Historisch Archief 1877-1940
No. 745
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
\HXHn, een enkel woord van lof mag gegeven wor
den en aan den heer Van Westerhoven over zijn
gepast spel.
Koren en orkest werkten ditmaal op bevredi
gende wijze, daar het orkest zich op vele plaatsen
wist te matigen en het koor over het geheel zuiver
zong.
Na de debuten ongeveer zijn afgeloopen, moet
geconstateerd worden, dat de nieuw aangeworven
krachten bijna uitsluitend zangers of zangeressen
z\jn die nog nooit het tooneel betraden en wel
s tem, doch te weinig of in het geheel geen oefe
ning verraden. Men zal dus eenigen tijd moeten
wachten vóór er resultaten blijken in dat opzicht.
Heeft de heer De Groot met het woord debuut
bedoeld, dat de leden hij wijze van proef zijn op
getreden, zools bij andere gezelschappen het geval
is, of zijn zij reeds voor vast geëngageerd?
In hat eerste geval zouden de opgedane erva
ringen reeds wijzigingen wenschelijk maken, terwijl
een onderwijzer in de uitspraak van de Ned. taal
aan deze opera een ruimen werkkring zou vinden.
Ia ieder geval zal het nuttig zijn, dat de heer
De Groot by volgende keuzen den raad en de
voorlichting inwinne van een deskundige op het
gebied van zang.
De voorstelling van de Favorite bevestigde den
goeden indruk, dien dit gezelschap als gulied ge
maakt heeft, al was dan ook de bezetting van de
hoofdpartijen niet geheel bevredigend
Wat bij dit gezelschap zeer te roemen valt, zijn
*de vocale ensembles, terwijl de regie blijkbaar in
uitstekende handen is. Ook getuigt het spel van
b\jna allen van routine en inzicht
Aan ensembles en koren wordt blijkbaar groote
zorg besteed, dus mag men van dit gezelschap
veel goeds verwachten.
Wat de bezetting van de solopartijen aangaat,
vermeld ik dat Mlle Rocher als Léonore niet ver
mocht te geven wat deze partij vereiscbt. Haar
voortdurend vibrato, hare ongelijke ademhaling
en verbinding deden aan de fraseering veel na
deel. In spel toonde zij routine, doch het muzi
kale liet veel te wenschen over.
Da heer Coltet (Fernand) ontwikkelde over het
geheel dezelfde eigenschappen die ik reeds vermeld
heb. Xaast vele goede gedeelten staan andere die aan
matheid en onzuiverheid leden, vooral zijn solo:
Ange si pur was te laag. In de krachtige gedeelten
klonk zijn stem helderder dan de vorige maal,
terwijl zijn solo in de eerste acte: Unange.une femme
inconnue zoowel in voordracht als wijze va i uit
voering moet geprezen worden. De heer Cottet
is bovendien een zeer geroutineerd tooneelspeler,
die in de groote scènes den vereischten indruk
weet te maken.
De heer Stammler (Alphonse) zou, als hij niet
zoo schrikkelijk vibreerde en soms te mooi wilde
zingen, voorzeker steeds een groot en welverdiend
succes behalen. Hij heeft zeer schoone
stemmiddelen en bezit vele goede dramatische eigenschap
pen. Zulk een aanhoudend gebibber bederft ech
ter alles. Het maakt iemand zeeziek.
De Balthazar van den heer Cardoni was bevre
digend. Hij zong thans over het geheel zuiverder
dan de vorige maal. Mlle Bertrand vervulde het
rolletje van Inès en de heer Grand Louis dat
van Gaspard. Laatstgenoemde vibreerde nog ster
ker dan de bovengenoemde vertolkers, wat een
koning en een krijgsman geen dapper aanzien geeft.
De heer Cottet maakt zich hieraan volstrekt niet
schuldig.
Hetgeen deze voorstelling dus aantrekkelijk
maakte, waren de vocale ensembles. Deze gedeelten,
waarin het meesterschap van Donizetti zoo dui
delijk spreekt, hebben mij veel genot verschaft.
Het orkest spselde over het algemeen veel te
hard en lang niet altijd zeker Wil dit belangrijk
gedeelte reden tot tevredenheid geven, dan zullen
er minstens twee repetitiën moeten plaats hebben:
n.l. eene orkestrepetitie en een ensemblerepetitie
met solisten. Zoolang dit niet het geval is, zal,
vrees ik, het resultaat onbevredigend blijven.
