof gesleurd, iedere welvoegelijkheid te vaak met voeten .getreden. Men lacht, iaën lacht nog, ten slotte weet men niet meer wat men doet, wat men doen zal, of men lachen, onver schillig blijven of zich ergeren zal. Het melodrama is het sprookje bon enfant: het is de verkondiger en bestendiger der zoete illusie, dat de wereld een paradijs is, de menschen engelen, de deugd oppermachtig, het recht onwrikbaar, dat het kwaad zijn meester loont, boontje steeds om zijn loontje komt, In Paillas verheerl'kt het de vaderliefde, in. MM ie Jeanne de moederliefde, in Dertig jaar af het leren van een speler schildert het den vloek van het spel, in andere de heillooze gevolgen van de dronken schap, van den hoogmoed of de hebzucht. fleine's bewering dat men een slechte muziek uitvoering niet mooi behoeft te vinden, omdat de muzikanten zulke brave menschen zijn, zal weinig tegenspraak vinden; het melodrama uit sluitend om zijn vaak huisbakken moraal te prijzen ware dwaasheid; den machtigen, verwarmenden en verzoenenden indruk, dien het, niet tegenstaande zijn soms nauwelijks verbloemde onwaarschijnlijkheden, nog steeds op velen uit oefent, te loochenen of betreuren, ware onbillijk en onverstandig. Bij de eischen der kunst verliest men de belangen der menschheid misschien wel eens te veel uit het oog. Niet voor allen is dezelfde medicijn geschikt. Wanneer ik de edele daad van een melodramaheld beklap, gevoel ik niet zelden dat ik een onwaarschijnlijkheid, zoo niet een onmogelijkheid toejuich. En toch ..... Zou dit niet met velen het geval zijn? Zou het de natuur zijn die boven de leer gaat? Ik weet mij zeer, dat ik geen deel aan die liefde had, dat ik niet de derde in het verbond was. Ik wilde trachten een aanspraak op hare liefde te verwerven. Ach, ik stelde mij linksch en onhandig aan, het kind behield zijn schroom voor mij en zij had ik haar niet met geweld verre van. mij gehouden, lange jaren achtereen ? Eens, na oen woordenstrijd, heerschte tij dens het middagmaal weder stilte tusschen ons,, eene stilte, die pijnlijker was, dan ooit een te voren. Ik blikte neder op den gebloemden rand van mijn bord, met boo/c rimpels tusschen de wenkbrauwen. Maar ik voelde duidelijk, hoe »Het" zijn groote oogen , in volle grootte op mij gericht hield. En ook haar oogcn. Het was, alsof <le stralen dier twee paar heldere oogen mij op het voor hoofd brandden. Daar luidt plotseling te midden der stilte: »pa pa". En weer, nog luider en hartelijker: »I'apa!" Ik kromp ineen. Daar zat »Het" angstig naar mij te, staren, ongerust welk onweder boven zijn »papa" zou kunnen losbarsten. Doch haar gelaat was met een gloeienden blos overto men en om hare half geopende lippen trilde het zacht. Een warm, heerlijk gevoel doorstroomde mijn hart. Zeker, niemand anders dan zij zelf had hem dat »papa" geleerd. Waarom sprong ik niet op, snelde ik niet naar haar toe, wischte ik niet met een enkele omar ming de geheele leegte der verloven zes ja ren uit. Een woord van pas in dat oogen blik, en alles was goed geweest. Het bleef onuitgesproken ; ik zat als geboeid. Doch beneden op een zekere van cijfers krioelende bladzijde in mijn copieboek zijn nog duidelijk de sporen mijner tranen te vinden, die ik van toorn op mijzelven heb vergoten. Er was geen twijfel aan, met den kleinen krullcbol was een andere geest in onze wo ning gevaren de geest der liefde - en die maakte mij tot vreemdeling in mijn eigen huis. Een koesterende zonneschijn vervulde de vertrekken, ook wanneer de zon dam1 boven achter wolken verscholen bleef. De gezichten van het dienstpersoneel, zelfs de levenlooze voorwerpen straalden dien glans terug. Slechts mij wilde