Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOH NEDBELAND.
Na 744
dent, generaal Floresco. Deze staatsman is
echter tegenwoordig geweest bij een
onderhond, dat zijn souverein had met koning
TJnÉberto van Italië; hij zal den koning ook
vergezellen bij het bezoek, dat deze te
Potsdam aan den Duitsehen keizer zal brengen.
Er is dus eenige grond voor de onderstelling
dat de reis eene politieke beteekenis heeft.
Roemeen s che bladen hebben reeds doen uit
komen, dat Rusland voor alle eventualiteiten
een vrijen doortocht voor zijn leger eischt
over Roemeensch grondgebied. Gesteld, dat
die bewering juist is, dan zal Roemeniëvoor
de :keus staan om of onvoorwaardelijk als
Rusland's bondgenoot op te treden en dien
overeenkomstig door de andere mogendheden
te worden behandeld, of bij de triple alliantie
steun te zojeken tegen een opgedrongen vriend
schap, welke het in 1878 zoo duur is te
staan gekomen. Op het hieromtrent te nemen
besluit zal koning Karel's reis waarschijnlijk
grooten invloed zijn.
De zelfmoord, door JoséBalmaceda, den
gevallen dictator van Chili, gepleegd, vormt
het tragisch besluit der droevige geschiedenis
van den bloedigen burgeroorlog. Geen kans
ziende om te land of ter zee te ontsnappen
heeft Balmaceda zich verborgen gehouden
in het gebouw der Argentijnsche legatie te
Santiago. De congresregeering ontdekte wel
dra zijne schuilplaats; zij eerbiedigde ech
ter het beginsel der exterritorialiteit, en liet
Balmaceda alleen uitnoodigen, zich vrijwil
lig aan de congresregeering over te geven.
Deed hij dit, dan werd hem van wege de
regeering een eerlijk proces en bescherming
tqgen lederen aanslag van het volk toege
zegd. Balmaceda weigerde, naar hij zeide
omdat hij geen vertrouwen in de onpartijdig
heid der rechters stelde. Maar hij zag ook
in, dat zijne schuilplaats door de bevolking
zou worden ontdekt, en dat dan noch hijzelf
noch zijne beschermers, veilig zouden zijn
voor de toomelooze woede van het volk, dat
zich met hartstochtelijken haat tegen den
tjrran heeft gekeerd. Zoo kwam hij tot zijne
wanhopige daad. De nieuwe regeering is
daardfoor van geen geringe moeielijkheid be
vrijd. Aan hare erkenning staat nu niets
meer in den weg, en deze heeft dan ook
reeds van de zijde der meeste Europeesche
mogendheden plaats gehad.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Parkschouwburg (Tivoli gezelschap nit
Rotterdam): Onze Don Juans.
Franschelaan-Schouwburg: Koofcogeh.
Een vaudeville en een melodrama zijn de schrale
oogst van de afgeloopen week. De op zich zelf
niet te belangrijke werken maken een uitweiding
over de genres, waartoe zij behooren, mogelijk en
weinig storend. .'?
Hoe kwam het dan, dat ik soms over mijn
schrijftafel gebogen, die heldere lachtenen
als uit de verte heel duidelijk meende te
hooren ?
Met de eerste zonnige lentedagen verlus
tigde »Het" zich in den tuin, dien ik van
uit mijn kantoorstoel kon overzien. Zij was
meestal bij hem. Ik hoorde het getrippel
van zijn voetjes in het kiezelzand en daarna
haar tred. Nu wilde zij hem vangen. Zijn
onophoudelijk snappend stemmetje wedijverde
met het luidruchtig koor der rnusschen,
daar had zij het, en kus op kus klonk tot
mij door. Ik opende het raam, een luwe,
geurige lucht stroomde naar binnen en een
verdwaalde vlinder streek op mijn inktkoker
neer. Daar trad zij achter een
groengeschakeerd perk te voorschijn, in het verblin
dend wit van een elegant gegarneerd och
tendkleedje, door het gouden zonlicht be
straald, alleen het gezicht rose beschaduwd
door den parasol.