Van de heeren Mertens en Jahn had ik ver
wacht dat zij, (zelf kunstenaars zijnde) dit zouden
begrijpen, daarom zeide ik in uiijn vorig artikel
dat het wellicht overbodig was er op te wijzen.
VAS Mi i,LUIEN".
AANTEEKENINGEN SCHILDJËRKÜNSTT
Van meer dan eene zijde werd na het overlijden
van Johannes Bosboom het idee geopperd, hot
bekende karakteristieke atelier van den meester
te bewaren voor een onzeker lot en het, zoo mo
gelijk in zijn geheel, als hulde aan den geest van
den grooten schilder, te doen opstellen in ons
RÜksmuseum. Ongetwijfeld valt in dit denkbeeld
een gevoel van picteit te waardecren voor wat
met liefde en zorg werd saamgebracht cloor een
man wiens nagedachtenis hoog te eeren staat.
Maar niettemin schijnt het welgemeend idee. don
feitelijken stand van zaken wel beschouwd, ondoor
dacht en niet aanbevelenswaard. liet gaat niet
dieper dan een snel opkomend gelegenheidsidee.
De bedoeling zou zijn op ongezochte wij «e een
monument te maken voor Bosbooms werkzaam
heid, men zou een milieu waarin zijn smaak, zijn
geest zich tehuis gevoelde, openbaar doen getui
gen, voor hen die thans en later hem blijven
eeren.
Maar den grond van wat hier bedoeld wor.lt
zou men door het uitvoeren van dit plan op zeer
onvoldoende wijze bewerken, zoolang niet aan ecu
veel noodiger verplichting vol.laan is. Bosboom
is een groote figuur geweest, niet omdat hij zich
een mooi atelier heeft ingericht, maar omdat hij
nobele kunst heeft voortgebracht. Van dio kunst
nu, het moet met nadruk gezegd worden, bezit
het Kijk geen enkel voorbeeld. op dit oogenblik
hangt wel in het Rijksmuseum een prachtstuk
van Bosbooms beste schilderinv, maar wanneer
straks do Amsterdamscke Vereeniging voor Mo
derne Kunst een eigen gebouw krijgt, gaat dit
stuk moilo de collectie verlaten, en er blijven
dan in de liijkskeurverzameling niet dan eenige
werken van Bosboom over, door welke men niet
den besten wil van de wereld niemand cenig
idee kan geven van Bosboom's superioriteit.
Is het nu niet een veel grooter verplichting
tegenover Bosbooms nageda<-htc:in;. zijn lim^t, door
de plaatsing van cenigo zijner waarlijk bestu wer
ken in het Rijksmuseum, openbaar te eeren.
-dan aar, den aankoop van zijn atelier cent som
te besteden, waarvoor men eene heele verzameling
van zyn prachtige teekeningen zou kunnen koopen?
Want het moet gezegd worden, eenige schilde
rijen te krijgen waarin het groote talent van
Bosboom zich volledig uitspreekt, is (en niet zoo
gemakkelijke opdracht. Bosbooms teekeningen,
het werd hier al eens meer gezegd staan in
doorsnede verre boven zijne schilderijen, en als de
Regeering zou kunnen inzien dat van Bosbooms
kunst iets van het beste in het Museum aanwe
zig moest zijn, dan zou het zeker aangewezen
zijn, een representatieve verzameling van zijn
aquarellen bijeen te zoeken.
Door de plaatsing van zulk een collectie in het
Museum zou tegelijkertijd met een dwaze con
ventie kunnen worden gebroken. De conventie
namelijk waaraan men bij ons zich nog altoos
gehouden heeft, dat een museum van schilderkunst
alleen uit olieverf schilderijen zou moeten bestaan.
Behalve hij de etsen en gravuren in het Prenten
kabinet, waar ook enkele teekeningen geplaatst
zijn, vindt men de in Holland in dezen tijd juist
zoo buitengewoon hoog staande aquarelleerkunst
in ons Museum in het geheel niet vertegenwoordigd.
Het geval met Busuoom bewijst, hoe absurd dit is.