hij niet verkwikken. Ik voelde mij aldoor onbehaaglijker in mijn eenzaamheid. De jalouzie wies in mijn binnenste; zij blies rnij allerlei dwaze ; ehet niet. Dat het ons over de mogelijkheid dezer veronderstelling doet nadenken, is in mijn oog reeds een verdienste, een weldaad van het melo drama. Laten wij ze niet te gering achten', laten wij niet te streng, te veeleischend zijn. Met de vrees zich niet dans les regies vermaant te hebben is reeds door Ilacine de spot gedreven. Het is nu eenmaal een feif, dat de schc uwburgbezoeker wil bezig gehouden, geboeid, ver maakt worden; een feit ook, dat geen duizend kritieken of kritici hem kunnen wys maken dat hij zul.;s doet, indien hij hieromtrent van een andere meening is. Met deze feiten moet rekening gehouden worden. De vaudeville en het melodrama bevatten elementen, die de groote menigte medeslepen, betoo^eren als het warf. Tegen deze te velde trekken ware strijden tegen windmolens; ile lach en de traan zijn in veier oog misschien niet i'e hoogste eft'ecten, die het drama bereiken kan, effecten zijn het wier recht van bestaan zeker niemand zal willen betwi.ten. Is de taak der kritiek dan geheel een negatieve en denkbeeldige? Verre van dat. De lach en de traan kunnen langs tal van wegen, op tal van wijzen in bet leven geroepen worden; de middelen zijn vele en ver scheidene; niet alle zijn even eerlijk, waardig, edel. Hier wordt de strijd een gehee' andere; hier behoeft de kritiek niet steeds meer te zwijgen en te berusten. De vertooningen van de afgeloopen week zija als geknipt om dit nader in het lietit te stellen. In Roofvogels, melodrama in acht tafereelen naar het Kransen van JJupeuiy en (rrange, bevindt zich een tooneel, waarin op weerzinwekkende wijze met een lijk gesold wordt, een ander waarin een booswicht op het punt staat zijn pleegdochter met een houweel het hootd te verpletteren. Het dra matische ontaardt op zulk een wijze in het stui tende en atgryj-elijke; er is oen maat van gruwe lijkheid, die het onmogelijk is te overschrijden; wie verder gaat zegt de kun^t vaarwel en belandt in de gruweikamer der panoptica. Te Parijs ver toont men op het oogenblik een melodrama, waarin een terechtstelling door de guillotine in genren en kkuren te aanschouwen wordt gegeven; op zulk een wyze keeren wij tot de arena terug. Wie op dergelijke emoties verzot is, hale zijn hart op aan de stierengevechten; de schouwburg i-i de laatste plaats, waar wij lichamelijke marte lingen verheerlijkt wcnscheu te zien. Zal het melodrama niet geheel te gronde gaan, wil het op den naam van kunstgenre aanspraak blijven maken, deze sirenenklip zal het voor alles moeten trachten te ontzei! _:n. Jioofcogels verdient uit het oogpunt van kieschheid en goeden smaak af keuring, afkeuring, die ik te meer betreur om dat het drama met kennis en kunst is opgebouwd, boeiende gedeelten bevat, in de laatste tafereelen machtig aangrijpt, spant en meesleept. Als tiijna alle melodrama's wordt het door bet gezelschap van Lier voortreffelijk vertolkt. Boven allen staan mevrouw Ellenberger en de heeren Veltman en Frits Bouwmeester,wier spel op sommige oogenbliken het hoog-tragische nadert en een onbegrijpelijk fascineereudc werking heeft. De overigen, eenige trappen lager, spelen allen met ijver en overtuiging, schijnen hun rollen te voelen en gaan er in op. liet geheel doet hierdoor niet steeds en terstond aan spel denken; het voordeel hiervan springt ieder in het oo^. Onze, Don Juanx, kluchïspel met zang in vier bedrijven naar het Duitsch van Loon Treptow, de dachten in. Ik wilde tegen den kleinen tiran in opstand komen, dat zou be lachelijk zijn geweest. Ik wilde haar de