Hoe slank treedt zij daarheen! hoe be
vallig zijn haar bewegingen! Was ik dan
blind geweest? Bij God, de tantes en nich
ten hadden gelijk: zij was waarlijk schoon!
Een lieflijk lachje verhelderde hare trekken,
zij was gelukkig, zeker, op dat oogenblik
was zij het, en dat geluk kwam van
haar kind!" In mijn borst verhief zich een
stem, die zeer duidelijk zeide: »Gij zijt een
monster!" Ik was opgestaan en voor het
venster getreden : «Prachtig weer vandaag!"
riep ik naar buiten. Ach! ik weet het maar
al te goed, dat moet koud en prozaïsch ge
werkt hebben, als de zware schaduw van
een wolk over een vriendelijk zonnig land
schap. Zij antwoordde iets dat ik niet ver
stond. Maar de gelukkige glans was van
haar gezichtje verdwenen, toen tilde zij het
kind, dat verlangend de armpjes naar haar
uitstrekte, omhoog en begon het voor mijn
oogen te licfkoozen.
Toen was het dat de ijverzucht in mij
ontwaakte! Waarachtig, ijverzucht, en welk
een wonderlijke ijverzucht, die zich over
haar eigenlijke doel, het voorwerp van na
ijver, maar niet helder bewust kon worden.
Als »Het" zijn »Mama" stamelde, voelde ik
iets als een steek in het hart, en de
liefkoozingen, waarmede zij den kleine over
laadde, brachten mij schier buiten bezinning.
Ik was jalosrsch op beiden ! Het deed
Over het melodrama en de vaudeville is vooral
in den hiatsten tijd door de kriiiek bij herha
ling het veroordeelend vonnis uitgesproken; toch
valt het niet te ontkennen dat het groote publiek
dezen genres nog steeds genegen is, zich niet
ontziet zijn voorkeur daarvoor te bekennen en te
toonen. Het feit heeft zijn beteekenis. Zijn
verklaring ook? Ik geloof het wel.
Si Peau d'ane m'éta'it conté,
J'?/ prendrais tm plaisir extreme,
zou een zeer geschikt schouwburg-devies zijn.
Het sprookje heeft niet uitgediend, is ook elders
dan in den mond van bakers en minnemoeders
blijven voortleven; het is nog steeds, wat betten
allen tijde was, de vreugd en de troost, de uit
verkorene van velen. Als alles is het echter met
de tijden, die veranderen, veranderd. Op het
tooneel een sprookje op zichzelf? heeft het
steeds in groot aanzien gestaan; als melodrama
en vaudeville is het daarop nog thans een persoon
van gewicht. Want inderdaad, is liet geen
sprookje, het goedmoedige melodrama met zijn
naieve onwaarschijnlijkheden en toevalligheden,
zijn engelreine, meer dan menschelijke helden en
heldinnen, zijn helsche, duivelachtige schurken en
verraders? Is zij geen sprookje, de dartele vau
deville met haar niets ontziende spotzucht, haar
op den kop gezette wereldorde, haar iedere waar
schijnlijkheid tartende vergissingen en verwisse
lingen? Doch, en dit is de groote vraag, zijn zij
sprookjes van dezelfde soort, dezelfde strekking,
dezelfde waarde?
De moderne vaudeville is het sprookje
/ln-deS:ècle met al den treurigen aankleve van dien;
voor alles heeft zij het op de zinnen gemuit;
doen lachen is haar doel, haar trots ook haar
verontschuldiging ? Het heiligste wordt niet zelden
in het stof gesleurd, iedere welvoegelijkheid te
vaak met voeten .getreden. Men lacht, iaën lacht
nog, ten slotte weet men niet meer wat men
doet, wat men doen zal, of men lachen, onver
schillig blijven of zich ergeren zal.