Met Bosboom is een zeer groot scHlder heenge
gaan, die voornamelijk door schilderijen in water
verf een meester was. Laat men zich dan haasten
een verzuim te herstellen, door van zijn aquarellen
die in ons land nog zijn, het beste aan te hou len.
Wanneer de bijbouw van het Rijksmuseum vol
tooid zal zijn en later nog meer, wanneer de
collectie der vereenigina; van Moderne Kunst haar
eigen gebouw zal hebben betrokken, komt er in
het Museum plaats genoeg om een of meer zalen
te bestemmen voor Holiandsche aquarelleerkunst.
Een teekening als b. v. die van Jozef Israéls,
die onlangs op de Teekenmaatschappij was en die
nu de firma Burfa heeft, behoorde onmiddellijk
daar een plaats te vinden. En op diezelfde ten
toonstelling in de Teekenmaatschappij had men
in eens drie vier van Bosboom's mooiste teeke
ningen kunnen hebben. Ook in bet
LuxembourgMuseum is al een gedeelte door moderne teeke
ningen in beslag genomen, en het South
Kensington-Museum te Londen is zeer rijk in hare
aquarellenverzanieling. Hoeveel te meer paste dat ons
Hollandsch Museum niet, daar onüe waterverf kunst
van dezen tijd zoo onbetwist hoog staat. Ook de
Maatschappij Arti et Amicitiae schijnt in te zien
dat aquarellen niet langer b:j oliovorfschilderijcn
achteraf gezet heliooren te worden. Op hare
najaarstentoonstellingen werden de teekeningen
altijd alleen in het akelige kamerlje bij den
ingang gestopt. Bt>n ik wel ingelicht, dan wil
men er echter ditmaal een der kleinere zalen
ook voor teekeningen beschikbaar hou len. Zoo
moet het. Holiandsche aquarellen kunnen de
nabuurschap van olieverfwerk best verdragen. In
verzamelingen van Holiandsche schilderkunst van
dezen tijd behoort aan de watervertkunst eene
plaats te worden geruimd.
Het genootschap Pulchri bereidt een algemeene
tentoonstelling van Bosbooms werk voor. Het is
te hopen, dathetliijk daar gelegenheid zal vinden.
eenigo van 's meesters koninklijke teokeningen
aan te koopen. Dat is ons land aan Bosboom's
nagedachtenis allereerst verschuldigd.
Haag, 2 Oct. '01. V.
MARIE WILT. |
Eene gebeurtenis, die te Weenen, ook door allerlei
bijomstandijheden, veel opzien baart, is de zeil- |
moord der zangeres Marie Wilt. j
D<« kunstenares was sedert eanige dagen in
de inrichting voor zenuwlijders van Dr. Ilolliiader, te
Haekingbij Weer.en, opgenomen, op haar eigen ver
zoek. Zij scheen zich in de vreedzame kalmte van j
dit sanatorium zeer wel te gevoelen en hield zich
niet van de andere zieken afgescheiden. Menig
maal zong zij, voornamelijk liederen van Sehubert, |
opbaarkamer, terwijl de overige zieken met genot
naar de, welluidende en nog steeds scuoone stem
luisterden. Toch verviel zij van tijd tot tijd in
zeer treurige stemming; zij sprak met bijzonder
verdriet over haar laatst slecht succes bij het
Mozart- feest te Salzburg. Ook verklaarde zij aan ;
een vertrouwd persoon, (Kosa Papier) dat zij l
nog altijd niet van de hoop afstand kon doen, ,'
met den jongen man, wien zij hare liefde ge
schonken had. door den huwelijksband vereenigd,
gelukkig te worden, en voegde er bij, dat zij
zich nu zeer ongelukkig gevoelde. Even nadat J
zij 's middags als gewoonlijk, zonder een
tecken van opgewondenheid te verraden, aan de
table d'höte in het sanatorium had deelgeno- j
men, verklaarde zij den dokter dat zij van plan
was naar Weenen te rijden. Daar in de inrich
ting slechts zenuwlijders en geen krankzinnigen
worden opgenomen, hebben de patiënten ook vol
komen vrijheid van beweging en kunnen zonder
eenige toestemming uitgaan. Mevrouw Wilt ver
zekerde den arts, dat zij naar baar tandmeester ]
