Historisch Archief 1877-1940
No. 744
DE AUSTEBDAMMER, WEEKBLAD VOOH NEDEHXAND.
Sequah en de Amsterdamsche Stedemaagd.
AMSTERDAMSCHE STEDEMAAOU. Kunt u mij genezen, meneer Sequah?
rhumatiek, gasrhuniatiek, waterleidingsrlmraatiek.... en geen centen.
SEQUAH. Onder die omstandigheden, juffrouw, is het geval mij te ingewikkeld.
-JÜLIÜS PRUTTELMAN BROMMEIJER.
Als je in de krant
,gaat schrijven, mag ?
je wel een huid als
«en olifant hebben.
Wat heb ik, nu ik
?de zaken een beetje
ernstig aanpak, al
«en last gehad.
Ja, dat 's gek, juist
die brave, zachte
menschen, die van
vergeven en liefheb
ben aan elkaar zou
den moeten hangen,
zijn het venijnigst
tegen me. In plaats
?dat ze mijn fouten
?ondersteld dat ik die
heb met den man
tel der liefde bedek
ken, hebben zij er
pleizier in, mij voor
al wat leeliik is uit te
schelden. Ze zouden
in staat zijn een rel
letje op de Beurs te maken, om mij er af te
dringen. Ze zouden zeg ik, want het zijn
natuurlijk allemaal lui, met zulke zoete ge
dichten, dat zij zich op de Beurs niet wagen,
uit vrees van door al dat gokkersgespuis in de
maling te zullen worden genomen ... en 't is
ook de vraag of ze wel een kwartje kunnen
missen orn de entree te betalen.
Maar niet genoeg, dat ze hier in
Amster??datn me beginnen te bijten en te prikken, nu
hebben ze 't zoo waar ook al in de provincie
?over me. Jawel, ik ben in de laatste weken
uitgemaakt voor een gifmenger. En waarom'.'
't Is ongelooflijk.... Omdat ik gewoon ben
mijn besten vriend bij zijn voornaam te
noemen.
Nu vraag ik toch elk verstandig mensch,
is dat nu geen vitten ?
Ik zou tegen van Tienhoven niet Gijs mogen
?zeggen. De man, met wien ik soms armpje
?door loop, met wien ik de kabinetsformatie
op touw zette, iemand, dien ik niet tranen in
de oogen omhelsd heb . -. zou ik van Tien
hoven moeten noemen, omdat, als ik Gijs
tegen hem zeg, ik het gezag ondermijn."
Wie heeft ooit gehoord, dat een voornaam
iemand onteerde? Ik stem toe er zijn ver
doemd leelijke voornamen, zooals bijna alle,
<iie met een H. beginnen: daar heb je Hannes,
Harmen, Henk, Hans, Huib ... ja, dat zijn
namen om er van weg te loopen; maar
als iemand een fatsoenlijken voornaam heeft,
waarom zou je dien dan niet gebruiken ?
Neen, ik ben niets onredelijk, ook niet op
dit punt. Toen ik las. dat zekere heer De
Kanter het verkeerd vond met het oog op
het gezag, dat men sprak van Harmen Smeenge,
gaf' ik hem in mijn hart gelijk. Harmen is
?ook eigenlijk geen voornaam, dat is meer een
?scheldwoord. Verbeeld je eens, dat we een
koning hadden die Harmen heette; Harmen I.
Je kunt er zeker van zijn, dat de lui de
gouden tientjes niet zouden willen aannemen,
waarop zoo iets gestempeld stond.
Maar aan dat Harmen ben ik volmaakt
onschuldig. Ik wist niet eens dat er iemand
leefde die Hmeenge heette, laat staan Harmen
Smeenge, tot Tooi die zoo wat alles weet,
wat er te weten is me vertelde, dat er
werkelijk zoo iemand existeerde; een Drent,
die door zijn eigen vrienden bij de ^verkiezing
was aanbevolen met het rijmpje: Kiest onzen
een'gen Harmen Smeenge'', enfin die be
schuldiging trek ik mij dus niet aan. Maar
daar wou ik op komen : Gijs is een nette naam,
een echte gezagsnaam,denk maar aan Gijsbrecht
van Aemstel, en als iemand bij een netten
naam genoemd wordt, hoe zou dat nadeelig
kunnen zijn voor het gezag? Onze koning
heette immers ook altijd alleen maar Willem.