Het melodrama is het sprookje bon enfant:
het is de verkondiger en bestendiger der zoete
illusie, dat de wereld een paradijs is, de
menschen engelen, de deugd oppermachtig, het recht
onwrikbaar, dat het kwaad zijn meester loont,
boontje steeds om zijn loontje komt, In Paillas
verheerl'kt het de vaderliefde, in. MM ie Jeanne
de moederliefde, in Dertig jaar af het leren van
een speler schildert het den vloek van het spel,
in andere de heillooze gevolgen van de dronken
schap, van den hoogmoed of de hebzucht.
fleine's bewering dat men een slechte muziek
uitvoering niet mooi behoeft te vinden, omdat
de muzikanten zulke brave menschen zijn, zal
weinig tegenspraak vinden; het melodrama uit
sluitend om zijn vaak huisbakken moraal te
prijzen ware dwaasheid; den machtigen,
verwarmenden en verzoenenden indruk, dien het, niet
tegenstaande zijn soms nauwelijks verbloemde
onwaarschijnlijkheden, nog steeds op velen uit
oefent, te loochenen of betreuren, ware onbillijk
en onverstandig. Bij de eischen der kunst verliest
men de belangen der menschheid misschien wel
eens te veel uit het oog. Niet voor allen is
dezelfde medicijn geschikt. Wanneer ik de edele
daad van een melodramaheld beklap, gevoel ik
niet zelden dat ik een onwaarschijnlijkheid, zoo
niet een onmogelijkheid toejuich. En toch .....
Zou dit niet met velen het geval zijn? Zou het
de natuur zijn die boven de leer gaat? Ik weet
mij zeer, dat ik geen deel aan die liefde had,
dat ik niet de derde in het verbond was.
Ik wilde trachten een aanspraak op hare
liefde te verwerven. Ach, ik stelde mij linksch
en onhandig aan, het kind behield zijn
schroom voor mij en zij had ik haar niet
met geweld verre van. mij gehouden, lange
jaren achtereen ?
Eens, na oen woordenstrijd, heerschte tij
dens het middagmaal weder stilte tusschen
ons,, eene stilte, die pijnlijker was, dan ooit
een te voren. Ik blikte neder op den
gebloemden rand van mijn bord, met boo/c
rimpels tusschen de wenkbrauwen. Maar ik
voelde duidelijk, hoe »Het" zijn groote oogen
, in volle grootte op mij gericht hield. En ook
haar oogcn. Het was, alsof <le stralen dier
twee paar heldere oogen mij op het voor
hoofd brandden. Daar luidt plotseling te
midden der stilte: »pa pa". En weer, nog
luider en hartelijker: »I'apa!" Ik kromp
ineen. Daar zat »Het" angstig naar mij te,
staren, ongerust welk onweder boven zijn
»papa" zou kunnen losbarsten. Doch haar
gelaat was met een gloeienden blos overto
men en om hare half geopende lippen trilde
het zacht.
Een warm, heerlijk gevoel doorstroomde
mijn hart. Zeker, niemand anders dan zij
zelf had hem dat »papa" geleerd. Waarom
sprong ik niet op, snelde ik niet naar haar
toe, wischte ik niet met een enkele omar
ming de geheele leegte der verloven zes ja
ren uit. Een woord van pas in dat oogen
blik, en alles was goed geweest. Het bleef
onuitgesproken ; ik zat als geboeid. Doch
beneden op een zekere van cijfers krioelende
bladzijde in mijn copieboek zijn nog duidelijk
de sporen mijner tranen te vinden, die ik
van toorn op mijzelven heb vergoten.
Er was geen twijfel aan, met den kleinen
krullcbol was een andere geest in onze wo
ning gevaren de geest der liefde - en
die maakte mij tot vreemdeling in mijn eigen
huis. Een koesterende zonneschijn vervulde
de vertrekken, ook wanneer de zon dam1
boven achter wolken verscholen bleef. De
gezichten van het dienstpersoneel, zelfs de
levenlooze voorwerpen straalden dien glans
terug. Slechts mij wilde hij niet verkwikken.
Ik voelde mij aldoor onbehaaglijker in
mijn eenzaamheid. De jalouzie wies in mijn
binnenste; zij blies rnij allerlei dwaze ;
ehet niet. Dat het ons over de mogelijkheid dezer
veronderstelling doet nadenken, is in mijn oog
reeds een verdienste, een weldaad van het melo
drama. Laten wij ze niet te gering achten', laten
wij niet te streng, te veeleischend zijn. Met de
vrees zich niet dans les regies vermaant te hebben
is reeds door Ilacine de spot gedreven.