dr. Pichler, Stephansplatz no. (i wilde gaan, daar
zij in den laatsteu tijd erg aan kiespijn h-ed. l)e :
dokter antwoordde op den wensch van de zange
res, dat bij zelf nog heden te Weenen zaken te
doen bad, en bood haar zijn rijtuig aan. om mee
te rijden, hetwelk de kunstenares aannam. Te
Weenen aangekoinon zette Dr. Hollander mevrouw
Wilt aan het aangewezen huis ai' en vroeg, wan
neer hij baar weder zou afhalen. Het was juist
4 nnr. en mevrouw Wilt merkte op: Kom niet
te vroeg, lieve dokter, wie weet, hoe lang ik bij
den tandarts mijn beurt za! moeten wachten." Dit
waren de laatste woorden, welke l)r. Iloil.nnier van
de ongelukkige vernam. De Zwettlhu?' is don
geheelen dag door vol voorbijgangers, die hem als
doortocht van do WolUeile naar dea
S'ophansplatz gebruiken i toch merkten de bewoners der
winkel-, in de bi.!Medo!i\..:rdicpirig een zonderling
paar op, dat tusschim .'! en -l uur op het plein iu-en
en weer wandelde. Hot was crue gr.; .te, vrij
corpuleiiie dame. kostbaar gvkloed e;, vo: oiiden
sieraden, zij droog een zwart zijden kleed met
veel garneering. haar hootu werd door een breeden
hoed geiieki. met een roode veer versierd. Naast de
dame wandelde een schoon gebouwd jongman met ocj:i
blonden vollen baard. De dam1: M-isoon in '-<TI
levendig maar niet opgewonden gosprek nou den
kaar verg «ellenden heer gewikkeld. Nadat beiden
langer dan oen hall uur met elkander g. -sproken
had ten reikte de dame den hoer de hand leu Letaald
afscheid en klom de aan de voorzijde van den
Stephanf-plat? oploopende trap van het groote huis op.
Aldaar bevindt zich ook de opgang tot de wacht
kamer van den tandarts Dr. Pichler. Spoedig
daarop hoorden de bewoners eene doffen slag.
Men snelde de binnenplaats op en vond het met
bloed bedekte lijk van de dame, welke men
vroeger in den Zwi ttihof had zien wandelen.
Zoo berichtte de New- Vreie Presse den eersten
dag. De zangeres was uit een raam. der vierde
verdieping gesprongen ; op de vensterbank vond
men haar parasol en haar hoed.
* *
*
Marie Wilt was eene zonderlinge persoonlijk
heid. In 1834 was zij te Weenen geboren : zij
was vondelinge en heelt nooit hare ouders gekend.
Daar zij reeds vroegtijdig meende stem te heb
ben, ontwaakte in haar het verlangen, zangeres
te worden, en men zond het zestienjarige meisje
naar den zangleeraar Karel Kunt, die tusschen
de jaren 1810 en 60 te Weenen zeer geroemd
werd, om dojr dezen hare stem en begaafdheid
te laton keuren. Met eene voorbirigheid, die bij
beroemde meeste) s niet ongewoon is, verklaarde
Kunt het waarschijnlijk zeer schuchtere eii
verlegene meisje, nadat hij zich door haar iets
had laten voorzingen: Mijn kind, hoe komt ge
er toe, te willen zingen'? Ge hebt immers in't ge
heel geen stem!" Door deze beslissende woorden,
die later zoo schitterend zijn wede:legd, scheen
aan het jonge meisje het vooruitzicht, ooit eene
zangeres te kunnen worden, voor altijd ontzegd,
en zij moest nu bedenken, hoe dan den kost te
verdienen.
Zij trad met den ingenieur Frans Wilt, die voor
zijne verdiensten bij de stadsvcrgrooting en de
groote openbare gebouwen te Weenen in 1833 tot
opperbouwraad is benoemd, in het huwelijk. Als
huisvrouw kon zij zich niet meer zoo ijverig aan
bate muzikale neigingen wijden, te meer daar
zij in de eerste jaren van haren echt met eene
bedenkelijke borstkwaal had te kampen, waarvan
zij echter na vijf jaar volkomen genezen is. Toch
vond zij ook in haar eigen huis wel eenige
artistieke aanmoediging. Zij begon dus weder
te zingen en werkte zelfs op concerten mee.