Nooit van Oranje of van Nassau, maar uit
sluitend Willem, en dat heeft toch, voor zoo
ver ik weet, aan het gezag geen afbreuk ge
daan. En om nu nog dichter bij huis te
blijven, mijn eigen vrouw noemt mij altijd bij
mijn voornaam Julins, soms nog wel verkort
Juul, en het gezag, mijn gezag, heeft daaronder,
dat verzeker ik dien heer De Kanter, niets
geleden, absoluut niets Ik herinner me den
tijd iiitt, dat zij het hait gehad heeft, me
tegen te spreken of het moes t zij n, alszewist, dat
ik wel tegengesproken zou worden, zooals na
de lunch bij de regentes, toen ik zei, dat ik
me aan het Hof toch eigenlijk niet recht
thuis gevoeld had. Juul, sprak ze, ik hoor
het nog dat geloof ik niet, want je hebt
zoo'n bescheiden vrijmoedigheid over je en zoo
iets aantrekkelijks in je manieren, dat ik, als
ik koningin was. je zeker de hand zou toe
steken om ze te laten kussen.
Inmiddels heb ik mij, uitgenomen over die
naam-quaestie, niet warm kunnen maken over
den Hoornschen verkiezingsstrijd. Ferf «f
Treub, 't is, zou ik meenen, lood om oud
ijzer. Of je van den hond of van de kat ge
beten wordt, het komt op hetzelfde neer,
ten minste als ze allebei dol zijn. En dat
waren ze. Hoe luider die Treub begon te
blaffen, des te harder die Ferf begon te bla
zen ; in Edam, hoor ik, kon hij zelfs niet
achter zijn adem komen ; de een was net
zoo goed als de ander voor hervormingen in
het voordeel van het plebs en daar moet
ik niets van hebben. Toch, had ik moeten
stemmen, dan zou ik, denk ik, aan Ferf de
voorkenr hebben gegeven. Want ik redeneer
zoo bij me zelf: die mijnheer De Kanter, die
mij kwalijk neemt dat ik mijn vriend Gijs
noem,moet een weergaasch nauwgezet man zijn,
anders zou hij in iets zoo onschuldigs niet een
doodzonde zien ; en hij protesteert tegen het
gebruik maken van ten voornaam uit liefde
voor het Gezag. Hij is dus, net als ik, iemand
die het Gezag graag hoog houdt. Dat wekt
vertrouwen. n als nu zoo iemand op reis
gaat om Ferf aan te bevelen en hij spaart
zich geen moeite om te vertellen wie Treub
en wie Ferf is, en hij zegt, dat die Treub
eigenlijk Janus moest heeten van zijn voor
naam en Scheurmaker van zijn -van", en dat
Ferf een bovenste beste kerel is en je weet
dan, dat hij het niet van hooren zeggen heef t,
daar de Ferfs uit Bergum komen en De Kan
ter zelf voor Bergum in de Kamer zit. en
ook dat Ferf hoofdcommissaris is van de
Holl. Mij. v. Landbouw, terwijl De Kanter di
recteur is van de Onderlinge
verzekeringmaatschappij, die daarvan uitgaat, met andere
woorden dat hij dus Ferf in zijn nieren kent
dan begrijp je, dat ik wel geneigd was daar
naar te luisteren.
En nu zal die De Kanter bij zichzelf den
ken, wat is die Brommeijer tocli eenjuweelig
man. Terwijl ik op hem heb staan hakken
te Hoorn en Edam, komt hij ongevraagd mij
publiek in de hoogte steken . . . dat noem ik
nu eerst flink, royaal, breed, grootmoedig.
onpartijdig. ,Ja, ik kan me best begrijpen,
dat hij morgen tegen Ferf zegt: we moeien
dien vent toch eens de hand gaan drukken
in de Bocht.
't Is waar, opmerkelijk is 't, dat ik zoo iets
goedguls over me heb in 't waardecren en in
het vergeven zoo vlot ben. Ik heb het, al meer
gedacht: wie doet me dat na? Bij ongeluk
mag ik iemand eens een duw of een trap
geven, maar dat zal ieder van Brommeijer
moeten getuigen, hij kan zelf ook tegen een
stootje, en zoo venijnig kan een mensch niet
tegen hem zijn, of hij blijft fatsoenlijk wel
willend, en stapelt hem kolen vuurs op het
hoofd.
Sapperloot, terwijl ik deze eenvoudi.se waar
heden neerschrijf, krijg ik daar een kaartje...
Vening Meinesz.
Laat mijnheer binnenkomen !
Vening Meinesz! Ik vermoedde niet, dat
een van zijn eerste visites bij mij zou zijn.
Ik ken hem maar matig, een paar maal met
hem gedineerd bij zijn schoonvader.
Maar dit heb je nu er van, als ze weten,
dat je attaches met het Hof hebt en een
vriend van Gijs bent.
Ik heb in den laatsten tijd een gevoel, alsof
ik een rok met massief gouden knoopen aan
had. Ieder komt bij je, en wil 7.00 familaar
mogelijk met je worden. . .. om je aan zoo'n
knoop te kunnen trekken ... natuurlijk met
het doel om te probeeren, of hij hem er ook af
kan draaien. Enfin, Veiling Meinesz, vlei je
niet. Brommeijer's knoopen zitten vast.