Het is nu eenmaal een feif, dat de schc
uwburgbezoeker wil bezig gehouden, geboeid, ver
maakt worden; een feit ook, dat geen duizend
kritieken of kritici hem kunnen wys maken dat
hij zul.;s doet, indien hij hieromtrent van een
andere meening is. Met deze feiten moet rekening
gehouden worden. De vaudeville en het melodrama
bevatten elementen, die de groote menigte
medeslepen, betoo^eren als het warf. Tegen deze te
velde trekken ware strijden tegen windmolens;
ile lach en de traan zijn in veier oog misschien
niet i'e hoogste eft'ecten, die het drama bereiken
kan, effecten zijn het wier recht van bestaan zeker
niemand zal willen betwi.ten. Is de taak der
kritiek dan geheel een negatieve en denkbeeldige?
Verre van dat. De lach en de traan kunnen langs
tal van wegen, op tal van wijzen in bet leven
geroepen worden; de middelen zijn vele en ver
scheidene; niet alle zijn even eerlijk, waardig, edel.
Hier wordt de strijd een gehee' andere; hier behoeft
de kritiek niet steeds meer te zwijgen en te berusten.
De vertooningen van de afgeloopen week zija als
geknipt om dit nader in het lietit te stellen.
In Roofvogels, melodrama in acht tafereelen
naar het Kransen van JJupeuiy en (rrange, bevindt
zich een tooneel, waarin op weerzinwekkende wijze
met een lijk gesold wordt, een ander waarin een
booswicht op het punt staat zijn pleegdochter met
een houweel het hootd te verpletteren. Het dra
matische ontaardt op zulk een wijze in het stui
tende en atgryj-elijke; er is oen maat van gruwe
lijkheid, die het onmogelijk is te overschrijden;
wie verder gaat zegt de kun^t vaarwel en belandt
in de gruweikamer der panoptica. Te Parijs ver
toont men op het oogenblik een melodrama, waarin
een terechtstelling door de guillotine in genren en
kkuren te aanschouwen wordt gegeven; op zulk
een wyze keeren wij tot de arena terug. Wie
op dergelijke emoties verzot is, hale zijn hart
op aan de stierengevechten; de schouwburg
i-i de laatste plaats, waar wij lichamelijke marte
lingen verheerlijkt wcnscheu te zien. Zal het
melodrama niet geheel te gronde gaan, wil het
op den naam van kunstgenre aanspraak blijven
maken, deze sirenenklip zal het voor alles moeten
trachten te ontzei! _:n. Jioofcogels verdient uit
het oogpunt van kieschheid en goeden smaak af
keuring, afkeuring, die ik te meer betreur om
dat het drama met kennis en kunst is opgebouwd,
boeiende gedeelten bevat, in de laatste tafereelen
machtig aangrijpt, spant en meesleept.
Als tiijna alle melodrama's wordt het door bet
gezelschap van Lier voortreffelijk vertolkt. Boven
allen staan mevrouw Ellenberger en de heeren
Veltman en Frits Bouwmeester,wier spel op sommige
oogenbliken het hoog-tragische nadert en een
onbegrijpelijk fascineereudc werking heeft. De
overigen, eenige trappen lager, spelen allen met
ijver en overtuiging, schijnen hun rollen te voelen
en gaan er in op. liet geheel doet hierdoor niet
steeds en terstond aan spel denken; het voordeel
hiervan springt ieder in het oo^.
Onze, Don Juanx, kluchïspel met zang in vier
bedrijven naar het Duitsch van Loon Treptow, de
dachten in. Ik wilde tegen den kleinen
tiran in opstand komen, dat zou be
lachelijk zijn geweest. Ik wilde haar de
keus laten tusschen hem en mij, ik ver
metele, naar welke zijde zou haar hart wel
hebben overgeheld ? Eenmaal stond ik op
het punt, stappen tot opsporing der onge
lukkige moeder te doen, om haar door de
macht van het geld tot terugname van haar
kind te bewegen; achter den rug mijner
vrouw ? dat was laf.
Van geregeld werken was geen sprake
meer, ik wist niet meer, wat ik aan mijzelf
had ; i:c moet er verstoord uitgezien hebben,
de menschen vroegen wat mij scheelde. Ik
wendde een ongesteldheid voor.
De zonneschijn wilde zich niet laten ver
drijven en de geest der liefde was sterker
i dan ik. Met zijn vlammend zwaard dreef
hij mij uit. >Ik moet, op reis, Martha, voor
lang l" Mijn stem beefde, toen ik het zeide
l en mijne vrouw bemerkte het wel, want iets
als een vochtig glanzend medelijden blonk
j in hare schoonc oogcn. Bij het afscheid
' hield zij mij den kleine voor : ;; Wil je ons
{ kind ook niet goedendag zeggen ?" vroeg
zij op weeken, vleienden toon. Ik heb den
kleine zeker te onzacht opgetild, want hij
1 begon te schreien en verweerde zich tegen
mijn liefkoozingen. Toen zette ik hem neder
j en ijlde, voort.
Doelloos reisde ik nu de wereld in en
! ziedaar bij mijn reisgenoot, de gemelijk
heid, sloot zich spoedig na de eerste dage'i
een tweede gezel afin, die ronduit verklaarde
»dat ik een dwaas was!" Eerst fluisterend,
: toen luider en aldoor luider: -ik was een
] rechte dwaas!" Ten slotte las ik het in
alle kranten, die ik opnam, vond het op de
blauwe bergen geschreven en de stoomfluit
der locomotieven gilde hel mij toe. Ja, ik
geloofde het reeds, genoeg, genoeg ! Waar
om keerde ik niet dadelijk om 'i Och, de
dwaas moest eerst goed uitreizen, eer alles
goed kon worden.
Met onstuimig hart betrad ik eindelijk
mijn woning weer. Welk een vredige stilte
; daarbinnen en welk een fluisterende toon.
j Met betraande oogen kwam mijn vrouw mij
j te gemoet: ->Ach het is ziek, doodziek
het zal zeker sterven!'' jammerde zij. Ik
trachtte haar te kalmeeren, doch hare vrees
was maar al te gewettigd. Noch slechts
i
vaudevillej door de Tivoli-artisten uit Rotterdam
vertoond, zondigt in den ander opicht, doch in
Met mindere mate. Een goede vaudeville geeft
van t\jd tot tijd een brokje kunst, steeds kunst
vaardigheid, handigheid eu geest te bewonderen.
Onze Don Juans bevat van dit alles niets.
Het melodrama bracht ons in de gruweikamer,
ile vaudeville brei gt ons in het caie chantant eil
den circus. Wie vier bedrijven lang cal
chantaMaardigheden, clowngrappen en hanswi rsterijen aan
elkander lijmt is eeii grappenmaker, een piau,
do' h geen collega van Lab.cue. Onze Don. Juans
is alles, uitgezonderd een vainlevillc, alles uit
gezonderd een tooneelstuk zelts; iedere schijn
van handeling of verwikke ing ontbreekt; tle
4 bedryven leveren als resultaat van nie's
vier gelukkige paartjes op. Wie met alle ge«eM
iets goeds van de klucht wil zeggen, kan wijzen
op een pantomimisch ensemblu aan het slot van
het derde bedrijf, dat althans oorspronkelijk s-cbiji.t.
Ken der grootste gebreken van de folie van Trep
tow toch is ook, dat alles ons schon doge weren''
voorkomt. Toch is het moeielijk den schrijver
vaak op flagrant deiit te betrappen, zooals in de
figuren van van Mol, van Pol en van Ful, waarin
hij Guy, Gontrun en Gaston, do /in dc-si
cle-modegekjes, door Mars' teekenstift in het Journal
Amusant vereeuwigd, heeft weten binnen te smok
kelen. Wie de moderne Don Juans gaat bewon
deren, zij zoo verstandig iedere gedachte aan deu
legendarischen thuis te laten. Moge het voor de
meuschheid een geruststellende gedachte zijn dat
de moderne Borlijuer Don Juan zooveel min
der gevaarlyk is dan die van Tirso de Molina,
Molière en Byron, voor de kunst is het eene
bedroevende, uat hij tegelijkertijd zooveel minder
interessant en suggestief is.
Van de vertolking getuig ik gaarne, dat z\j in
haar soort en als geheel voortreffelijk was. Een
ballet kan nauwelijks minutieuzer geregeld, een
tableau vivant nauwelijks onberispelijker geschikt
zijn. In de ensembles ligt het zwaartepunt van
stukken als het besprokene. Van de acceurs op
zich zelf deden ds goeden het betreuren dat zij
niet in een goed stuk optraden. De heer vau
Znylen staat te hoog voor de grollen, grimassen,
cascades van dergelijke producten. Mevrouw van
Biene?Poolman toonde zich op nieuw de gees
tige soubrette, die wij als Augusta Poolman hier
zuo herhaaldelijk bewonderd hebben. In mevrouw
van Korlaar en de heeren de Vos en A. Faassen
bezit het gezelschap degelijke, beproefde krach
ten, in de overige leden meerendeels jonge lieden,
die door hun jeugd voel goed maken doch niet
alle onvolkomenheden weten te verbloemen, te
doen vergeten en vergeven.
II. J. M.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Mozart en Hak'vy ! Welk een contrast, niet
waar .' 'i'tcli is er overe 'iikoni: t, daar de..e kro
niek aan de bespreking gewied is van l-eid.'r
meesterstukken op dramatisch gebiel, niet
dit verschil dat iYlozart een genie eii HaL'vy
een gr ot 'a'ent wa-s.
\\are ilal'-vy n.imlrr beskiite'.oos geweest in
het z eken van zjn weg, misschien zouden dan
z. ne lamlgenooten ook het woord geniaal op
hem hebben toegepa-t, daar deze leerling v. n
(. hcr;ibii i y.eldzaam begaafd was, en hoewel van
al Zi nedrau.atische werken : l'A-rt^an, Ltati, Li
tlilelf mie d'.\ciymin, de balletten M'innn,
Le-eaut en Ld rentation, bene ens de opera's Li
een korte, bange wijle zonder hoop! In
den laatsteu nacht zaten wij beiden aan zijn
bedje zij daar en ik hier ieder van
ons hield een van zijn handjes vast. Hoe
het daarbinnen trilde en klopte, snelle bon
zende koortsslagen waren het en iedere pols
slag scheen mij een vermaning: »bemint
elkaar, bemint elkaar,?weest goed." Beiden
voelden wij die'slagen en beiden verstonden
wij de waarschuwing: Vol en diep troffen
onze oogen elkaar door de glinsterende tranen
heen, als een eerste, heilige gelofte. Woorden
zouden een ontwijding zijn geweest in die
stonde.
Toen legden wij het ter ruste, buiten, iu
de warme voorjaarsaarde.
Toen wij daarna voor de eerste maal te
samen aan onzen disch zaten, was er weer
stilte tusschen ons. Doch het was een andere
stilte, dan die, welke de kleine, verloren
vreemdeling vroeger met zijn stamelend
papa'1 had verstoord. Aan de overzijde
tegen den muur slond nog zijn kinderstoel
en op het plankje er voor lag (ïe lepelscepter.
Toen reikte mijne vrouw mij hare lijne,
blanke hand over de tafel toe en vroeg:
»IIeb je het ook een beetje liefgehad ?''
Haar stem trilde. ;>Mijn vrouw, mijn lieve,
eenige vrouw!" riep ik. Daar lag ik aan
hare voeten en hield beide hare handen om
klemd:- 01' ik je liefheb, mijn vrouw, o mijn
vrouw !"
En na den eersten storm wees ik op den
kinderstoel:
-Het was gekomen om ons liefde te leeren,'1
fluisterde ik.
>En toen zijn taak was afgeloopen, keerde
het onder de engelen terug," voegde zij er
onder tranen bij.
Een tijdlang daarna trad de dokter uit
haar kamer en met een sehalkscli gezicht
klopte hij in 't voorbijgaan op den kinder
stoel, -laat dien daar maar staan" zeide hij,
m zult hem nog noodig hebben."
Werkelijk? Was het mogelijk ? Had ik
zulk een geluk verdiend ?
En toen ik mijn vrouw omvat hield in de
nieuwe, niet te begrijpen vreugde, zeide ik ;
»\Vij zullen het recht, recht liefhebbeu,
niet waar T'