In het jaar 18.'G zong zij de parlij van
Je mina in Schubcrt's L'izants, nam toen bij
professjr Wolif les in het zingen en debuteerde
in het jaar 18bT> te Graz als Donna Anna. Zij
trad vervolgens onder den naatn \Vilda" te Ber
lijn op en weid later bijzjnder enthousiast te Londen
begroet, waar zij in Covontgarden-Theatre de
Norinu zong. Xa twee jaar in 't buitenland
op 't tooneel werkzaam te zijn geweest, keerde
zij naar Weenen terug en zong aan liet
Ilufopvirntiieater de ]j:<ni'):re in den 7VondatZo)ir.
Op dit debuut volgde een engagement, en in 187(5
verkreeg de kunstenares den titel van kamer
zangeres. In het jaar 1878 verliet zij weder de
hofopera, nam sedjrt dien t'jd geen vast engage
ment ineer aan en ging soms op kunstreizen.
Marie Wilt had een buitengewoon veel omvat
tend repertoire, dat zoowel partijen voor de
hoogste sopraaiiliggirig als voor altslem
bevatIep. Hare krachi zocht zij 111 de opera's van
Meijerbeer en Mozart, in den laat si en tijd
ook in de Ilongaarsehe nationale opera's
Jjiinkhniii (Melinda) en Jluiii/'uly L«<zlo (Klizabeth).
Hare veeizij Hgheid maakte haai' tot eene
werkclykun steun van de opera waartoe zij behoor
de. Niet spoedig zal er eene dramatische kun
stenares weer komen, die ondanks het ongunstige
van een weinig innemende uiterlijke verschijning
oj> zoo buitengewoon groote successen kan wijzen.
Evenals hare stem deed ook eerst na den ge
wonen lijd Marie Wilt's persoonlijkheid hare
rechten gelden. Zij begon als eene gewone huise
lijke echtger.oote en had haren man kalm lief.
Eerst op later leeftijd ontwikkelde zich bij de
giove leelijke vrouw de zonderlinge ziekelijke
hartstocht, die haar zelfmoord gedreven heelt.
Toen droomde zij van eene ideale liefde en kon
hiervoor steeds maar' geen wederliefde vinden.
Terwille van een jongen Rus nam zij eene reeks
van gastvoorstelliiigeii naar Rusland aan: ter wille
van een student te Graz gal' zij aan de Univer
siteit aldaar 100,000 florijnen. En dit terwijl
zij voor zich zeil spaarzaam, bijna gierig was.
Zij leefde niet als ar.dere beroemde kunstena
ressen ; zij woonde uiterst bescheiden en hield haar
klein huishoudentjo geheel in orde. Zij schuierde
den vloer van haar vertrekken, reinigde zelf haar
kleuren, droeg zeil' haar reistasch en ging te voet
naar het station, wanneer zij Weenen verlaten
moest, oiu hier ol d Aar eene gastrol te vervullen.
Had zij in de ilolopeia gezongen, dan bezocht zij
niet een voornaam restaurant, om haar souper te
gebruiken, maar ging in een der eenvoudigste
gaarkeukens en bestelde daar een hoogst beschei
den maal, waarbij zij niet vergat er op aan te
dringen, dat men haar een zeer groot-.? port'e van
de bestelde spijs moest brengen. Hare keuken te
huis nam zij geheel alleen waar, en zelfs voorde
groote wasch" gebruikte zij zelden een help-ter.
Hierover werd te Weenen natuurlijk vet! gespro
ken en er waren allerlei verhalen in omloop om
trent de kleingeestige gierigheid der groote zan
geres.
Do tegenstrijdigheid tusschen deze feiten en
bare vrijgevigheid in trroote zaken zon op zich
zeil' niet van vee! belang geweest zijn : zij komt
toch meer voor. Nu die groote zaken echter alle
niet passioneeie afdwalingen in verband bleken te
staan, leveren zij eene nieuw.! bijdrage tot ken
schetsing van den toestand der ar.ne vrouw.
chalvc het treurige der zieKafdwalin.a1, en do
?oote belangstelling die de We-eners voor hunne
.'gaaldo zangeres hadden, is er nog eene
oma.'üiigbeid dij maakt dat het geval voel besproken
ordt. Marie Wilt had een groot vermogci'.. dat
10!' hare .spaarzaamheid goed bewaard bleef.
ej Joden jaar maakte zij een testament, waarbij
-.n haar dochier, Me\r. G.ittingcr. lnoooo ilorinien.
i aan allerlei jif r.-oncn en instellingen groote
lega?11 vormaakl. werdevi. Op !"> Mei echter van dit
arsloi.t zij bij eene leveiisverzekeringmaatschajipii,
1 J.s-c 'if:i:.i(ini t/ïm.i-iili va:i Triest eene
verzckeI.L:, waarvoor xij I'HI.IKHI nij-ien stortte en eene
en 's j irti-s zon ontvangei:.
e/.--' iijlrcntc is nog niet
rce>!
erfgenamen zijn van de nalatenschap berooid.
In deze omstandigheden is het een belangrijk
punt, te bepalen, wanneer of in hoerare men
kan rekenen dat Maria Wilt krankzinnig ge
worden of krankzinnig geweest is.
De volgende verklaring schijnt bijna afdoende,
maar zal zeker ook aan tegempraak onderhevig
zijn. Haar schoonzoon, de heer Gottinger, verklaart
in de Neue Vreie Presse het volgende; Mevrouw Wilt
heeft een reeks van jaren in Oad-Aussee bij barones
T. gewoond; hier vertoefden ook baron A. als
gast. Mevrouw Wilt leerde in het jaar 1889 den
gouverneur van de zoons van baron A. kennen,
een '26 jarig jongman, genaamd Dr. W.; Mevrouw
Wilt nam de vriendelijke tegemoetkoming van
den jongen man zeer ernstig op ; in korten tijd
werd zij hartstochtelijk op Dr. W. verliefd. Mevrouw
Wilt dong naar de genegenheid van d^n jongen
man, en reisde hem naar alle plaatsen, waar hij
zich ophield, na. Zij vervolgde hem naar Meran,
Monaco en naar andere steden. Dr. W. wilde
tegenover de kunstenares niet de gevoelens
huichelen, die hij niet jegens haar koesterde. Toen
hij de hartstochtelijke liefde der vrouw opmerkte,
wees hij haar met kracht af. Mevrouw Wilt wilde
hem ondanks dit niet opgeven; ten laatste s-chreef
Dr. W. haar, dat hij haar de deur moest wijzen,
wanneer zij er niet van afzag naar zijne liefde
te streven.
Dit schrijven bracht de kunstenares in bijna
waanzinnigen toestand. Zij vertrok naar Weenen,
waar ?ij eene woning aan d, n Karnthnerring No. 2
betrok. En hier vertoonden zich de eerste sporen
dat haar geestestoestand niet normaal was Eene
opvoering in het Volkstheater, welke zij bijwoonde,
bracht haar in zulk eene spanning, dat zij in on
macht uit het gebouw gedragen moest worden.
Van Weenen vertrok zij nu naar de badplaats
Schmecz, waar zij door haar zonderling gedrag
in 't oog liep. Zij verklaarde hier zelve, dat zij
zich onder toezicht van een geneesheer voor ziels
ziekten wilde stellen.
Ik wist", vertelt Gottinger, mama te bewe
gen bij ons te komen. Ik moest spoedig daarop
mijn engagement te Graz aanvaardar, waarheen
mama ons volgde. De tooneelen, die hier afge
speeld werden, zijn onmogelijk te beschrijven:
Mevrouw Wilt gedroeg zich als een razende, zij
kroop en wentelde zich over den grond en
schreeuwde en weende, liet werd mij duidelijk,
dat haar verstand aangedaan was. Ik haalde onzen
huisdokter, dr, Metz. Toen deze tegenover mevrouw
Wilt stond, constateerde hij terstond, dat zij krank
zinnig was en gaf mij den raad, den directeur
van net krankzinnigengesticht te Feldhof, Dr.
Schlaiigenbaiisen, te raadplegen. Ik waagde het niet,
den directeur Schlangenhausen als
kraukziunigendokter voor te stellen. Ik noemde, hem tegenover
mama Dr. Meier en stelde hem ais president van
de Academische zangvcreeniging te Würzburg voor.