keus laten tusschen hem en mij, ik ver metele, naar welke zijde zou haar hart wel hebben overgeheld ? Eenmaal stond ik op het punt, stappen tot opsporing der onge lukkige moeder te doen, om haar door de macht van het geld tot terugname van haar kind te bewegen; achter den rug mijner vrouw ? dat was laf. Van geregeld werken was geen sprake meer, ik wist niet meer, wat ik aan mijzelf had ; i:c moet er verstoord uitgezien hebben, de menschen vroegen wat mij scheelde. Ik wendde een ongesteldheid voor. De zonneschijn wilde zich niet laten ver drijven en de geest der liefde was sterker i dan ik. Met zijn vlammend zwaard dreef hij mij uit. >Ik moet, op reis, Martha, voor lang l" Mijn stem beefde, toen ik het zeide l en mijne vrouw bemerkte het wel, want iets als een vochtig glanzend medelijden blonk j in hare schoonc oogcn. Bij het afscheid ' hield zij mij den kleine voor : ;; Wil je ons { kind ook niet goedendag zeggen ?" vroeg zij op weeken, vleienden toon. Ik heb den kleine zeker te onzacht opgetild, want hij 1 begon te schreien en verweerde zich tegen mijn liefkoozingen. Toen zette ik hem neder j en ijlde, voort. Doelloos reisde ik nu de wereld in en ! ziedaar bij mijn reisgenoot, de gemelijk heid, sloot zich spoedig na de eerste dage'i een tweede gezel afin, die ronduit verklaarde »dat ik een dwaas was!" Eerst fluisterend, : toen luider en aldoor luider: -ik was een ] rechte dwaas!" Ten slotte las ik het in alle kranten, die ik opnam, vond het op de blauwe bergen geschreven en de stoomfluit der locomotieven gilde hel mij toe. Ja, ik geloofde het reeds, genoeg, genoeg ! Waar om keerde ik niet dadelijk om 'i Och, de dwaas moest eerst goed uitreizen, eer alles goed kon worden. Met onstuimig hart betrad ik eindelijk mijn woning weer. Welk een vredige stilte ; daarbinnen en welk een fluisterende toon. j Met betraande oogen kwam mijn vrouw mij j te gemoet: ->Ach het is ziek, doodziek het zal zeker sterven!'' jammerde zij. Ik trachtte haar te kalmeeren, doch hare vrees was maar al te gewettigd. Noch slechts i vaudevillej door de Tivoli-artisten uit Rotterdam vertoond, zondigt in den ander opicht, doch in Met mindere mate. Een goede vaudeville geeft van t\jd tot tijd een brokje kunst, steeds kunst vaardigheid, handigheid eu geest te bewonderen. Onze Don Juans bevat van dit alles niets. Het melodrama bracht ons in de gruweikamer, ile vaudeville brei gt ons in het caie chantant eil den circus. Wie vier bedrijven lang cal chantaMaardigheden, clowngrappen en hanswi rsterijen aan elkander lijmt is eeii grappenmaker, een piau, do' h geen collega van Lab.cue. Onze Don. Juans is alles, uitgezonderd een vainlevillc, alles uit gezonderd een tooneelstuk zelts; iedere schijn van handeling of verwikke ing ontbreekt; tle 4 bedryven leveren als resultaat van nie's vier gelukkige paartjes op. Wie met alle ge«eM iets goeds van de klucht wil zeggen, kan wijzen op een pantomimisch ensemblu aan het slot van het derde bedrijf, dat althans oorspronkelijk s-cbiji.t. Ken der grootste gebreken van de folie van Trep tow toch is ook, dat alles ons schon doge weren'' voorkomt. Toch is het moeielijk den schrijver vaak op flagrant deiit te betrappen, zooals in de figuren van van Mol, van Pol en van Ful, waarin hij Guy, Gontrun en Gaston, do /in dc-si cle-modegekjes, door Mars' teekenstift in het Journal Amusant vereeuwigd, heeft weten binnen te smok kelen. Wie de moderne Don Juans gaat bewon deren, zij zoo verstandig iedere gedachte aan deu legendarischen thuis te laten. Moge het voor de meuschheid een geruststellende gedachte zijn dat de moderne Borlijuer Don Juan zooveel min der gevaarlyk is dan die van Tirso de