AAN Mr. IIARMEX SMEENGE.
NYhat's in a name'?
l ^Ik zing den man, die kloek en stout,
1 En toch vervuld van groot erbarmen,
Den moeden Ferf ter hulpe toog:
Gij kent hem: het is Meester Harmen.
^Sints Smeenge Meppel's eenge is,
Klinkt zelfs tot Elberfeld en Bannen
De mare: groot, maar tevens goed
Is Smeenge, onze eenge Harmen!
Geen korenmaat bedekt zijn licht;
In Meppel schijnt het voor de armen
Van geest, maar in Wcstfriesland ('nik.
Zoo'n edel man is onze Ilarmen!
Men hoort in Hoorn een redevloed
En bijna raakt men in de war: men
Vertwijfelt haast. Een telegram
Meldt: «Morgen, vrienden, komt uw Ilarmen.''
röblij verwachten' Als do gloed
Van 't borrel tje door keel en '"darmen,
Zoo stroomt der Ferf getrouwe schaar
De hoop door 't hart de hoop op Harmen.
Men haalt hem juublend van den trein;
Het rijtuig wordt een zegekar; men
Verdringt zich om een groei, een knik,
Een handdruk van den groolen Harmen.
Men prijst hem als toreador.
Misschien wel op do wijs uit ' 'nnurn,
Want bij de horens pakt den stier
(Den boozen Treub) de fiere Harmen.
<) zegt niet meer: irlmt's in n n/jute?
Die naam reeds is een fel alarm en
Een oorlogskreet; want legerhoofd
Is immers Heirman, Herman. Harmen1/
Maar toch men waarschuwt hem ; men zegt
Neem u in acht, die Treub is bar!'' Men
Verdenkt zijn moed niet, maar zijn krach!.
-Woest maar niet bang!" zegt dappre Harmen.
't Bekwam hem droevig. Zijn vriend Hui b
Kon ook de kiezers n iel verwarmen.
Toch gunt men Ferf op 't Binnenhof
Een plaatsje l/i.wlifn llutb en ll'truicii.
SNUIFJES.
De Regeering in de Troonrede en de Ka
mer in het adres van antwoord hebben beiden
er voor gezorgd, dat we niet uit hare woor
den zou kunnen opmaken, wat zij van plan
zijn te doen. Dat is een heel verstandige
tactiek van twee corporaties die voorbeschikt
zijn, zoodra zij samen iets gaan doen, ruzie
te krijgen. Daarom hoop ik dat zij nog lan-.
gen tijd er in zullen slagen op deze manier'
met elkander te blijven converseeren.
*
* *
Het nieuwe ministerie moge een ietwat
| duistere troonrede hebben gegeven, het is in
i elk geval begonnen met Lands belangen
beter te behartigen dan het deedt. Het heeft
s Lands vooruitgang in de Xlanltirottrant
gedecreteerd, en 's Lands aangezicht lacht van
vergenocgdheid. Dit noem ik nu eerst
tooveren.
^ Dat was me te Hoorn, te Pui-merend, tu
Edam en te Monnikendam een 1,'ninor i/t
'?;'-sv{ ?'.Nog erger dan toen Teuthof er over
Socialisme luid gelezen. Maar ik heb allij.t
wel gedacht, dat Ferf het daar halen zou;
want er is geen hoekje op de wereld waar ze
zoo dol zijn op verf als in het kaasland.
\\ aarmee zou je die menschen meer kunnen
doen schrikken dan met de bedreiging,
dat zij in het vervolg het zouden moeten
stellen zonder verf in de kamer? Voor velen
hunner was deze strijd tusschen twee politieke
kleuren eenvoudig een verf-quaestie- Toen
ik dan ook een mijner landelijke vrienden
vroeg, wat doen jelui met de Kanter, waarom
neem je Ferf zelf niet, kreeg ik tot antwoord :
ja, ziet u aan verf op zichzelf heb je niet
veel, als e-r geen kwast is om hem uit ie
strijken. .ie moet met die boeren maar be
ginnen !!
Van Hjuten heeft gevraagd of do weg van
de Regentes naar Tak over v. Tienhovcn
heen hoeft geloopen. Dat had nu iets van
het vragen naar den bekenden weg. Van
Houten immers wist heel goed, dat Van
Tiehhoven van de Regentes naar Tak is geloopen.
Van Tienhoven is een bijzonder welwillend
man, maar over zichzelf heen loopen doet hij
nog niet.
* *
Ze hebben in de Kamer gelachen, toen
Schaepman mededeelde, dat hij namens z; n
politieke vrienden sprak. Dit was, dunkt me,
zeer onbeleefd. Wanneer ik Schaepman was
zou ik die iui wel vinden: ik zou in het ver
volg namens mijn politieke vrienden zwijgen.