In den beginne deed zij. alsof zij van zijne tegen
woordigheid niets merkte, zij gedroeg zich geheel
apathiek en stompzinnig. Uit eene vertelling wist
ik, dat Dr. W., aan wien de arme mama voort
durend dacht, phüoloog en germanist was. Direc
teur Schla'igenhausen dued het nu tegenover
Mevrouw Wilt voorkomen alsol hij ook philoloog en
germanist was; van dat oogenblik af veranderde
haar gedrag jegens hem, hij had door deze ver
klaring haar hart gewonnen, en zij vertelde hem
hare treurige geschiedenis. Ivi gelijk zij vroeger
voor dr. W. dikke folianten gecopiei'-rd ha l, schreef
zij thans voor directeur Schlangenhausen gcheele
deelen uit medische werken over, van welker in
houd zij geen denkbeeld had. En toch was zij
gelukkig, wanneer zij maar uittreksels mocht
maken.
Zij dreigde voortdurend met zelfmoord; toen
professor Doller uit Graz haar bezocht, s-prak zij
met hem alleen over zelfmoord en verzocht hem,
haar te zeggen, op welke wijze men zich het best
van het leven bcrooven kon.
Zij verklaarde, dat zij in niets meer p'eizier
had, en aan haar leven een einde maken wilde,
zij moest vergif heb jen, hoe Zj er dan ook aan
moest komen.
Directeur Schlangenhausen legde een getuigenis
af. volgens hetwelk mevron.v Wilt aan mclar.cholie
in hoogen graad en aan krankzinnigheid leed, en
dientengevolge niet meer in het voile bezit
van hare verstandelijke vermogens was. en onbe
kwaam om over haar vermogen te beschikken.
Mevrouw Wilt bad kort te voren aan haar zaak
gelastigde te Weenen, dr. Heardth, op heel gewone
briefjes geschrevene bons voor ruim tl 'JOO.OO
gezonden, die zij voor /eer zonderlinge doeleinden
bestemde. Dr. llaerdth schreef haar een brief,
waarin hij haar voor zoodanige buitensporigheden
waarschuwde. Zij gaf ten slo'te toe; zij liet zich
de beide codicillen van ruim 200.000 ri. toezenden
en verscheurde ze weder.
Hare gedachten hielde:! zich steeds met Dr. W.
bezig. Eens zeide zij tot mij: Ik moet mijn naam
doen geiden, ik moot dien knaap toonen, wie
.Marie Wilt is. ik wil een groote schenking doen."
Gottinger vertelt, dat op zijn aanraden Mevrouw
Wilt het bedrag van lOO.dtid 11. voor de studen
ten te Graz bestemde, dat hij zelf den schenkbrief
beeft opgemaakt, en dar alle lezingen alsof hij
deze gift iiad willen beletten, onwsar zijn. Mevrouw
Wilt sprak, zoo dikwijls er van de schenking
sprake was, steeds van Dr. W. Zij zeide : Zil
Dr. W. van mijn schenking hoorcny Zal de jonge
man het groote hart erkennen, dat hij versmaad
heeft''. '
In .ianniri win dit ja.ir verbeeldde Mevrouw
Wilt zich plotseling, dat zij eene ernstige
longj ontsteking ba-!. Dr. Merz, die haar onderzocht,
| vm.d haar, m?t uitzondering van eene lichte
kaI tarrb, volkomen gezond. Mevrouw Wilt bleef er
echter bij. dat zij doodziek was. maakte een tes
tament, op, waarin /.ij aan Dr. W. f>() W)0 11. ver
maakte en spe-.l Ie een sterfscène.
Tegenover do cchtgeuoote van den redacteur
Dr. Z. te Graz, verklaard.-- zij, dat zij haar
verj mogen geheel wilde vernietigen ; zij zocht een diep
water, y.eide zij, om haar gfheel vermogen, met oen
steen bezwaard, daarin te doen zinken. Ik zal
j eerst dan weder gelukkig zijn.'1 zeide mevrouw
Milt. wanneer ik nog maar honderd gulden bezit.
Ik zal daar ophouder, waar ik begonnen ben. Ik
heb ."Is von-k-lirg nie;-; l.-jzelon. 'en wil ook' na
mijn dood niets nalaten''.