Molina, Molière en Byron, voor de kunst is het eene bedroevende, uat hij tegelijkertijd zooveel minder interessant en suggestief is. Van de vertolking getuig ik gaarne, dat z\j in haar soort en als geheel voortreffelijk was. Een ballet kan nauwelijks minutieuzer geregeld, een tableau vivant nauwelijks onberispelijker geschikt zijn. In de ensembles ligt het zwaartepunt van stukken als het besprokene. Van de acceurs op zich zelf deden ds goeden het betreuren dat zij niet in een goed stuk optraden. De heer vau Znylen staat te hoog voor de grollen, grimassen, cascades van dergelijke producten. Mevrouw van Biene?Poolman toonde zich op nieuw de gees tige soubrette, die wij als Augusta Poolman hier zuo herhaaldelijk bewonderd hebben. In mevrouw van Korlaar en de heeren de Vos en A. Faassen bezit het gezelschap degelijke, beproefde krach ten, in de overige leden meerendeels jonge lieden, die door hun jeugd voel goed maken doch niet alle onvolkomenheden weten te verbloemen, te doen vergeten en vergeven. II. J. M. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Mozart en Hak'vy ! Welk een contrast, niet waar .' 'i'tcli is er overe 'iikoni: t, daar de..e kro niek aan de bespreking gewied is van l-eid.'r meesterstukken op dramatisch gebiel, niet dit verschil dat iYlozart een genie eii HaL'vy een gr ot 'a'ent wa-s. \\are ilal'-vy n.imlrr beskiite'.oos geweest in het z eken van zjn weg, misschien zouden dan z. ne lamlgenooten ook het woord geniaal op hem hebben toegepa-t, daar deze leerling v. n (. hcr;ibii i y.eldzaam begaafd was, en hoewel van al Zi nedrau.atische werken : l'A-rt^an, Ltati, Li tlilelf mie d'.\ciymin, de balletten M'innn, Le-eaut en Ld rentation, bene ens de opera's Li een korte, bange wijle zonder hoop! In den laatsteu nacht zaten wij beiden aan zijn bedje zij daar en ik hier ieder van ons hield een van zijn handjes vast. Hoe het daarbinnen trilde en klopte, snelle bon zende koortsslagen waren het en iedere pols slag scheen mij een vermaning: »bemint elkaar, bemint elkaar,?weest goed." Beiden voelden wij die'slagen en beiden verstonden wij de waarschuwing: Vol en diep troffen onze oogen elkaar door de glinsterende tranen heen, als een eerste, heilige gelofte. Woorden zouden een ontwijding zijn geweest in die stonde. Toen legden wij het ter ruste, buiten, iu de warme voorjaarsaarde. Toen wij daarna voor de eerste maal te samen aan onzen disch zaten, was er weer stilte tusschen ons. Doch het was een andere stilte, dan die, welke de kleine, verloren vreemdeling vroeger met zijn stamelend papa'1 had verstoord. Aan de overzijde tegen den muur slond nog zijn kinderstoel en op het plankje er voor lag (ïe lepelscepter. Toen reikte mijne vrouw mij hare lijne, blanke hand over de tafel toe en vroeg: »IIeb je het ook een beetje liefgehad ?'' Haar stem trilde. ;>Mijn vrouw, mijn lieve, eenige vrouw!" riep ik. Daar lag ik aan hare voeten en hield beide hare handen om klemd:- 01' ik je liefheb, mijn vrouw, o mijn vrouw !" En na den eersten storm wees ik op den kinderstoel: -Het was gekomen om ons liefde te leeren,'1 fluisterde ik. >En toen zijn taak was afgeloopen, keerde het onder de engelen terug," voegde zij er onder tranen bij. Een tijdlang daarna trad de dokter uit haar kamer en met een sehalkscli gezicht klopte hij in 't voorbijgaan op den kinder stoel, -laat dien daar maar staan" zeide hij, m zult hem nog noodig hebben." Werkelijk? Was het mogelijk ? Had ik zulk een geluk verdiend ? En toen ik mijn vrouw omvat hield in de nieuwe, niet te begrijpen vreugde, zeide ik ; »\Vij zullen het recht, recht liefhebbeu, niet waar T'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl